21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 337 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 oktober 2014

Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen van 25 en 26 september 2014. De Raad bestond uit een deel over interne markt en industrie (25 september) en een deel over onderzoek (26 september).

Tijdens het interne markt en industriedeel vond een debat plaats over het industrieel concurrentievermogen en werden er Raadsconclusies aangenomen over dit onderwerp. Verder vond er een debat plaats over de tussentijdse evaluatie van de Europa 2020-strategie voor groei en banen. De informele lunchdiscussie stond in het teken van geografische aanduidingen voor niet-landbouwproducten.

Tijdens het deel over onderzoek werd ook een debat gevoerd over de Europa 2020-strategie, met focus op onderzoek en innovatie. Daarnaast wisselde de Raad van gedachten over de tweede voortgangsrapportage over de Europese Onderzoeksruimte. Tijdens de lunch is er informeel gesproken over het Artikel 185-initiatief Partnership in Research and Innovation in the Mediterranean Area (PRIMA).

Onder het agendapunt diversen is de Raad op 25 september door de Commissie geïnformeerd over Europees beleid voor consumentenbescherming, de routekaart voor de Europese defensie-industrie en de stand van zaken van het unitair octrooi. Op verzoek van de Franse delegatie is de Commissie kort ingegaan op het investeringsprogramma dat aankomend Commissievoorzitter Juncker in zijn hervormingsprogramma heeft genoemd. Op 26 september heeft de Commissie de Raad geïnformeerd over de mededeling «naar een bloeiende data-economie».

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

INDUSTRIE EN INTERNE MARKT

Het industriële concurrentievermogen

Het voorzitterschap leidde, bij monde van Minister Federica Guidi, het debat kort in door aan te geven dat het inbedden van industrieel concurrentievermogen in andere beleidsterreinen (mainstreaming) niet nieuw is, maar dat het wel van belang is om er als Raad voor Concurrentievermogen beter mee aan de slag te gaan om groei en welvaart te stimuleren.

Commissaris Nelli Feroci (Industrie) refereerde aan een tweetal Commissierapporten1 over de concurrentiekracht van de Europese lidstaten en wees op het belang van versterking van investeringen in innovatie, toegang tot financiering voor het mkb, de interne energiemarkt, verbeterde toegang tot derde markten en het verminderen van regeldruk. Met betrekking tot mainstreaming gaf hij aan dat dit zowel op Europees als op nationaal niveau dient in te dalen in wet- en regelgeving teneinde de concurrentiekracht te verstevigen.

In de onderhandelingen over de Raadsconclusies voorafgaand aan de Raad is het opnemen van een specifiek percentage voor het aandeel van de industrie in het bruto binnenlands product (bbp) in de Raadsconclusies, mede door de inzet van Nederland, voorkomen. De Raad neemt nu in de conclusies met belangstelling kennis van de ambitie van de Europese Commissie van 20% maar conformeert zich politiek niet aan deze doelstelling. Verder wordt in de Raadsconclusies het belang van mainstreaming om de Europese industrie een impuls te geven nogmaals benadrukt en uitgewerkt, alsmede het belang van de versterking van de rol van de Raad voor Concurrentievermogen en de High Level Group voor Concurrentievermogen (die de Raad mede voorbereidt) benoemd.

Het merendeel van de lidstaten nam het woord om het belang van de conclusies te onderstrepen. Een aantal lidstaten noemde daarbij nog het belang van het klimaat en energiepakket voor de industrie en de toegang van het mkb tot financiering. Nederland benadrukte in de interventie het belang van mainstreaming en het eerder betrekken van stakeholders bij impact assessments. De Commissie sloot het debat af door aan te geven dat de 20% doelstelling slechts een streefdoel is waar naar toe gewerkt wordt, met respect voor de verschillen tussen de lidstaten. Het voorzitterschap concludeerde dat de Raad kon instemmen met de voorliggende Raadsconclusies.

Europa 2020-strategie

Het voorzitterschap gaf, bij monde van Staatssecretaris Sandro Gozi, in een korte introductie aan dat Italië de Europa 2020-strategie voor groei en banen in verschillende vakraden zal agenderen. Het voorzitterschap is voornemens om de uitkomsten van deze besprekingen samen te brengen in een notitie die in december op de Raad Algemene Zaken zal worden geagendeerd. Deze notitie moet handvatten bieden voor het voorstel dat de Commissie begin 2015 zal uitbrengen voor mogelijke verbeterpunten van de strategie. Naar verwachting zal de Europese Raad hierover in maart of juni 2015 een besluit nemen.

Het debat sloot goed aan bij het eerdere debat over het belang van inbedding van concurrentievermogen in de verschillende Europese beleidsterreinen, waar het belang van het Europese concurrentievermogen voor de industrie ook was benoemd. Het versterken van het concurrentievermogen is één van de uitdagingen die de Europa 2020-strategie het hoofd moet bieden.

Veel lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten het belang van behoud van focus op de huidige hoofddoelen van de strategie en gaven aan geen uitbreiding van de doelen te wensen. Daarnaast noemde Nederland ook het belang van goede aansturing vanuit de Raad en samenwerking met de belangrijkste stakeholders (zoals regio’s en sociale partners) voor een goede uitvoering van de strategie. Ook noemde Nederland het beter benutten van de mogelijkheden die het Europees semester biedt om lidstaten aan te spreken op de voortgang van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, hetgeen door een groot aantal lidstaten werd gesteund. Nederland benadrukte verder, samen met verschillende andere lidstaten, dat er meer aandacht moet komen voor de implementatie van de interne markt, omdat het potentieel daarvan beter gebruikt kan worden voor het creëren van groei en banen. Verder werd door een aantal lidstaten geopperd om meer gezamenlijk op te trekken met de ECOFIN Raad.

De voorzitter sloot de discussie door de lidstaten te bedanken voor al hun input en aan te geven hier in de komende periode verder mee aan de slag te gaan. Vicevoorzitter van de Commissie Barnier (interne markt) zegde verdere medewerking toe.

Lunchdebat: geografische aanduidingen voor niet-landbouwproducten

De informele lunchdiscussie stond in het teken van de geografische aanduidingen voor niet-landbouwproducten. Namens het voorzitterschap lichtte Staatssecretaris Gozi het onderwerp toe. Vicevoorzitter Barnier verwees in zijn inleiding naar het groenboek dat in juli 2014 is gepubliceerd waarin op dit onderwerp wordt ingegaan. De kabinetsreactie op dit groenboek wordt binnenkort naar uw Kamer verzonden. Barnier gaf aan dat er op de interne markt op dit gebied harmonisatie nodig is. Nederland bracht in vraagtekens te hebben bij de noodzaak van harmonisatie en wees op bescherming binnen de bestaande wettelijke kaders. Een aanzienlijk deel van de lidstaten was voorzichtig positief over harmonisatie op EU niveau, een aantal lidstaten was zelfs bijzonder positief, terwijl een kleiner aantal lidstaten reserveringen had of zelfs kritisch was op dit punt.

ONDERZOEK

Europa 2020-strategie: Mid-term review en Mededeling van de Commissie «Onderzoek en Innovatie: bronnen van toekomstige groei»

Namens het voorzitterschap leidde Minister Giannini dit onderwerp in. Zij benadrukte dat lidstaten hun uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling zouden moeten verhogen, maar voegde daar aan toe dat tegelijkertijd ook de impact daarvan groter kan worden door de uitgaven efficiënter te maken. Hiervoor zijn volgens haar structurele hervormingen noodzakelijk. Bijzondere aandacht schonk zij aan menselijk kapitaal: jonge mensen moeten in het onderwijs een basis krijgen, waarmee ze de arbeidsmarkt met voldoende vaardigheden kunnen betreden.

Commissaris Geoghegan-Quinn (Onderzoek en Innovatie) gaf namens de Commissie aan dat het een uitgelezen moment was om het onderwerp nu te bespreken. Onderzoek en innovatie moeten volgens haar de basis vormen voor economisch herstel. Het is positief dat de beoogd Commissievoorzitter Juncker deze onderwerpen dan ook een plek geeft in zijn programma. Geoghegan-Quinn vond het tegelijkertijd echter zorgelijk dat ondanks deze aandacht op Europees niveau sommige lidstaten hun investeringen in onderzoek en ontwikkeling hebben verlaagd. Het zou goed zijn om juist in tijden van fiscale consolidatie meer aandacht te hebben voor onderzoek en ontwikkeling. Dit is ook het doel van de onlangs door haar en collega-commissaris Rehn uitgebrachte mededeling over onderzoek en innovatie als bronnen van nieuwe groei. Die mededeling gaat niet alleen over de noodzaak het niveau van de investeringen op peil te houden, maar ook de kwaliteit ervan te verhogen. Dit kan door middel van smart specialisation van regio's, een focus op maatschappelijke uitdagingen, betere coördinatie tussen de lidstaten en het verbeteren van de kwaliteit van het brede ecosysteem van onderzoek en innovatie. Ook kan de kwaliteit van institutionele financiering omhoog door middel van regelmatige evaluaties, peer review-procedures en prestatieafspraken.

In hun interventies benadrukten de meeste lidstaten hun pogingen om het doel van investeringen in onderzoek en ontwikkeling ter hoogte van 3% van het BBP of een eigen (lager) doel te behalen. Dit is niet makkelijk geweest vanwege de economische crisis. Vele lidstaten noemden als positieve punten het van start gaan van Horizon 2020, de vooruitgang die geboekt is met de Europese Onderzoeksruimte en de positieve resultaten van de Innovatie Unie, die één van de kerninitiatieven is van de Europa 2020-strategie. De mededeling over onderzoek en innovatie als bronnen van nieuwe groei werd breed verwelkomd. Vele lidstaten zijn het eens met de notie dat naast de hoogte van investeringen ook de kwaliteit ervan een impuls verdient. Enkele lidstaten wezen op hervormingen van hun nationaal systeem, waar zij nu aan werken. Andere lidstaten legden de nadruk op de noodzaak van versterkte samenwerking in Europa via meer en betere coördinatie van nationale inspanningen. In dit kader werden onder meer het gezamenlijk programmeren van nationaal gefinancierd onderzoek en het gezamenlijk opzetten van grote onderzoeksfaciliteiten met name genoemd.

Nederland gaf ook aan het zeer eens te zijn met de stelling van de Commissie dat onderzoek en innovatie bronnen van toekomstige groei zijn. Het is een goede keuze om in de huidige Europese begroting (het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020) de uitgaven op de terreinen van onderzoek en innovatie te verhogen ten opzichte van andere terreinen, omdat Nederland vindt dat dit terreinen zijn waar Europese samenwerking echt een verschil kan maken. Nederland benadrukte dat het echter niet om geld alleen gaat en dat de effectiviteit van uitgaven vergroot zou kunnen worden door te blijven focussen op excellentie en impact, door private partijen via publiek-private samenwerking te verleiden meer te investeren, door de innovatieaspecten van andere beleidsterreinen zoals regionaal beleid te versterken en door radicaal te vereenvoudigen. Het is volgens Nederland beter om bestaande programma's, projecten en initiatieven te versterken in plaats van nieuwe te starten. Nederland zal nieuwe initiatieven stevig blijven beoordelen op basis van criteria als focus, excellentie en toegevoegde waarde.

Tweede voortgangsrapport over de Europese Onderzoeksruimte

Minister Giannini gaf een korte toelichting op het door de Europese Commissie opgestelde tweede voortgangsrapport over de Europese Onderzoeksruimte (ERA). Giannini benadrukte daarbij het belang van het gezamenlijk programmeren van onderzoek. In dit kader zijn nu tien initiatieven ontwikkeld die, net als de gehele ERA, vooruitgang boeken, maar nog verder ontwikkeld moeten worden. Daarvoor is het niet alleen nodig dat lidstaten daadwerkelijk gezamenlijk hun publiek gefinancierde onderzoek programmeren, maar dat ook de randvoorwaarden op orde zijn. Bij dat laatste behoren onder meer een transparante mobiele arbeidsmarkt, gender mainstreaming in onderzoek en een goede toegang tot kennis.

Namens de Commissie wees Commissaris Geoghegan-Quinn erop dat het nieuwe voortgangsrapport over de ERA laat zien dat de vier succesfactoren voor de ERA allemaal op orde zijn: ERA staat hoog op de agenda bij de Europese Commissie, de lidstaten werken actief aan het wegnemen van barrières voor de ERA, instellingen in de lidstaten leveren een bijdrage aan de implementatie van de ERA en het ERA Monitoring Mechanisme maakt het meten van de voortgang van de implementatie mogelijk. Het rapport laat zien dat er niet één weg is naar de ERA, maar wel dat instellingen die bijdragen aan de ERA door zelf actief belemmeringen voor grensoverschrijdend onderzoek weg te nemen, succesvoller blijken te zijn, wat zich uit in het aantal aangevraagde octrooien en uitgebrachte publicaties. Op elk van de vijf door de Commissie gedefinieerde actielijnen voor de ERA is vooruitgang zichtbaar in de lidstaten, hoewel er nog ruimte blijft voor verbetering. De ERA is ook een continu proces. In 2015 zal de Raad een ERA Roadmap aannemen met de belangrijkste vervolgstappen om de ERA nog verder te ontwikkelen, waarmee een Europese Ruimte met daarin volledig vrije circulatie van onderzoekers, kennis en technologie steeds dichter bij komt.

In de discussie gaf een groot aantal landen aan zich te herkennen in de conclusie van de Europese Commissie dat er vooruitgang wordt geboekt in Europa als het gaat om het wegnemen van belemmeringen voor onderzoekers, kennis en technologie. Zij deelden allemaal de mening van de Commissaris dat de ERA ondanks dat wel aandacht zal blijven vragen en een aantal landen gaf een toelichting op de actie die zij daarvoor in eigen land ondernemen. Hoewel algemeen erkend werd dat dit tweede voortgangsrapport kwalitatief beter is dan het eerste rapport uit 2013, kreeg de Commissie kritiek op de onderliggende data van het rapport, die onvolledig is en daardoor wel een indicatie, maar geen scherp beeld geeft van de stand van zaken. De Commissie zal daar in samenwerking met de lidstaten aan moeten werken om in 2016 met een derde rapport te kunnen komen, waaraan echte conclusies kunnen worden verbonden.

Nederland heeft ook aangegeven het van belang te vinden dat de Commissie blijft werken aan verbeterde monitoring van de ERA. Wel vindt Nederland het positief dat er op grote lijnen vooruitgang zichtbaar is in Europa. Nationaal en op Europees niveau moet die voortgang nu worden vastgehouden, waarbij het van belang is dat de ERA Roadmap, die in 2015 wordt aangenomen, zich richt op de terreinen waarop op Europees niveau gezamenlijk veel bereikt kan worden: gezamenlijk programmeren van onderzoek, grootschalige onderzoeksfaciliteiten en open toegang tot wetenschappelijke publicaties.

Lunchdiscussie over PRIMA

De lunch stond in het teken van het mogelijk nieuw op te richten Artikel 185-initiatief Partnership in Research and Innovation in the Mediterranean Area (PRIMA). Namens het voorzitterschap lichtte Minister Giannini het onderwerp toe. Zij wil in december een conceptplan voor het initiatief aan de Raad presenteren.

Namens de Commissie gaf Directeur-Generaal Robert-Jan Smits (Onderzoek en Innovatie) aan dat de ideeën voor PRIMA weliswaar duidelijker worden, maar dat er nog steeds meer focus nodig is. Hierbij gaat het om de thematische afbakening van het beoogde programma. Ook vond hij dat er meer aandacht zou moeten zijn voor de toepassing van de in een dergelijk programma te ontwikkelen kennis en technologie en moeten bestaande initiatieven nog in kaart worden gebracht voordat dit nieuwe initiatief kan worden opgezet. Een andere vorm dan een Artikel 185-initiatief is wat de Europese Commissie betreft ook nog denkbaar.

Het idee voor PRIMA is eerder in diverse bijeenkomsten van de Raad besproken. Nederland heeft altijd aangegeven versterkte onderzoekssamenwerking op zich positief te vinden, maar terughoudend te zijn, omdat een voldoende uitgewerkt plan ontbreekt. Een aantal landen is inmiddels al betrokken bij het initiatief, maar er was bij de lunch bij diverse lidstaten ook steun voor de vragen en opmerkingen die de Commissie plaatste.

DIVERSEN

Consumentenbescherming

Commissaris Mimica (Consumentenbeleid) lichtte in een korte presentatie de rapportage over consumentenbeschermingssamenwerking van juli 2014 toe en noemde daarbij het belang van betere informatie-uitwisseling tussen bevoegde nationale autoriteiten, een gelijkwaardig instrumentarium voor deze autoriteiten, verbetering van Europese samenwerkingsprocedures en een wettelijk kader dat geschikt is voor inbreuken die meerdere lidstaten overspannen. De Commissie zal in 2015 op dit onderwerp een impact assessment uitvoeren en dan bezien of een wetgevingsvoorstel noodzakelijk is. De Raad nam zonder verdere discussie nota van de rapportage.

Routekaart Europese defensie-industrie

Vicevoorzitter Barnier gaf een korte presentatie van de routekaart voor de Europese defensie-industrie. Daarbij gaf hij aan, dat de verantwoordelijkheid voor de defensiesector met name bij de lidstaten zelf ligt, maar dat de mededeling van de Commissie uit 2013 toegevoegde waarde zou kunnen hebben in het denkproces van de lidstaten om de defensie industrie te verbeteren. De Europese Raad heeft in 2013 aandacht besteed aan defensie en zal er in juni 2015 weer bij stil staan als de balans moet worden opgemaakt over de voortgang. De Commissie kijkt met name naar de toepassing van de richtlijn overheidsopdrachten op defensiegebied, offsets, leveringszekerheid en toegang van het mkb tot leveringsketens. Op al deze onderwerpen gaat de Commissie de komende periode verder in dialoog met de lidstaten. Slechts één lidstaat nam het woord en sprak waardering uit voor het werk van de Commissie, maar benadrukte dat lidstaten geen controle vanuit de Commissie wensen op dit onderwerp.

Unitair Octrooi

Op verzoek van de Commissie rapporteerden de voorzitters van de Preparatory Committee en de Select Committee over de voortgang van het unitair octrooi. Beiden benadrukten dat het werk voor de oprichting van het octrooigerecht succesvol verloopt. Er is aanzienlijke vooruitgang geboekt ten aanzien van het opstellen van de procedureregels en de opleiding en selectie van rechters. Geografische spreiding van de rechters is echter nog wel een aandachtspunt. Inmiddels hebben 5 landen het verdrag geratificeerd en de voltooiing van het ratificatieproces van andere lidstaten wordt binnen afzienbare tijd verwacht. De verwachting is dat de voorbereidingen geheel 2015 zullen doorlopen, waarbij de insteek van kwaliteit boven snelheid wordt benadrukt. Vicevoorzitter Barnier sloot af met de oproep aan de lidstaten om snel tot ratificatie te komen.

Europees Investeringsprogramma

Op verzoek van de Franse delegatie is het door beoogd commissievoorzitter Juncker aangekondigde Europees investeringsprogramma op de agenda van de Raad gezet. Frankrijk gaf aan, gesteund door een aantal lidstaten, dat het van belang is dat lidstaten betrokken worden bij de vormgeving van het programma. Daarnaast benadrukte Frankrijk het belang van betrokkenheid van de Raad voor Concurrentievermogen bij de verdere uitwerking van de plannen. Vicevoorzitter Barnier benadrukte dat financiële stabiliteit een belangrijke voorwaarde is voor het bevorderen van investeringen. Daarnaast stelde hij dat het zaak is om de juiste projecten te identificeren. Hiervoor ligt een rol bij de private sector.

Mededeling: «Naar een bloeiende data-economie»

Namens de Commissie gaf vicevoorzitter Kroes een toelichting op de mededeling «Naar een bloeiende data-economie». Door de snelle digitalisering van de samenleving neemt de omvang van de digitale data, op uiteenlopende terreinen, zeer sterk toe. Wanneer daar tijdig op wordt ingespeeld, kan dat tal van kansen bieden voor allerlei sectoren terwijl negatieve consequenties, zoals schending van de privacy, kunnen worden voorkomen, aldus Kroes. Europa raakt op dit moment echter achterop. De bedrijven die kunnen omgaan met «big data» en «cloud computing», en daarmee de sleutel tot nieuwe innovatie in handen hebben, bevinden zich allemaal in de Verenigde Staten. Met de mededeling zet de Commissie daarom een eerste actieplan neer dat Europa, door onder andere te werken aan een solide infrastructuur en vaardige mensen, moet helpen om een bloeiende data-economie te worden.

Namens het voorzitterschap gaf Minister Giannini aan dat zij de mening van de Commissie deelt dat big data van groot belang is voor de toekomst. Dit onderwerp zal in de nabije toekomst dan ook op de agenda van de Raad terugkomen. Een aantal landen maakte vervolgens gebruik van de gelegenheid om hun steun voor de mededeling te benadrukken. Hierbij kwam ook aan de orde dat bij het opstellen van regels voor gegevensbescherming gewaakt moet worden voor onnodige en onbedoelde belemmering van wetenschappelijk onderzoek.

Naar boven