21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 339 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 4 december 2014

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken over de Raad voor Concurrentievermogen op 4 en 5 december 2014. De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.

De vragen en opmerkingen zijn op 28 november 2014 aan de Minister van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 2 december 2014 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

De adjunct-griffier van de commissie, Thomassen

Inhoudsopgave

blz.

       

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

   

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

   

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

3

   

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

4

       

II

Antwoord / Reactie van de Minister

5

       

III

Volledige agenda

17

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de agenda en stukken voor het schriftelijk overleg over de Raad voor Concurrentievermogen van 4 en 5 december a.s. Zij hebben hierover een aantal vragen en opmerkingen.

In de geannoteerde agenda lezen deze leden dat tijdens de Raad gesproken zal worden over het voorstel «Richtlijn pakketreizen en geassisteerde reisarrangementen». Hierin wordt voorgesteld de reikwijdte van deze richtlijn uit te breiden, zodat naast de «klassieke pakketreizen» ook «online geboekte klassieke pakketreizen», «pakketreizen op maat» en zogenaamde «geassisteerde reisarrangementen» oftewel Assisted travel arrangements (ATA) onder het toepassingsbereik komen te vallen. De leden van de VVD-fractie lezen ook dat de Minister daarover twijfels heeft omdat onder meer de informatieverplichtingen jegens aanbieders van een ATA moeilijk handhaafbaar zullen zijn. Kan de Minister een inschatting geven van de extra regeldruk die dit met zich mee zal brengen? Verder lezen zij dat de Minister bezwaar heeft tegen het opnemen van autoverhuur als aparte reiscategorie, omdat daardoor veel meer reizen kwalificeren als pakketreis, met alle verplichtingen van dien. Kan de Minister expliciet bevestigen dat de voorgestelde plannen betekenen dat iedere vlucht die online wordt geboekt in combinatie met de huur van een auto – zoals vaak gebeurt via de aanbiedingen die reiswebsites daarvoor doen – zal kwalificeren als pakketreis? Tot hoeveel extra lasten en regeldruk leidt dit voor de reisbranche? Is de Minister bereid al zijn invloed aan te wenden om dit van tafel te krijgen?

Voorts lezen deze leden dat tijdens de Raad een beleidsdebat zal worden gehouden over de interne markt en dat een «groot aantal lidstaten» nadruk legt op «spoedige voortgang van de digitale interne markt». In dat licht is het vreemd dat veel lidstaten de Nederlandse inzet voor netneutraliteit en het afschaffen van roamingtarieven, zoals de Minister die o.a. in de Telecomraad uitdraagt, niet volledig onderschrijven. Die dragen namelijk bij aan de digitale interne markt en daarmee het Europese verdienvermogen. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister daarom om ook in de Concurrentieraad zijn standpunt hierover voor het voetlicht te brengen. Kan de Minister zeggen welke lidstaten de digitale interne markt zo belangrijk zeggen te vinden, zonder daarvoor de juiste stappen te durven zetten? Is de Minister bereid deze lidstaten een spiegel voor te houden: willen zij echt die voortgang voor de digitale interne markt of blijft het bij mooie woorden?

Ten aanzien van een betere governance van de interne markt zet de Minister in op een betere informatievoorziening aan ondernemers, onder meer door een betere koppeling tussen de vele verschillende EU-portals voor ondernemers en consumenten, zoals Solvit, IMI, het Single Point of Contact voor diensten, het Product Contact Point en het contactpunt voor bouwproducten. In hoeverre overlappen al deze contactpunten elkaar en in hoeverre werken zij voldoende samen? De leden van de VVD-fractie zien de voordelen in van een instantie als Solvit, die kan bemiddelen als burgers en bedrijven last hebben van overheidsinstanties die de EU-wetgeving niet goed naleven. Weten bedrijven de weg naar Solvit voldoende te vinden? Kan de Minister een toelichting hierop geven?

Deze leden lezen ook dat tijdens de Raad een beleidsdebat zal worden gehouden over Science for Society, de actielijn uit Horizon2020 waarin het bevorderen van de interactie tussen wetenschap en maatschappij centraal staat. Een cruciaal onderdeel hiervan is open access: het vrij toegankelijk maken van wetenschappelijke resultaten, waarvoor deze leden zich onder meer via de agenda StartUpNL hebben ingezet. Via open access kunnen ondernemers, onderzoekers en geïnteresseerden kosteloos over resultaten van publiek bekostigd onderzoek beschikken. Kan de Minister een stand van zaken geven wat betreft open access in de verschillende EU-lidstaten? Kan hij ook tijdens de Raad voorstellen dat Europa op dit thema een leidende rol gaat spelen?

Is de Minister op de hoogte van het import- en verkoopverbod in Frankrijk voor alle voedselverpakkingen die de stof Bisphenol A (BPA) bevatten, dat vanaf 1 januari 2015 gaat gelden? Is het waar dat een dergelijk verbod alleen ingesteld kan worden nadat de Europese Voedselveiligheid Agentschap (EFSA) een risicoanalyse heeft gemaakt op basis van wetenschappelijke feiten? Is deze risicoanalyse er al? Deelt de Minister de mening dat het Franse verbod in strijd is met het beginsel van vrij verkeer van goederen in de Europese interne markt? In hoeverre kan dit nadelige gevolgen hebben voor het Nederlandse bedrijfsleven? Bent u bereid, gezien het spoedeisende karakter van deze kwestie, om eventueel tijdens de concurrentieraad voor uitstel van het Franse verbod te pleiten tot er een gedegen risicoanalyse van de EFSA is?

De leden van de VVD-fractie waarderen de inzet van de Minister voor het verkennen van de mogelijkheden voor steun bij de sanering van het Thermphosterrein in Terneuzen. Zij blijven graag op de hoogte van relevante ontwikkelingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen van 4 en 5 december 2014. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen. Is het waar dat tijdens de lunch gesproken zal worden over het plan van Juncker om een Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) op te zetten? Kan de Minister uitleggen hoe met 21 miljard euro aan garanties, 63 miljard euro aan leningen zou kunnen worden gegenereerd, die op hun beurt 315 miljard euro aan investeringen zou kunnen genereren? Is hier sprake van een wonderbaarlijke vermenigvuldiging of slechts van een fopspeen? Kan de Minister in dit kader ingaan op de voorstellen van Paul Tang en Jakob von Weizsäcker in het Financieel Dagblad van 27 november jl. (p. 13)? In hoeverre komen de triple A voorstellen overeen met die van de fractieleider van de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, Guy Verhofstadt (Nieuwsuur 26 november jl.)? Weerspiegelen zij een meerderheid in het Europees parlement?

In hoeverre is het niet meetellen van overheidsbijdragen aan het EFSI bij het begrotingstekort een versterking van het stabiliteits- en groeipact, of juist een verzwakking ervan? Dit betekent toch dat de begrotingstekorten gaan oplopen en apart bijgehouden moet gaan worden welk deel van het tekort uit EFSI-middelen bestaat en welk deel niet? Is het in beweging brengen van geld dat er toch al is, de eigenlijke grondgedachte achter het EFSI? Is in zekere zin sprake van een variant op monetaire financiering, in de zin van versnellen van de omloopsnelheid van het geld, en daarmee verhoging van de macro-economische vraag (MxV=PxT)? Kan niet een veel directer effect gecreëerd worden door het creëren van nieuw geld door monetaire giften van de ECB aan de lidstaten? Klopt het dat de reguliere monetaire verruiming door het hanteren van lage rentepercentages (o.a. LTRO) niet werkt, juist door een gebrek aan macro-economische vraag, waardoor niemand wil investeren en er daardoor toch geen behoefte is aan kredietvertrekking? Is het waar dat «quantative easing» in de VS goed gewerkt heeft, en het groeipercentage in de VS veel hoger is dan in de EU? Hoeveel nieuw geld is er in de VS gecreëerd door middel van «quantative easing»?

Is het waar dat de richtlijn pakketreizen een verbetering inhoudt voor de positie van de consument? Waarom is de Minister dan zo kritisch over dit richtlijnvoorstel? Wat zal in Nederland het contactpunt zijn voor het toezicht op de insolventie regels?

Verder hebben de leden van de PvdA-fractie nog de volgende vragen. In hoeverre is de kabelbaanrichtlijn van toepassing op Nederland? Is de 5% groei als gevolg van de versterking van de interne markt cumulatief of jaarlijks? In hoeverre wordt in de digitale interne markt de openstelling van de kabel betrokken? Wanneer kan de afschaffing van de roaming tarieven verwacht worden? Waarom zijn er inmiddels zoveel verschillende EU-portals voor consumenten en ondernemers, zoals Solvit en het Product Contact Point? Is het beleidsprogramma REFIT al besproken met de Kamer? Zijn er nog aanpassingen geweest van het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT) sinds het aantreden van eurocommissaris Timmermans op 1 november jl.? Is de Europese Commissie bereid om te werken met een reductiedoelstelling? In hoeverre past de besluitvorming over plastic tasjes hierin? Hoe groot is het draagvlak voor de komst van een onafhankelijke adviesgroep?

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het het internationale vergelijkende onderzoek naar mededingingsautoriteiten, dat is toegezegd tijdens de behandeling van de Stroomlijningswet in december 2013?

Kan de Kamer onverwijld geïnformeerd worden als de besluitvorming over het Europese mededingingskader op enig moment zou kunnen leiden tot een verandering in de bevoegdheden van de ACM en/of een wijziging in de Mededingingswet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de agenda en stukken voor het schriftelijk overleg over de Raad voor Concurrentievermogen van 4 en 5 december 2014 en hebben hierover een aantal vragen. Als eerste heeft de recent aangetreden commissievoorzitter Jean-Claude Juncker aangegeven dat de Europese Unie het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) op gaat zetten om de Europese economie aan te jagen. De leden van de SP-fractie vragen de Minister om aan te geven of hij de mening deelt dat Europese landen hierin niet volledig afhankelijk moeten zijn van de Europese Commissie en dat landen bovendien beter dan de Commissie in staat zijn (of zouden moeten zijn) om prioriteiten te stellen voor de eigen economieën. Deze leden vernemen graag het kabinetsstandpunt ten aanzien van het EFSI.

Tevens hebben deze leden vernomen dat de Raad voornemens is conclusies aan te nemen over de betekenis van diverse erfgoederen voor toerisme. De leden van de SP-fractie zijn benieuwd waarom het kabinet van mening is dat toerisme een onderwerp is waar de Europese Commissie zich mee bezig moet houden.

Deze leden hebben eveneens kennisgenomen van de aanstaande gedachtewisseling over de Europese ruimtevaartindustrie, maar vragen of een debat over de «maximale meerwaarde voor de maatschappij» en de daaronder omschreven discussies zinvol is als dit zich zal beperken tot de genoemde thematiek. De leden vrezen dat de doelstelling tamelijk voordehand liggend is en willen graag weten wat er concreet te verwachten valt van een dergelijke discussie, aangezien nu het meest concrete onderwerp op de agenda een tamelijk evidente discussie over de meerwaarde van samenwerking tussen het European Space Agency en de EU voor het concurrentievermogen van de industrie is?

Ten aanzien van het voortgangsrapport over de Europese Onderzoeksruimte staan de leden van de SP-fractie in beginsel positief ten aanzien van het waarborgen van de academische vrijheden van wetenschappers. Tegelijkertijd vrezen zij echter dat waarborging van de maatschappelijke relevantie van de wetenschap hiermee sterk bemoeilijkt wordt. Deze leden vrezen hiermee dat de Europese wetenschap een gemakkelijke prooi wordt voor andere belangen, wat deze leden betreft geenszins een waarborg voor maatschappelijke relevantie van onderzoek. De leden van de SP-fractie vernemen op dit onderwerp graag de positie van het kabinet.

De leden van de SP-fractie zouden graag van de Minister vernemen hoe hij aankijkt tegen het besluit van het Europees parlement om de commissie werk te laten maken van een wet die zorgt dat grote zoekmachines, zoals Google, opgesplitst worden zoals donderdag 27 november bekend werd1.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het fiche «Mededeling bescherming en handhaving van intellectuele eigendomsrechten in derde landen». Zij lezen daarin dat Nederland de actie van de Commissie onderschrijft om meer aandacht aan de betrokkenheid van belanghebbenden bij het intellectueel eigendom-beleid van de commissie te besteden. Deze leden vinden dit erg vrijblijvend en vragen de Minister aan te geven hoe deze aandacht concreet gaat worden vormgegeven.

De leden van de SP-fractie lezen in het fiche «Mededeling EU-actieplan Handhaving intellectuele eigendomsrechten» dat de Minister van mening is dat schending van intellectuele eigendomsrechten door individuele consumenten niet onder «commerciële schaal» zou moeten vallen. Zij vinden dit een gezonde instelling, maar vragen tegelijkertijd welke stelling de Raad op dit vlak inneemt; graag een reactie hierop.

II Antwoord / Reactie van de Minister

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

In de geannoteerde agenda lezen de leden van de VVD fractie dat tijdens de Raad gesproken zal worden over het voorstel «Richtlijn pakketreizen en geassisteerde reisarrangementen». Hierin wordt voorgesteld de reikwijdte van deze richtlijn uit te breiden, zodat naast de «klassieke pakketreizen» ook «online geboekte klassieke pakketreizen», «pakketreizen op maat» en zogenaamde «geassisteerde reisarrangementen» oftewel Assisted travel arrangements (ATA) onder het toepassingsbereik komen te vallen. Deze leden lezen ook dat de Minister daarover twijfels heeft omdat onder meer de informatieverplichtingen jegens aanbieders van een ATA moeilijk handhaafbaar zullen zijn en vragen de Minister een inschatting te geven van de extra regeldruk die dit met zich mee zal brengen.

Als de voorstellen in de huidige vorm doorgang zullen vinden, zal dat betekenen dat handelaren die deel uit maken van een geassisteerde reisovereenkomst (ATA), te maken krijgen met een aantal nieuwe verplichtingen. In de eerste plaats zullen zij, wanneer zij een ATA faciliteren, reizigers moeten informeren dat zij geen pakketreis afsluiten en dus ook geen beroep kunnen doen op de rechten die bij een pakketreis horen. In de tweede plaats zullen handelaren die een ATA faciliteren moeten beschikken over een regeling die een eventuele eigen insolventie opvangt. Als een aanbieder van een ATA ook verantwoordelijk is voor het vervoer van reizigers, dan zal hij, in geval van insolventie, ook dienen in te staan voor de repatriëring van de reizigers. Wat deze verplichtingen voor de regeldruk zullen betekenen, is op dit moment nog moeilijk in te schatten. Veel zal afhangen van de vraag in hoeverre handelaren hun business modellen als gevolg van deze voorgenomen regelgeving zullen handhaven of aanpassen.

Verder lezen de leden van de VVD-fractie dat de Minister bezwaar heeft tegen het opnemen van autoverhuur als aparte reiscategorie, omdat daardoor veel meer reizen kwalificeren als pakketreis, met alle verplichtingen van dien. Deze leden vragen de Minister expliciet te bevestigen dat de voorgestelde plannen betekenen dat iedere vlucht die online wordt geboekt in combinatie met de huur van een auto – zoals vaak gebeurt via de aanbiedingen die reiswebsites daarvoor doen – zal kwalificeren als pakketreis. Voorts vragen deze leden tot hoeveel extra lasten en regeldruk dit zal leiden voor de reisbranche. Tot slot wordt de Minister gevraagd of hij bereid is al zijn invloed aan te wenden om dit van tafel te krijgen.

Het bezwaar tegen autoverhuur als aparte categorie is gelegen in het feit dat in dat geval bijvoorbeeld het huren van een auto en het kopen van een ticket voor een muziekfestival zich zouden kunnen kwalificeren als een pakketreis. Nut en noodzaak van insolventiebescherming in dergelijke gevallen acht Nederland niet aangetoond. Onder de huidige Richtlijn dient er altijd een element van vervoer of accommodatie te zijn, wil iets zich als pakketreis kwalificeren. Wat betreft het genoemde voorbeeld geldt allereerst dat zal moeten worden vastgesteld of het vliegticket en de autoverhuur als een pakketreis moeten worden gezien. Dat kan ook onder de bestaande regelgeving reeds het geval zijn, als de reiziger via een touroperator vlucht en auto heeft gekozen. Er kan ook sprake zijn van een geassisteerd reisarrangement. Dat laatste zou het geval kunnen zijn als de vliegtuigmaatschappij een duidelijke link aanbiedt naar de autoverhuurder of omgekeerd. Zoals hierboven aangegeven is op dit moment moeilijk in te schatten wat de extra regeldruk zal zijn, omdat dit zal afhangen van de vraag in hoeverre handelaren hun business model aan deze wetgeving zullen aanpassen.

Nederland heeft zich tot op heden steeds verzet tegen het concept van ATA’s en de tegen de kwalificatie van autohuur als aparte reiscategorie. Dit verzet wordt dooreen aantal andere lidstaten gedeeld, maar leidt niet tot een blokkerende minderheid tegen het voorstel.

De leden van de VVD-fractie lezen dat tijdens de Raad een beleidsdebat zal worden gehouden over de interne markt en dat een «groot aantal lidstaten» nadruk legt op «spoedige voortgang van de digitale interne markt». In dat licht is het vreemd dat veel lidstaten de Nederlandse inzet voor netneutraliteit en het afschaffen van roamingtarieven, zoals de Minister die o.a. in de Telecomraad uitdraagt, niet volledig onderschrijven. Die dragen namelijk bij aan de digitale interne markt en daarmee het Europese verdienvermogen. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister daarom om ook in de Concurrentieraad zijn standpunt hierover voor het voetlicht te brengen. Deze leden vragen de Minister aan te geven welke lidstaten de digitale interne markt zo belangrijk zeggen te vinden, zonder daarvoor de juiste stappen te durven zetten. Voorts vragen deze leden of de Minister bereid is deze lidstaten een spiegel voor te houden: willen zij echt die voortgang voor de digitale interne markt of blijft het bij mooie woorden?

Nederland zal zeker het belang van de digitale interne markt uitdragen in het beleidsdebat tijdens de Raad voor Concurrentievermogen. Nederland zal aangeven binnen de interne markt in te zetten op verdere versterking van de digitale interne markt, de interne markt voor diensten en verbetering van de governance van de interne markt. Daarnaast is verdere ontwikkeling van de interne energiemarkt prioritair.

De onderwerpen roaming en netneutraliteit zijn onderdeel van de ontwerpverordening over de Europese interne markt voor telecommunicatie die recent in de Telecomraad is besproken. Binnenkort ontvangt u het verslag van de Telecomraad, waarin de discussie in de Telecomraad wordt weergegeven omtrent de onderwerpen roaming en netneutraliteit.

Ten aanzien van een betere governance van de interne markt zet de Minister in op een betere informatievoorziening aan ondernemers, onder meer door een betere koppeling tussen de vele verschillende EU-portals voor ondernemers en consumenten, zoals Solvit, IMI, het Single Point of Contact voor diensten, het Product Contact Point en het contactpunt voor bouwproducten. De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre al deze contactpunten elkaar overlappen en in hoeverre zij voldoende samenwerken. Deze leden zien de voordelen in van een instantie als Solvit, die kan bemiddelen als burgers en bedrijven last hebben van overheidsinstanties die de EU-wetgeving niet goed naleven en vragen zich af of bedrijven de weg naar Solvit voldoende weten te vinden en of de Minister hierop een toelichting kan geven.

Op dit moment is er een groot aantal portalen en websites beschikbaar voor burgers en ondernemers. Deze webportalen en netwerken over de Europese interne markt hebben allemaal een verschillend doel: Solvit is bedoeld voor klachten van burgers en bedrijven over de onjuiste toepassing van Europees recht door overheidsinstanties, het Point of Single Contact is bedoeld voor informatie over wet- en regelgeving voor dienstverleners, het Product Contact Punt is opgezet voor informatie over producteisen, Your Europe is een informatieportaal van de Europese Commissie over rechten binnen de interne markt, en IMI is een digitaal netwerk voor informatie-uitwisseling tussen decentrale overheden van de lidstaten. Bij deze webportalen zijn nationale experts betrokken, elk vanuit hun eigen invalshoek en expertise. Zo vormen deze webportalen een netwerk tussen de overheden van de lidstaten. Dit borgt dat de informatievoorziening voor burgers en bedrijven adequaat en accuraat is, met gedetailleerde informatie over nationale bijzonderheden. De verschillende webportalen werken met elkaar samen en sturen ze elkaar vragen door. Samen vormen ze dus een waardevolle service voor burgers en ondernemingen voor het praktisch functioneren van de interne markt.

Dat neemt echter niet weg dat de informatievoorziening en probleemoplossing volgens Nederland nog beter zou verlopen als burgers en ondernemers voor al hun vragen of problemen bij één website of één organisatie terecht kunnen. De overheid kan voor de juiste doorgeleiding van de vraag of het probleem zorgen, zodat de burgers en ondernemers niet in onzekerheid hoeven te zijn over het loket waar zij moeten aankloppen. Ook zal één website of één organisatie beter vindbaar zijn. Nationaal zijn we met het Ondernemersplein al ver met deze vereenvoudiging en ook in Europees verband zet Nederland actief hierop in. Zo werkt Nederland met like-minded lidstaten binnen het Fronrunnersinitiatief samen aan bundeling van verschillende webportalen. Om de vereenvoudiging in Europees verband te doen slagen is echter wel de medewerking van andere lidstaten en de Europese Commissie noodzakelijk.

In 2013 werden er in heel Europa 1.430 zaken ingediend bij Solvit. Dit is een stijging van 16% ten opzichte van 2012. De meerderheid van de zaken betreffen problemen die burgers in andere lidstaten ervaren. In 2013 handelde het Nederlandse Solvit Center 163 zaken af, waarvan 24% ingediend werd door bedrijven, tegenover 15% in 2012. Bedrijven weten SOLVIT dus steeds beter te vinden, maar het Nederlandse Solvit Center blijft inzetten op het vergroten van Solvit’s bekendheid en het versterken van het voor bedrijven relevante netwerk van experts, ambassades, branche- en koepelorganisaties. Meer statistische gegevens over Solvit en andere instrumenten van de interne markt zijn te vinden in het jaarlijkse Single Market Scoreboard van de Europese Commissie: http://ec.europa.eu/internal_market/scoreboard/

De leden van de VVD-fractie lezen ook dat tijdens de Raad een beleidsdebat zal worden gehouden over Science for Society, de actielijn uit Horizon2020 waarin het bevorderen van de interactie tussen wetenschap en maatschappij centraal staat. Een cruciaal onderdeel hiervan is open access: het vrij toegankelijk maken van wetenschappelijke resultaten, waarvoor deze leden zich onder meer via de agenda StartUpNL hebben ingezet. Via open access kunnen ondernemers, onderzoekers en geïnteresseerden kosteloos over resultaten van publiek bekostigd onderzoek beschikken. Deze leden vragen de Minister een stand van zaken te geven wat betreft open access in de verschillende EU-lidstaten. Voorts vragen de leden of hij ook tijdens de Raad kan voorstellen dat Europa op dit thema een leidende rol gaat spelen.

In de beleidsbrief Open Access [Kamerstuk 31 288, nr. 35] is over Open Access voor wetenschappelijke publicaties al aangegeven dat een echte omslag alleen kan worden bereikt als we op internationaal niveau samenwerken en afstemmen. Daarom heeft Nederland, samen met het Verenigd Koninkrijk, het initiatief genomen om op Europees niveau de samenwerking te zoeken ten aanzien van Open Access. Bij verschillende bijeenkomsten van de Raad is het punt benadrukt en de Staatssecretaris van OCW zal dat in het kader van de discussie over Science with and for Society in de komende Raad opnieuw doen. Ook in contacten met individuele lidstaten en in ambtelijke comités zal Nederland zich er voor blijven inzetten dat Open Access prominent op de agenda staat, met name in de discussies rondom Horizon 2020 (waar Science with and for Society onderdeel van is) en de ontwikkeling van de Europese Onderzoeksruimte (ERA, waarin één van de prioriteiten specifiek gericht is op kenniscirculatie en toegang tot wetenschappelijke kennis).

In Europa voeren de meeste lidstaten wel beleid rond Open Access voor publicaties, maar er zijn nog maar weinig landen met beleid rond Open Access voor onderzoeksdata.

De Commissie stimuleert Open Access voor zowel publicaties als data via Horizon2020. Nederland en het Verenigd Koninkrijk willen voor Open Access voor publicaties een echte omslag naar een nieuw business model voor wetenschappelijk publiceren, het zogenaamde Gold Open Access model: open en gratis toegang tot het artikel voor de lezer, doordat eerder al betaald is voor het publiceren van het artikel. De meeste andere lidstaten zitten meer op de lijn van Green Open Access: Open toegang tot databases waarin onderzoekers parallel aan publicatie een kopie van hun artikel hebben gedeponeerd. Er is geen uniforme stand van zaken te geven. Er zijn voor publicaties en data overal andere initiatieven, met verschillende reikwijdtes en verschillende niveaus. De Commissie heeft het afgelopen jaar de lidstaten om informatie gevraagd over de stand van zaken rond Open Access en verwacht wordt dat hiervan in 2015 een overzicht gedeeld kan worden. De nieuwe roadmap voor de ERA, die de Raad naar verwachting medio 2015 zal vaststellen, zal moeten leiden tot meer samenwerking, waarmee ook de lidstaten die nu nog niet zo ver zijn in beweging zullen komen.

De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of hij op de hoogte is van het import- en verkoopverbod in Frankrijk voor alle voedselverpakkingen die de stof Bisphenol A (BPA) bevatten, dat vanaf 1 januari 2015 gaat gelden.

Ja.

Verder vragen deze leden of het waar is dat een dergelijk verbod alleen ingesteld kan worden nadat de Europese Voedselveiligheid Agentschap (EFSA) een risicoanalyse heeft gemaakt op basis van wetenschappelijke feiten.

Nee dit klopt niet. Een lidstaat mag zelf aanvullende maatregelen op het gebied van de voedselcontactmaterialen (FCM) nemen, als zij van mening is dat blootstelling aan een stof een risico voor de volksgezondheid vormt en de maatregelen niet strijdig zijn met de Europese wetgeving. Omdat er geen Europese wetgeving is betreffende deze stof in FCM is het mogelijk voor lidstaten om aanvullende maatregelen te nemen.

Deze leden vragen of deze risicoanalyse er al is.

Het is niet duidelijk wanneer deze risicoanalyse opgeleverd zal worden door EFSA. De verwachting op dit moment is dat deze eind 2014, begin 2015 zal worden opgeleverd. Wel is het zo dat de stof door het European Chemical Agency (ECHA) is beoordeeld als reprotoxisch. Mogelijk leidt dit ook tot een geharmoniseerde Europese classificatie: Reprotox 1B.

Deze leden vragen voorts of de Minister de mening deelt dat het Franse verbod in strijd is met het beginsel van vrij verkeer van goederen in de Europese interne markt.

Uitgangspunt is een zo groot mogelijke harmonisatie en zo min mogelijk beperkingen van het vrij verkeer, maar indien daar aanleiding toe is en dit gerechtvaardigd is op basis van het Europese recht, moet een land de mogelijkheid hebben om nationaal maatregelen te nemen. In het geval van het Franse verbod heeft Nederland in het kader van de notificatieprocedure in een uitvoerig gemotiveerde mening aangegeven de Franse maatregelen disproportioneel te vinden.

Verder vragen deze leden in hoeverre dit nadelige gevolgen kan hebben voor het Nederlandse bedrijfsleven.

De maatregel geld zowel voor Franse als voor niet-Franse bedrijven. Daarmee is de maatregel als zodanig niet discriminerend. Toch is niet uitgesloten dat de voorgenomen maatregelen een negatieve invloed hebben op de handelsbelangen van Nederlandse ondernemingen. De reikwijdte van deze negatieve invloeden is lastig te bepalen.

Tot slot vragen deze leden of de Minister bereid is, gezien het spoedeisende karakter van deze kwestie, om eventueel tijdens de concurrentieraad voor uitstel van het Franse verbod te pleiten tot er een gedegen risicoanalyse van de EFSA is.

Dit onderwerp agenderen voor de Raad voor Concurrentievermogen heeft op dit moment geen toegevoegde waarde en het is niet nodig vooruit te lopen op de uitkomst van de door EFSA geplande risicoanalyse. Als uit deze risicoanalyse blijkt dat de Franse maatregelen onvoldoende grond hebben, dan kan de Europese Commissie Frankrijk in gebreke stellen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen van 4 en 5 december 2014. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen. Zo vragen zij of het waar is dat tijdens de lunch gesproken zal worden over het plan van Juncker om een Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) op te zetten. Deze leden vragen de Minister uit te leggen hoe met 21 miljard euro aan garanties, 63 miljard euro aan leningen zou kunnen worden gegenereerd, die op hun beurt 315 miljard euro aan investeringen zou kunnen genereren. Deze leden vragen of hier sprake is van een wonderbaarlijke vermenigvuldiging of slechts van een fopspeen.

Ja, het onderwerp zal tijdens de lunch aan de orde komen. Voor de beschrijving van de werking van het fonds en de beoordeling door het kabinet verwijs ik naar de Kamerbrief inzake de Commissie mededeling «Een investeringsplan voor Europa» d.d. 26 november.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister in dit kader in te gaan op de voorstellen van Paul Tang en Jakob von Weizsäcker in het Financieel Dagblad van 27 november jl. (p. 13). De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre de triple A voorstellen overeenkomen met die van de fractieleider van de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, Guy Verhofstadt (Nieuwsuur 26 november jl.) en of zij een meerderheid in het Europees parlement weerspiegelen.

De ideeën van Tang en Von Weiszäcker komen in grote lijnen overeen met die van de Europese Commissie. Tang en Von Weiszäcker stellen echter dat hogere publieke bijdragen nodig zijn en dat er een sterkere koppeling met structurele hervormingen moet komen. Dat laatste vindt ook de heer Verhofstadt, die eveneens pleit voor verdere stappen op de interne markt. In de Kamerbrief inzake de Commissiemededeling «Een investeringsplan voor Europa» d.d. 26 november is de beoordeling door het kabinet gegeven op het investeringsplan van de Commissie. Het exacte krachtenveld in het Europees parlement zal moeten blijken uit hun verdere besprekingen.

De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre het niet meetellen van overheidsbijdragen aan het EFSI bij het begrotingstekort een versterking van het stabiliteits- en groeipact is, of dat dit juist een verzwakking ervan inhoud. Deze leden vragen of dit betekent dat de begrotingstekorten gaan oplopen en apart bijgehouden moet gaan worden welk deel van het tekort uit EFSI-middelen bestaat en welk deel niet. Verder vragen deze leden of het in beweging brengen van geld dat er toch al is, de eigenlijke grondgedachte achter het EFSI is.

De Commissie wil de mogelijkheid creëren voor nationale autoriteiten om kapitaal bij te dragen aan het fonds. De Commissie zegt dergelijke bijdragen positief te willen benaderen in de context van de beoordelingen van de overheidsfinanciën in het kader van het Stabiliteits- en Groeipact. Het kabinet wil bevestiging van de Commissie dat met die benadering de regels van het SGP gevolgd blijven worden en dat geen afbreuk wordt gedaan aan de doelstelling van het SGP van houdbare overheidsfinanciën.

De leden van de PvdA-fractie vragen of er in zekere zin sprake is van een variant op monetaire financiering, in de zin van versnellen van de omloopsnelheid van het geld, en daarmee verhoging van de macro-economische vraag (MxV=PxT) en of niet een veel directer effect gecreëerd kan worden door het creëren van nieuw geld door monetaire giften van de ECB aan de lidstaten.

Van monetaire financiering is geen sprake. Het creëren van nieuw geld door monetaire giften van de ECB aan de lidstaten is niet toegestaan op grond van artikel 123 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU).

De leden van de PvdA-fractie vragen of het klopt dat de reguliere monetaire verruiming door het hanteren van lage rentepercentages (o.a. LTRO) niet werkt, juist door een gebrek aan macro-economische vraag, waardoor niemand wil investeren en er daardoor toch geen behoefte is aan kredietvertrekking. Daarnaast vragen deze leden of het waar is dat «quantative easing» in de VS goed gewerkt heeft, en het groeipercentage in de VS veel hoger is dan in de EU en hoeveel nieuw geld er in de VS gecreëerd is door middel van «quantative easing»?

Het hanteren van lage rentepercentages maakt het voor consumenten en bedrijven aantrekkelijker om te lenen. De mate waarin behoefte is aan kredietverstrekking hangt deels af van de rentevoet en deels van andere factoren, zoals de structuur van de economie. Het kabinet is van mening dat een effectieve groeistrategie van de Europese Unie gestoeld is op drie elementen: gezonde overheidsfinanciën, structurele hervormingen en investeringen. Dit wordt ondersteund door een verdere verdieping van de interne markt, met name op het terrein van de digitale economie, dienstensector en energie. Alle drie genoemde elementen zijn nodig voor het bevorderen van de economische groei en het creëren van banen. Het Groei- en Stabiliteitspact vormt daarin het anker van vertrouwen.

Economische groei kan worden verklaard door een veelheid aan factoren en dat geldt ook voor de verschillen in groei tussen de VS en Europa. De monetaire beleidsaanpak is daarbij een onderdeel in de beleidsmix dat pas over de lange termijn kan worden beoordeeld. De economische groei in de Verenigde Staten zal volgens het IMF 3,2% bedragen in 2014, tegen een groei van 1,4% in de EU. De hoeveelheid overheidsobligaties op de balans van de Amerikaanse Federal Reserve is tijdens de crisis met circa 2.000 miljard dollar toegenomen. Daarnaast heeft de Federal Reserve in die periode ongeveer 1.700 miljard dollar aan hypotheekpapier gekocht.

De leden van de PvdA-fractie vragen of het waar is dat de richtlijn pakketreizen een verbetering inhoudt voor de positie van de consument en waarom de Minister dan zo kritisch is over dit richtlijnvoorstel. Verder vragen deze leden wat zal in Nederland het contactpunt zijn voor het toezicht op de insolventie regels.

De richtlijn pakketreizen zal een verbetering inhouden voor de positie van de consument, als het gaat om het feit dat dynamische pakketreizen waarbij de consument geen vooraf vastgelegd pakket koopt, maar in overleg met de organisator een pakket vaststelt, in de richtlijn worden vastgelegd.

De Commissie heeft daarnaast ingezet op het uitbreiden van het bereik van de richtlijn met geassisteerde reisarrangementen (ATA’s). In feite gaat het hier om losse reisdiensten, waarbij het risico voor de reiziger bij een faillissement van een van de aanbieders in een ATA, van een andere orde is als een faillissement van een organisator van een pakketreis. Naar het oordeel van Nederland is het onvoldoende gelukt, om in tegenstelling tot de definitie van pakketreis, een heldere definitie te formuleren van ATA. Nederland heeft dan ook steeds benadrukt dat zij problemen voorziet ten aanzien van de uitvoerbaarheid, de handhaafbaarheid en de administratieve lasten, waardoor consumenten uiteindelijk ook niet zijn gebaat bij deze bepalingen.

Om te kunnen beoordelen of de positie van de consument zal verbeteren, is voorts van belang of de Richtlijn in zijn huidige vorm ertoe zal leiden dat handelaren hun business model zullen aanpassen. Als de administratieve lasten voor handelaren als gevolg van deze Richtlijn zullen toenemen als gevolg van de nieuwe informatieverplichtingen en de insolventieverplichtingen is er een kans dat ofwel de prijzen zullen stijgen, ofwel er minder aanbod voorhanden zal zijn. Als bijvoorbeeld het aanbieden van links zal verdwijnen, zal de consument zelf op zoek moeten naar aanvullende diensten.

Waar het contactpunt zal worden belegd voor het toezicht op bijvoorbeeld de insolventieregels, zal bij de implementatie worden besloten.

De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre de kabelbaanrichtlijn van toepassing is op Nederland?

De nieuwe Europese verordening, die de bestaande richtlijn voor kabelbanen gaat vervangen, heeft directe werking in Nederland. Dat betekent dat alle kabelbaaninstallaties in Nederland er mee te maken hebben. De reikwijdte van het voorstel is nieuw te bouwen kabelbanen, bestaande kabelbanen waar substantiële wijzigingen in worden aangebracht en onderdelen voor kabelbanen. Het voorstel omvat enerzijds de vergunningverlening door de overheid, waar een veiligheidsanalyse deel van uitmaakt en anderzijds de productcertificering van de installatie en zijn onderdelen. Voor Nederland betekent dit dat de verordening voor kabelbanen relevant is indien er nieuwe kabelbanen gebouwd gaan worden, of bestaande kabelbanen aangepast gaan worden.

In Nederland zijn een beperkt aantal kabelbanen (ongeveer 25) in gebruik voor toeristische doeleinden of als voorziening op sportterreinen. Nederland kent op dit moment geen industrie die installaties of onderdelen fabriceert. Nederland heeft geen keuringsinstanties aangemeld voor de huidige richtlijn voor kabelbanen. Voor de in Nederland aanwezige kabelbaaninstallaties wordt gebruik gemaakt van in andere lidstaten gevestigde industrie en keuringsinstanties. Deze situatie, die goed bij de kleine markt in Nederland past kan onder de nieuwe verordening voortgezet worden, Als er in de toekomst in Nederland wel industrie of keuringsinstanties actief worden op het vlak van kabelbanen, vallen die onder het toepassingsbereik van de verordening. De huidige wet voor Kabelbaaninstallaties zal na aanname van de nieuwe verordening door de Raad en het Europees parlement worden aangepast voor wat betreft de vergunningverlening en het veiligheidstoezicht.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de 5% groei als gevolg van de versterking van de interne markt cumulatief of jaarlijks is.

Het Europees parlement heeft in een recente studie berekend dat verdere versterking van de interne markt kan leiden tot een structurele groei van het EU bbp, oplopend tot 651 miljard in 2030, ofwel 5,08% van het EU bbp op de lange termijn. Dit is een cumulatief effect.

De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre de openstelling van de kabel betrokken wordt in de digitale interne markt.

Zoals toegezegd aan uw Kamer heeft Nederland in de recente Telecomraad aangegeven dat bij de herziening van het regelgevend telecomkader hiervoor aandacht moet komen. Ook bij andere gelegenheden zal Nederland deze wens van uw Kamer en het kabinet uitdragen.

De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer kan de afschaffing van de roaming tarieven verwacht worden.

Nederland streeft naar zo spoedig mogelijke afschaffing van de roamingtarieven, maar wel op een verantwoorde manier. Bedrijven moeten weten waar ze aan toe zijn en hun tarieven en abonnementen aan kunnen passen voordat Roam Like At Home (RLAH) wordt ingevoerd. Voordat RLAH wordt ingevoerd, moeten eerst regels ten aanzien van «fair use» (beperking van roaming tot normaal buitenlands gebruik) worden opgesteld, en verdere afspraken worden gemaakt over de – nog altijd te hoge – wholesaletarieven (onderlinge verrekening van kosten tussen aanbieders)

Met de voorstellen die op dit moment voorliggen omtrent roaming kan Nederland nog niet instemmen. Er is op dit moment dus nog niet te zeggen wanneer de afschaffing van de roamingtarieven verwacht kan worden.

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom er inmiddels zoveel verschillende EU-portals voor consumenten en ondernemers zijn, zoals Solvit en het Product Contact Point?

Voor verdere toelichting op de verschillende EU-portals voor consumenten en ondernemers, zoals Solvit en het Product Contact Point, verwijs ik u naar het antwoord van de vraag van de VVD betreffende dit onderwerp.

De leden van de PvdA-fractie vragen of het beleidsprogramma REFIT al besproken is met de Kamer en of er nog aanpassingen zijn geweest van het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT) sinds het aantreden van eurocommissaris Timmermans op 1 november jl.

Op 2 oktober 2013 heeft de Commissie haar REFIT-programma gepresenteerd. Bij de brief van 29 november 2013 (Kamerstuk 22 112, nr. 1743) is het BNC-fiche over REFIT toegestuurd aan de Kamer en geagendeerd voor het AO op 12 februari 2014 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 324).

Sinds het aantreden van Vicevoorzitter Timmermans op 1 november jl. zijn er nog geen aanpassingen gedaan aan het REFIT-programma. Wel is bekend dat de Vicevoorzitter Timmermans met de andere Eurocommissarissen bezig is met de voorbereiding van de REFIT-agenda 2015 in het kader van het Europese Commissie-werkprogramma voor volgend jaar. Aangekondigd is dat de Europese Commissie hierover medio december besluiten neemt.

Deze leden vragen voorts of de Europese Commissie bereid is om te werken met een reductiedoelstelling. Daarnaast vragen zij in hoeverre de besluitvorming over plastic tasjes hierin past.

In de Raadsconclusies over Better Regulation die op de Raad voor Concurrentievermogen van 4 en 5 december naar verwachting zullen worden aangenomen, wordt de Europese Commissie opgeroepen om gebruik te gaan maken van een reductiedoelstelling. De Europese Commissie heeft eerder aangegeven begrip te hebben voor deze unanieme wens van de lidstaten, maar heeft ook nadrukkelijk gewezen op de praktische moeilijkheid van het introduceren van een reductiedoelstelling.

Aangezien er op dit moment nog geen reductiedoelstelling is, bestaat er geen relatie tussen een reductiedoelstelling en voorstellen voor EU-regelgeving waarover op dit moment wordt onderhandeld of EU-regelgeving die al is aangenomen (zoals plastic tasjes). Dit betreft ook het voorstel over plastic tasjes, waarover een akkoord is bereikt en dat in december als hamerstuk op de Milieuraad staat.

Tot slot vragen deze leden hoe groot het draagvlak is voor de komst van een onafhankelijke adviesgroep.

Er is breed draagvlak voor het betrekken van meer onafhankelijke expertise bij de totstandkoming van impact assessments. In de Raadsconclusies wordt de Commissie dan ook opgeroepen om haar Impact Assessment Board meer gebruik te laten maken van externe expertise. Enkele landen, waaronder Nederland, Duitsland en het VK, hebben aangegeven als eindbeeld graag een onafhankelijke adviesgroep te zien, die voor alle EU-instellingen werkt en dus ook betrokken is bij amendementen op voorstellen voor regelgeving die later in het wetgevingsproces door het Europees parlement en de Raad worden gemaakt. Dit idee werd in de onderhandelingen over de Raadsconclusies niet unaniem gesteund.

De leden van de PvdA-fractie vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot het het internationale vergelijkende onderzoek naar mededingingsautoriteiten, dat is toegezegd tijdens de behandeling van de Stroomlijningswet in december 2013.

De internationale vergelijking van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) met relevante autoriteiten uit andere lidstaten van de Europese Unie, die is toegezegd tijdens het in de vraag genoemde debat, zal deel uitmaken van de eerste evaluatie van de ACM op grond van artikel 39 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen. De ACM is van start gegaan op 1 april 2013. De eerste evaluatie zal in 2015 door een onafhankelijk onderzoeksbureau worden uitgevoerd, zodra de ACM twee jaar heeft gefunctioneerd. De aanbesteding van het onderzoek zal in het begin van 2015 worden gedaan. Een eerdere uitvoering van een internationale vergelijking is niet opportuun, omdat de evaluatieperiode dan eenvoudigweg te kort is voor een zinvolle vergelijking.

Daarnaast vragen deze leden of de Kamer onverwijld geïnformeerd kan worden als de besluitvorming over het Europese mededingingskader op enig moment zou kunnen leiden tot een verandering in de bevoegdheden van de ACM en/of een wijziging in de Mededingingswet.

Als de Europese Commissie, zoals zij aankondigt in haar Mededeling over «Tien jaar handhaving van de mededingingsregels op grond van Verordening nr. 1/2003: Resultaten en toekomstperspectieven» (COM(2014) 453), daadwerkelijk voorstellen presenteert die noodzaken tot een verandering in de bevoegdheden van de ACM of een wijziging van de Mededingingswet, zal ik de Tweede Kamer daarover op de gebruikelijke wijze, door middel van een BNC-fiche, informeren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

Als eerste heeft de recent aangetreden commissievoorzitter Jean-Claude Juncker aangegeven dat de Europese Unie het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) op gaat zetten om de Europese economie aan te jagen. De leden van de SP-fractie vragen de Minister om aan te geven of hij de mening deelt dat Europese landen hierin niet volledig afhankelijk moeten zijn van de Europese Commissie en dat landen bovendien beter dan de Commissie in staat zijn (of zouden moeten zijn) om prioriteiten te stellen voor de eigen economieën. Deze leden vernemen graag het kabinetsstandpunt ten aanzien van het EFSI.

Het aanjagen van economische groei verdient op zowel Europees als nationaal niveau de volle aandacht. Europese inspanningen zijn daarbij complementair aan nationale inspanningen. Het Kabinetsstandpunt over het EFSI is verwoord in de Kamerbrief inzake de Commissie mededeling «Een investeringsplan voor Europa» d.d. 26 november.

Tevens hebben deze leden vernomen dat de Raad voornemens is conclusies aan te nemen over de betekenis van diverse erfgoederen voor toerisme. De leden van de SP-fractie zijn benieuwd waarom het kabinet van mening is dat toerisme een onderwerp is waar de Europese Commissie zich mee bezig moet houden.

Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft de Europese Unie de bevoegdheid om het toerismebeleid van individuele lidstaten aan te vullen, met name met betrekking tot bevordering van het concurrentievermogen van ondernemingen in die sector. Nederland ziet beleid voor toerisme primair als een nationale aangelegenheid, waarbij de EU slechts aanvullende bevoegdheden heeft. Nederland staat dan ook terughoudend tegenover specifieke Europese acties ter ondersteuning van de concurrentiekracht en innovatie in de toerisme sector en is van mening dat Europese acties voor het stimuleren van toerisme zoveel mogelijk onderdeel moeten zijn van het generiek beleid van de EU voor ondernemen, innovatie en duurzaamheid.

Deze leden hebben eveneens kennisgenomen van de aanstaande gedachtewisseling over de Europese ruimtevaartindustrie, maar vragen of een debat over de «maximale meerwaarde voor de maatschappij» en de daaronder omschreven discussies zinvol is als dit zich zal beperken tot de genoemde thematiek. De leden vrezen dat de doelstelling tamelijk voordehand liggend is en willen graag weten wat er concreet te verwachten valt van een dergelijke discussie, aangezien nu het meest concrete onderwerp op de agenda een tamelijk evidente discussie over de meerwaarde van samenwerking tussen het European Space Agency en de EU voor het concurrentievermogen van de industrie is.

De verwachting is dat veel van de lidstaten niet opnieuw de discussie uit de vorige Raden zullen willen herhalen en zich, net als Nederland, zullen beperken tot het opnieuw vragen naar de analyse over deze relaties die de Raad van 26 mei 2014 al heeft afgesproken.

Nederland zal zijn inbreng vooral baseren op elementen uit de op 11 september jongstleden verstuurde Nota Ruimtevaartbeleid 2014–2020 [Kamerstuk 24 446, nr. 55]. Nederland wil daarbij onder andere ingaan op de verwachte meerwaarde van het grootschaliger gebruik van satellietgegevens. Dit wordt versterkt door het verder operationeel worden van het Europese aardobservatieprogramma Copernicus, waardoor in de nabije toekomst nog meer data beschikbaar zullen komen.

Ten aanzien van het voortgangsrapport over de Europese Onderzoeksruimte staan de leden van de SP-fractie in beginsel positief ten aanzien van het waarborgen van de academische vrijheden van wetenschappers. Tegelijkertijd vrezen zij echter dat waarborging van de maatschappelijke relevantie van de wetenschap hiermee sterk bemoeilijkt wordt. Deze leden vrezen hiermee dat de Europese wetenschap een gemakkelijke prooi wordt voor andere belangen, wat deze leden betreft geenszins een waarborg voor maatschappelijke relevantie van onderzoek. De leden van de SP-fractie vernemen op dit onderwerp graag de positie van het kabinet.

In de Wetenschapsvisie 2025, die op 25 november jl. aan de Tweede Kamer is aangeboden (Kamerstuk 29 338, nr. 141), is aangegeven dat voor vernieuwing en het leggen van creatieve en onverwachte dwarsverbanden ruimte voor vrij en ongebonden onderzoek essentieel is. Tegelijkertijd is in de Visie verwoord dat meer verbinding van onderzoek met maatschappij en bedrijfsleven nodig is. Voor beide typen onderzoek geldt dat ze moeten voldoen aan de eisen die worden gesteld aan academisch onderzoek, zoals de onafhankelijkheid van het onderzoek. Maatschappelijke verantwoordelijkheid staat daarmee niet in de weg van academische vrijheid en vice versa. Deze visie draagt het kabinet ook uit in Europa in het kader van Horizon2020 en de ERA.

De leden van de SP-fractie zouden graag van de Minister vernemen hoe hij aankijkt tegen het besluit van het Europees parlement om de Commissie werk te laten maken van een wet die zorgt dat grote zoekmachines, zoals Google, opgesplitst worden zoals donderdag 27 november bekend werd2.

De Europese Commissie onderzoekt momenteel de mogelijke aanwezigheid van mededingingsproblemen inzake Google. Nederland hecht eraan dat dit onderzoek zorgvuldig gebeurt en plaatsvindt op basis van een uitgebreide analyse van de marktsituatie. Voorts monitoren de Europese Commissie en de lidstaten voortdurend de situatie in diverse markten, waaronder die voor zoekmachines, zodat kan worden beoordeeld of het nodig is om nadere maatregelen te nemen. Het eventueel afsplitsen van de zoekfunctie ten opzichte van de overige commerciële activiteiten is een vergaande maatregel met ingrijpende gevolgen voor de bedrijfsvoering van de betreffende ondernemingen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het fiche «Mededeling bescherming en handhaving van intellectuele eigendomsrechten in derde landen». Zij lezen daarin dat Nederland de actie van de Commissie onderschrijft om meer aandacht aan de betrokkenheid van belanghebbenden bij het intellectueel eigendom-beleid van de commissie te besteden. Deze leden vinden dit erg vrijblijvend en vragen de Minister aan te geven hoe deze aandacht concreet gaat worden vormgegeven.

Het kabinet is het eens met de stelling van de leden van de SP-fractie en heeft de Commissie zeer recent gevraagd om Nederland hierover te informeren. In reactie daarop gaf de Commissie aan dat de mededeling een eerste aanzet is en de activiteiten met betrekking tot het actief betrekken van belanghebbenden nog moeten worden uitgewerkt. Een eerste aanzet is gedaan door op 20 november 2014 een bijeenkomst over de mededeling voor belanghebbenden te organiseren3. Ook zal de Commissie thematische bijeenkomsten voor belanghebbenden gaan organiseren, zoals met betrekking tot octrooien of geografische indicaties. Daarnaast gaat de Commissie zich richten op het delen van ervaringen via social media. Ten slotte heeft de Commissie de lidstaten gevraagd om best practices over het betrekken van belanghebbenden met hen te delen. Nederland heeft hierbij gewezen op de twee, door Nederlandse ministeries georganiseerde, bijeenkomsten over de Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP), waar intellectueel eigendom ook een belangrijk onderwerp was. Daar zal in 2015 mee worden doorgegaan.

De leden van de SP-fractie lezen in het fiche «Mededeling EU-actieplan Handhaving intellectuele eigendomsrechten» dat de Minister van mening is dat schending van intellectuele eigendomsrechten door individuele consumenten niet onder «commerciële schaal» zou moeten vallen. Zij vinden dit een gezonde instelling, maar vragen tegelijkertijd welke stelling de Raad op dit vlak inneemt en vragen de Minister graag hierop een reactie te geven.

De meerderheid van de lidstaten deelt de mening dat inbreuken op intellectuele eigendomsrechten door consumenten niet mogen vallen onder «commerciële schaal». Een klein aantal lidstaten deelt deze mening niet. Niettemin hebben alle lidstaten aangegeven positief tegenover de Mededeling te staan. Het is nog niet duidelijk wanneer dit onderwerp op de Raad voor Concurrentievermogen zal worden besproken.

III Volledige agenda

Verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 25 en 26 september

2014 in Brussel

Brief regering – Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp – 13 oktober 2014 – Kamerstuk 21 501-30, nr. 337

Aanbieding geannoteerde Agenda van de Raad voor Concurrentievermogen van 4 en 5 december 2014

Brief regering – Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp – 24 november 2014 – Kamerstuk 21 501, nr. 338

Fiche: Mededeling handhaving EU-mededingingsregels

Brief regering – Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans – 19 september 2014 – Kamerstuk 22 112, nr. 1907

Antwoorden op vragen van de commissie over de geannoteerde agenda van de

Raad voor Concurrentievermogen van 25 en 26 september 2014

Brief regering – Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp – 24 september 2014 – Kamerstuk 21 501-30, nr. 336

Fiche: Mededeling bescherming en handhaving van intellectuele eigendomsrechten in derde landen

Brief regering – Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans – 26 september 2014 – Kamerstuk 22 112, nr. 1911

Fiche: Mededeling EU-actieplan Handhaving intellectuele eigendomsrechten

Brief regering – Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans – 26 september 2014 – Kamerstuk 22 112, nr. 1912

Toezegging tot overleg Europese Commissie voor verkenning mogelijkheden

financiële steun voor sanering Thermphosterrein

Brief regering – Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp – 6 oktober 2014 – Kamerstuk 29 826, nr. 61

Naar boven