Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 21501-02 nr. 2609 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 21501-02 nr. 2609 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 februari 2023
Op 22 maart 2021 werd het Raadsbesluit tot oprichting van de Europese Vredesfaciliteit (EPF) aangenomen. Het in 2021 goedgekeurde budget voor de periode 2021–2027 bedroeg EUR 5,69 mld. In december 2022 hebben de EU lidstaten besloten dit bedrag met EUR 2 mld. te verhogen, naar aanleiding van de ongekende steun aan Oekraïne uit de EPF.
De EPF bestaat uit twee pijlers. De eerste pijler omvat de financiering van de gemeenschappelijke kosten van EU-missies en operaties, waarvan de Nederlandse bijdrage op de begroting van het Ministerie van Defensie staat. De tweede pijler omvat de financiering van steunmaatregelen, zowel voor vredesoperaties van derde landen of internationale organisaties als voor capaciteitsopbouw op het gebied van veiligheid en defensie. De Nederlandse bijdrage aan deze pijler staat op de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De financiële bijdrage aan de EPF wordt op basis van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI) verdeeld onder de lidstaten. In 2022 was de BNI-verdeelsleutel voor Nederland voor steunmaatregelen 5,9% en voor missies en operaties 6%.1
In deze brief wordt uw Kamer, mede namens de Minister van Defensie, geïnformeerd over de EPF-inzet in 2022 en wordt vooruitgeblikt op 2023. Net als in de eerste jaarlijkse EPF terug- en vooruitblik, die op 17 februari 2022 naar uw Kamer werd verstuurd, zal deze brief enkele relevante thema’s met betrekking tot de EPF behandelen, inclusief kansen, risico’s en waarborgen gerelateerd aan leveringen van militaire materieel.2 Ook gaat deze brief specifiek in op het onderwerp transparantie – een belangrijk speerpunt voor zowel het kabinet als uw Kamer. Hiermee wordt tevens gevolg gegeven aan de motie van het lid Jasper Van Dijk.3 Een overzicht van alle steunmaatregelen die zijn aangenomen in 2022 is toegevoegd als annex aan deze brief.
Terugblik 2022
De EPF heeft zich het afgelopen jaar bewezen als een cruciaal EU-instrument op het gebied van veiligheid en defensie. De EPF-steun stond in 2022 voor een belangrijk deel in het teken van het ondersteunen van Oekraïne. Op 28 februari 2022, enkele dagen na de start van de grootschalige Russische invasie van Oekraïne, werd besloten een eerste tranche steun ter waarde van EUR 500 mln. beschikbaar te maken ten behoeve van militaire steun aan de Oekraïense krijgsmacht. De Raad besloot de Ministeries van Defensie van de EU-lidstaten aan te wijzen als uitvoerders van de steunmaatregel. Op basis van de Oekraïense behoeftes worden lidstaten in staat gesteld om vergoedingen aan te vragen voor militaire goederen die zij aan de Oekraïense strijdkrachten leveren. Het uitgangspunt is hierbij dat lidstaten een vergoeding krijgen voor de boekwaarde van het geleverde materieel.
In 2022 is er in totaal EUR 3 mld. gecommitteerd voor Oekraïne. Van dit bedrag kan EUR 2.820 mln. worden gebruikt voor lethale steun, d.w.z. de levering van wapens en munitie, en EUR 180 mln. voor niet-lethale steun. Oekraïne is het eerste land waaraan lethale steun is geleverd onder de EPF. De afdrachten van lidstaten voor deze steunmaatregel en de vergoedingen die zij krijgen voor geleverd materieel zijn verspreid over de gehele looptijd van het instrument (tot en met 2027). Eind 2022 zijn de ingediende vergoedingsaanvragen de EUR 6,7 mld. overschreden. Lidstaten krijgen om die reden niet het volledige aangevraagde bedrag vergoed, maar slechts een percentage daarvan. Per 31 december 2022 geldt dat Nederland voor ruim EUR 420 mln. aan declaraties heeft ingediend. Hoeveel Nederland hiervoor terugkrijgt is nog niet te zeggen. De verwachting is dat het totaalbedrag aan ingediende aanvragen nog zal oplopen. Via de reguliere leveringenbrieven wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.4
Ook hebben de 27 lidstaten in 2022 besloten een militaire EU-trainingsmissie voor Oekraïne op te richten, buiten Oekraïens grondgebied.5 De EU Military Assistance Mission (EUMAM) Oekraïne ging 15 november jl. van start en wordt deels gefinancierd vanuit de EPF. Het grootste deel van deze trainingsmissie wordt gefinancierd vanuit de missies- en operaties-pijler (EUR 106,7 mln. voor de duur van het mandaat, twee jaar). Daarnaast is in 2022 een steunmaatregel aangenomen die de wapens en toebehoren om mee te trainen financiert (EUR 16 mln.). Het kabinet blijft Oekraïne steunen zolang dat nodig is.
Naast Oekraïne hebben ook andere landen en internationale organisaties in 2022 steun ontvangen uit de EPF. Allereerst is de steun aan de Afrikaanse Unie (AU) middels het General Programme African Union (GPAU) uitgebreid en voortgezet. Dit programma beoogt de rol van de AU op het gebied van vrede en veiligheid te versterken door de financiering van AU-vredesmissies. Het programma is een voortzetting van EU-steun die eerder werd gefinancierd vanuit één van de instrumenten die in de EPF is opgegaan, de African Peace Facility. De omvang van deze steunmaatregel is EUR 600 mln. voor de periode van drie jaar (2022–2024), dus EUR 200 mln. per jaar. Wanneer de AU een beroep doet op deze middelen moeten EU-lidstaten daar eerst goedkeuring voor geven. Afgelopen jaar zijn de lidstaten akkoord gegaan met financiering vanuit General Programme African Union voor AMISOM (vanaf 1 april jl. genaamd AU Transition Mission in Somalia (ATMIS)), de Multinational Joint Task Force tegen Boko Haram (MNJTF) in het Lake Chad bassin en de Southern African Development Community Mission in Mozambique (SAMIM).
Ten behoeve van Mozambique en ter ondersteuning van de EU-trainingsmissie in dat land, is de steunmaatregel uit 2021 aangevuld met additionele middelen voor onder andere individuele uitrusting voor soldaten, mobiliteitsmiddelen, technische apparatuur en een veldhospitaal. Daarnaast ontving Rwanda EUR 20 mln. om actief te kunnen blijven in de Mozambikaanse provincie Cabo Delgado. Deze steunmaatregelen beogen een bijdrage te leveren aan het herstel van vrede en veiligheid in deze provincie. In Cabo Delgado pleegt een groep opstandelingen, lokaal bekend als Al-Shabab of Al-Sunna wa Jama’a (ASWJ) al lange tijd aanslagen op burgers en militairen. In januari 2023 verschenen in de (internationale) pers berichten over vermeende mensenrechtenschendingen door militairen van de South African National Defence Force (SANDF) in het noorden van Mozambique, aanwezig in het kader van SAMIM. Zowel het Zuid-Afrikaanse Ministerie van Defensie als SAMIM zijn een onderzoek gestart naar het incident. De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) volgt de ingestelde onderzoeken en Nederland heeft EDEO verzocht de lidstaten hierover te informeren.
Daarnaast is de EPF in 2022 ingezet om niet-lethale steun aan Moldavië, Georgië en Bosnië en Herzegovina voort te zetten en te intensiveren. De omvang van deze nieuwe steunmaatregelen betrof EUR 40 mln. voor Moldavië, EUR 20 mln. voor Georgië en EUR 10 mln. voor Bosnië en Herzegovina. De Balkan Medical Task Force, een initiatief van zes landen op de Westelijke Balkan, ontving steun in de vorm van militair medisch materieel. Ook besloot de Raad steun goed te keuren voor de militair medische eenheden van de Libanese strijdkrachten.
In de Sahel ontvingen Mauritanië en Niger voor het eerst EPF-steun. Mauritanië is een stabiele factor in de onrustige Sahelregio en daarom een belangrijke partner voor de EU. Ook is Mauritanië een belangrijk kruispunt geworden voor Afrikaanse migranten op de westelijke mediterrane route. Het is van belang de relatie tussen de EU en dit land te versterken. Daarom steunt de EU de strijdkrachten van Mauritanië in de vorm van onder andere technisch materiaal, individueel beschermingsmateriaal en medische apparatuur. Het betreft non-letale steun. De steun aan de Nigerese krijgsmacht is gericht op de oprichting van een technisch trainingscentrum en van een nieuw bataljon binnen de Nigerese krijgsmacht. Niger is een belangrijke partner voor de EU ter voorkoming van verdere destabilisering in Niger en de Sahel-regio. Naast de steunmaatregel voor Niger is in 2022 ook besloten tot de oprichting van de EU Military Partnership Mission (EUMPM) voor Niger.6 Deze zal naar verwachting op korte termijn worden gelanceerd.
Op 11 april 2022 besloten de lidstaten tot opschorting van de meest gevoelige activiteiten van de EU-veiligheidsinzet in Mali, waaronder de voorziene steun aan het Malinese leger onder de EPF.7 Dit besluit volgde op een verdere verslechtering van de politieke en veiligheidssituatie in Mali. De Malinese transitieautoriteiten gaven geen noodzakelijke garanties ten aanzien van het vrij functioneren van de EU-missies binnen hun mandaat, en evenmin ten aanzien van de omgang met milities en private militaire ondernemingen, zoals de Wagner Group. Daarbij werden de gerapporteerde mensenrechtenschendingen door het Malinese leger, waarbij ook Russische paramilitairen betrokken waren, meegewogen. Het kabinet vond, en vindt nog altijd, dat het onder deze omstandigheden onwenselijk is om het Malinese leger te trainen en materieel te ondersteunen.8
In annex I is een overzicht opgenomen van alle steunmaatregelen die zijn aangenomen in 2022. In het overzicht wordt verwezen naar de publiek toegankelijke Raadsbesluiten ten grondslag aan de steunmaatregelen. In deze Raadsbesluiten is informatie opgenomen over onder andere het type steun, de duur, de wijze van implementatie en waarborgen.
Ophoging financieringsplafond
Vanwege de omvangrijke en onvoorziene steun aan de Oekraïense strijdkrachten was eind 2022 het overgrote deel van het totale EPF-budget reeds gecommitteerd. 9 Medio december was er nog slechts EUR 810 mln. te besteden (14 procent van totaalbudget) tot en met 2027. Dit bedrag zou onvoldoende zijn geweest om de Oekraïense strijdkrachten via de EPF te blijven steunen alsook in andere regio’s van de wereld actief te blijven op het gebied van veiligheid en defensie, inclusief door middel van EU missies en operaties. In lijn met de motie van het lid Van Wijngaarden heeft het kabinet daarom in Brussel gepleit voor ophoging van het EPF-financieringsplafond.10 De Raad Buitenlandse Zaken heeft op 12 december 2022 besloten het financiële plafond van de EPF initieel met EUR 2 mld. te verhogen (in 2018 prijzen). Er is tevens een nieuw weegmoment voorzien in 2023 om te beslissen welke nadere ophoging nodig is om als EU op een adequaat niveau actief te kunnen blijven tot het einde van 2027. De Raad heeft afgesproken dat de totale ophoging tot 2027 niet groter zal zijn dan EUR 5,5 mld. Uw Kamer zal geïnformeerd worden over verdere ontwikkelingen.
Vooruitblik 2023
Het is zeer waarschijnlijk dat voor de EPF ook 2023 voor een groot deel in het teken zal staan van de oorlog in Oekraïne en van voortzetting van militaire steun aan dit land. Het kabinet acht het essentieel dat Oekraïne militair gesteund blijft zolang dat nodig is, en ziet de EPF daarbij als een zeer waardevol instrument. Het zorgt ervoor dat lidstaten over de financiële middelen beschikken om militaire steun te leveren en dat de financiële lasten van die militaire steun worden herverdeeld over alle EU lidstaten.
In het Raadsbesluit 2021/509 is het financiële jaarplafond in 2023 gesteld op EUR 720 mln.11 Dit bedrag is reeds grotendeels gecommitteerd. Momenteel is EUR 166 mln. voorzien voor EU-missies -en operaties, EUR 165 mln. voor het GPAU, en voor lidstaten die het afgelopen jaar militaire steun leverden aan Oekraïne in het kader van de EPF-steunmaatregel is EUR 382 mln. voorzien.
De lidstaten moeten nog besluiten hoe de bovengenoemde ophoging van het totale EPF-plafond met EUR 2 mld. wordt verdeeld over de jaren 2023–2027. Bovendien betreft dit een initiële ophoging en wordt er in 2023 gesproken over een aanvullende ophoging van maximaal EUR 3,5 mld. De hoogte van deze tweede ophoging zal bepalend zijn voor de wijze waarop deze nieuwe middelen verdeeld zullen worden over 2023–2027 en hoe de besluitvorming over individuele steunmaatregelen er in 2023 uit zal zien.
Het kabinet acht het wenselijk dat er in 2023 vanuit de EPF naast Oekraïne ook aandacht blijft voor andere regio’s in de wereld. Het is in het belang van Nederland en de EU om landen in onder andere de instabiele ring rondom Europa, de Westelijke Balkan, de Sahel en de Hoorn van Afrika te blijven ondersteunen op het gebied van veiligheid en stabiliteit. Door partners in staat te stellen om de instabiliteit in de nabije regio te adresseren, kan de EPF een bijdrage leveren aan de veiligheid en welvaart van de EU zelf, alsook aan het aanpakken van de grondoorzaken van irreguliere migratie, zoals mensenrechtenschendingen. Hierbij acht het kabinet het van belang dat EPF-steunmaatregelen onderdeel blijven van een bredere inzet van de EU en de lidstaten en zorgvuldig met waarborgen worden omkleed. Op dit laatste gaat het volgende onderdeel van deze brief uitgebreider in.
Tijdens de EPF Strategische Oriëntaties, die in oktober 2022 hebben plaatsgevonden in het Politiek en Veiligheidscomité, bleek dat veel lidstaten een positie hebben die gelijk is aan die van het kabinet met betrekking tot de EPF-inzet in 2023. Oekraïne moet de steun krijgen die het nodig heeft, maar andere strategische prioriteiten mogen niet uit het oog verloren worden.
De eerste besluitvorming over EPF-steunmaatregelen in 2023 heeft reeds plaatsgevonden. De Raad Buitenlandse Zaken van 23 januari 2023 heeft besloten om EUR 45 mln. beschikbaar te stellen voor niet-lethale middelen die benodigd zijn voor het geven van trainingen onder EUMAM Oekraïne.12 Daarnaast is de Raad een zevende tranche EPF-steun voor Oekraïne overeengekomen ter waarde van EUR 500 mln. Van dit bedraag is EUR 300 mln. voor lethale steun en EUR 200 mln. voor niet-lethale steun. Uw Kamer wordt net als in 2022 over de besluitvorming hieromtrent geïnformeerd via de geannoteerde agenda’s en verslagen van de Raad Buitenlandse Zaken.13
Waarborgen
Zoals ook genoemd in de EPF-brief van 17 februari 2022 ziet het kabinet dat er risico’s verbonden zijn aan capaciteitsopbouw en het leveren van militaire materiële steun aan derde landen en internationale organisaties.14 Om deze risico’s in te perken heeft Nederland bij de vormgeving van de EPF consequent ingezet op een geïntegreerd methodologisch raamwerk, gebaseerd op conflict- en risicoanalyses, flankeringsmaatregelen, rapportageverplichtingen en waarborgen voor het verlenen van materiële steun. Het kabinet heeft hier in het afgelopen jaar gedurende de besluitvorming over individuele steunmaatregelen bovendien consequent aandacht voor gevraagd. Hierdoor zijn standaard en land- en situatiespecifieke clausules opgenomen in steunmaatregelen betreffende rapportageverplichtingen, on-site monitoring, trainingen voor ontvangende eenheden in internationaal humanitair recht en internationale mensenrechten en de mogelijkheid om de steun (tijdelijk) stop te zetten indien ontvangende partijen niet aan de overeengekomen condities voldoen.
De inzet van onder andere Nederland op dit gebied levert resultaat op. Zoals hierboven reeds genoemd heeft de Raad de steun aan het Malinese leger opgeschort, wat mogelijk was dankzij de waarborgen op het gebied van democratisch bestuur, mensenrechten en samenwerking met non-statelijke actoren die waren ingebouwd in de steunmaatregel voor Mali. In 2023 zal het kabinet zich inzetten om dit onderwerp samen met de EDEO en andere lidstaten hoog op de agenda te houden.
Om ook voldoende informatie te verkrijgen over de inzet van geleverd materieel uit regio’s die voor de EU slechter toegankelijk zijn, wordt er door de EDEO onder andere nauw samengewerkt met het lokale maatschappelijke middenveld. Om inzicht in de werking van EPF en mogelijke rol van ngo’s te ondersteunen hebben Nederland en de EDEO november jl. een seminar over monitoring georganiseerd met non-gouvernementele organisaties in Brussel. Twaalf NGO’s – waaronder de European Peacebuilding Liaison Office (EPLO), waarbij 48 civil society-organisaties zijn aangesloten – zijn geïnformeerd over de EPF en de implementatie van safeguards. De NGO’s zijn bovendien opgeroepen om – voor zover nog niet het geval – actief bij te dragen aan eigenstandige monitoring van EPF-steunmaatregelen en bevindingen met EU delegaties ter plaatse en de EDEO te delen. NGO’s kunnen het werk van de EU en de lidstaten op dit gebied niet vervangen, maar zijn hier wel een belangrijke aanvulling op.
Uitgebreide waarborgen en monitoringsmechanismen kunnen niet alle risico’s volledig afdekken. Materiele steun gaat vaak naar fragiele regio’s waar onbelemmerde toegang door de EU en de lidstaten tot geleverde goederen niet altijd een gegeven is. Een voorbeeld is de steun die aan Oekraïne wordt geleverd, maar ook de steun aan Mozambique, die wordt gebruikt in de ontoegankelijke provincie Cabo Delgado. In de besluitvorming wordt daarom een afweging gemaakt tussen enerzijds de risico’s verbonden aan de EPF-steun en anderzijds aan het niet leveren van die steun. Het niet ondersteunen van partners kan leiden tot toenemende mensenrechtenschendingen, geweld en instabiliteit in voor de EU strategische regio’s. Bovendien acht het kabinet het van belang dat de EU levert als betrouwbare veiligheidspartner en dat landen zich niet genoodzaakt voelen om met andere spelers in zee te gaan die minder waarde hechten aan mensenrechten en internationaal recht. Waar relevant zet Nederland in op een koppeling tussen een op te richten of aanwezige EU-missie of -operatie en een EPF steunmaatregel om zicht op de implementatie van de steunmaatregel te vergroten.
Om bij te dragen aan de implementatie van de waarborgen en het in kaart brengen van risico’s is in 2022 een medewerker van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken gedetacheerd bij de eenheid die binnen de EDEO verantwoordelijk is voor EPF-steunmaatregelen.
Transparantie
In de motie van het lid Jasper van Dijk van 13 december 2022 wordt het kabinet verzocht meer transparantie en publieke verantwoording te realiseren. Gesteld wordt daarbij dat het EPF-budget alleen wordt gecontroleerd door een College of Auditors en dat de rapporten van dit orgaan niet openbaar worden gemaakt.
Het kabinet deelt de mening dat transparantie over het instrument van groot belang is. Op dit moment wordt de Kamer op verschillende manieren geïnformeerd over de EPF. Gedurende het jaar wordt de Kamer voorafgaand aan besluitvorming geïnformeerd over steunmaatregelen wanneer het lethale steun betreft, bijvoorbeeld via de geannoteerde agenda van een RBZ. Daarnaast zijn de formeel opgestelde Raadsdocumenten die ten grondslag liggen aan steunmaatregelen voor Kamerleden direct toegankelijk op het EU Delegates Portal. Het uiteindelijke Raadsbesluit wordt gepubliceerd op EUR-Lex.
In de jaarlijkse terugblik wordt deze grotendeels reeds openbare informatie gebundeld en aan de Kamer gezonden. In aanvulling hierop bied ik uw Kamer graag aan om een technische briefing te organiseren om desgewenst nader in te gaan op de EPF. Daarnaast is de EPF-eenheid van EDEO bereid om een Kamerdelegatie tijdens een bezoek aan Brussel nader te informeren.
Naast deze informatievoorziening aan de Kamer vindt er op verschillende manieren toezicht plaats op de EPF. Allereerst zijn het de lidstaten die in alle fases van de besluitvorming kritisch meekijken op en besluiten over de besteding van middelen. Dit gebeurt in de Raad, bijvoorbeeld via het Politiek en Veiligheidscomité en het EPF Comité, waaraan alle lidstaten deelnemen. Elke lidstaat informeert vervolgens weer zijn nationale parlement op een in dat land geëigende manier. Op EDEO rust de verplichting om op vaste momenten te rapporteren aan de lidstaten over de implementatie van de steunmaatregelen en de missies en operaties.
Naast de ambtelijke en parlementaire monitoring vervult het College van Auditors een belangrijke rol in het waarborgen van de verantwoording door de EPF. Dit is een onafhankelijk college dat toezicht houdt op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de bestedingen uit de EPF. Zoals genoemd in mijn brief van 17 februari 2022 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2468) neemt dhr. Paul Doop, lid in buitengewone dienst van de Algemene Rekenkamer, per 1 januari 2022 zitting in het college. Twee assistenten, beiden in dienst van de Algemene Rekenkamer, ondersteunen hem. De tijdsinvestering van deze inzet wordt doorberekend aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken. In mei 2022 heeft de Algemene Rekenkamer het Ministerie van Buitenlandse Zaken gevraagd om additionele financiering, onder andere in verband met de extra inspanningen die het College van Auditors verricht in verband met de omvangrijke EPF-steun aan Oekraïne. Het kabinet heeft deze additionele financiering toegekend. Het kabinet onderstreept hiermee graag het belang dat het hecht aan adequate verantwoording van de EPF. Daarnaast wordt de EPF ook geaudit door de interne audit services van de Commissie en de Raad.
Het rapport van het College van Auditors wordt op dit moment nog niet openbaar gemaakt. Het is aan de lidstaten om daartoe gezamenlijk te besluiten. Omdat het kabinet hecht aan transparantie, blijft het zich ervoor inzetten om hier verandering in te brengen. In 2023 vindt een evaluatie plaats van het EPF-raadsbesluit met als doel in 2024 te komen tot een herziening van dit raadsbesluit. Dit moment lijkt geschikt om standaard openbaarmaking van het rapport te bewerkstelligen. Hiervoor zal wel unanimiteit moeten worden gevonden onder de lidstaten. Het kabinet zal zich hiervoor inzetten en de Kamer hierover informeren.
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra
EPF Steunmaatregel |
Referentiebedrag in x 1.000.000 |
Raadsbesluit |
---|---|---|
General Program African Union 2022–2024 – AMISOM/ATMIS – MNJTF – SAMIM |
120 10 15 |
Raadsbesluit 2022/667; 21 april 20221 |
Bosnië en Herzegovina |
10 |
Raadsbesluit 2022/2353; 1 december 20222 |
Georgië |
20 |
Raadsbesluit 2022/2352; 1 december 20223 |
Niger |
25 |
Raadsbesluit 2022/1236; 18 juli 20224 |
Moldavië |
40 |
Raadsbesluit 2022/1093; 30 juni 20225 |
Mozambique |
45 |
Raadsbesluit 2022/668; 21 april 20226 |
Oekraïne lethaal |
2.820 |
Raadsbesluit 2022/338; 28 februari 20227 Raadsbesluit 2022/471; 23 maart 20228 Raadsbesluit 2022/636; 13 april 20229 Raadsbesluit 2022/809; 23 mei 202210 Raadsbesluit 2022/1285; 21 juli 202211 Raadsbesluit 2022/1971; 17 oktober 202212 |
Oekraïne niet-lethaal |
180 |
Raadsbesluit 2022/339; 28 februari 202213 Raadsbesluit 2022/472; 23 maart 202214 Raadsbesluit 2022/637; 13 april 202215 Raadsbesluit 2022/810; 23 mei 202216 Raadsbesluit 2022/1284; 21 juli 202217 Raadsbesluit 2022/1972; 17 oktober 202218 |
EUMAM Oekraïne |
16 |
Raadsbesluit 2022/2245;14 november 20223 |
Rwanda |
20 |
Raadsbesluit 2022/2354; 1 december 202219 |
Mauritanië |
12 |
Raadsbesluit 2022/2355; 1 december 202220 |
Libanon |
6 |
Raadsbesluit 2022/2356; 1 december 202221 |
Balkan Medical Task Force |
6 |
Raadsbesluit 2022/906; 9 juni 202222 |
De BNI-verdeelsleutel van beide pijlers verschilden in 2022 van elkaar vanwege de opt-out van Denemarken m.b.t. Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) waardoor zij niet bijdroegen aan de financiering van missies en operaties. Medio 2022 heeft Denemarken besloten de opt-out op te heffen en dus ook bij te dragen aan pijler 2.
Kamerstukken 21 501-02 en 36 045, nr. 2538, Kamerstuk 21 501-02, nrs. 2540 en 2551, Kamerstuk 21 501-28, nr. 249
EUTM Mali richt zich sinds de EU strategische herziening van de missie op educatie en advies en is als gevolg daarvan aanzienlijk in omvang gereduceerd. Zie ook Kamerstuk 29 521, nr. 456
Kamerstukken 21 501-02 en 36 045, nr. 2466; Kamerstuk 21 501-28, nr. 237, Kamerstuk 21 501-20, nr. 1807, Kamerstuk 21 501-02, nrs. 2507, 2510 en 2514; Kamerstukken 21 501-28 en 36 045, nr. 244; Kamerstukken 21 501-02 en 36 045, nr. 2538
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-2609.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.