22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2008 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 oktober 2015

Op 9 juni jl. hebben de Minister van Financiën en ik uw Kamer geïnformeerd over het «Akkoord EFSI en oprichting Netherlands EFSI Investment Agency»1. De komst van het «Europees Fonds voor Strategische Investeringen» (EFSI) sinds september jl. betekent ook voor Nederlandse projecten een interessante financieringsoptie. Om optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden die het EFSI biedt heeft het kabinet deze zomer het «Netherlands EFSI Investment Agency» opgericht. Deze moet er voor zorgen dat Nederlandse projecten optimaal gebruik kunnen maken van het EFSI. Hiertoe is inmiddels een centraal loket en ondersteunend bureau ingericht. Het kabinet voorziet daarmee in een grote behoefte bij de stakeholders van medeoverheden, bedrijfsleven en financiële instellingen.

Bij de opdracht aan de heer Kremers voor het oprichten van het Netherlands EFSI Investment Agency heeft het kabinet aan hem tevens gevraagd om in september met een uitgewerkt advies te komen voor de agenda en verdere aanpak. Met deze brief bied ik u zijn adviesrapport aan2, evenals mijn reactie daarop.

Ik ga in deze brief tevens opnieuw in op de initiatiefnota van de SP voor een Nationale Investeringsbank, zoals toegezegd tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen 2014 (Handelingen II 2014/15, nr. 3, item 3), en op de aangehouden motie van het lid Samsom c.s.3 voor de oprichting van een Nationale Innovatie Bank, zoals toegezegd in de Algemene Politieke Beschouwingen 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 3, item 6).

Oprichting Nederlands Investerings Agentschap

Door de heer Kremers is in korte tijd een bureau ingericht in Amsterdam dat voorlichting geeft over het EFSI, en dat ondersteuning biedt aan kansrijke projecten zodat die voor EFSI-financiering in aanmerking kunnen komen. Daarmee is nu een centraal informatiepunt inclusief website, kantoor, e-mailadres en telefoonnummer actief, een netwerk van strategische partners aangesloten, en een protocol voor de werkwijze van het bureau opgesteld. Ook is een eerste voorraad beschikbaar van 55 investeringsprojecten, in verschillende stadia van voorbereiding, die voor het EFSI in aanmerking kunnen komen.

In zijn advies over de verdere aanpak geeft de heer Kremers aan dat door samenwerking en het bundelen van expertise en middelen voor investeringsprojecten van de rijksoverheid en van decentrale overheden, de effectiviteit en efficiency daarvan versterkt kan worden. Er is een breed scala aan middelen voor zowel project- als ondernemingsfinanciering met ieder een eigen rechtvaardiging. Differentiatie kan goed zijn voor specifiek maatwerk, maar omdat uitvoering in veel verschillende handen ligt (zowel centraal en decentraal, als publiek en privaat) kan een gecoördineerde inzet er voor zorgen dat publieke middelen nog beter benut worden voor het realiseren van investeringsprojecten. Daardoor kan ook, samen met private beleggers, nog beter geprofiteerd worden van het EFSI bij de Europese Investeringsbank (EIB).

Het EFSI voorziet de EIB van de mogelijkheid om samen met co-financiers meer en ook meer risicovolle investeringen te doen. In veel andere Europese lidstaten wordt daarvoor samengewerkt met de daar aanwezige «National Promotional Banks and Institutions» (NPBI’s). Het advies constateert dat het in Nederland ontbreekt aan een dergelijk instituut op nationaal niveau. Er zijn diverse regionale en sectorale instellingen die een deel van deze functionaliteiten vervullen, zoals de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) en de private Nederlandse Investeringsinstelling (NLII). Ook wordt vanuit de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) een breed scala gerichte financieringsinstrumenten aangeboden voor zowel project- als ondernemingsfinanciering. Oprichting van een NPBI vergt relatief veel tijd en een gedegen aanpak. Daarom acht de heer Kremers het verstandig dat met het Netherlands EFSI Investment Agency is begonnen om als coördinatie- en ondersteuningspunt snel en efficiënt gebruik te maken van de al aanwezige functionaliteiten in Nederland. Parallel aan deze snelle opstart ten behoeve van het EFSI wordt aanbevolen om zo spoedig mogelijk een verdergaande variant uit te werken richting een volwaardig investeringsagentschap. Dat kan (voor het EFSI en breder) nog meer voordelen bieden in termen van effectiviteit, kostenefficiëntie, governance, en flexibiliteit om nieuwe uitdagingen op te pakken. Zo kan het NIA verder worden opgeschaald naar een werkelijke bundeling van het daartoe geschikte deel van het publieke financieringsinstrumentarium om markt- en overheidsfalen aan te pakken en met bundeling van bijbehorende expertise.

De aanbeveling in het advies is daarom om de huidige organisatie door te ontwikkelen tot een slagvaardig Nederlands Investerings Agentschap (NIA) met de volgende vormgeving en taken:

  • 1. Een overheidsorganisatie met een eigen profiel en eigen exploitatiemiddelen, gebaseerd op een mandaat van en verantwoording aan de Ministers van Economische Zaken en Financiën en participerende (de-)centrale overheden;

  • 2. Een organisatie waarin coördinatievermogen en hoogwaardige financieringsexpertise wordt samengebracht, waar de markt deze nog niet biedt, en die uitstekende ingangen heeft in de relevante Nederlandse en Europese overheidsorganisaties op alle technische en bestuurlijke niveaus;

  • 3. Een organisatie waarin voor cofinanciering door (de-)centrale overheden en gebruik van het EIB/EIF-loket juridische entiteiten met een eigen governance kunnen worden opgericht, als maatwerk voor publieke doeleinden in een privaatrechtelijke context.

Reactie

De eerste twee aanbevelingen in het advies geven aanleiding om het Netherlands EFSI Investment Agency direct te verbreden tot het Nederlands Investerings Agentschap (NIA), met een bredere focus dan het EFSI alleen. Het NIA organiseert de samenwerking en brengt de middelen en expertise samen van verschillende overheden, nationaal en regionaal, en van co-financiers op een voor alle betrokkenen effectieve en transparante wijze. Door samen te werken in het NIA, kunnen publieke instanties hun expertise en bestaande middelen op elkaar afstemmen en bundelen met het doel om meer investeringen in de Nederlandse economie te realiseren.

Het NIA heeft hiermee al een bescheiden begin gemaakt, via detacheringen vanuit de ministeries van Economische Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Infrastructuur en Milieu, bedoeld om complementaire middelen te bundelen en gedeelde projecten uit te werken.

Ook decentrale overheden hebben het plan op deze wijze deel te nemen in het NIA, en ik omarm deze samenwerking met de regio’s. Zij hebben eerder ook gepleit voor de instelling van het centraal en ondersteunend coördinatiepunt. Ik zal daarom op korte termijn met regionale overheden in overleg treden om tot concrete afspraken te komen over de samenwerking tussen Rijk en regio in het kader van het NIA. Hiermee bouwen Rijk en regio voort op de strategische Samenwerkingsagenda van december jl., die invulling geeft aan een nieuw partnerschap op het gebied van regionaal economisch beleid.

Zo ontstaat met het NIA een slagvaardige organisatie op zowel Europees, nationaal als regionaal niveau, waarbij bestaande instrumenten en fondsen effectief en efficiënt worden ingezet om publieke en private investeringsprojecten van de grond te krijgen. Het NIA is als neutrale en onafhankelijke overheidsinstantie bij uitstek in staat deze samenwerking en bundeling op een voor alle betrokkenen transparante en zichtbare manier tot stand te brengen. Het is daarmee zowel een spil als aanjager in het veld van verschillende publieke en private instellingen.

Het NIA heeft met deze stappen nog geen eigen juridische status om overeenkomsten aan te gaan, zoals de heer Kremers in zijn derde aanbeveling adviseert. Om effectief van het EFSI gebruik te kunnen maken, is het nodig dat voor ieder project minimaal 50% cofinanciering wordt ingebracht. Ook dienen kleinere, vergelijkbare projecten gebundeld te worden, om voor het EFSI in aanmerking te kunnen komen. En voor alle projecten vereist de EIB een contractpartner, waar in het geval van publieke projecten niet altijd sprake van is. Ik ben daarom bereid te onderzoeken of het NIA verder moet worden ontwikkeld tot een investeringsagentschap met een eigen juridische entiteit, om het benodigde maatwerk te kunnen leveren voor cofinanciering door (de-)centrale overheden en gebruik van het EIB/EIF-loket.

Vanwege de uitvoering van verschillende financieringsinstrumenten, heeft Economische Zaken ruime ervaring met het samen met de markt verantwoord investeren in ondernemingen en projecten. Daarmee wordt bovenop de publieke middelen een groter bedrag private investeringen gemobiliseerd. Dit is precies de werkwijze die het EFSI volgt. Ik zal daarom bij de doorontwikkeling van NIA de kennis en ervaring van deze instrumenten benutten, om te zien of een koppeling van dit instrumentarium met het NIA toegevoegde waarde oplevert voor de investeringen in Nederland.

Omdat ook de Nederlandse Investeringsinstelling werkt aan het structureren en bundelen van investeringsprojecten, maar dan specifiek gericht op investeringen (mede) gefinancierd door institutionele beleggers, is een goede samenwerking tussen het NIA en de NLII essentieel. Door goede afstemming en samenwerking tussen het NIA en de NLII ontstaat een publiek-private samenwerking daar waar ze elkaar kunnen versterken, zonder dat publiek wordt ingevuld wat de markt ook zelf kan.

Waar bundeling van publieke en private investeringsprojecten mogelijk is, die voor meerdere financiers interessant zijn, zullen de activiteiten van het NIA en de NLII goed op elkaar moet worden afgestemd. Voor een deel gebeurt dit nu al in gezamenlijke werkgroepen van de NIA, waarin ook NLII participeert. En de NLII kent een functionerend platform waarin de relevante strategische partners participeren. Om deze samenwerking nog verder gestalte te geven, en een eenduidig onderscheid aan te brengen tussen de pre-competitieve en publieke activiteiten van het NIA en de activiteiten voor de institutionele beleggers van het NLII, zal ik de heer Sibbing, CEO van de NLII, vragen om voor eind november aan te geven hoe het NIA en de NLII het best gepositioneerd kunnen worden ten opzichte van elkaar. Ik zal uw Kamer over zijn bevindingen rapporteren.

Voorstellen vanuit de Tweede Kamer

Zoals door de Minister-President toegezegd tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen van 2014 en van 2015, zal ik reageren op de voorstellen van de SP en van de PvdA voor respectievelijk een «Nationale Investeringsbank» en een «Nationale Innovatie Bank». Ook verzoekt de motie Verhoeven en Vos4 om de British Business Bank te zien als een inspiratiebron waarop ondernemers in hun financiering kunnen worden voorzien.

Uitgangspunt van de PvdA- en SP-voorstellen is dat een nieuwe publieke bank de mogelijkheid biedt om een directe en aanvullende bijdrage te leveren aan de investeringen in Nederland, zowel voor generieke ondernemingsfinanciering als voor specifieke investeringen in innovatie en duurzaamheid. Er is al een breed palet aan publieke middelen, om met de markt in zowel deze generieke als specifieke thema’s te investeren. Ook EFSI-financiering door de EIB verloopt langs een aantal prioritaire thema’s, waaronder mkb-financiering, onderzoek en innovatie, en duurzaamheid. Met de bundeling en afstemming van relevante expertise en publieke middelen in het NIA, en samenwerking met de NLII, kunnen daarmee meer investeringen in de Nederlandse economie worden gerealiseerd. Wel zal ik, zoals aangegeven in deze brief, onderzoeken of er aanleiding is het NIA door te ontwikkelen tot een investeringsagentschap met een eigen juridische entiteit. De bestaande beschikbare publieke en private middelen worden door de hierboven beschreven verbreding en doorontwikkeling van het NIA beter ontsloten. Deze route heeft voor mij de voorkeur boven het oprichten van een staatsbank met de noodzaak van het mobiliseren van kapitaal voor een balans en exploitatie- en risicokosten.

Voor de ontwikkeling van het NIA is de British Business Bank, net als andere NPBI’s in de EU, een inspirerend voorbeeld, in lijn met wat mij is verzocht in de motie van de leden Verhoeven en Vos. Net als bij het NIA is daar namelijk sprake van een helder en toegankelijk loket voor zowel publieke als private financieringsmogelijkheden, en is expertise aanwezig om aanvragers daarin verder te helpen.

Ik zal uw Kamer in de eerste helft van 2016 nader informeren over de doorontwikkeling van het NIA.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Kamerstuk 22 112 nr. 1977

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Kamerstuk 34 300 nr. 13

X Noot
4

Kamerstuk 34 000-XIII nr. 33

Naar boven