21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1320 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 november 2015

Hierbij zend ik u het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 9 en 10 november te Brussel.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 9 en 10 november te Brussel

Eurogroep

1. Bankenunie

De Eurogroep werd door de voorzitter van de gemeenschappelijke afwikkelingsraad (SRB), Elke König, geïnformeerd over de voortgang van de werkzaamheden van de SRB. Op dit moment zijn er 111 medewerkers; uiteindelijk zullen dit er tussen de 250 en 300 worden. Er is een samenwerkingscomité opgericht door de SRB, ECB, de Europese Commissie en nationale afwikkelingsautoriteiten waarin gesproken wordt over een handboek voor de afwikkeling van banken om ervoor te zorgen dat binnen het SRM afwikkelingsplannen van banken door de SRB en nationale afwikkelingsautoriteiten zoveel mogelijk consistent en uniform worden opgesteld. Ook heeft de SRB een eerste dialoog met de bankensector gehad over de contributies aan het resolutiefonds.

Vooruitkijkend schetste König als uitdaging om het gehele proces rondom de eventuele afwikkeling van banken zoveel mogelijk te planmatig te laten verlopen. Een bank moet kunnen falen zonder de gehele economie mee te trekken. Hierbij noemde König ook het belang van voorstellen rondom MREL (minimum requirement for own funds and eligible liabilities) en TLAC (Total Loss Absorbing Capacity). De gemeenschappelijke afwikkelingsraad is dan een laatste middel in het afwikkelingsproces, en in principe niet meer dan een speciale insolventieprocedure. Hierbij is de implementatie van de BRRD en een goede vorm van brugfinanciering belangrijk. Tot slot heeft König aangegeven dat grensoverschrijdende afwikkelingszaken in de bankenunie een blijvende prioriteit zijn.

Op de vraag van de Eurogroepvoorzitter hoe banken preventief kunnen handelen in het kader van resolutieplanning, gaf König aan dat niet voor elke bank hetzelfde recept geldt, maar dat het onder meer gaat om de IT-infrastructuur, de juridische structuur van banken, en de omvang en de kwaliteit van het eigen vermogen.

Ook de Europese Commissie benadrukte bij monde van Eurocommissaris Hill dat de samenwerking tussen de SRB, nationale autoriteiten, ministeries en de ECB van groot belang is.

2. Griekenland

De Europese Commissie heeft de Eurogroep teruggekoppeld over haar bezoek aan Griekenland en de stand van zaken met betrekking tot het leningenprogramma. De Europese Commissie heeft aangegeven dat er vooruitgang is geboekt bij de implementatie van de eerste set milestones. Deze milestones zijn gekoppeld aan een uitkering van twee miljard euro. De gesprekken tussen de instituties en de Griekse autoriteiten zijn constructief.

Tevens is er gesproken over het tijdspad met betrekking tot de bankenherkapitalisatie en de rol van private partijen hierin. Op het moment dat de ontwikkelingen in Griekenland leiden tot een volgende stap in het besluitvormingsproces zal de Kamer separaat worden geïnformeerd.

3. Economische situatie

Eurocommissaris Moscovici heeft een presentatie gegeven over de huidige economische situatie. De resultaten van de herfstraming van de Commissie zijn gepubliceerd op 5 november jl. Hij heeft ook aangegeven dat de opinies van de Commissie over de conceptbegrotingen op tijd zullen komen voor bespreking in de Eurogroep van 23 november.

De Europese Centrale Bank heeft aangegeven dat de structurele doelen uit het Stabiliteits- en Groeipact dienen te worden gehaald en dat dit met name een belangrijk punt van zorg is voor die lidstaten met een hoge staatsschuld.

In de Eurogroep is er verder gediscussieerd over de vraag hoe economische groei kan worden gestimuleerd in de eurozone. Hier kwam onder andere de rol van de eurozone in de mondiale economie ter sprake. Tevens werd het belang van structurele hervormingen benadrukt en het effect hiervan op de economische groei, zowel van de lidstaat waar de hervormingen plaatsvinden als de andere lidstaten (spillover effecten).

4. Spanje

De Eurogroep heeft gesproken over de vierde post-programme surveillance missie naar Spanje. Deze missie, waaraan de Europese Commissie, de ECB en het ESM deelnamen, heeft plaatsgevonden van 5 tot 8 oktober jl. Het doel van post-programme surveillance is het verkleinen van het risico dat een land dat steun heeft ontvangen terugvalt op «oud beleid», wat risico’s voor de financiële stabiliteit met zich mee kan brengen en in het ergste geval de terugbetaalcapaciteit van een land in gevaar brengt.

De Europese Commissie en de ECB hebben hierbij aangegeven dat er sprake is van sterke groei en een verbetering van de kwaliteit van eigen kapitaal van banken. Het herstel wordt voornamelijk gedreven door een toegenomen binnenlandse vraag. De Commissie en de ECB wezen er ook op dat het momentum voor hervormingen behouden moet worden en dat prudent begrotingsbeleid noodzakelijk is met het oog op het relatief hoge begrotingstekort dat Spanje nog heeft (-4,7% in 2015 volgens de herfstraming van de Commissie).

Het ESM heeft aangegeven dat er nauwelijks tot geen risico is dat de programmagelden niet terugbetaald worden. De Spaanse Minister van Financiën wees er op dat er dit jaar een forse economische groei voorspeld wordt (meer dan 3%), terwijl er sprake is van negatieve inflatie.

De volgende post-programme surveillance missie naar Spanje zal plaatsvinden in de lente van 2016.

5. Voorstellen economic governance

De Eurogroep heeft gesproken over de mededeling van de Europese Commissie inzake stappen naar voltooiing van de Economische en Monetaire Unie die gepubliceerd is op 21 oktober jl. en stukken aansluitend bij deze mededeling. Eurocommissaris Dombrovskis heeft het pakket toegelicht.1

De meeste sprekers gingen in op achtereenvolgens een aanbeveling voor een Raadsaanbeveling voor de opzet van nationale raden voor concurrentievermogen, een Commissiebesluit tot opzet van een adviserende Europese Budgettaire Raad, en een mededeling inzake consistente externe representatie van de eurozone in internationale fora (en specifiek het IMF).

Er werd verschillend gedacht over deze drie elementen. Waar het nut van onafhankelijk budgettair advies breed gedragen werd, werd de vraag gesteld of de nationale raden voor concurrentievermogen en de Europese Budgettaire Raad in de voorgestelde vorm de juiste manier zijn om dit te bereiken. Zo wezen enkele lidstaten op het feit dat zij al nationale adviesorganen hebben en dat nationale raden voor concurrentievermogen dit werk dubbel zouden doen. Bij de Europese Budgettaire Raad kwam in de discussie ook de toegevoegde waarde ter sprake, alsmede de onafhankelijke positie die deze Raad zou (moeten) hebben. Ook de tijdigheid van de evaluaties van de Europese Budgettaire Raad is een punt van aandacht. De evaluaties zouden tijdens de besluitvorming beschikbaar moeten zijn om bij te kunnen dragen aan de checks and balances bij de onmiddellijke toepassing van de regels. Het oprichtingsbesluit van de Europese Budgettaire Raad laat de timing van de evaluaties in het midden. De Commissie heeft aangegeven dat ex-ante evaluaties mogelijk zijn, aangezien niet expliciet om ex-post evaluaties wordt gevraagd. De tijdigheid en kwaliteit van de evaluaties zal afhangen van de manier waarop de onafhankelijke leden hun mandaat invullen.

Over de mededeling inzake externe representatie was er overeenstemming over het feit dat meer coördinatie in het bepalen van gezamenlijke positie wenselijk is. De vraag bleef open hoe tot deze betere coördinatie te komen en welk tijdspad hiervoor het meest geschikt zou zijn. Wat betreft de externe vertegenwoordiging in het IMF werd door een enkele lidstaat de waarde genoemd van een gezamenlijke eurostoel, terwijl meerdere lidstaten aangaven content te zijn met de positie van hun land in hun respectievelijke kiesgroep.

De Eurogroepvoorzitter wees erop dat dit een eerste oriënterend debat was, en dat verdere discussie ook in breder verband zou worden gevoerd in de Ecofinraad. De komende maanden zal de discussie in de verschillende gremia worden voortgezet en zich verdiepen.

6. AIIB

De Eurogroepvoorzitter heeft aangegeven dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen het IMF (het governance-voorstel n.a.v. het 5-Presidentenrapport) en de AIIB, waarbij het hier gaat om een eurozonestoel in de AIIB. Er was bij dit agendapunt geen sprake van discussie; in een volgende Eurogroep zal er op worden teruggekomen.

7. Terugkoppeling G7

De Eurogroepvoorzitter heeft kort teruggekoppeld over de bijeenkomst van de G7 die in de marges van de IMF Jaarvergadering in Lima (9 en 10 oktober jl.) gehouden is. De Eurogroepvoorzitter heeft aangegeven dat er gesproken is over Griekenland, Oekraïne, en China.

Ecofinraad

1. Kapitaalmarktunie

In de Ecofinraad is gesproken over de Raadsconclusies ten aanzien van de kapitaalmarktunie. Deze Raadsconclusies zijn bij dit verslag gevoegd2. In deze Raadsconclusies spreken de lidstaten hun steun uit voor het project van de kapitaalmarktunie en worden de uitgangspunten en geformuleerde acties van het Actieplan Kapitaalmarktunie onderschreven. De Europese Commissie zal ook met het Europees Parlement spreken over haar prioriteiten t.o.v. de kapitaalmarktunie.

Eurocommissaris Hill gaf aan dat de Raadsconclusies een heldere set prioriteiten gaven voor de kapitaalmarktunie vanuit de lidstaten. Dit zijn volgens Hill de acties onder de kapitaalmarktunie op de korte termijn. Volgend jaar zal de commissie ook de consultatie van de covered bonds verder oppakken, kijken naar een voorstel voor venture capital funds en verwelkomt de Commissie bijdragen voor de call for evidence om duplicatie en tegenstrijdigheden in regelgeving aan te kaarten. Het project van de kapitaalmarktunie is zo een ambitieus en breed programma.

De Europese Centrale Bank sprak ook haar steun uit aan het Actieplan en de Raadsconclusies, waarbij ze opmerkte dat de langetermijndoelstellingen van de kapitaalmarktunie niet uit het oog moeten worden verloren. Hierbij werd de harmonisatie van ondernemings- en insolventiewetgeving genoemd.

2. Bankenunie

Eurocommissaris Hill heeft een overzicht gegeven van de lidstaten die de BRRD hebben omgezet. Op het moment van de Ecofinraad hadden 16 lidstaten de BRRD omgezet, twee zouden het spoedig volledig omzetten, en vijf lidstaten hebben het gedeeltelijk omgezet.

Ten aanzien van de DGSD hebben 11 lidstaten de richtlijn volledig omgezet en 3 lidstaten hebben de richtlijn partieel omgezet. De overige lidstaten zijn door de Commissie op 23 september in gebreke gesteld met een formele kennisgeving.

Op 30 november moet de IGA zijn aangenomen en geratificeerd; 8 lidstaten hadden de ratificatie van de IGA gemeld bij de Commissie. Echter, alle lidstaten verwachtten de deadline van 30 november te halen.

Nederland heeft de BRRD omgezet. De DGSD en de IGA zijn door het parlement behandeld en aangenomen.

3. Brugfinanciering SRM

De Ecofinraad heeft gesproken over de vormgeving van brugfinanciering voor het SRF. Er is gesproken over de drie openstaande punten in de discussie over nationale kredietlijnen: 1) de goedkeuringsprocedures door nationale overheden van de uitkering van de kredietlijn aan de SRB, 2) de mogelijkheid tot getrancheerde betaling, en 3) het naar voren halen van de inwerkingtreding van de gemeenschappelijke backstop voor het SRF.

Er was in de Ecofinraad overeenstemming dat de nationale kredietlijnen operationeel dienen te zijn op 1 januari. Op de openstaande punten is er ten eerste overeenstemming bereikt over het feit dat nationale goedkeuring over uitkering van de kredietlijn mogelijk moet zijn. Daarnaast is afgesproken dat er sprake kan zijn van een getrancheerde betaling, mits de eerste tranche van deze betaling substantieel is (minstens 50% van het totaal, met een maximum van drie betalingen binnen drie dagen). Over het derde punt betreffende de inwerkingtreding van de gemeenschappelijke backstop voor het SRF bestond nog geen overeenstemming. De komende weken zullen de technische details worden uitgewerkt van de werking van de nationale kredietlijnen.

Het SRB gaf in deze discussie aan dat brugfinanciering een laatste redmiddel is, maar dat het essentieel is voor de geloofwaardigheid van de bankenunie. Nederland heeft aangegeven dat nationale kredietlijnen nu nodig zijn om verder te komen en dat deze kredietlijnen geloofwaardig moeten zijn. Het is volgens Nederland goed om de bespreking van een eventuele backstop te bezien in een breder pakket t.a.v. de vervolmaking van de bankenunie en risicoreductie van banken.

4. Voorstellen economic governance

De Ecofinraad heeft gesproken over de mededeling van de Europese Commissie inzake stappen naar voltooiing van de Economische en Monetaire Unie die gepubliceerd is op 21 oktober jl. en stukken aansluitend bij deze mededeling. Gelijk aan de Eurogroep heeft Eurocommissaris Dombrovskis het pakket toegelicht. Met betrekking tot de Europese Budgettaire Raad benadrukte Dombrovskis dat deze uit vijf onafhankelijke experts dient te bestaan. Wat betreft de nationale raden voor concurrentievermogen gaf Dombrovskis aan dat ook niet-eurolanden deze kunnen implementeren. De Commissie staat open voor mogelijke verbeteringen van het voorstel. Met betrekking tot het voorstel voor externe representatie is het volgens de Commissie belangrijk om overeenstemming te bereiken dat de vertegenwoordiging versterkt dient te worden.

De discussie in de Ecofinraad ontspon zich langs dezelfde lijnen als de discussie in de Eurogroep. Er restten veel vragen over de precieze inrichting en toegevoegde waarde van de nationale raden voor concurrentievermogen en de Europese Budgettaire Raad. Betreffende de externe representatie bleven er ook vragen, maar was er wel overeenstemming dat de positionering van de eurozone van belang is. Verschillende niet-eurolanden benadrukten het zeer te waarderen dat ze betrokken werden in deze discussie.

Nederland heeft aangegeven het positieve aan de Europese Budgettaire Raad te vinden dat een externe stem zich uitspreekt over hoe de regels (moeten) worden toegepast, maar dat het de vraag is in hoeverre de EFB volledig onafhankelijk kan opereren ten opzichte van de Commissie. Wat betreft de nationale raden voor concurrentievermogen heeft Nederland erop gewezen dat deze kunnen helpen bij het stimuleren van structurele hervormingen, als hier sprake is van objectieve doorrekeningen, die de onderliggende afruilen van beleidsopties in kaart brengen. Ook heeft Nederland, net als enkele andere lidstaten, aangegeven dat de SGP-regels simpeler dienen te zijn. Wat betreft externe representatie stelde Nederland het een goed idee te vinden om de coördinatie van standpunten te verbeteren. Tot slot gaf Nederland aan dat het afmaken van de bankenunie en de kapitaalmarktunie een prioriteit moet zijn.

De discussie rondom deze voorstellen zal de komende tijd worden voortgezet.

5. Klimaatfinanciering

Eurocommissaris Moscovici leidde dit punt en de Raadsconclusies in. De noodzaak voor ambitieuze doelstellingen werd benadrukt. De Europese Investeringsbank wees op het streven om meer van zijn investeringen klimaatgerelateerd te laten zijn. De Raadsconclusies zijn zonder discussie aangenomen; deze zijn bijgevoegd bij dit verslag3.

6. Terugkoppeling G20

Het voorzitterschap bracht verslag uit aan de Ecofinrraad over de G20-vergadering in Lima van de Ministers van Financiën en Centrale Bankgouverneurs die onder Turks voorzitterschap en marge van de IMF/WB jaarvergadering op 8 oktober heeft plaatsgevonden. De focus was op de opkomende economieën. Tevens is het BEPS-traject, waar in de OESO een akkoord over is bereikt, bekrachtigd door de G20. Ook presenteerde inkomend G20-voorzitter China zijn strategie voor dit voorzitterschap. Op financieel terrein zal er de komende tijd meer aandacht uitgaan naar versterking van de internationale financiële architectuur. China hecht ondermeer belang aan de hervorming van de quota en governance van het IMF en het mondiaal financieel vangnet, dat voldoende financiële instrumenten moet bieden voor de opkomende economieën. Op macro-economisch terrein wil China meer de nadruk leggen op structurele maatregelen om de potentiële groei te verhogen.

Overig

Voorts maak ik in dit verslag graag van de gelegenheid gebruik te voldoen aan de toezegging tot een schriftelijke reactie op de vraag van de heer Merkies (SP) of het protocol van de ECB ten aanzien van contacten tussen bestuursleden van de ECB en de financiële sector voldoende wordt nageleefd, zoals gesteld tijdens het Algemeen Overleg Eurogroep/Ecofin van 5 november jl. De heer Merkies merkte op dat directieleden van de Bank of England in tegenstelling tot directieleden van de ECB een week voor een beleidsbesluit niet met vertegenwoordigers uit de financiële sector spreken. Hierover kan ik het volgende aangeven. In mei ontstond ophef over een speech van ECB-directielid Coeuré tijdens een conferentie in Londen, waarin hij marktgevoelige informatie zou hebben prijsgegeven die niet meteen voor de hele markt beschikbaar was. ECB-president Draghi heeft hierover aangegeven dat de inhoud van deze speech vanwege een interne procedurele fout bij de ECB pas een dag later openbaar werd gemaakt. De heer Draghi stelde hierop voorts dat de ECB stappen neemt om de transparantie van haar communicatiekanalen te verbeteren. Zo heeft de ECB op 30 oktober jl. aangekondigd om de agenda’s van directieleden vanaf 1 november 2015 te publiceren, inclusief afspraken met externe partijen. Deze agenda’s geven een overzicht van onder andere afspraken met bankiers en vermogensbeheerders. Zoals de heer Merkies aangeeft is het niet verboden voor ECB directieleden om met marktpartijen te spreken. Directieleden van de ECB zijn echter onderhevig aan leidende beginselen die hen verplichten tot professionele geheimhouding. Deze beginselen zijn vastgelegd in de Statuten van het ESCB en van de ECB, de Gedragscode voor de leden van de Raad van Bestuur en de Aanvullende Code met Ethische Criteria voor de leden van de Directie van de Europese Centrale bank. Zo is het directieleden niet toegestaan marktgevoelige informatie vrij te geven in vergaderingen met sectorvertegenwoordigers. Het is aan de ECB om goed toe te zien op de naleving van deze beginselen.


X Noot
1

Zie voor een uitgebreide toelichting de Kamerbrief betreffende Voorstellen van de «Europese Commissie in het kader van het Five Presidents Report» (Kamerstuk 21 501–20, nr. 1051).

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven