Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 21501-02 nr. 2741 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 21501-02 nr. 2741 |
Vastgesteld 20 oktober 2023
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 28 september 2023 over o.a. de geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 19 en 20 oktober 2023 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2735).
De vragen en opmerkingen zijn op 5 oktober 2023 aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 13 oktober 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Wuite
De griffier van de commissie, Meijers
Inhoudsopgave
I |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon |
2 |
Inbreng VVD-fractie |
2 |
|
Inbreng D66-fractie |
8 |
|
Inbreng SP-fractie |
10 |
|
Inbreng Partij voor de Dieren-fractie |
12 |
|
Inbreng ChristenUnie-fractie |
14 |
|
Inbreng Volt-fractie |
17 |
|
II |
Volledige agenda |
22 |
Inbreng leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda, en hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat de Europese Unie (EU) en de Verenigde Staten (VS) een goede handelsrelatie hebben en dat eventuele spanningen als gevolg van de IRA (Inflation Reduction Act) worden weggenomen. Is de Minister van mening dat er al genoeg discriminerende elementen van de IRA voor de EU voldoende zijn weggepoetst? In hoeverre ondervindt Nederland momenteel hinder van de IRA?
1. Antwoord van het kabinet:
Zoals aangegeven in de kamerbrief over de uitkomst van de onderhandelingen van de EU-VS IRA Task Force,1 is een deel van de Europese zorgpunten weggenomen. Dit betreft met name de belastingvoordelen onder de IRA voor elektrische bedrijfsvoertuigen, waar op basis van de Amerikaanse implementatierichtlijnen EU-productie voor in aanmerking komt. Een ander belangrijk zorgpunt betreft de belastingvoordelen voor elektrische voertuigen voor consumenten. Hiervoor geldt dat het uit te onderhandelen EU-VS Critical Minerals Agreement een belangrijke stap vooruit zal zijn, als deze onderhandelingen inderdaad worden afgerond. Tegelijkertijd constateert het kabinet dat niet alle zorgpunten ten aanzien van de IRA reeds zijn weggenomen. Het is belangrijk dat deze punten onderwerp van gesprek blijven in de besprekingen tussen de EU en de VS.
In aanloop naar de Europese Raad van 26 en 27 oktober a.s., zal de Commissie naar verwachting een impactanalyse presenteren van de gevolgen van de IRA voor de Europese industrie. Het kabinet kijkt uit naar deze analyse.
Specifiek kijken de leden van de VVD-fractie naar de onderhandelingen die ervoor moeten zorgen dat Europese elektrische auto’s en batterijen onder de clean vehicle taks credit van de IRA kunnen vallen. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of zij een overzicht kan geven hoe dit Nederlandse handel in elektrische auto’s en batterijen zal bevorderen.
2. Antwoord van het kabinet:
De onderhandelingen over het Critical Minerals Agreement hebben mede als doel ervoor te zorgen dat Europese (groene) producten dezelfde behandeling krijgen onder Amerikaanse regelgeving, zoals belastingvoordelen voor elektrische voertuigen voor consumenten, als Amerikaanse producten. Voor Nederland specifiek zal dit vooral van toepassing zijn op producten en componenten in de waardeketens van elektrische auto’s en batterijen. Het kabinet heeft geen overzicht van de Nederlandse input in deze waardeketens in relatie tot de IRA, maar kijkt uit naar de aankomende analyse van de Commissie over de gevolgen van de IRA voor de Europese industrie.
Daarnaast is het goed om te lezen dat er wordt onderhandeld over een grondstoffenakkoord tussen de VS en de EU. Hoe positioneert Nederland zich in deze onderhandelingen?
3. Antwoord van het kabinet:
Nederland pleit voor een snelle uitkomst in deze onderhandelingen. Zoals in het antwoord op de vorige vraag vermeld, is dit akkoord belangrijk met het oog op het behouden van een goede positie van Europese (groene) producten op de Noord-Amerikaanse markt. Daarnaast versterkt dit akkoord het partnerschap met de VS inzake grondstoffen. Nederland staat positief tegenover het sluiten van strategische grondstoffenpartnerschappen door de EU met derde landen, zoals uiteengezet in de nationale grondstoffenstrategie.2 Diversificatie is een belangrijk handelingsperspectief om de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen te vergroten, en partnerschappen met gelijkgezinde landen faciliteren die diversificatie.
Welke grondstoffen willen wij in ieder geval opnemen in het akkoord, kijkend naar de positie van de VS, die minder grondstoffen in het akkoord willen opnemen?
4. Antwoord van het kabinet:
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 2, is dit akkoord gericht op de positie van Europese producten op de Amerikaanse markt, specifiek waar het gaat om elektrische voertuigen. Het ligt daarom voor de hand om het akkoord te laten gelden voor de grondstoffen waar ook de IRA betrekking op heeft.
Op 20 oktober zal de EU-US Summit plaatsvinden. Welke handelsafspraken liggen er nog in het vooruitzicht tussen de VS en de EU?
5. Antwoord van het kabinet:
Zoals aangegeven in de Geannoteerde Agenda voor de aanstaande informele RBZ Handel, zijn momenteel besprekingen met de VS gaande op het gebied van staal en aluminium, om te komen tot een Global Sustainable Arrangement on steel and aluminium (GSA). Net als de onderhandelingen over het Critical Minerals Agreement zijn de besprekingen over het GSA concreet gericht op nieuwe handelsafspraken. Deze twee onderwerpen vormen derhalve de twee belangrijkste onderwerpen op handelsterrein voor de EU-VS top.
Kan de Minister een schets van het krachtenveld geven voor een nieuwe discussie over het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) of een alternatief hiervan?
6. Antwoord van het kabinet:
Een alomvattend handelsakkoord tussen de EU en de VS zoals het TTIP-verdrag is momenteel geen onderwerp van discussie. De Raad heeft in 2019 vastgesteld dat de onderhandelingsrichtsnoeren voor TTIP niet langer relevant zijn.3
Wel zijn er mogelijkheden tot afspraken te komen op verschillende deelgebieden. Zo zijn in 2019 onderhandelingsmandaten verstrekt aan de Europese Commissie voor onderhandelingen over een handelsakkoord beperkt tot tariefverlaging voor industriële goederen en onderhandelingen over een akkoord met betrekking tot wederzijdse erkenning van conformiteitsbeoordelingen. Op beide onderwerpen zijn geen ontwikkelingen, zoals ook is aangegeven in de bij de Geannoteerde Agenda gevoegde reguliere voortgangsrapportage handelsakkoorden.4 Daarnaast zijn er de in het antwoord op de vorige vraag genoemde besprekingen over het GSA en de onderhandelingen over een Critical Minerals Agreement.
Een ander Europees onderwerp omtrent handel is de verordening ontbossingsvrije grondstoffen en producten. Nederland handelt veel in de import en export van onder andere hout. Kan de Minister een overzicht geven, onder de huidige verordening, hoe Nederlandse bedrijven goed worden geïnformeerd en begeleid bij de implementatie van de nieuwe verordening?
7. Antwoord van het kabinet:
Belanghebbenden bij de verordening ontbossingsvrije grondstoffen en producten worden zorgvuldig geïnformeerd en nauw geconsulteerd bij de implementatie van de verordening. Zo worden door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) bijeenkomsten georganiseerd waarin gesproken wordt over hoe de implementatie vorm te geven en elementen waar belanghebbenden mogelijk tegenaan lopen in de praktijk. Op 30 augustus jl. heeft een eerste bijeenkomst voor belanghebbenden plaatsgevonden, die Minister van der Wal voor Natuur en Stikstof heeft geopend. De volgende bijeenkomst vindt plaats op 11 oktober en gedurende het implementatietraject zullen meer van dergelijke bijeenkomsten worden georganiseerd. Tussen deze bijeenkomsten zal er ook veelvuldig contact met belanghebbenden zijn om hen zo goed mogelijk te informeren en consulteren. Bedrijven kunnen daarnaast via hun brancheverenigingen ook bij de Europese Commissie terecht.
Kan de Minister tevens aangeven wat de impact van deze verordening zal zijn op de Nederlandse markt in houthandel?
8. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet beschikt niet over cijfers over de gevolgen van de verordening op de Nederlandse markt in houthandel. In algemene zin kan wel worden gezegd dat Nederlandse bedrijven, die bijvoorbeeld tropisch hout importeren, de afgelopen jaren stappen hebben gezet ter bevordering van verduurzaming van deze ketens, onder andere om te voldoen aan de Europese houtverordening (EUTR). Dit heeft als positief gevolg dat het Nederlandse verbruik van tropisch hout inmiddels overwegend duurzaam gecertificeerd is. De nieuwe verordening stelt echter een aantal aanvullende eisen (waaronder op het gebied van zorgvuldigheid, legaliteit en traceerbaarheid), waaraan ook de houthandel moet voldoen. De inschatting van de Commissie is dat per marktdeelnemer eenmalige kosten van 5.000 tot maximaal 90.000 euro te verwachten zijn voor het opstellen van het gepaste zorgvuldigheidssysteem. Daarbij geldt over het algemeen dat ondernemers, die de genoemde grondstoffen en producten uit landen of regio’s met een laag risico inkopen, aan minder verplichtingen worden onderworpen dan ondernemers die de genoemde grondstoffen en producten uit landen of regio’s met een hoog risico inkopen.
Is de Minister van mening dat de ontbossingsverordening ervoor zorgt dat belemmeringen omtrent de milieu impact van het EU-Mercosur verdrag zijn weggenomen?
9. Antwoord van het kabinet:
De ontbossingsverordening heeft als doel te voorkomen dat producten die op de EU interne markt verkocht worden bijdragen aan ontbossing. Marktdeelnemers of handelaren die producten binnen de reikwijdte van de verordening op de EU interne markt plaatsen of exporteren, moeten aan kunnen tonen dat de producten niet afkomstig zijn van recent ontbost land of bijdragen aan bosdegradatie. Voor zover producten onder de materiële reikwijdte vallen, is de ontbossingsverordening ook van toepassing op producten afkomstig uit de Mercosur-landen. De ontbossingsverordening is van toepassing los van de vraag of sprake is van een bilateraal handelsverdrag.
Voor wat betreft het EU-Mercosur verdrag geldt dat wordt onderhandeld over een additioneel instrument bij het onderhandelaarsakkoord uit 2019 dat beoogt de daarin vastgelegde duurzaamheidsafspraken verder uit te werken en te concretiseren. Waar de ontbossingsverordening alleen geldt voor producten die op de EU-markt komen, zouden de afspraken in dit verdrag gelden voor het hele grondgebied van de verdragspartijen. Daarnaast betreffen de duurzaamheidsafspraken in het verdrag ook andere milieugerelateerde onderwerpen dan ontbossing.
De hoofdonderhandelaars van de EU en de Mercosur-landen hebben elkaar recent in Brazilië getroffen. De Mercosur-landen staan niet geheel positief tegenover de nieuwe eisen van de EU. Er zou ook verdeeldheid tussen de Mercosur-landen bestaan. Is het nog steeds realistisch dat er voor het einde van het jaar een akkoord wordt bereikt tussen de EU en de Mercosur-landen?
10. Antwoord van het kabinet:
De afronding van de onderhandelingen hangt af van de voortgang die de Europese Commissie en de Mercosur-landen maken in de onderhandelingen over het door de EU voorgestelde additioneel instrument over duurzaamheid. Het is voor het kabinet niet mogelijk om aan te geven hoe waarschijnlijk het is dat deze onderhandelingen voor het einde van het jaar worden afgerond.
Deelt de Minister de mening van de leden van de VVD-fractie dat een handelsverdrag tussen de EU en Mercosur bijdraagt aan de economische veiligheid van Nederland en de hele EU?
11. Antwoord van het kabinet:
In algemene zin kunnen bilaterale handelsakkoorden, zoals die met Canada en met Nieuw-Zeeland, bijdragen aan het vergroten van de economische weerbaarheid en slagvaardigheid van de EU en daarmee de open strategische autonomie van de EU helpen bevorderen.
In het kader van EU-Mercosur geldt dat op het moment dat de Europese Commissie alle voor besluitvorming noodzakelijke documenten voorlegt aan de Raad voor besluitvorming, door het kabinet een integrale weging zal worden gemaakt van de voor- en nadelen van een akkoord. Bij die weging zal onder andere worden gekeken naar duurzaamheid, de verwachte impact van het associatieakkoord op verschillende Nederlandse sectoren, leveringszekerheid van grondstoffen en diversificatie van grondstoffenketens, economische veiligheid en het bredere geopolitieke belang van het akkoord.
Is er voldoende besef bij de hoofdonderhandelaars van de EU dat handelsverdragen niet alleen een economisch doel dienen, maar ook van geopolitiek belang zijn?
12. Antwoord van het kabinet:
Binnen de Europese Commissie is er een sterk besef van het geopolitieke belang van handelsakkoorden. Dit vormt een belangrijk onderdeel van de handelspolitieke koers die de huidige Commissie heeft ingezet.5
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de interne markt van de EU geharmoniseerd moet worden en bij nieuwe wetgeving het gelijke speelveld binnen de EU, en met name met omringende langen, gewaarborgd moet blijven. Daarom zal, om het Nederlandse bedrijfsleven te beschermen eventuele regelgeving op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) op Europees niveau moeten worden geregeld. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of zij spoedig een update kan geven over de status van de (triloog)onderhandelingen over de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (het CSDDD-voorstel). Klopt het nog steeds dat we naar verwachting een akkoord kunnen verwachten aan het einde van dit jaar?
13. Antwoord van het kabinet:
De trilogen tussen de Europese Commissie, de Raad en het Europees Parlement om tot een definitieve IMVO-richtlijn te komen zijn op 8 juni jl. van start gegaan. Het Spaanse EU-voorzitterschap streeft inderdaad naar een afronding van de CSDDD-onderhandelingen aan het einde van hun voorzitterschap, eind 2023. Mocht dit niet haalbaar blijken, dan zullen alle partijen zich inzetten om de richtlijn af te ronden vóór de verkiezingen voor het Europees Parlement in juni 2024. Nederland ondersteunt het streven van het EU-voorzitterschap de onderhandelingen spoedig af te ronden.
Verder bekommeren de leden van de VVD-fractie zich om de handelsrelatie tussen Nederland en Turkije. In het algemeen, maar zeker na de aardbeving in Turkije, ligt er een kans om Nederlandse bedrijven te stimuleren om handel te drijven met Turkse bedrijven. Is de Minister van plan met haar Turkse collega te kijken naar opties voor samenwerking tussen Nederland en Turkije op het gebied van handel met als doel handel voor Nederlandse en Turkse bedrijven toegankelijker te maken?
14. Antwoord van het kabinet:
Wat betreft de bilaterale handelsrelatie met Turkije geldt dat Turkije behoort tot de 25 prioriteitsmarkten van Nederland (zie de beleidsnotitie 2022 «Doen waar Nederland goed in is») (Kamerstuk 36 180, nr. 1). Daarmee is Turkije één van de landen waar de focus op ligt op het gebied van handelsmissies- en instrumenten. Jaarlijks vindt de Joint Economic & Trade Commission (JETCO) plaats, waar de bilaterale handelsrelatie tussen Nederland en Turkije op ministerieel niveau wordt besproken. De JETCO zou plaatsvinden op 22 februari jl. in Nederland, maar is vanwege de verwoestende aardbevingen verplaatst naar later dit jaar. Samen met VNO-NCW heeft de Nederlandse overheid toen een voorlichtingsbijeenkomst georganiseerd om het bedrijfsleven te informeren over de aardbevingen en de mogelijkheid om hulp te bieden aan Turkije. Verder werken VNO-NCW en de Nederlandse overheid samen met Turkse partners om te inventariseren hoe Nederlandse bedrijven kunnen bijdragen aan de wederopbouw als gevolg van de aardbevingen. Zo zijn er twee factfinding missies georganiseerd.
De leden van de VVD-fractie horen geluiden dat het voor ondernemers die in Nederland en Turkije actief zijn lastig is om zakelijke rekeningen bij Nederlandse banken te openen. Heeft de Minister hier ook van gehoord en wat kan zij hieraan doen?
15. Antwoord van het kabinet:
De afgelopen jaren zijn er bij banken signalen van zakelijke cliënten binnengekomen die problemen ervaren met toegang tot het betalingsverkeer, specifiek met het openen of behouden van een betaalrekening. De toegang tot het betalingsverkeer is één van de prioriteiten van het kabinet uit de beleidsagenda aanpak van witwassen. In de voortgangsbrief van de beleidsagenda is een overzicht gegeven van de verschillende sectoren waarin ondernemers beperkingen ervaren en de oplossingen waaraan wordt gewerkt.6 De Minister van Financiën is in gesprek met sectoren, banken en toezichthouders om problemen scherp te krijgen, oplossingen te formuleren en deze te implementeren. Ook wordt bezien wat nodig is om de toegang tot het betalingsverkeer voor zakelijke cliënten duurzaam te waarborgen. Hiervoor worden verschillende opties verkend, waaronder de mogelijkheid en wenselijkheid van een basisbetaalrekening voor zakelijke cliënten.
Tot slot willen de leden van de VVD-fractie hun steun uitspreken voor het onderzoek dat de Europese Commissie wil verrichten naar eventuele oneerlijke concurrentie van China op de Europese elektrische automarkt. Handel met derde landen is goed voor de Europese consument en voor de gehele Europese economie, maar dan is een gelijk speelveld wel een belangrijke voorwaarde. Kan de Minister haar steun uitspreken voor het onderzoek? Kan de Minister daarnaast bekijken of een dergelijk onderzoek relevant kan zijn voor andere sectoren?
16. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet hecht groot belang aan een gelijk speelveld. Vanuit dat perspectief verwelkomt het kabinet de start van het onderzoek. Het onderzoek leidt niet automatisch tot maatregelen. De kabinetspositie ten opzichte van het mogelijk opleggen van anti-subsidiemaatregelen wordt uiteindelijk bepaald op basis van de uitkomsten van het onderzoek van de Commissie. In de EU is een groot aantal antidumping- en antisubsidiemaatregelen van kracht op verschillende producten en lopen er verschillende onderzoeken. In die zin is dit onderzoek niet uniek.
Inbreng leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Informele Raad Buitenlandse Zaken Handel en hebben hier enkele vragen en opmerkingen over.
De leden van de D66-fractie steunen de Nederlandse inzet wat betreft de handelsbetrekkingen met de VS over het Global Sustainable Arrangement on steel and aluminium (GSA). Echter betreurden de leden dat het uitzicht op een permanente oplossing voorlopig uitblijft. De leden van de D66-fractie zijn van mening dat een duurzame, lange termijn oplossing noodzakelijk is op het GSA, om te voorkomen dat Amerikaanse politieke of electorale veranderingen voor instabiliteit zorgen op dit punt, zoals in het verleden met de Trump- administratie is gebleken, wat ook beschreven in is de brief. Deelt de Minister het standpunt dat er op korte termijn duidelijkheid moet komen over het GSA en een lange termijn oplossing wenselijk is om eventuele politieke veranderingen van de VS te weerstaan? Welke concrete stappen gaat de Minister hiervoor zetten?
17. Antwoord van het kabinet:
De VS is een belangrijke handelspartner, en een goede trans-Atlantische handelsrelatie is in het belang van de hele EU, ongeacht wie president van de VS is. Het is dan ook de inzet van het kabinet om de EU-VS handelsrelatie voor de lange termijn te versterken. Het kabinet steunt de inzet van de Commissie om op zo kort mogelijke termijn tot solide en houdbare afspraken op het gebied van staal en aluminium te komen.
Daarnaast constateren de leden van de D66-fractie dat de inzet van de Commissie in de Europese Economische Veiligheidsstrategie is om te komen tot betere EU-coördinatie op dit terrein, met inachtneming van de bestaande nationale competentie op exportcontrole en de huidige vertegenwoordiging van de lidstaten en de Commissie in de multilaterale exportregimes. De leden vragen zich af hoe de Minister concreet deze uitwerking ziet, gezien het feit dat de bestaande nationale competentie betere EU-coördinatie bemoeilijkt. Welke concrete implicaties heeft dit voor Nederland?
18. Antwoord van het kabinet:
De Europese Commissie heeft in de Europese Economische Veiligheidsstrategie aangekondigd voor het einde van het jaar met een concreet voorstel te komen om de effectiviteit van het huidige EU-exportcontroleraamwerk te verbeteren, met inachtneming van de competentieverdeling tussen EU en lidstaten. Zonder daarop vooruit te lopen, is het kabinet positief over de inzet om te komen tot betere EU-coördinatie binnen de mogelijkheden van de huidige dual-use verordening,7 bijvoorbeeld inzake de mogelijkheid nationale maatregelen op exportcontrole door meerdere EU-lidstaten te laten overnemen. Ook is er in de ogen van het kabinet meer mogelijk in EU-verband op het gebied van het uitwisselen van risicoanalyses en informatie.
Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de Nederlandse ambities niet worden afgezwakt, maar dat de andere lidstaten hun ambitie verhogen naar – minstens – ons niveau?
19. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zal de ambities ten aanzien van meer EU-coördinatie op exportcontrole niet afzwakken. Nederland heeft als één van de eerste lidstaten met een eigen nationale exportcontrolemaatregel (ten aanzien van geavanceerde productieapparatuur voor halfgeleiders) een stap genomen waarbij het ook actief de andere EU-lidstaten heeft gevraagd om deze maatregel over te nemen. Nederland heeft op verschillende momenten de andere lidstaten en de Commissie geïnformeerd over de Nederlandse maatregelen met als doel om tot meer coördinatie te komen. De ervaringen hiermee zal Nederland gebruiken om andere lidstaten te bewegen de ambities waar nodig te verhogen. Bovendien zal Nederland ook concreet op zoek gaan naar mogelijkheden om samenwerking met uitvoerende en handhavende instanties in EU-verband te verbeteren.
De leden van de D66-fractie onderschrijven de inzet van het kabinet op een actief handelsbeleid, waarin handelsakkoorden een belangrijk instrument zijn. De leden van de D66-fractie zijn verheugd te lezen dat Ecorys de effecten van het afbouwen van tarieven op de handel in milieugoederen heeft gemodelleerd. Hieruit blijkt dat export vanuit Nederland van goederen met 16,5% zou kunnen toenemen wanneer deze tarieven worden afgeschaft. Bovendien wordt er gesteld dat de toename van de uitstoot van broeikasgassen door liberalisering naar verwachting zeer beperkt is. Deelt de Minister het enthousiasme over deze bevindingen betreft het milieugoederen akkoord? Deze cijfers in acht nemend, welke concrete stappen gaat de Minister op dit terrein zetten?
20. Antwoord van het kabinet:
Het rapport bevat nuttige informatie met het oog op de discussie over het faciliteren van handel in milieugoederen- en diensten in WTO-verband, die de inzet van Nederland en van de EU verder kan ondersteunen. Op dit moment is onder WTO-leden echter weinig interesse om afspraken te maken op dit terrein, en ligt het niet voor de hand dat er op korte termijn significante voortgang geboekt zal worden. Dit laat onverlet dat het kabinet de ambities op dit terrein hoog wil houden en ook binnen de EU pleit voor een ambitieuze inzet. Het kabinet zal het opzetten van discussies over het faciliteren van handel in milieugoederen- en diensten in multi- en plurilaterale fora blijven steunen. Daarnaast zal het kabinet blijven inzetten op het opnemen van een lijst met milieugoederen en -diensten in relevante bilaterale handelsakkoorden.
De aan het woord zijnde leden lezen in de voortgangsrapportage handelsakkoorden dat er weinig interesse onder de WTO-leden lijkt voor een dergelijke tariefliberalisering. Is de Minister bereid dit opnieuw in te brengen tijdens de 13e Ministeriële Conferentie van de WTO in februari 2024?
21. Antwoord van het kabinet:
Het onderzoek van Ecorys wijst erop dat het belangrijk is om de discussie in de WTO breder te trekken dan een discussie alleen over tariefverlaging, juist vanwege de beperkte interesse onder WTO-leden. Het kabinet zal zich in de aanloop naar en tijdens MC13 op gebied van milieugoederen en -diensten richten op de rol van de WTO in het wegnemen van handelsbelemmeringen. Verder wordt er door het kabinet voor MC13 ingezet op duidelijke conclusies uit de Trade and Environmental Sustainaiblity Structured Discussions van de WTO, waaronder vervolgacties voor het faciliteren van handel in milieugoederen en -diensten. Het kabinet zal de Commissie blijven aansporen om in deze discussies namens de EU een actieve rol te spelen.
Inbreng leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel. Dit heeft bij deze leden tot een aantal opmerkingen en vragen geleid.
Wat betreft de handelsbetrekkingen met de Verenigde Staten, hebben de leden van de SP-fractie al meerdere keren aandacht gevraagd voor de «subsidiewedloop» tussen de VS en de Europese Unie. Daarbij gaat het om maatregelen om de concurrentiepositie van Europese bedrijven te verbeteren. De verruiming van staatssteunkaders zorgt ervoor dat er een overdracht plaatsvindt van publieke naar private middelen, zonder dat hier zeggenschap tegenover staat. Voor de regering is het helaas geen bezwaar gebleken. In de geannoteerde agenda wordt gesproken over de GSA en het Critical Mineral Agreement (CMA), die moeten bereiken dat verschillende Europese producten in aanmerking komen voor gunstige Amerikaanse regelingen onder de Inflation Reduction Act. Betekent dit volgens de Minister dat de handelsconflicten met de Verenigde Staten afnemen? Zo ja, werpt dit volgens de Minister nieuw licht op de verruiming van de staatssteunkaders die de Europese Commissie bijvoorbeeld in het Green Deal Industrial Plan heeft geïnitieerd?
22. Antwoord van het kabinet:
Het Critical Raw Materials Agreement (CMA) moet bijdragen aan een gelijke behandeling van EU-producten onder de IRA. De Global Sustainable Arrangement on steel and aluminium (GSA) daarentegen is niet gekoppeld aan de IRA. Wel is het de bedoeling dat zowel de CMA als de GSA een positieve impact hebben op de trans-Atlantische handelsrelatie en daarmee de Europese economie.
Voor wat betreft de verruiming van tijdelijke staatssteunkaders geldt dat het kabinet hier reeds een terughoudende positie inneemt. Over het algemeen is het kabinet terughoudend tegenover verruiming van tijdelijke staatssteunkaders vanwege het verstorende effect op de interne markt. Daarom acht het kabinet het van belang dat de reguliere staatssteunkaders fit for purpose zijn. Deze boodschap heeft Nederland ook uitgedragen toen de Commissie aankondigde het tijdelijke crisiskader te verruimen in het kader van het Green Deal Industrial Plan.
Een gedeelte van de geannoteerde agenda betreft de Europese Economische Veiligheidsstrategie. De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche over deze strategie. De leden van de SP-fractie hebben met name moeite met de manier waarop de eerste van de drie beschreven sporen – «promote» – in het fiche is verwoord. De regering beschrijft dit eerste spoor namelijk als: «de bevordering van het concurrentievermogen en de groei van de EU, de versterking van de interne markt, de stimulering van de onderzoeks-, technologische en industriële basis van de EU om te komen tot een sterke en weerbare economie.» De leden van de SP-fractie hebben in de discussies rondom bijvoorbeeld het Green Deal Industrial Plan haar zorgen geuit over overdrachten van geld van publieke naar private partijen. De manier waarop «promote» hier staat omschreven wekt dezelfde zorgen bij de aan het woord zijnde leden op. Daarom de vraag: kan de regering uitsluiten dat onder deze strategie er overdrachten gaan plaatsvinden van publieke middelen naar private partijen, zonder dat hier zeggenschap tegenover staat?
23. Antwoord van het kabinet:
Eén van de manieren om promote beleid te voeren is het investeren in strategische sectoren of bedrijven, waar het nodig wordt geacht de Europese positie te versterken, bijvoorbeeld ten behoeve van de groene en digitale transities of het mitigeren van risicovolle strategische afhankelijkheden. Subsidies hebben over het algemeen als doel bepaalde activiteiten te stimuleren. Het gaat om activiteiten die anders niet zouden worden uitgevoerd, omdat de verwachte kosten voor bedrijven te hoog zijn. De overheid kan door het geven van een subsidie bedrijven overhalen toch die activiteit uit te voeren. Het uitgangspunt van het kabinet is dat voorwaarden bij subsidieverlening niet onnodig diep ingrijpen in de bedrijfsvoering van ondernemingen. In veel gevallen is het daarom niet passend om bij subsidieverlening eisen te stellen aan het uitkeren van dividend of zeggenschap.
Dan rest de aan het woord zijnde leden de bilaterale handelsakkoorden. Met name het akkoord tussen de EU en Mercosur achten de leden van de SP-fractie hierin controversieel. Is dit een gemengd handelsakkoord waarbij de onderwerpen niet gesplitst worden en ook niet apart worden doorgevoerd? Klopt het dat dit ook de kabinetsinzet is? Klopt het ook dat dit betekent dat de regering niet akkoord zal gaan met een akkoord dat wel gesplitst wordt?
24. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet bepleit bij de Europese Commissie en binnen de Raad dat een mogelijk EU-Mercosur akkoord een integraal associatieakkoord blijft, in lijn met de motie hierover van het lid Teunissen c.s. Tijdens de informele RBZ Handel op 19 en 20 oktober a.s. zal Nederland dit opnieuw benadrukken.
De aard van het EU-Mercosur akkoord zal pas definitief kunnen worden bepaald op basis van de uitonderhandelde tekst met de Mercosur-landen. Op het moment dat de Europese Commissie alle voor besluitvorming noodzakelijke documenten voorlegt aan de Raad, zal de Europese Commissie een voorstel doen aan de Raad over de aard van het akkoord.
In hoeverre gaat de regering navolging geven aan de aangenomen Kamermoties om Mercosur van tafel te halen? Graag een reactie.
25. Antwoord van het kabinet:
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie d.d. 12 april 20238 op twee aangenomen moties over een EU-Mercosur akkoord, zal het kabinet pas een positie bepalen ten aanzien van een mogelijk akkoord tussen de Europese Unie en de Mercosur-landen op het moment dat alle daartoe noodzakelijke stukken door de Commissie ter besluitvorming aan de Raad worden aangeboden. Ten behoeve hiervan zal door het kabinet een integrale weging worden gemaakt van de voor- en nadelen van het EU-Mercosur akkoord. Bij die weging zal onder andere worden gekeken naar duurzaamheid, de verwachte impact van het associatieakkoord op verschillende Nederlandse sectoren en het bredere geopolitieke belang van het akkoord. Aangenomen moties, zoals de moties van het lid Ouwehand c.s.9 en de gewijzigde motie van het lid Teunissen c.s., 10evenals onderzoeken naar de impact van een EU-Mercosur akkoord op de verschillende sectoren van de Nederlandse economie, waaronder de landbouwsector, zullen worden meegenomen in die weging.
Inbreng leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op de reactie van de Mercosur-landen op het EU-voorstel voor een additioneel instrument voor duurzaamheid. Zij hebben hierover enkele vragen en opmerkingen aan het kabinet.
Onlangs heeft de EU een voorstel gedaan richting de Mercosur-landen met een addendum voor duurzaamheidsafspraken. Het addendum is niet openbaar gemaakt door de Europese Commissie. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden dit niet getuigen van een transparant en democratisch proces. De EU-Ombudsman, Emily O’Reilly, eist terecht transparantie rondom de afspraken over de deal en heeft de Commissie opgeroepen het geheime addendum openbaar te maken. De leden van de Partij voor de Dieren vragen zich af of de regering op de hoogte is van de oproep van de EU-ombudsman. Onderschrijft de regering de oproep van de EU-Ombudsman dat de Europese Commissie openheid moet betrachten in deze onderhandelingen over het Mercosur-verdrag ten behoeve van het democratisch proces? Wat gaat de Minister doen om deze openheid bij de Europese Commissie af te dwingen?
26. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet heeft vernomen van de oproep van de EU-Ombudsman. De Europese Commissie heeft het voorstel voor een additioneel instrument met aanvullende duurzaamheidsafspraken op 21 september jl. openbaar gemaakt.11
Het kabinet onderschrijft in algemene zin het belang van openheid van onderhandelingen. Daarom is het staand beleid van het kabinet om de Europese Commissie op te roepen onder andere verslagen van onderhandelingsrondes te publiceren. Ook onderschrijft het kabinet de reguliere dialoog tussen de Europese Commissie en het maatschappelijk middenveld.
Ondertussen is het zowel het EU-addendum als de reactie van de Mercosurlanden gelekt en online te vinden. Volgens Braziliaanse media willen de Mercosurlanden een «lage ranking» krijgen in de benchmarking van de EUDR (de Europese Bossenwet) die in juni dit jaar is aangenomen. De leden van de Partij voor de Dieren vragen zich af of dit klopt, wat de Minister vindt van dit verzoek van de Mercosurlanden en hoe zij daartegen actie wil ondernemen. Wat vindt de Minister van de Mercosurlanden-eis voor een «mechanisme voor het balanceren van concessies (mechanism to rebalance trade concessions)»?
27. Antwoord van het kabinet:
Een door de Europese Commissie beheerd en vast te stellen landenbenchmarkingsysteem in het kader van de EU ontbossingsverordening (EU deforestation regulation – EUDR) zal landen, gebieden en regio’s categoriseren in laag, gemiddeld of hoog risico op het produceren van niet ontbossingsvrije grondstoffen, of niet legale producten. De risicoanalyse van de Commissie is gebaseerd op een reeks van criteria die zowel kwantitatieve, objectieve als internationaal erkende gegevens weerspiegelen, en op aanwijzingen dat de landen actief betrokken zijn bij de bestrijding van ontbossing en bosdegradatie. Afhankelijk van het toegekende risiconiveau, variëren de voorwaarden waar het gepaste zorgvuldigheidsproces aan moet voldoen.
De ontbossingsverordening – en daarmee het in dit antwoord beschreven proces – is van toepassing los van de vraag of sprake is van een bilateraal handelsverdrag.
Voor wat betreft de door de Mercosur-landen neergelegde uitgangspunten in reactie op het EU-voorstel voor een additioneel instrument geldt dat de Europese Commissie momenteel in gesprek is met de Mercosur-landen over de uitwerking van die uitgangspunten. In hoeverre en op welke wijze deze uitgangspunten kunnen worden uitgewerkt, zal moeten blijken in de onderhandelingen die momenteel lopen tussen de Europese Commissie en de Mercosur onderhandelaars.
Is het mogelijk dat de Mercosur-landen dit zullen gebruiken om hogere landbouwquota te eisen in ruil voor de gevolgen van de EUDR voor bijvoorbeeld hun rundvleesexporten?
28. Antwoord van het kabinet:
Landbouwquota zijn reeds vastgelegd in het onderhandelaarsakkoord uit 2019. De onderhandelingen tussen de Europese Commissie en de Mercosur-landen gaan op dit moment over het additioneel instrument over duurzaamheid. Er is momenteel geen sprake van aanpassingen van marktoegangsafspraken voor landbouw die in het onderhandelaarsakkoord in 2019 overeen zijn gekomen.
Dit voorgestelde mechanisme lijkt rechtstreeks gericht te zijn op de EU-bossenwet die hiermee ondermijnd kan worden, waarbij Mercosur niet akkoord gaan met afspraken tegen ontbossing, en het niet akkoord gaat met sancties. Welke mogelijkheden ziet de Minister om voor de afronding van de onderhandelingen namens Nederland te eisen dat de EU-bossenwet niet ondermijnd mag worden, zo vragen deze leden.
29. Antwoord van het kabinet:
De ontbossingsverordening is reeds van kracht sinds juni 2023. Het betreft EU-wetgeving die geldt voor producten die op de EU interne markt worden geplaatst (inclusief geïmporteerde producten) of vanuit de EU worden geëxporteerd. De ontbossingsverordening staat los van bilaterale (handels)verdragen, inclusief een mogelijk EU-Mercosur verdrag. Zie ook de antwoorden op de vragen 9 en 27 hierboven.
Een meerderheid van de Tweede Kamer heeft reeds in 2020 een motie aangenomen om de steun voor het Mercosur-verdrag in te trekken. Begin 2023 volgde nog een aangenomen motie die oproept om steun voor een verdrag waarin landbouw is opgenomen, niet te verlenen, vanwege de oneerlijke concurrentie die dit kan veroorzaken voor de Nederlandse boeren. Oostenrijk heeft zich reeds expliciet uitgesproken tegen het Mercosur-verdrag. Is de Minister bereid om, met het grote risico dat nu bestaat tot afzwakking van bindende duurzaamheidsregels, de moties van de Kamer alsnog uit te voeren?
30. Antwoord van het kabinet:
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie d.d. 12 april 202312 op twee aangenomen moties over een EU-Mercosur akkoord, zal het kabinet pas een positie bepalen ten aanzien van een mogelijk akkoord tussen de Europese Unie en de Mercosur-landen op het moment dat alle daartoe noodzakelijke stukken door de Commissie ter besluitvorming aan de Raad worden aangeboden. Ten behoeve hiervan zal door het kabinet een integrale weging worden gemaakt van de voor- en nadelen van het EU-Mercosur akkoord. Bij die weging zal onder andere worden gekeken naar duurzaamheid, de verwachte impact van het associatieakkoord op verschillende Nederlandse sectoren en het bredere geopolitieke belang van het akkoord. Aangenomen moties, zoals de moties van het lid Ouwehand c.s.13 en de gewijzigde motie van het lid Teunissen c.s.,14 evenals onderzoeken naar de impact van een EU-Mercosur akkoord op de verschillende sectoren van de Nederlandse economie, waaronder de landbouwsector, zullen worden meegenomen in die weging.
De Europese Commissie legt alle voor besluitvorming noodzakelijke documenten voor aan de Raad. Mogelijk komt hierbij een EU-only verdrag van het handelsdeel van het Mercosurakkoord ter tafel. Dit zou in nadelig zijn voor het democratische proces, en nadelig zijn voor Nederland, in het bijzonder de boeren, omdat het Mercosur-verdrag gevolgen heeft voor hun concurrentiepositie. Dit jaar nam de Kamer al een motie aan tegen de splitsing van het verdrag. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister of zij bereid is om bij de komende handelsraad van de Europese Commissie te eisen dat een mogelijke splitsing voorafgaand aan een overeenkomst tussen Mercosur en de Europese Commissie aan de lidstaten moet worden voorgelegd voor akkoord.
31. Antwoord van het kabinet:
De aard van het EU-Mercosur akkoord zal pas definitief kunnen worden bepaald op basis van de uitonderhandelde tekst met de Mercosur-landen. Op het moment dat de Europese Commissie alle voor besluitvorming noodzakelijke documenten voorlegt aan de Raad, zal de Europese Commissie een voorstel doen aan de Raad over de aard van het akkoord.
In de tussentijd bepleit het kabinet bij de Europese Commissie en binnen de Raad dat een mogelijk EU-Mercosur akkoord een integraal associatieakkoord blijft, in lijn met de gewijzigde motie hierover van het lid Teunissen c.s.15 Tijdens de informele RBZ Handel op 19 en 20 oktober a.s. zal Nederland dit opnieuw benadrukken.
Inbreng leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel. Naar aanleiding daarvan hebben zij een aantal vragen.
Ten aanzien van het thema economische vrijheid verwelkomen deze leden met het kabinet de oprichting van een expertgroep die de mogelijke risico’s van uitgaande investeringen gaat onderzoeken. Zij zouden graag weten wanneer er resultaten van het werk van deze expertgroep kunnen worden verwacht en hoe de Kamer daarover geïnformeerd zal worden.
32. Antwoord van het kabinet:
Zoals aangegeven in het BNC-fiche over de Europese Economische Veiligheidsstrategie heeft de EU een expertgroep opgericht om de mogelijke risico’s van ongewenste technologie- en kennisoverdracht bij uitgaande investeringen te onderzoeken.16 De eerste expertgroep heeft plaatsgevonden op 22 september jl. Er zullen dit jaar nog twee sessies plaatsvinden. De focus van de expertgroep ligt in eerste instantie op het uitvoeren van een gedegen risicoanalyse. De Europese Commissie heeft aangegeven dat het voor het eind van het jaar op basis van deze analyse ideeën wil presenteren over mogelijke vervolgstappen.
Het kabinet vindt het belangrijk dat bij deze beoordeling ook wordt gekeken naar de effectiviteit en proportionaliteit van een mogelijk instrument, de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid ervan alsmede de eventuele negatieve gevolgen voor investeerders.
Deze leden lezen dat de Raad in zal gaan op de toetsing van ingaande investeringen. Zij vragen zich daarbij af welke instrumenten de Raad of de Lidstaten hebben om in te grijpen wanneer deze toetsing uitwijst dat de economische veiligheid in het geding is.
33. Antwoord van het kabinet:
Het toetsen van inkomende investeringen is een nationale bevoegdheid. Sinds oktober 2020 is in de Europese Unie de Verordening inzake de screening van buitenlandse directe investeringen (FDI-screeningverordening) in werking. Dit is een kader voor het bevorderen van samenwerking en informatie-uitwisseling tussen lidstaten en de Commissie. Lidstaten met een screeningsmechanisme voor buitenlandse directe investeringen kunnen beoordelen of investeringen, fusies en overnames een risico kunnen vormen voor de nationale veiligheid en op basis van nationale wetgeving eventuele maatregelen nemen om risico’s te mitigeren, zoals het stellen van voorwaarden aan een investering of deze in het uiterste geval verbieden.
Nederland heeft een stelsel van investeringstoetsing. Dit stelsel bestaat uit twee delen (generiek en sectorspecifiek), die elkaar aanvullen. Voor de sectoren energie en telecommunicatie bestaat een stelsel van toetsen dat is opgenomen in de Elektriciteitswet, de Gaswet en in de Telecommunicatiewet. De Ministeries van EZK en Defensie werken daarnaast aan een sectorale toets voor overnames in de defensie-industrie. Voor andere vitale processen waarbij investeringen een risico kunnen vormen voor de nationale veiligheid is er sinds 1 juni 2023 de Wet Veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames. Door deze investeringstoets ontstaat een vangnet voor investeringen die niet zijn afgedekt door de sectorspecifieke toetsen voor energie en telecom. Daarnaast maakt deze investeringstoets het mogelijk om investeringen in bedrijven die beschikken over sensitieve technologie en investeringen in bedrijfscampussen te toetsen.
Zoals aangegeven in het BNC-fiche over de Europese Economische Veiligheidsstrategie werkt de Commissie momenteel aan een evaluatie van de FDI-screeningverordening. Het kabinet kijkt uit naar de resultaten van deze evaluatie en het daaropvolgende voorstel voor betere samenwerking binnen de EU op screening van inkomende buitenlandse directe investeringen.
Deze leden lezen verder met instemming dat Nederland bij het voorzitterschap zal blijven pleiten voor spoedige vaststelling van Europese IMVO-wetgeving, conform internationale standaarden en met aandacht voor een gelijk speelveld voor bedrijven en een zo groot mogelijke positieve impact voor mens en milieu. Zij zouden daarover willen vragen of de Minister bereid is zich binnen de Raad op te stellen als voorvechter op een aantal cruciale aandachtspunten die het Nationaal Contactpunt (NCP) noemt in de analyse van de concept Corporate Sustainability Due Diligence Directive aan de hand van de richtlijnen voor multinationale ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO-richtlijnen), zoals de financiële sector en de waardeketen?
34. Antwoord van het kabinet:
Nederland heeft vanaf het begin van de onderhandelingen gepleit voor conformiteit van de CSDDD met de OESO-richtlijnen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s). Dit heeft geresulteerd in een aantal verbeteringen in de Raadspositie ten opzichte van het Commissievoorstel, zoals uiteengezet in de Kamerbrief Uitkomst van de onderhandelingen in de Raad omtrent het EU-voorstel IMVO.17 Ook tijdens de triloogfase blijft dit de inzet van Nederland in lijn met het BNC-fiche.18
Hoe zet de Minister zich hier persoonlijk voor in, bijvoorbeeld in gesprekken met haar ambtsgenoten in andere EU-lidstaten?
35. Antwoord van het kabinet:
Het afgelopen jaar heb ik regelmatig de Nederlandse prioriteiten voor de CSDDD onder de aandacht gebracht bij verschillende gesprekspartners van de Europese Commissie, het Europees Parlement en andere EU-lidstaten.
Aan welke minimale voorwaarden moet een EU-richtlijn voor gepaste zorgvuldigheid volgens de Minister voldoen, om nog effectief bij te dragen aan het voorkomen van misstanden in wereldwijde waardeketens?
36. Antwoord van het kabinet:
Minimale voorwaarden voor effectiviteit zijn op voorhand niet aan te geven. De toetssteen voor effectiviteit van de richtlijn is steeds geweest de mate van conformiteit met de internationale standaarden, in het bijzonder de zes stappen van het gepaste zorgvuldigheidsproces onder de OESO-richtlijnen. Bij de vertaling van de OESO-richtlijnen naar wetgeving moet steeds een balans worden gevonden tussen enerzijds de flexibiliteit die bedrijven toestaat de normen toe te snijden op hun eigen context, en anderzijds de rechtszekerheid die bij wetgeving essentieel is. De daadwerkelijke effectiviteit zal vooral bij de evaluatie van de richtlijn getoetst moeten worden.
Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat het onderhandelingscompromis niet door deze ondergrens zakt?
37. Antwoord van het kabinet:
Op voorhand is niet aan te geven wat de minimale voorwaarden zijn voor effectiviteit en wat de ondergrens is. In de Raadspositie van de EU-richtlijn zijn al belangrijke verbeteringen aangebracht ten opzichte van het Commissievoorstel. Nederland zet zich ook in deze laatste fase van de trilogen in voor de elementen die het voor deze EU-richtlijn belangrijk vindt, conform BNC fiche.19
De leden van de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie zouden ook willen vragen of de Minister het belang onderschrijft, conform het BNC-fiche en de analyse van de EU-voorstellen voor de CSDDD door het NCP, van de verplichting om risicogericht en op proportionele wijze gepaste zorgvuldigheid toe te passen in de gehele waardeketen, inclusief het «downstream»-gedeelte?
38. Antwoord van het kabinet:
Nederland zet conform het BNC-fiche in op opname van de gehele waardeketen in de richtlijn met oog voor uitvoerbaarheid en proportionaliteit van de verplichtingen.
Ten aanzien van de onderhandelingen over het Mercosur-verdrag zouden deze leden willen vragen hoe de reactie van de Mercosur-landen op het voorstel van de Europese Commissie om te komen tot een additioneel instrument bij het handelsdeel van het onderhandelingsakkoord uit 2019 zich verhoudt tot de berichten dat deze landen een ultimatum hebben gesteld aan Europa om het verdrag nog eind dit jaar te ondertekenen (Latijns-Amerika zet Europese Unie voor het blok met handelsultimatum | BNR Nieuwsradio).
39. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is op de hoogte van de uitspraken van de President van Paraguay over de gestelde deadline van 6 december. Het is aan de Europese Commissie om het tijdspad van de onderhandelingen nader te bespreken met de Mercosur-landen. De afronding van de onderhandelingen hangt daarbij af van de voortgang die de Europese Commissie en de Mercosur-landen maken in de onderhandelingen over het door de EU voorgestelde additioneel instrument over duurzaamheid.
Inbreng leden van de Volt-fractie
Bilaterale handelsakkoorden
De leden van de Volt-fractie vinden het positief dat Nederland in Raadsverband zal pleiten voor het behouden van een mogelijk EU-Mercosurakkoord als integraal associatieakkoord. Zoekt de Minister hiervoor ook bredere steun in de Raad, en zo ja, kan zij inzicht geven in het krachtenveld hiervoor? Zo nee, is de Minister bereid te onderzoeken of er gelijkgestemde lidstaten zijn en actief op te trekken met deze lidstaten?
40. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet blijft bepleiten bij de Europese Commissie en binnen de Raad dat het EU-Mercosur verdrag een integraal associatieakkoord blijft, in lijn met de gewijzigde motie van het lid Teunissen c.s.20 Nederland staat hierbij in contact met gelijkgezinde EU-lidstaten.
Daarnaast hebben de leden van de Volt-fractie er begrip voor dat Nederland besloten heeft pas een uitspraak te doen over de positie van de regering tegenover het EU-Mercosurakkoord na de onderhandelingen. Nieuwsbronnen rapporteren echter dat de Europese Commissie en de Mercosurlanden mogelijk op zeer korte termijn tot een deal zullen komen. Daarbij heeft Paraguay aangegeven dat indien er geen deal ligt, wanneer zij het voorzitterschap overnemen op 6 december, zij de onderhandelingen zullen stoppen. De leden van de Volt-fractie vragen zich daarom af op basis van welke criteria de regering een afweging zal maken of Nederland zich voor of tegen het akkoord zal uitspreken en waar de rode lijnen liggen.
41. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zal een positie innemen op het moment dat alle voor besluitvorming noodzakelijke stukken door de Europese Commissie worden voorgelegd aan de Raad. Ten behoeve hiervan zal door het kabinet een integrale weging worden gemaakt van de voor- en nadelen van het EU-Mercosur akkoord. Bij die weging zal onder andere worden gekeken naar duurzaamheid, de verwachte impact van het associatieakkoord op verschillende Nederlandse sectoren en het bredere geopolitieke belang van het akkoord. Besluitvorming over het akkoord zal niet vóór 2024 plaatsvinden, ook niet als de onderhandelingen dit jaar nog worden afgerond.
Daarnaast erkennen de leden van de Volt-fractie dat handelsakkoorden kunnen bijdragen aan de diversificatie van handelspartners en het mitigeren van de risico’s op strategische afhankelijkheden. Tegelijkertijd worden de geopolitieke risico’s aan het niet steunen van het EU-Mercosur akkoord vaak aangedragen als een belangrijke reden voor het akkoord. Hoeveel vergroot het EU-Mercosur verdrag de toegang van de Europese Unie tot kritieke grondstoffen? Hoe groot is het verwachtte percentage van kritieke grondstoffen dat geïmporteerd zal worden uit de Mercosur-landen?
42. Antwoord van het kabinet:
De Mercosur-landen zijn belangrijke producenten van verschillende grondstoffen. Zo importeert de EU veel koper, nikkel en silicium metaal uit Brazilië. Dit geldt ook voor kritieke grondstoffen. De EU importeert het merendeel van niobium uit Brazilië, de grootste mondiale producent van deze kritieke grondstof die bijvoorbeeld nodig is voor de productie van MRI-scanners. Argentinië is daarnaast een belangrijke producent van lithium – een cruciale grondstof voor de productie van batterijen.
De EU heeft momenteel al toegang tot markten voor kritieke grondstoffen in de Mercosur-landen en er vindt daarom al handel in kritieke grondstoffen met deze landen plaats. Afspraken in het onderhandelaarsakkoord zijn met name gericht op het bestendigen van markttoegang en hebben tot doel de voorspelbaarheid van deze handel te vergroten. Zo bevat het akkoord afspraken over het beperken van heffingen of restricties op de uitvoer. Zulke afspraken zijn relevant, te meer gezien zowel de mondiale als EU vraag naar kritieke grondstoffen alleen maar zal toenemen, en dragen bij aan leveringszekerheid.
Hoe groot is de kans dat bij het niet sluiten van dit akkoord deze grondstoffen geëxporteerd zullen worden naar bijvoorbeeld China of de VS, in plaats van de EU? Hoeveel van deze grondstoffen worden nu al geëxporteerd naar deze landen, onafhankelijk van het akkoord?
43. Antwoord van het kabinet:
Net als er nu al handel in grondstoffen plaatsvindt tussen de EU en de Mercosur-landen, is dat ook het geval voor handel tussen de Mercosur-landen en China en de VS. Zo is China de grootste importeur van lithium uit Argentinië. Uiteraard is de relatieve handelspositie van de EU ten opzichte van China en de VS relevant. Zo zou de positie van de EU versterkt kunnen worden in het geval van een akkoord met de Mercosur-landen.
Hoe houdt het EU-Mercosur akkoord er rekening mee dat de Mercosur-landen ook zelf voldoende kritieke grondstoffen overhouden voor de ontwikkeling van hun duurzame industrie?
44. Antwoord van het kabinet:
De afspraken in het onderhandelaarsakkoord die relevant zijn voor handel in grondstoffen zijn onder andere gericht op het transparanter en voorspelbaarder maken van deze handel. Deze afspraken belemmeren de Mercosur-landen niet om over voldoende grondstoffen te kunnen blijven beschikken, hun beleidsruimte te behouden, en om deze in te zetten voor de ontwikkeling van hun duurzame industrie.
Kaderinstructie WTO
De leden van de Volt-fractie danken de Minister voor de uitgebreide kaderinstructie waarin de inzet voor de MC13 duidelijk en helder uiteen wordt gezet. Zij merken daarbij op dat dit document specifiek de prioriteiten voor Nederland uiteenzet. Tegelijkertijd is het onduidelijk hoe deze prioriteiten zich verhouden tot de Europese inzet voor de MC13. Kan de Minister hierover uitweiden? Hoe versterkt de Nederlandse inzet de Europese prioriteiten? Waar wijkt de Nederlandse inzet af van de Europese prioriteiten?
45. Antwoord van het kabinet:
De inzet van de Europese Unie voor MC13 is grotendeels in lijn met de Nederlandse prioriteiten. Net als Nederland, zet de Europese Unie onder meer in op hervorming en herstel van het WTO geschillenbeslechtingssysteem; het bereiken van een vervolgakkoord over verdere inperking van subsidies die bijdragen aan overbevissing en overcapaciteit; en een substantieel resultaat op het Joint Statement Initiative on e-commerce. Nederland ziet verder graag dat de Europese Unie op het vlak van industriële subsidies en op het vlak van handel en milieu het voortouw neemt in WTO-verband. Het kabinet heeft zich de afgelopen maanden in Europees verband hard gemaakt om deze onderwerpen te agenderen. Mede op basis van die Nederlandse inzet neemt de Europese Unie in de aanloop naar MC13 meer initiatief op deze onderwerpen.
Overzicht IMVO-wetgeving
De leden van de Volt-fractie maken zich zorgen over de ambities van de EU-voorstellen voor de CSDDD. Zo schreef het NCP deze zomer dat in de EU-voorstellen een «ernstig afbreukrisico» ligt en dat « verwatering» van de OESO-richtlijnen dreigt. Dit vinden de leden van de Volt-fractie zeer zorgwekkend. Zij vinden het daarom belangrijk dat de Minister in de Europese onderhandelingen niet alleen inzet op een akkoord in de triloog voor de Europese verkiezingen van 2024, maar met name inzet op een zo ambitieus mogelijk akkoord. Daarom hebben de leden van de Volt-fractie nog de volgende vragen.
Kan de Minister aangeven hoe zij zich in de afgelopen maanden heeft ingezet om het draagvlak bij andere EU-lidstaten voor overeenstemming van de CSDDD met de OESO-richtlijnen te vergroten?
46. Antwoord van het kabinet:
Nederland heeft vanaf het begin van de onderhandelingen in de Raad gepleit voor conformiteit van de CSDDD met de OESO-richtlijnen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s), conform BNC-fiche.21 Dit heeft geresulteerd in een aantal verbeteringen in de Raadspositie ten opzichte van het Commissievoorstel, zoals uiteengezet in de Kamerbrief uitkomst van de onderhandelingen in de Raad omtrent het EU-voorstel IMVO.22 Ook tijdens de triloogfase blijft dit de inzet van Nederland, in lijn met het BNC-fiche.
Hoe zal zij zich hier de komende periode voor inzetten?
47. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zal zijn inzet, conform BNC-fiche, ook de komende periode actief blijven uitdragen, ook in deze laatste fase van de trilogen.
Kan zij hierbij een overzicht geven van het krachtenveld?
48. Antwoord van het kabinet:
De noodzaak om de CSDDD in lijn te brengen met de zes stappen van het gepaste zorgvuldigheidsproces onder de OESO-richtlijnen wordt, mede dankzij de inzet van Nederland, in zowel de Raad als het Europees Parlement erkend. Op andere terreinen, zoals opname van de financiële sector en de gehele waardeketen, is sprake van veel weerstand onder zowel EU-lidstaten als fracties in het Europees Parlement.
Is de Minister bereid om naast de door haar toegezegde toets van de Richtlijn op administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven [14 februari 2023, antwoord op vragen VVD] ook te toetsen of het uiteindelijke onderhandelingsresultaat heeft geleid tot het formuleren van effectieve regelgeving, die de beoogde positieve effecten voor mensenrechten, het klimaat en het milieu in waardeketens ook daadwerkelijk bereikt?
49. Antwoord van het kabinet:
Het sturen op verwachte effectiviteit vindt gedurende het gehele onderhandelingsproces voortdurend plaats. De daadwerkelijke effectiviteit zal vooral bij evaluatie van de richtlijn getoetst moeten worden. Daarom zet het kabinet in op tijdige en grondige evaluatie van de richtlijn, conform het BNC-fiche.
Hoe wil de Minister voorkomen dat de uiteindelijke EU-Richtlijn bedrijven veel ruimte geeft om te leunen op audits, contractuele clausules en samenwerkingsinitiatieven waarmee bedrijven hun individuele verplichtingen kunnen ontlopen?
50. Antwoord van het kabinet:
Nederland heeft vanaf het begin stevig ingezet op de aandachtspunten uit het BNC-fiche. Een belangrijke verbetering is de risicogerichte benadering die nu is opgenomen in de Raadspositie, in plaats van de nadruk op gevestigde zakenrelaties en contractuele garanties die de Commissie had voorgesteld. Het kabinet is van mening dat audits en samenwerkingsinitiatieven ondersteunend kunnen zijn bij het voldoen aan individuele gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen. Daarbij zal de toezichthouder altijd op het niveau van een individueel bedrijf moeten kunnen constateren of het voldoet aan de individuele gepaste zorgvuldigheidsverplichting. Het kabinet blijft zich bij de onderhandelingen inzetten voor een goede afbakening hiervan.
Hoe ver staat de Minister met de ontwikkeling van nationale wetgeving parallel aan de Europese wetgeving?
51. Antwoord van het kabinet:
Na indiening van het initiatiefvoorstel Wet verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen op 1 november 2022 heeft het kabinet de eigen voorbereiding voor een nationale wet gepauzeerd.
Verzoek kabinetsreactie op de reactie van de Mercosur-landen op het EU-voorstel voor een additioneel instrument voor duurzaamheid
De Minister geeft aan in haar brief dat er geen concrete voorstellen zijn gedaan door de Mercosur-landen in reactie op het addendum. Tegelijkertijd geven de landen aan in de pers (Reuters, september 2023) dat zij gevraagd hebben voor meer flexibiliteit in mogelijke sancties indien er niet voldaan wordt aan de Europese ontbossingsstandaarden. Klopt dit?
Hoe staat de Minister tegenover dit voorstel van de Mercosur-landen?
52. Antwoord van het kabinet:
Zoals bekend hebben de Mercosur-landen zorgen over de consequenties van bepaalde EU-wetgeving, waaronder de ontbossingsverordening. De ontbossingsverordening is reeds van kracht sinds juni 2023. Deze staat los van bilaterale (handels)verdragen, inclusief een mogelijk EU-Mercosur verdrag.
Voor wat betreft de door de Mercosur-landen neergelegde uitgangspunten in reactie op het EU-voorstel voor een additioneel instrument geldt dat de Europese Commissie momenteel in gesprek is met de Mercosur-landen over de uitwerking van die uitgangspunten. In hoeverre en op welke wijze deze uitgangspunten kunnen worden uitgewerkt zal moeten blijken in de onderhandelingen die momenteel lopen tussen de Europese Commissie en de Mercosur onderhandelaars.
Klopt het dat de Mercosur-landen hebben aangegeven dat zij niet akkoord zullen gaan met ook maar enige vorm van sancties in hun reactie op het addendum? Kan de Minister hier een reactie op geven? Hoe staat Nederland hier tegenover, indien dit inderdaad de uitkomst zou zijn van de onderhandelingen?
53. Antwoord van het kabinet:
De Europese Commissie is momenteel in gesprek met de Mercosur-landen over de uitgangspunten die deze landen hebben neergelegd en hoe deze verder uitgewerkt kunnen worden. De Mercosur-landen hebben in hun reactie aangegeven bereid te zijn toe te werken naar de snelle afronding van de onderhandelingen. Voor het kabinet geldt dat pas een positie zal worden bepaald over het verdrag op het moment dat de Europese Commissie alle voor besluitvorming noodzakelijke documenten voorlegt aan de Raad.
Klopt het dat de Mercosur-landen erop inzetten om meer uitzonderingen te krijgen voor lokale bedrijven in tenders voor overheidsopdrachten? Zo ja, wat vindt de Minister hiervan?
54. Antwoord van het kabinet:
Op dit moment wordt onderhandeld over het additioneel instrument over duurzaamheid. De Europese Commissie en de Mercosur-landen zijn in gesprek over hoe de wensen van de Mercosur-landen verder uitgewerkt kunnen worden. Daarbij geldt dat aanbestedingen ook zijn opgebracht. De uitkomst van deze gesprekken staat nog niet vast. Voor het kabinet geldt dat pas een positie zal worden bepaald over het verdrag op het moment dat de Europese Commissie alle voor besluitvorming noodzakelijke documenten voorlegt aan de Raad.
Kan de Minister uiteenzetten of er nog andere uitgangspunten van de Mercosur-landen zijn gekomen?
55. Antwoord van het kabinet:
Zie het antwoord op vraag 53 hierboven.
Geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 19 en 20 oktober 2023. Kamerstuk 21 501-02, nr. 2735 – Brief regering d.d. 28-09-2023, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher
Verslag van Buitenlandse Zaken Handel van 25 mei 2023. Kamerstuk 21 501-02, nr. 2666 – Brief regering d.d. 12-05-2023 – Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher
Overzicht IMVO-wetgeving. Kamerstuk 26 485, nr. 422 – Brief regering d.d. 22-05-2023
Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher
Onderzoek naar Nederlands belangen bij faciliteren van handel in milieugoederen en -diensten. Kamerstuk 36 180, nr. 59 – Brief regering d.d. 25-05-2023, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher
Kwartaalrapportage EU-wetgevingsonderhandelingen op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Kamerstuk 22 112, nr. 3688 – Brief regering d.d. 26-05-2023, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher
Voorlopig akkoord anti-dwang instrument. Kamerstuk 22 112, nr. 3714 – Brief regering d.d. 14-06-2023
Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher
Verslag bezoek Chinese Vice-President Han Zheng aan Nederland. Kamerstuk 35 207, nr. 65 – Brief regering d.d. 20-06-2023, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher
Voorstel voor een onderhandelingsmandaat voor een EU-VS grondstoffenakkoord.
Kamerstuk 21 501-02, nr. 2691 – Brief regering d.d. 30-06-2023, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher
Stijging export naar Iran in de laatste maanden van 2022 en specificatie van handel in chemicaliën. Kamerstuk 36 200 XVII, nr. 67 – Brief regering d.d. 07-09-2023, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher
Besluitvorming EU-Angola Sustainable Investment Facilitation Agreement. Kamerstuk 31 985, nr. 81 – Brief regering d.d. 08-09-2023, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher
Voorstel tot verlenging Algemeen Preferentieel Stelsel (APS). Kamerstuk 22 112, nr. 3755 – Brief regering d.d. 30-08-2023, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher
Reactie op verzoek commissie op de reactie van de Mercosur-landen op het EU-voorstel voor een additioneel instrument voor duurzaamheid. Kamerstuk 31 985, nr. 82 – Brief regering d.d. 05-10-2023, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher
Zie ook de EU Trade Policy Review uit 2021: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52021DC0066
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-2741.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.