21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 524 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 februari 2015

In de schriftelijke beantwoording van vragen van uw Kamer naar aanleiding van de Telecomraad van 27 november jl. (Kamerstuk 21 501-33, nr. 517), alsmede in het verslag van deze Raad (Kamerstuk 21 501-33, nr. 518) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen over de ontwerpverordening voor de Europese interne markt voor telecommunicatie. Hierbij stuur ik uw Kamer een beeld van de laatste stand van zaken van de onderhandelingen. Binnen de Raad is er overeenstemming over het feit dat de reikwijdte van de ontwerpverordening zich zou moeten beperken tot de onderwerpen roaming en netneutraliteit.

Roaming

In de onderhandelingen over roaming heeft Nederland zich steeds uitgesproken voor een snelle invoering van bellen, sms-en en internetten in de Europese Unie tegen nationaal tarief («Roam Like at Home», RLAH), maar wel onder voorwaarden. De wholesale roaming tarieven (tarieven die telecombedrijven elkaar in rekening brengen als hun klanten zich over de grens begeven) zouden eerst verlaagd moeten worden en ruim voor de invoering zouden duidelijke afspraken gemaakt moeten worden over de invulling van het zogenaamde «fair use» principe (beperking van RLAH tot normaal buitenlands gebruik). Lidstaten hebben voor het invullen van deze voorwaarden een advies afgewacht van de Europese organisatie van telecomtoezichthouders (BEREC), dat in december verscheen.

Uit de analyse van BEREC blijkt dat het invoeren van RLAH (ook met een «fair use» beperking) zonder aanpassing van de wholesaletarieven ingrijpende gevolgen zou hebben voor lidstaten waar de totale roamingkosten voor telecombedrijven hoger zijn dan de roaminginkomsten, zoals Nederland. De telecombedrijven in die landen zouden te maken krijgen met forse verliezen, wat waarschijnlijk zou leiden tot verhoging van de nationale tarieven. Om dit te voorkomen zou de «fair use» bundel zodanig moeten worden ingeperkt dat van bellen en internetten in het buitenland «zoals thuis» geen sprake meer is. Indien de maximale wholesale roamingtarieven worden verlaagd voordat RLAH wordt ingevoerd zou de «fair use» bundel ruimer kunnen zijn. BEREC heeft echter nog geen analyse kunnen maken om te kunnen adviseren over het niveau van de wholesaletarieven.

Gegeven de complicaties van deze twee varianten schetst BEREC tot slot een alternatieve benadering voor de vaststelling van de roamingtarieven voor gebruikers waarbij de nationale tarieven worden verhoogd met een beperkte kostenopslag overeenkomend met de extra (wholesale)kosten.

In een poging de impasse te doorbreken haakt het Letse voorzitterschap aan bij dit laatste alternatief. Een recent compromisvoorstel voorziet allereerst in een tijdpad voor herziening van de wholesale roamingregulering van drie tot drie en een half jaar. Tegen die tijd wordt opnieuw bezien hoe de regulering voor de retail roamingmarkt eruit moet zien. Tot die herziening, en vanaf de inwerkingtreding van de verordening, stelt het voorzitterschap voor om consumenten een beperkte toeslag bovenop het nationale tarief te laten betalen («RLAH+»), gelijk aan de thans geldende maximale wholesale roamingtarieven. Met deze benadering zouden de maximale roamingkosten voor de consument aanzienlijk worden verlaagd ten opzichte van huidige tariefplafonds, terwijl telecombedrijven in staat blijven om hun inkoopkosten goed te maken. Tot slot oppert het Letse voorzitterschap om consumenten aanvullend een «basic roaming allowance» te bieden; een beperkte hoeveelheid belminuten, sms’jes en data waarvoor het nationale tarief (zonder opslag) zal gelden. Deze allowance moet consumenten in staat stellen een aantal basishandelingen te verrichten, maar is niet bedoeld om consumenten hun binnenlandse consumptie te kunnen laten nabootsen.

Uit recente discussies in de Raad blijkt dat veel lidstaten het voorstel kunnen steunen. Ook Nederland kan instemmen met dit compromis, aangezien een ruimere invulling van RLAH niet wenselijk is zonder eerst de wholesaletarieven aanzienlijk te verlagen, omdat dan het risico bestaat dat de nationale tarieven verhoogd zullen worden. BEREC moet voldoende tijd krijgen om een doorwrochte analyse te maken van de werkelijke kosten om het juiste niveau van de wholesale tarieven te kunnen bepalen. De voorgestelde benadering zal al op redelijk korte termijn (vanaf de inwerkingtreding van de verordening) forse besparingen opleveren voor de consument.

Netneutraliteit

Tijdens de Telecomraad van 27 november jl. sprak een meerderheid van lidstaten zich uit voor het vastleggen van algemene principes over netneutraliteit in Europese wetgeving. Het Letse voorzitterschap heeft daarop een eerste compromisvoorstel voorgelegd aan lidstaten.

De discussie in de Raad gaat nu met name over de vraag of netneutraliteit meer of minder strikt moet worden ingevuld, bijvoorbeeld of de lijst van toegestane verkeersmaatregelen indicatief of uitputtend moet zijn, en of het onderscheid tussen internettoegang en andere diensten nader moet worden uitgewerkt. Nederland kiest hierbij voor een strikte invulling om het beginsel van netneutraliteit zo goed mogelijk te waarborgen en om een duidelijke afbakening van internet ten opzichte van andere diensten te maken, zodat het voor bedrijven duidelijk is wanneer zij zich aan de netneutraliteitsregels moeten houden.

Naar aanleiding van het Nederlandse pleidooi in de Raad om een verbod op prijsdiscriminatie op te nemen in de Europese wetgeving, heeft het voorzitterschap dit thema diverse keren geagendeerd. Over de wenselijkheid van een verbod op negatieve prijsdiscriminatie (het in rekening brengen van extra kosten voor het gebruik van bepaalde diensten of applicaties) bestaat in principe overeenstemming. Over positieve prijsdiscriminatie (het verlenen van kortingen op de kosten van het datagebruik of gratis datagebruik van bepaalde diensten of applicaties) zijn de meningen verdeeld. Nederland heeft gepleit voor een expliciet en duidelijk Europees verbod op prijsdiscriminatie, inclusief positieve prijsdiscriminatie, in lijn met Nederlandse wetgeving. Hiervoor is steun van een aantal lidstaten (Slovenië, Slowakije, Polen, Luxemburg, Oostenrijk, Malta en Griekenland). De meeste andere lidstaten willen alleen negatieve prijsdiscriminatie Europees verbieden. Om die reden zijn de inspanningen van Nederland er nu op gericht om zeker te stellen dat lidstaten die dat wenselijk achten, regels met betrekking tot positieve prijsdiscriminatie kunnen vaststellen. Dit voorstel moet nog worden uitgewerkt en zal binnenkort worden besproken.

Vervolg

Het Letse voorzitterschap streeft ernaar in de komende maanden tot een Raadspositie te komen, zodat de onderhandelingen met het Europees parlement van start kunnen gaan. Ik zal uw Kamer over de verdere voortgang van de onderhandelingen op de hoogte houden.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven