22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3761 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 augustus 2023

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 5 fiches die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC). Met BNC-fiche 1 geeft het kabinet tevens invulling aan het verzoek van de vaste commissie voor Europese Zaken (Tweede Kamer), d.d. 9 maart 2023, om een kabinetsreactie te ontvangen over de tussentijdse evaluatie van het MFK.

Fiche: Herziening verordening Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027. (Kamerstuk 22 112, nr. 3757)

Fiche: Voorstel verordening instelling Oekraïne-faciliteit (Kamerstuk 22 112, nr. 3758)

Fiche: Verordening voor een platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP) (Kamerstuk 22 112, nr. 3759)

Fiche: Mededeling, besluit en verordening – introductie nieuwe eigen middelen en terbeschikkingstelling (Kamerstuk 22 112, nr. 3760)

Fiche: Mededeling Europese Economische Veiligheidsstrategie

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra

Fiche: Mededeling Europese Economische Veiligheidsstrategie

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel

    Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement, de Europese Raad en de Raad betreffende een «strategie voor economische veiligheid van de EU»

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    20 juni 2023

  • c) Nr. Commissiedocument

    JOIN (2023) 20

  • d) EUR-Lex

    https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52023JC0020

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie

    Niet opgesteld

  • f) Behandelingstraject Raad

    Raad Buitenlandse Zaken

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Ministerie van Buitenlandse Zaken in nauwe samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Justitie en Veiligheid

2. Essentie voorstel

Op 20 juni 2023 hebben de Europese Commissie (hierna: Commissie) en de Hoge Vertegenwoordiger (HV) een gezamenlijke mededeling over een Europese Economische Veiligheidsstrategie (EEV) gepubliceerd. De mededeling stelt dat de nieuwe geopolitieke en technologische realiteit een aanpak vereist waarin de economische verbondenheid van de Europese Unie (EU) met de wereld gewaarborgd blijft, en tegelijkertijd economische veiligheidsrisico’s effectief en gericht worden aangepakt. De EEV biedt in de eerste plaats een raamwerk voor het identificeren en adresseren van deze risico’s op EU-, nationaal en bedrijfsniveau. In deze mededeling wordt voor het eerst een groot aantal (in ontwikkeling zijnde) beleidsinstrumenten die bijdragen aan de economische weerbaarheid en veiligheid van de EU in één strategie bijeen gebracht. De mededeling kondigt voorts een aantal beleidsvoorstellen aan.

De voorgestelde aanpak van de EEV is risico-gebaseerd. De Commissie wil gezamenlijk met EU-lidstaten de analyse van kritieke toeleveringsketens verdiepen en de aan deze ketens verbonden risico’s nader vaststellen. Hiervoor geeft de Commissie een niet-uitputtende lijst van vier risicocategorieën/-domeinen: (i) de weerbaarheid van toeleveringsketens, (ii) fysieke en cyberveiligheid van kritieke infrastructuur, (iii) technologieveiligheid en weglekken van technologie; en (iv) het gebruik van economische afhankelijkheid als wapen, of economische dwang. Identificatie en beoordeling van specifieke risico’s zijn een doorlopend proces. Daarom stelt de Commissie voor dat de Raad, op basis van de input van de Commissie en de HV elke zes maanden de voortgang beoordeelt van de risicoanalyse en hierover jaarlijks rapporteert aan de Europese Raad. Ten aanzien van technologieveiligheid en het weglekken van technologie geeft de Commissie aan een prioritaire lijst kritieke technologieën te willen opstellen. Deze lijst kan door de Raad in september 2023 worden vastgesteld. Voor het opstellen van de lijst worden toekomstgerichte criteria gehanteerd, zoals hoe disruptief een technologie is, of er een risico bestaat op civiel-militaire fusie, en of er een risico bestaat dat de technologie gebruikt wordt voor mensenrechtenschendingen. De Commissie stelt voor om gezamenlijk met de lidstaten eind 2023 te beoordelen welke aanvullende maatregelen overwogen kunnen worden ten aanzien van de technologieën op de lijst. Verder zal de HV, samen met de lidstaten, en in lijn met de ambitie uit het Strategisch Kompas, de gezamenlijke capaciteit voor inlichtingenanalyse verbeteren, zodat de EU onder meer beter in staat is om dreigingen voor de economische veiligheid te identificeren.1 Daarnaast geeft de Commissie aan een gestructureerde dialoog aan te gaan met de private sector om collectief inzicht in economische veiligheidsrisico’s te creëren en de bewustwording ten aanzien van deze risico’s bij bedrijven te vergroten.

Ten eerste pleit de Commissie onder promote voor de bevordering van het concurrentievermogen en de groei van de EU, de versterking van de interne markt, de stimulering van de onderzoeks-, technologische en industriële basis van de EU om te komen tot een sterke en weerbare economie. De Commissie verwijst naar recente en/of reeds aangenomen wetsvoorstellen die bijdragen aan de weerbaarheid van de EU zoals de Critical Raw Materials Act, de EU Chips Act, de Net-Zero Industry Act en het Single Market Emergency Instrument.2 De mededeling pleit ook voor de oprichting van een Strategic Technologies for Europe Platform (STEP), dat ziet op het waarborgen van de Europese leiderschapspositie op kritieke en opkomende technologieën en het mobiliseren van privaat kapitaal om Europese bedrijven op strategische technologieën internationaal concurrerend te maken. Uw Kamer ontvangt over dit voorstel separaat een BNC-fiche. Ook zal de Commissie eind 2023 rapporteren over opties om adequate steun voor dual-use technologieontwikkeling te waarborgen, na beoordeling van bestaande instrumenten.

Ten tweede wil de Commissie onder protect dat bestaande instrumenten beter worden ingezet om de EU te beschermen tegen economische veiligheidsrisico’s, en dat de effectiviteit en mogelijke uitbreiding hiervan waar nodig wordt beoordeeld. De Commissie verwijst hierbij naar de reeds geplande evaluatie van het huidige raamwerk voor de screening van (inkomende) buitenlandse directe investeringen en geeft aan voor eind 2023 een revisie van de regulering voor te stellen. De Commissie wil, na analyse van de huidige maatregelen en mogelijke lacunes, kennisveiligheidsmaatregelen voorstellen om de veiligheid van onderzoek en innovatie te verbeteren. Ook geeft de Commissie aan voor het einde van het jaar een voorstel te doen om de effectiviteit en efficiëntie van het huidige EU-exportcontroleraamwerk te verbeteren, met inachtneming van de competentieverdeling tussen de EU en de lidstaten. Daarnaast gaat de Commissie onderzoeken welke veiligheidsrisico’s uitgaande investeringen met zich mee kunnen brengen, met het oog op een initiatiefvoorstel voor het einde van het jaar. Verder geeft de Commissie aan bereid te zijn om de verordening buitenlandse subsidies in te zetten om een gelijk speelveld op de interne markt te waarborgen, wat indirect kan bijdragen aan het mitigeren van risicovolle strategische afhankelijkheden (door het bevorderen van het gelijk speelveld).3

Ten derde willen de Commissie en de HV onder Partnering de samenwerking met derde landen op het gebied van economische veiligheid intensiveren in bilateraal, plurilateraal en multilateraal verband. Ook zal het gerichte gebruik van het instrumentarium binnen het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid worden verkend voor het bevorderen van de economische veiligheid van de EU.

Om geïdentificeerde risico’s te adresseren, wordt in de mededeling een aanpak op basis van drie sporen voorgesteld, waarbij maatregelen die mogelijk voortvloeien uit de EEV proportioneel en gericht moeten zijn.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Het beleid voor economische veiligheid (EV) ziet op het weerbaar maken van Nederland tegen de inzet van economische activiteiten of instrumenten die een risico vormen voor de nationale veiligheid door of in opdracht van statelijke actoren. De focus ligt hierbij onder andere op de continuïteit van vitale processen, het tegengaan van ongewenste kennis- en technologieoverdracht en het mitigeren van risicovolle strategische afhankelijkheden.4 Het streven is om veiligheidsbelangen te waarborgen met zo min mogelijk marktverstoring en te handelen in conformiteit met internationaal recht. De Nederlandse strategie is adaptief en zet in op maatregelen die proportioneel, gericht, landenneutraal en risico-gebaseerd zijn. Dit is ook in lijn met de bredere aanpak tegen statelijke dreigingen.5 Ook heeft de EEV-strategie overlap met de kabinetsinzet ten aanzien van open strategische autonomie van de EU, die zich richt op het weerbaar maken van de Unie om haar publieke belangen – waaronder veiligheid – adequaat te kunnen blijven borgen. Het kabinet neemt een proactieve en constructieve voortrekkersrol in bij de gedachtevorming hieromtrent, zoals ook uiteengezet in de Kamerbrief Open Strategische Autonomie.6 Het borgen van de economische veiligheid van Nederland en de EU draagt hieraan bij.

Net als in de EEV is het kabinetsbeleid opgebouwd uit protect en promote maatregelen, en is er aandacht voor internationale partnerschappen, onder andere via versterking van het postennet, mede met het oog op het gelijke speelveld, normstelling en coalitievorming. Het protect-beleid is gericht op het beheersbaar houden van nationale veiligheidsrisico’s middels instrumenten als de Wet Veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (Vifo), sectorale investeringstoetsen, exportcontrole van strategische goederen, het beleid m.b.t. veilige inkoop en aanbesteding en het beleid met betrekking tot kennisveiligheid zoals het bevorderen van het bewustzijn van risico’s en zelfregulering in de kennissector, door bij wet een screening Kennisveiligheid te introduceren en in te zetten op sterkere samenwerking in de EU.7 Het promote-beleid ziet op het stimuleren van de kennispositie, concurrentiekracht en innovatiepositie van de Nederlandse economie. Een sterke, innoverende en concurrerende economie is immers beter bestand tegen externe dreigingen voor de nationale veiligheid.8 Een voorbeeld hiervan is de nog te verschijnen Nationale Technologiestrategie die mede bij zal dragen aan een goede technologische positie in het kader van economische veiligheid. Ook zet het kabinet zich in voor het vergroten van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen en het ondersteunen van kritieke technologieën die essentieel zijn voor het Europese concurrentievermogen en bijdragen aan het halen van de klimaatdoelen, zoals uiteengezet in de Nationale Grondstoffenstrategie.9

Mede gelet op de onderlinge verbondenheid van de Europese economieën op de interne markt, heeft EV-beleid een nationale, Europese en internationale dimensie. Het kabinet streeft bij maatregelen op economische veiligheid (en kennisveiligheid) naar samenhang op EU-niveau. Dit komt de effectiviteit van maatregelen ten goede en is belangrijk voor het gelijk speelveld in de EU, mede omdat het de lastendruk van het internationaal opererende bedrijven en het kennisveld beperkt. Aanvullend zet het kabinet in op bilaterale en multilaterale samenwerking ten behoeve van een gelijk internationaal speelveld voor het Nederlandse bedrijfsleven en kennisveld. Daarnaast streeft het kabinet naar het vergroten van markttoegang voor Nederlandse bedrijven in derde landen. Verder zorgt samenwerking voor een gezamenlijk front tegen kwaadwillende statelijke actoren. De versterking van het postennetwerk op het gebied van economische veiligheid draagt hier aan bij.10 Tot slot blijft het kabinet inzetten op verhoging van bewustwording en informatie- en kennisdeling tussen publieke en private partijen. Voorbeelden hiervan zijn het Ondernemersloket Economische Veiligheid en het loket Kennisveiligheid bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).11

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Het kabinet verwelkomt de EEV-strategie en ziet de mededeling als stap om veiligheids-, industrie- en handelsbeleid in gezamenlijkheid te bezien en om ten aanzien van economische veiligheid tot meer samenhangend beleid op EU-niveau te komen. Deze samenhang is nodig om onder de huidige geopolitieke omstandigheden de economische en veiligheidsbelangen van de Unie en haar lidstaten effectiever te kunnen beschermen en bevorderen. Het kabinet acht het positief dat de uitgangspunten uit de EEV-strategie in hoge mate overeenkomen met de uitgangspunten van het kabinet ten aanzien van economische veiligheid. Zo wordt in de mededeling het belang van een open economie benadrukt voor de economische weerbaarheid van de EU en erkennen de Commissie en HV net als Nederland het belang van zowel promote- als protect-maatregelen. Wel is het van belang dat ook op Europees niveau de promote- en protect-maatregelen in samenhang worden bezien. Ook vindt het kabinet het belangrijk dat overheidsingrijpen beperkt blijft tot het adresseren van economische veiligheidsrisico’s en dat wat hieronder valt niet onnodig wordt opgerekt. Verder stemt het positief dat de EEV landenneutraal is, een adaptieve insteek heeft, specifieke risicoanalyses als uitgangspunt neemt voor het vormgeven van EV-maatregelen en dat in de mededeling het belang van proportionele en gerichte maatregelen wordt benadrukt; uitgangspunten die het kabinet ook hanteert. Ook kan het kabinet zich vinden in de nadruk die in de EEV wordt gelegd op internationale samenwerking, waaronder door middel van het sluiten van partnerschappen. Het kabinet acht het van belang daarbij zowel de samenwerking met gelijkgezinde partners te versterken, als ook richting minder traditionele partners, bijvoorbeeld in Afrika, de Indo-Pacific regio en Latijns-Amerika, de verbinding te blijven zoeken. Verder vindt het kabinet het positief dat farmaceutische producten worden genoemd als productgroep waarbij risico’s voor de weerbaarheid van toeleveringsketens een rol spelen, zoals ook verwoord in de Europese Raadsconclusies van 29-30 juni jl.12

Het kabinet kan zich goed vinden in het voornemen van de Commissie om gezamenlijk met EU-lidstaten de aan waardeketens verbonden risico’s nader vast te stellen en de voortgang van deze analyses periodiek tegen het licht te houden en waar nodig de aanpak aan te passen. Het kabinet acht het hierbij van belang dat de Commissie inzichtelijk maakt hoe ze met de vertrouwelijkheid en gevoeligheid van voor deze analyses te delen informatie omgaat. Gezien de Commissie nader bekend zal maken welke vorm en bijbehorende besluitvormingsprocedure zal worden gevolgd voor het opstellen en vaststellen van deze analyses zal het kabinet benadrukken waarde te hechten aan het tijdig betrekken van de Raad en het volgen van de geëigende besluitvormingsprocedures.

Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van een EU-lijst van kritieke technologieën en acht het van belang om meer informatie te krijgen over beoogde toepassingen van deze lijst. Het kabinet zal ervoor pleiten dat de discussie over welke technologieën relevant zijn voor de economische veiligheid van de EU niet wordt vermengd met de discussies over dual-use controlelijsten van technologieën. De term dual-use wordt immers louter gebruikt in het kader van exportcontrole. Gezien de Commissie nog nader bekend zal maken welke vorm en bijbehorende besluitvormingsprocedure zal worden gevolgd voor het opstellen en vaststellen van deze lijst zal het kabinet in de aanloop naar publicatie van de lijst aangeven waarde te hechten aan het tijdig betrekken van de Raad en het volgen van de geëigende besluitvormingsprocedures.

Het kabinet deelt het streven naar een betere informatiepositie op Europees niveau over dreigingen op het gebied van economische veiligheid. Het kabinet kan zich vinden in de geïdentificeerde risico categorieën en acht het van belang dat economische veiligheid in samenhang wordt bezien met de bescherming van kritieke infrastructuur tegen fysieke en cyberdreigingen. Hierbij acht het kabinet het van belang te komen tot een helder gedeeld begrip van «dreiging» in de context van economische veiligheid. Afhankelijk van de definitie kunnen verschillende betrokken partijen invulling geven aan hun taken en verantwoordelijkheden. Dit geldt onder meer voor de Single Intelligence Analysis Capacity (SIAC) die in lijn met de ambitie in het Strategisch Kompas versterkt wordt.13 Hierbij merkt het kabinet op dat SIAC geen mandaat heeft voor het eigenstandig detecteren van dreigingen, maar de EU als gezamenlijke capaciteit voor de analyse van strategische inlichtingen voorziet van analyses op basis van de bijdragen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van de lidstaten.

Het kabinet vindt het belangrijk dat er wordt ingezet op bewustwording over economische veiligheid binnen de Unie en alle lidstaten en verwelkomt het streven van de Commissie om een gestructureerde dialoog aan te gaan met de private sector omtrent economische veiligheid, zoals dat in Nederland al met kennisinstellingen gedaan wordt. Bedrijven hebben de meeste kennis over toeleveringsketens en afhankelijkheden en zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor hun bedrijfsprocessen. Het is daarom van belang om bedrijven bewust te maken van economische veiligheidsrisico’s zodat zij ook zelf economische veiligheidsrisico’s identificeren en mitigeren. Het kabinet acht het hierbij wel van belang dat indien informatie van bedrijven wordt opgevraagd, bedrijven op basis van vrijwilligheid kunnen besluiten of op een dergelijk verzoek gereageerd wordt en dat eventuele vertrouwelijke informatie op een goede manier geborgd wordt.

Het kabinet verwelkomt de aandacht in de EEV-strategie voor het versterken van het Europese concurrentievermogen. Het kabinet kan zich vinden in de EU-instrumenten en wetsvoorstellen die de Commissie in deze mededeling onder promote-maatregelen in verband brengt met de Europese economische weerbaarheid en veiligheid, zoals de Critical Raw Materials Act, Net Zero Industry Act en EU Chips Act.14 Over het kabinetsstandpunt omtrent STEP wordt het parlement zoals gesteld middels een separaat BNC-fiche geïnformeerd. Het kabinet onderschrijft het doel van de Commissie om de Europese positie in strategische technologieën te versterken en vindt het van belang dat de EU in staat is om risicovolle strategische afhankelijkheden te verminderen of mitigeren, de groene en digitale transities te bewerkstelligen en het toekomstig verdienvermogen te versterken. Hiervoor is de beschikbaarheid van privaat/publieke financiering essentieel. Ook investeringen in R&D zijn cruciaal voor onze economische weerbaarheid en veiligheid. Daarbij is het belangrijk dat er ook ingezet wordt op workforce development, waar in de mededeling nu weinig aandacht voor is. De beschikbaarheid van voldoende technisch geschoold personeel is nu namelijk een groot knelpunt met betrekking tot de ambities ten aanzien van de energietransitie en digitale transitie en het streven naar technologisch leiderschap. De EU kan op dit gebied bijdragen aan meer samenhang tussen het nationale beleid van lidstaten. Voor een gelijk speelveld is het wel van belang dat de EEV-strategie geen ruimte biedt om te worden gebruikt om maatregelen (zowel op promote als protect) te treffen om de eigen concurrentiepositie te versterken op terreinen waar geen sprake is van economische veiligheidsrisico’s.

Het kabinet verwelkomt de inzet van de Commissie om de Verordening buitenlandse subsidies in te blijven zetten om een gelijk speelveld op de interne markt te waarborgen.15 Wat volgens het kabinet nog mist in de mededeling is een duidelijke link met de versterking van de interne markt. Die kan een bijdrage leveren aan de promote-pilaar. Een sterke, duurzame en eerlijke interne markt is volgens het kabinet van belang voor een goede economische basis, concurrentiepositie en open strategische autonomie van de EU en vereist dat zowel in de EU als in Nederland op alle relevante beleidsterreinen het interne marktperspectief sterker wordt meegenomen.

Het kabinet vindt dat het aanbestedingsbeleid een belangrijke rol moet spelen in de protect maatregelen in de mededeling en vindt dat in de mededeling actie hierop ontbreekt. Om veiligheidsrisico’s voor de nationale veiligheid die de mededeling vaststelt te kunnen beheersen, is het kabinet van mening dat aanbestedende diensten simpelere en beter inzetbare mogelijkheden moeten hebben hiervoor dan nu het geval is zonder dat de interne markt geschaad wordt.16

Het kabinet is positief over de inzet van de Commissie om te komen tot betere EU-coördinatie voor exportcontrole van dual-use goederen, met inachtneming van de bestaande nationale competentie op exportcontrole en de huidige vertegenwoordiging van de lidstaten en de Commissie in de multilaterale exportcontroleregimes. De Commissie wijst terecht op de noodzaak van snellere en gecoördineerde actie op EU-niveau op het gebied van exportcontrole om ondermijning van de interne markt te voorkomen. Het kabinet steunt de inzet van de Commissie om deze coördinatie te versterken binnen de mogelijkheden van de huidige dual-use verordening.17 Het kabinet ziet het voorstel om de doeltreffendheid en efficiëntie van het huidige kader te verbeteren met belangstelling tegemoet. De impact daarvan voor de uitvoering door de Douane zal tevens op grond van de voorstellen nader moeten worden bepaald.

Het is positief dat de Commissie heeft aangekondigd de mogelijke risico’s van ongewenste technologie- en kennisoverdracht bij uitgaande investeringen te onderzoeken. Het kabinet verwelkomt het voornemen van de Commissie om deze risico’s in beeld te brengen, hiervoor een expertgroep op te richten en input te verzamelen van het bedrijfsleven en andere belanghebbenden zoals partnerlanden. Het kabinet zal in dit proces de motie van het lid Brekelmans c.s. over het innemen van een proactieve rol bij de totstandkoming van een Europees instrument voor uitgaande investeringen in acht nemen.18Ten aanzien van mogelijke voorstellen is het wat betreft het kabinet in de eerste plaats noodzakelijk te beoordelen welke concrete risico’s voortkomen uit uitgaande investeringen en of aanvullende maatregelen nodig zijn om deze risico’s zo nodig te beperken. Bij deze beoordeling moet ook worden gekeken naar de effectiviteit en proportionaliteit van een mogelijk instrument, de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid ervan alsmede de eventuele negatieve gevolgen voor investeerders. Financiële transacties zijn moeilijker te traceren dan goederenstromen en afhankelijk van de reikwijdte zou een instrument daarom een grote administratieve last met zich mee kunnen brengen. Als de resultaten van dit onderzoek aantonen dat er een duidelijke noodzaak is voor een aanvullend instrument dat deze risico’s proportioneel én effectief kan mitigeren, staat het kabinet open voor een voorstel. Mocht de Commissie overgaan tot het uitbrengen van een dergelijk voorstel, zal uw Kamer over het kabinetsstandpunt middels een BNC-fiche worden geïnformeerd.19

Het kabinet kijkt uit naar de resultaten van de evaluatie van de Verordening inzake de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie20 en het daaropvolgende voorstel voor betere samenwerking binnen de EU op screening van inkomende buitenlandse directe investeringen. Het kabinet steunt de oproep van de Commissie aan lidstaten die dit nog niet hebben gedaan, om zo snel mogelijk screening mechanismes voor inkomende buitenlandse directe investeringen nationaal in te voeren. Met de inwerkingtreding van de Wet Vifo op 1 juni 2023 is daar in Nederland reeds aan voldaan. Het kabinet ondersteunt het idee van betere coördinatie en samenwerking tussen lidstaten op screening van inkomende buitenlandse directe investeringen. Tegelijkertijd wil het kabinet benadrukken dat de inhoudelijke veiligheidstoets een nationale competentie is en moet blijven.

Het kabinet verwelkomt de aandacht in de mededeling voor het voorkomen van het weglekken van technologie en het expliciet noemen van kennisveiligheid. Het kabinet vindt de focus op beter gebruik van bestaande instrumenten op het gebied van kennisveiligheid en identificeren van mogelijke lacunes positief. Het kabinet acht verdere concretisering van de voorstellen op het gebied van kennisveiligheid wenselijk en onderstreept de noodzaak om aanvullende maatregelen te nemen op EU-niveau. Het kabinet acht naast de EEV-strategie een specifieke EU-strategie op kennisveiligheid wenselijk, met daarin bijvoorbeeld concrete maatregelen voor het bevorderen van bewustzijn bij lidstaten en kennisinstellingen en voor het opbouwen en verspreiden van kennis over kennisveiligheid en open en veilige internationale wetenschappelijke samenwerking. Deze stappen zijn nodig om tot een gelijk speelveld in de EU te komen en te voorkomen dat er hiaten in de bescherming van het kennisveld in de EU ontstaan door verschillen tussen lidstaten in de mate van nationale maatregelen. Een gelijk speelveld is ook van belang om oneigenlijke concurrentie ten aanzien van technologisch en wetenschappelijk talent te vermijden.

Het kabinet deelt de visie van de Commissie dat vraagstukken rondom economische veiligheid niet los gezien kunnen worden van de geopolitieke situatie, en er dus een wisselwerking zal zijn tussen maatregelen op het vlak van economische veiligheid en het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid (GBVB). Ook de partner pilaar van de voorliggende mededeling zal deels binnen het GBVB vorm moeten krijgen, onder meer via inzet van het netwerk van EU-delegaties wereldwijd. Dreigingen tegen de economische veiligheid kunnen soms deel uitmaken van bredere campagnes van statelijke actoren. Het kabinet acht het van belang om dergelijke dreigingen in samenhang te bezien en gecoördineerd daarop te reageren, en steunt daarom het voorstel van de Commissie om in de respons op dreigingen tegen de economische veiligheid – wanneer relevant – ook inzet van GBVB-instrumenten zoals de EU Hybrid Toolbox te overwegen.21

c) Eerste inschatting van krachtenveld

Verschillende lidstaten staan net als Nederland in beginsel positief tegenover de mededeling. Er is brede overeenstemming over de meerwaarde van meer coördinatie op EU-niveau ten aanzien van economische veiligheid. Ook zien veel lidstaten de meerwaarde van het gezamenlijk verdiepen van de analyse naar de aan toeleveringsketens verbonden risico’s. Wel zijn veel lidstaten sceptisch ten opzichte van de meerwaarde en proportionaliteit van een uitgaand investeringsscreeningsmechanisme. Ook hebben enkele landen aangegeven het niet wenselijk te achten als de op te stellen technologielijst een dual use-karakter krijgt. Daarnaast zullen veel lidstaten, net als Nederland, kritisch erop toezien dat nationale veiligheid (art. 4, tweede lid, VEU) de uitsluitende verantwoordelijkheid van de lidstaten blijft. De positie van het Europees Parlement is nog niet bekend.

4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

a) Bevoegdheid

De grondhouding van het kabinet is positief. De mededeling ziet met name op het waarborgen van de economische veiligheid van de EU. De plannen passen volgens het kabinet op hoofdlijnen binnen de bevoegdheden van de EU op de terreinen gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), gemeenschappelijke handelspolitiek, interne markt, de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht en industrie. Op het terrein van het GBVB is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten en geldt dat de lidstaten bevoegd zijn om extern naast de Unie op te treden (artikel 2, lid 4, VWEU). Op het terrein van de gemeenschappelijke handelspolitiek is sprake van een exclusieve bevoegdheid van de Unie (artikel 3, lid 1, onder e, VWEU). Op het terrein van de interne markt en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de tussen de EU en de lidstaten (artikel 4, tweede lid, onder a en j, VWEU). Op het terrein van de industrie is sprake van een aanvullende bevoegdheid van de EU (artikel 6, onder b, VWEU).

Economische veiligheid is een van de nationale veiligheidsbelangen als uiteengezet in de Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk der Nederlanden. Het kabinet zal er bij de in de strategie voorgestelde plannen dan ook nauwgezet op toezien dat de uitsluitende verantwoordelijkheid van de lidstaten op het gebied van nationale veiligheid (artikel 4, tweede lid, VEU) gewaarborgd blijft. In het bijzonder zal het kabinet met betrekking tot de uitwerking van het voornemen tot betere EU-coördinatie voor exportcontrole van dual-use goederen en de uitwerking van het voornemen tot een revisievoorstel ten aanzien van de screening van (inkomende) buitenlandse directe investeringen steeds toetsen of niet wordt getreden in voornoemde uitsluitende verantwoordelijkheid van de lidstaten.

b) Subsidiariteit

De grondhouding van het kabinet is positief. De mededeling heeft tot doel de economische veiligheid van de EU te waarborgen door betere coördinatie en samenwerking. Gezien het inherent grensoverschrijdende karakter van economische veiligheidsrisico’s en de verwevenheid van de interne markt, is een EU-aanpak, met inachtneming van de bestaande competentieverdeling tussen de EU en lidstaten, van toegevoegde waarde. Gelet daarop steunt het kabinet optreden op EU-niveau ten behoeve van de versterking van de samenwerking en coördinatie tussen EU-lidstaten op economische veiligheid. Dit draagt ook bij aan de voorkoming van hiaten in de bescherming van de interne markt door verschillen tussen lidstaten in de mate van nationale maatregelen op EV-gebied.

c) Proportionaliteit

De grondhouding van het kabinet is positief. De mededeling heeft tot doel de economische veiligheid van de EU door betere coördinatie en samenwerking. Het kabinet is van mening dat het optreden, zoals verwoord in deze mededeling, geschikt lijkt te zijn om de economische veiligheid van de EU op een effectieve en evenredige wijze te bevorderen. Dit is onder meer het geval bij het streven van de Commissie om te komen tot betere EU-coördinatie voor exportcontrole van dual-use goederen. Daarbij gaat het aangekondigde beleid niet verder dan noodzakelijk en wordt voldoende ruimte gelaten aan de lidstaten. Dit blijkt onder andere uit de in de mededeling voorgestelde risico-gebaseerde aanpak. Ook wordt bij de uitwerking van verschillende voorstellen betrokkenheid van de lidstaten voorgesteld.

d) Financiële gevolgen

De mededeling heeft geen directe financiële gevolgen, afgezien van eventuele uitvoeringskosten die verdere uitwerking van de strategie met zich meebrengt. Het kabinet is van mening dat de hiervoor benodigde financiële middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van het MFK 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Eventuele budgettaire gevolgen voor de Rijksbegroting worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

De mededeling zelf bevat geen nieuwe wetgevende voorstellen waarbij gevolgen te verwachten zijn op regeldruk en administratieve lasten, voor de overheid, bedrijfsleven of burgers. Bij de aangekondigde maatregelen volgend op deze strategie (bv. een mogelijk initiatief t.a.v. uitgaande investeringsscreening) zal separaat worden bezien of en in hoeverre dit gevolgen heeft voor de regeldruk en administratieve lasten en hoe dat moet worden beoordeeld. Bij de uitwerking van eventuele maatregelen zal het kabinet zich inspannen om onwenselijke gevolgen voor de regeldruk, administratieve lasten en andere uitvoeringslasten te voorkomen of te mitigeren.

Ten aanzien van de impact van de mededeling op de concurrentiekracht merkt het kabinet op dat het versterken van de concurrentiekracht van de EU een van de drie sporen (promote) is die de Commissie voorstelt om economische veiligheidsrisico’s te mitigeren. Het kabinet verwelkomt dit. Op zichzelf staand brengt de mededeling geen gevolgen voor de concurrentiekracht met zich mee, maar de verdere uitwerking van beleidsvoorstellen (bv. ten aanzien van STEP of uitgaande investeringsscreening) kan dit wel met zich meebrengen.

De mededeling van de Commissie kent geopolitieke aspecten en is mede ingegeven door de verschuivende geopolitieke verhoudingen. Deze ontwikkelingen hebben het belang van economische veiligheid vergroot. Het voorstel heeft daardoor een duidelijke geopolitieke component. Verder raakt het voorstel aan betrekkingen met andere geopolitieke spelers, mede gegeven het voornemen van de Commissie om de samenwerking met een zo breed mogelijk scala aan derde landen op het gebied van economische veiligheid te gaan intensiveren. Het voorstel is tevens gerelateerd aan de inzet ten aanzien van de open strategische autonomie van de EU.


X Noot
1

EU Strategisch Kompas. Zie ook Kamerstuk 21 501-02, nr. 2474.

X Noot
2

Kamerstuk 22 112, nr. 3686; Kamerstuk 22 112, nr. 3369; Kamerstuk 22 112, nr. 3673; Kamerstuk 22 112, nr. 3541.

X Noot
3

Kamerstuk 21 501-30, nr. 557. Zie ook: Kamerstuk 22 112, nr. 3133.

X Noot
4

Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 4029; Kamerstukken 30 821 en 21 501, nr. 181.

X Noot
5

Kamerstuk 30 821, nr. 175; Kamerstuk 30 821, nr. 178.

X Noot
6

Kamerstuk 35 982, nr. 9; Bijlage bij Kamerstuk 21 501-02, nr. 2705. Zie ook: Kamerstuk 35 207, nr. 61.

X Noot
7

Kamerstuk 31 288, nr. 1003.

X Noot
8

Zie ook: Kamerstuk 33 009 en 32 637, nr. 131.

X Noot
9

Kamerstuk 32 852, nr. 224.

X Noot
10

Kamerstuk 35 925 V, nr. 84.

X Noot
11

Kamerstuk 30 821, nr. 175.

X Noot
12

Zie ook non-paper t.a.v. Critical Medicine Act.

X Noot
13

EU Strategisch Kompas. Zie ook Kamerstuk 21 501-02, nr. 2474.

X Noot
14

Kamerstuk 22 112, nr. 3686; Kamerstuk 22 112, nr. 3369; Kamerstuk 22 112, nr. 3673.

X Noot
15

Kamerstukken 21 501-30 en 22 112, nr. 557. Zie ook: Kamerstuk 22 112, nr. 3133.

X Noot
16

Kamerstuk 26 485, nr. 426.

X Noot
17

Verordening (EU) 2021/821 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot instelling van een Unieregeling voor controle op de uitvoer, de tussenhandel, de technische bijstand, de doorvoer en de overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik.

X Noot
18

Kamerstuk 35 207, nr. 70.

X Noot
19

Kamerstuk 21 501-30, nr. 581.

X Noot
20

Verordening (EU) 2019/452 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie.

X Noot
21

Zie ook: EU Strategisch Kompas.

Naar boven