21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1526 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 september 2015

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 4 september 2015 over de Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 14 september 2015

(Kamerstuk 21 501-02, nr. 1524).

De vragen en opmerkingen zijn op 9 september 2015 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 10 september 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Azmani

Adjunct-griffier van de commissie, Melis

I. Vragen en opmerkingen vanuit de facties en antwoord van de Minister

Format geannoteerde agenda

Kan het kabinet toelichten waarom het niet gelukt is om het nieuwe format in deze agenda op te nemen, vragen de leden van de SP-fractie. Mogelijk had dat te maken met het late verschijnen van de geannoteerde ontwerpagenda van de Raad, maar als het gaat om informatie over het krachtenveld in de genoemde discussies, gaat dat argument niet op.

1. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet zet zich ervoor in het nieuwe format voor de geannoteerde agenda’s voor Raden zo goed mogelijk toe te passen. Zoals bij de introductie van het format aangekondigd zijn helaas niet alle geannoteerde agenda’s strikt in één mal te gieten. In sommige gevallen, zoals ook hier, bevindt de discussie zich in een zo vroeg stadium dat het krachtenveld nog onvoldoende is uitgekristalliseerd om hiervan een scherper beeld te schetsen dan reeds bij uw Kamer bekend, ofwel zijn de documenten niet tijdig voor handen om verwijzingen op te nemen.

Nabuurschapsbeleid

De SP merkt op dat in Moldavië grootschalig protest is uitgebroken jegens de pro-Europese regering, die onder meer beticht wordt van corruptie. De demonstatie hing samen met het bankschandaal waarbij eerder dit jaar één miljard euro uit drie banken verdween. De oppositie in Moldavië streeft ondertussen naar vervroegde verkiezingen. Kan het kabinet duiding geven van de ontwikkelingen in Moldavië, en daarbij tevens ingaan op een eventuele bemiddelende rol van de EU?

2. Antwoord van het kabinet:

Er is in Moldavië inderdaad grootschalig protest uitgebroken tegen de huidige regering. Op zondag 6 september jl. demonstreerden er in Chişinău naar schatting 50.000 tot 100.000 Moldaviërs afkomstig uit verschillende regio’s. De demonstraties zijn een uiting van de maatschappelijke onvrede over wijdverbreide corruptie en de grootschalige bankencrisis in Moldavië. De demonstranten eisen vervroegde verkiezingen en politieke hervormingen. Met de Europese Unie onderstreept Nederland het belang voor Moldavië van een transitie naar een democratische markteconomie, zoals vastgelegd in het EU-associatieakkoord. Implementatie van de hervormingsagenda die voortvloeit uit het associatieakkoord, inclusief het aanpakken van corruptie en hervorming van de financiële en justitiële sector, is nu prioriteit. Moldavië heeft zich gecommitteerd aan deze agenda en zal nu de daad bij het woord moeten voegen. Dit is ook de boodschap die de zowel Nederland als de EU tegenover de autoriteiten in Chișinău uitdragen. De EU kan hierin een ondersteunende rol bieden, maar de primaire verantwoordelijkheid ligt bij de Moldavische autoriteiten.

De leden van de CDA-fractie zijn verheugd over de ontwikkelingen die plaatsvinden binnen de herziening van het Nabuurschapsbeleid. Echter bestaande belofte en afspraken omtrent het Nabuurschapsbeleid van de Europese Commissie vereisen nu handelingen. Daarom de vraag van de leden van de CDA fractie aan de Minister hoe het staat met de voortgang aangaande visa-vrij reizen met betrekking tot de Oekraïne? De leden van de CDA fractie zouden bovendien graag weten wat hierover in de consultatieronde over een nieuw Nabuurschapsbeleid is voortgekomen. Tevens willen de leden van de CDA fractie weten hoeveel geld de Oekraïne de afgelopen drie jaar van de EU ontvangen heeft en welke voorwaarden daar aan verbonden zijn. Kan de Minister tevens duidelijkheid verstrekken of de Oekraïne voorwaarden nakomt?

3. Antwoord van het kabinet:

De Commissie rapporteert regelmatig over de voortgang in de visumliberalisatietrajecten van onder andere Oekraïne. De meest recente rapportage dateert van mei 20151. De Commissie heeft aangegeven dat indien Oekraïne goede voortgang blijft boeken voor het eind van dit jaar een volgende rapportage zal volgen. Op dat moment zal blijken hoever Oekraïne is gevorderd in het vervullen van de voorwaarden voor visumliberalisatie.

De herziening van het nabuurschapsbeleid is nog gaande. De mededeling waarin de visie van de HV en de Commissie op een herzien beleid zal worden uiteengezet, wordt medio november a.s. verwacht. Mobiliteit zal hierin naar verwachting een belangrijk element blijven. Hoe dit precies tot uiting zal komen in het nieuwe beleid is op dit moment niet te zeggen.

Oekraïne ontvangt zowel ondersteuning uit het Europees Nabuurschapsinstrument (ENI) als Macro-Financiële Assistentie (MFA). In de ENI middelen is een duidelijke prestatie-component aanwezig. Bij goede voortgang in de implementatie van hervormingen en programma’s, kan een land extra beloond worden. Achteruitgang kan eveneens gevolgen hebben voor de financiële steun. Het eerste meetmoment hiervoor ligt in 2017. Voor de MFA-steun geldt dat deze gekoppeld is aan een overeenkomst met het IMF, inclusief de daarvoor geldende voorwaarden. De EU heeft in het kader van het MFA-programma inmiddels EUR 2,21 mld aan leningen (van in totaal EUR 3,41 miljard) aan Oekraïne uitgekeerd.

Migratie

De leden van de PvdA-fractie herkennen zich zeer in de oproep tot solidariteit zoals verwoord in het werkprogramma van de Europese Commissie. Solidariteit met de vele vluchtelingen die de EU bereiken. Solidariteit met lidstaten en andere landen die te kampen met een hoge asielinstroom en daardoor vele praktische problemen moeten oplossen. Als de EU inzet op solidariteit, kan dit urgente probleem wel degelijk op een humane en efficiënte manier worden aangepakt. In dat kader deelt de PvdA-fractie de veroordeling van de voorzitter van de Europese Commissie van landen als Polen, Tsjechië en Hongarije, die hebben aangegeven geen islamitische vluchtelingen te willen opnemen. Deelt de regering de mening dat dat onacceptabel is en niet past bij de gemeenschappelijke Europese waarden?

4. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is van mening dat de migratiecrisis een gezamenlijke Europese oplossing vraagt. De Europese Unie dient haar verantwoordelijkheid te nemen en vluchtelingen die recht hebben op asiel bescherming garanderen. Dat hoeft echter niet in een EU lidstaat te zijn maar kan ook in een veilig derde land. Daarbij heeft de EU wel de morele plicht om te investeren in het verbeteren van opvang in de regio in combinatie met de mogelijkheid van hervestiging naar een EU lidstaat. Onderscheid maken tussen vluchtelingen op grond van hun religieuze overtuigingen is niet in overeenstemming met de gemeenschappelijke Europese waarden en verdragsverplichtingen.

De SP-fractie constateert dat Commissievoorzitter Juncker een plan heeft gepresenteerd waarbij 120.000 asielzoekers worden verspreid over Europa, maar dat een aantal landen daarbij wordt ontzien: naast de Baltische staten zijn dat Tsjechië, Slowakije, Portugal, Malta en Luxemburg. Hoe oordeelt het kabinet over deze verdeelsleutel, vragen de leden van de SP-fractie. Is er volgens het kabinet gekozen voor een billijke en realistische verdeling? In hoeverre vindt het kabinet het terecht dat bepaalde landen worden ontzien? Is bijvoorbeeld rechtvaardig dat Hongarije uitgezonderd wordt van de verdeelsleutel?

5. Antwoord van het kabinet:

Dit voorstel voorziet in de herplaatsing van 120.000 kansrijke asielzoekers vanuit Griekenland, Italië en Hongarije. Het is grotendeels vergelijkbaar met het eerdere voorstel over herplaatsing vanuit Griekenland en Italië. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het eerdere voorstel zijn dat dit voorstel zich ook richt op Hongarije, het aantal te herplaatsen personen is verdrievoudigd, en het voorstel een plafond kent in de verdeelsleutel om het effect van het aantal asielaanvragen en het werkloosheidscijfer te limiteren. Een andere noviteit is dat een lidstaat, niet zijnde Italië, Griekenland of Hongarije, de Commissie kan notificeren dat het, geheel of gedeeltelijk, niet kan of wil deelnemen aan herplaatsing op gerechtvaardigde gronden die verenigbaar zijn met de fundamentele waarden van de EU. De Commissie kan dan een ontheffing verlenen voor een periode van een jaar onder storting van een geldbedrag, uitgedrukt als 0,002% BNP van de betreffende lidstaat, in het Fonds voor Asiel, Migratie en Integratie.

Het kabinet waardeert het voorstel van de Commissie, maar ziet dit als een tussenfase. Europees commitment aan het einddoel, zoals beschreven in de brief aan uw Kamer op 8 september is een voorwaarde voor een succesvolle tussenfase.

Het kabinet zal zich in de discussie over deze voorstellen inzetten voor een billijke en realistische verdeling; de voorgestelde verdeelsleutel zal daarbij evenzeer onderwerp van bespreking zal zijn.

Gezien de huidige zeer hoge toestroom in Hongarije heeft het kabinet begrip voor het voorstel van de Commissie om Hongarije op dit moment geen quotum op te leggen.

De Visegrad-groep, bestaande uit Polen, Tsjechië, Slowakije en Hongarije, verzet zich ondertussen tegen een verplicht quotum. Mochten deze landen zich blijven verzetten, is het denkbaar dat het plan van Juncker geen meerderheid behaalt, zo constateren de leden van de SP-fractie. Is het kabinet bereid om ook tijdens de RAZ te proberen deze landen over de streep te trekken?

6. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet blijft benadrukken dat de aanpak van deze crisis vraagt om Europese solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid. Het kabinet is zich bewust van de uiteenlopende standpunten die over dit onderwerp in de lidstaten bestaan. De problemen vragen echter om gezamenlijke oplossingen. Het kabinet zal zich in alle Raadsformaties waar dit onderwerp de komende tijd ter sprake zal komen actief inzetten om een tot deze gezamenlijke oplossingen te komen.

In de kabinetsbrief over Europese asielproblematiek lezen de leden van de SP-fractie dat er in de tussenfase (op weg naar UNHCR registratie en opvang in de regio), waarin gestreefd wordt naar de implementatie door alle lidstaten van het Gemeenschappelijk Europees Asiel Stelsel, een sterke rol voor de Commissie is weggelegd. Wat is de rol van de Raad in dit proces? Is de Raad, gezien de gevoeligheid van dit dossier, niet de aangewezen instelling om hier een trekkende rol in te vervullen?

7. Antwoord van het kabinet:

De Raad heeft de afgelopen jaren gewerkt aan een geïntegreerd pakket van instrumenten die gezamenlijk het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel vormen. Deze instrumenten zijn sinds juli jl. alle in de uitvoerende fase terechtgekomen. Toezicht op volledige implementatie van de maatregelen in alle lidstaten is belegd bij de Europese Commissie. Uiteraard neemt ook de Raad hierin zijn verantwoordelijkheid.

In de kabinetsbrief lezen de leden van de SP-fractie tevens dat de EU niet moet terugdeinzen voor een «less for less» aanpak wanneer samenwerking met derde landen onbevredigend blijft. Kan het kabinet toelichten wat hier precies mee bedoeld wordt, en op welk moment er voor een dergelijke aanpak gekozen wordt? Waarop is de gedachte gebaseerd dat derde landen nog «aanzienlijke inspanningen» kunnen verrichten, gegeven het feit dat enkele van deze landen reeds miljoenen vluchtelingen huisvesten? Kan het kabinet concretiseren welke derde landen in de brief bedoeld worden?

8. Antwoord van het kabinet:

De samenwerking met derde landen is van groot belang voor het aanpakken van de migratieproblematiek. In dit kader geeft het kabinet aan dat de EU niet moet terugdeinzen voor een «less for less» aanpak wanneer positieve samenwerking met derde landen onbevredigend blijft. Het is positief dat het EU Actieplan inzake Terugkeer voor een geïntegreerde benadering kiest, zoals Nederland steeds heeft bepleit. Het actieplan stelt dat terugkeer en overname onderdeel moeten vormen van een gebalanceerd totaalpakket per land, waarbij de EU alle relevante beleidsterreinen inzet (vooral Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking, handel, veiligheid, migratie en mobiliteit) om de EU doelen op migratieterrein te bereiken. Uitgangspunt is daarbij «meer voor meer», maar de mogelijkheid van «less for less» wordt opengehouden.

De migratieproblematiek staat op het moment terecht boven aan de Europese agenda. De leden van de CDA-fractie zien dat de voorstellen van EC vooral betrekking hebben op de her- en relocatie van vluchtelingen, maar dat de bron van het probleem beperkt wordt aangepakt. Preventie van vluchtelingestroom vergt volgens de leden van de CDA-fractie daarom meer aandacht. Volgens het CDA ligt de voornaamste bron natuurlijk in de conflictgebieden, Syrië vooral. Zal de Minister zoals genoemd in de brief van de regering van 8 september jl. het «voornemen tot het aanpakken van grondoorzaken», dus de noodzakelijke inzet van militairen, bespreken tijdens de RAZ? Tevens willen de leden van de CDA-fractie meer inzicht in de stand van zaken met betrekking tot de versterking van Frontex en de huidige EU-missie op de Middellandse zee. Deze missie is gestart met een verkenning. De missie moet onderhand in de tweede fase belanden. Kan de Minister verduidelijken wat de stand van zaken is betreffende deze missie? De leden van de CDA-fractie zouden graag zien dat de Minister in de RAZ pleit voor versnelling van de uitvoering van deze missie.

9. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet onderstreept dat de belangrijkste grondoorzaken van migratie moeten worden geadresseerd in de landen van herkomst en doortocht, waarbij in het bijzonder wordt ingegaan op de situatie in Syrië, Irak, Afghanistan, Libië, Oost en West Afrika en de Westelijke Balkan. Voorzitter van de Europese Commissie Juncker sprak in zijn Staat van de Unie over een hernieuwd «diplomatiek offensief» om de crises in Libië en Syrië aan te pakken. Het kabinet steunt dit diplomatieke offensief. De positie van het kabinet inzake militaire inzet in Syrië is ongewijzigd en het kabinet zal daarom in de RAZ niet pleiten voor militaire inzet in Syrië.

In de voorstellen van de Commissie is er ook aandacht voor het adresseren van deze grondoorzaken. Zo benadrukt de «Letter of Intent» van de Commissie de noodzaak van een vastberaden en geïntegreerde reactie op de vluchtelingencrisis. Een van de belangrijkste onderdelen van de geïntegreerde benadering van de Commissie is het EU noodfonds. Het EU noodfonds beoogt de crisis in de Sahel en Lake Chad regio’s, de Hoorn van Afrika en Noord-Afrika te adresseren door een brede aanpak gericht op stabiliteit, versterkt migratiemanagement en sociaal-economische grondoorzaken. In het fonds worden middelen van de EU en Lidstaten gebundeld. Nadere invulling van de doelstellingen en programmering van het fonds zal plaatsvinden in samenwerking met bijdragende Lidstaten.

Het kabinet onderschrijft het uitgangspunt van het EU-noodfonds, dat kiest voor een brede en geïntegreerde benadering, in partnerschap met de betreffende landen. Het fonds kan door een gezamenlijke strategie en door het bundelen van middelen en gebruik te maken van snelle en flexibele procedures, de coherentie, slagkracht en zichtbaarheid van de Europese respons ten aanzien van de migratieproblematiek in deze regio’s vergroten. Het kabinet ziet dat veel elementen nog nader moeten worden uitgewerkt en zal een actieve bijdrage leveren aan de verdere vormgeving van het fonds.

EUNAVFOR MED werd op 22 juni jl. gelanceerd in reactie op de humanitaire drama’s op de Middellandse Zee. De missie heeft als doel mensensmokkelnetwerken in de centrale Middellandse Zee in kaart te brengen en te bestrijden. Fase 1, gericht op het verzamelen van inlichtingen, is inmiddels voltooid. In fase 2 gaat de missie over tot het aan boord gaan en omleiden van boten en het aanhouden van smokkelaars, binnen de kaders van wat juridisch mogelijk is. Deze fase is ontworpen om zowel in internationale wateren als in territoriale wateren van Libië op te treden. Voor fase 2 is een volkenrechtelijk mandaat (VNVR-resolutie of toestemming van de Libische autoriteiten) vereist, omdat deze taken in territoriale wateren van Libië kunnen plaats vinden. Helaas is niet zeker op welke termijn de partijen in Libië een akkoord weten te bereiken en medewerking aan de missie zullen verlenen. Dit betekent echter niet dat de missie tot dan in fase 1 moet blijven opereren: een beperkte vorm van fase 2, waarbij alleen in internationale wateren wordt opgetreden, kan zonder mandaat worden gestart. Nederland steunt, net als veel andere Europese Lidstaten, deze overgang en naar verwachting zal er binnen enkele weken worden overgegaan naar een beperkte fase 2. Overgang naar een volledige fase 2 is alleen aan de orde als er een toereikend volkenrechtelijk mandaat is. Dit is voor Nederland, alsook andere lidstaten een belangrijk punt.

Naast EUNAVFOR MED speelt ook Frontex een belangrijke rol bij de aanpak van de migratiecrisis. De voorgenomen versteviging van de inzet, nu de middelen voor Frontex door de ER zijn verdrievoudigd, wordt momenteel voortvarend ter hand genomen.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister tevens of deze tijdens aanstaande RAZ ook al de Nederlandse migratieplannen zal presenteren zoals deze gisteren in de brief van de regering zijn verwoord. In de toelichting op deze brief in de media is immers door verschillende Ministers aangegeven dat de Europese migratie-agenda gezet moet worden naar Nederlands initiatief. Gaat de Minister de leden van de RAZ aanspreken op gemeenschappelijke solidariteit omtrent de opvang van vluchtelingen? Daarnaast is opvang van vluchtelingen in de regio van groot belang voor de leden van de CDA-fractie. Echter, landen in de regio laten het afweten. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om er op in te zetten dat Europa gezamenlijk landen in de regio gaat aanspreken die niets doen om ook vluchtelingen op te vangen. Ziet de Minister het als een mogelijkheid om in de RAZ de suggestie te doen een dialoog te starten met de golfstaten door bv Morgarini? In deze context willen de leden van de CDA-fractie weten wat de Minister vindt van Saoedi Arabië, dat gevechten financiert, geen vluchtelingen opvangt en aanbiedt om 200 moskeeën in Duitsland te gaan bouwen? Het kabinet heeft immers in haar brief zeer ambitieus gesproken over een «less for less» aanpak als derde landen niet willen meewerken aan terugname-overeenkomsten? De leden van de CDA fractie vragen de Minister hoe het kabinet deze discussie Europees gaat aanzwengelen?

10. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet zal in relevante Raadsformaties en andere fora waar dit onderwerp de komende tijd aan de orde komt het belang van gemeenschappelijke solidariteit, gemeenschappelijke verantwoordelijkheid en de samenwerking met derde landen in de geïntegreerde aanpak van deze problemen blijven benadrukken.

Ten slotte krijgt de Minister ongetwijfeld de ruimte om voortgang van Nederlands voorzitterschap toe te lichten. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister waar deze dan de nadruk op zal leggen. Zou het in de context van de toenemende problemen omtrent de vluchtelingen kunnen zijn, dat Nederland tijdens het EU voorzitterschap «Asiel en migratie» als speerpunt moet maken?

11. Antwoord van het kabinet:

De discussie over migratie zal tijdens het Nederlandse voorzitterschap naar verwachting nog hoog op de agenda staan. Ook voor de Europese Commissie blijft migratie een van de prioriteiten. Binnen dit kader zal Nederland zich inzetten om deze problemen voortvarend aan te pakken.

De leden van de D66-fractie merken op dat de Nederlandse inzet in de huidige geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken niet meer in lijn is met het huidige kabinetsstandpunt over Europese migratie. Dit nieuwe kabinetsstandpunt over migratie zal nog met de Tweede Kamer besproken moeten worden, ter voorbereiding van de extra JBZ-raad op 14 september. De leden van de D66-fractie gaan er vanuit dat de Minister van Buitenlandse Zaken de ontwikkelingen tijdens dit debat nauwgezet zal volgens. Voorts wijzen de leden van de D66-fractie op de State of the Union Speech van commissievoorzitter Juncker. Is de Minister bereid om tijdens de RAZ in te zetten op de principes van eerlijkheid, eenheid en solidariteit? Is de Minister voorts bereid om ongeclausuleerd in te stemmen met de nieuwe voorstellen vanuit de Europese Commissie?

12. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is van mening dat de migratiecrisis een gezamenlijke Europese oplossing vraagt en een aanpak die in overeenstemming is met de waarden en grondbeginselen waarop de Unie berust. Het kabinet stelt hierbij met instemming vast dat na ER-voorzitter Tusk ook de voorzitter van de Commissie Juncker in duidelijke bewoordingen afstand heeft genomen van retoriek en politiek die verdeeldheid zaait. De Europese Unie dient haar verantwoordelijkheid te nemen en vluchtelingen die recht hebben op asiel een veilig onderkomen te bieden. De nieuwe voorstellen van de Commissie zullen de komende tijd op hun merites beoordeeld worden. Een eerste appreciatie daarvan is uw Kamer gisteren toegegaan in de geannoteerde agenda voor de JZB-Raad van 14 september a.s. (Kamerstuk 32 317, nr. 321)

Werkprogramma Europese Commissie en Nederlands voorzitterschap

Wat de VVD betreft zou in het Commissiewerkprogramma 2016 ten eerste veel aandacht moeten zijn voor de verdere vervolmaking van de interne markt. Naast de focus op de digitale markt vooral ook op het gebied van diensten. Ten tweede moet het werkprogramma goed aansluiten op de prioriteiten van het Nederlands Voorzitterschap. En ten derde is het voor de toekomst van de Europese Unie van groot belang dat de Europese Commissie zich in 2016 specifiek richt op het voorkomen van een Brexit. De VVD-fractie stelt hierbij de volgende vragen: Hoe beoordeelt het kabinet de Staat van de EU-speech van Commissievoorzitter Juncker? Hoe verhoudt dit zich tot de prioriteiten van het Nederlands Voorzitterschap? Hoe waarborgt het kabinet volwaardige en tijdige betrokkenheid van de Tweede Kamer bij de totstandkoming van het commissiewerkprogramma?

13. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwelkomt de toon en focus van deze «State of the Union» van President Juncker en de «Letter of Intent» die de opstap is voor het Commissie Werkprogramma 2016. De voorstellen die hij daarin aankondigt, sluiten op hoofdlijnen goed aan bij de prioriteiten van het kabinet wat betreft innovatieve groei, focus op de hoofdzaken en verbinding.

Uiteraard moet elk voorstel op zijn eigen merites worden beoordeeld, maar op hoofdlijnen ziet deze agenda er degelijk uit en biedt het Nederland als inkomend EU-voorzitter voldoende aanknopingspunten:

  • Werk, groei en investeringen, verdere opening Interne Markt voor diensten en goederen, digitale markt en goedkope en duurzame energie;

  • Het mobiliteitspakket, m.a.w. aanpak van de uitwassen van vrij verkeer zoals ook de Minister van Sociale Zaken bij herhaling heeft bepleit;

  • Een EU hervormingspakket dat goed is voor zowel het VK als de EU;

  • Een nieuw gezamenlijk migratiebeleid, humaan en realistisch, dat symptomen en oorzaken beter aanpakt en dat een goede balans vindt tussen solidariteit en gezamenlijke verantwoordelijkheid;

  • Een Eurozone waarin iedereen zich aan dezelfde regels houdt;

  • En een democratische EU als sterke mondiale speler in deze woelige tijden.

Zoals reeds gesteld merkt het kabinet met instemming op dat na ER-voorzitter Tusk ook de voorzitter van de Commissie Juncker in duidelijke bewoordingen afstand heeft genomen van retoriek en politiek die verdeeldheid zaait.

Naast de prioriteiten weerspiegelt het ook de principes die deze regering de afgelopen jaren nadrukkelijk heeft uitgedragen:

  • a. focus op de belangrijke prioriteiten zoals neergelegd in de Strategische Agenda van de Europese Raad met een nadruk op groei en banen, en

  • b. betere EU-regelgeving én verdere afname van Europese regeldruk.

Het kabinet zal de Europese Commissie oproepen vaart te maken met de belangrijkste wetgevende voorstellen om zo groei en banen aan te jagen. Dat stelt Nederland in staat om daar tijdens het voorzitterschap actief mee aan de slag te gaan

Uiteraard zijn er ook elementen waarover het kabinet kritisch is. Zo is het kabinet meer gereserveerd over een aantal denkrichtingen die in het door Commissievoorzitter Juncker aangehaalde Five Presidents Report over de EMU worden beschreven voor de lange termijn. Het kabinet is in het algemeen geen voorstander van een vastgelegd langetermijnpad voor ontwikkeling van de EMU. Eerst moet immers bezien worden hoe de EMU binnen de huidige kaders kan worden versterkt, voordat nut en noodzaak van verdergaande stappen op de lange termijn nader worden bezien.

Zoals eerder aangekondigd zal het kabinet dit najaar, mede ter voorbereiding op het EU- voorzitterschap, het parlement een Staat van de Unie doen toekomen die ook specifiek zal ingaan op het Commissie Werkprogramma 2016.

De algehele inzet van het kabinet met betrekking tot dit werkprogramma, waarvan de «Letter of Intent» de contouren schetst, is uw Kamer bekend. Waar het gaat om de specifieke en concrete inzet ten behoeve van het Commissie Werkprogramma zal deze volgens gebruikelijke wijze met u worden vastgesteld op basis van bovengenoemde Staat van de Unie.

De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat Juncker in de Staat van de EU-speech een «tekort aan Europa in de Unie en een tekort aan Unie in de Unie» constateert. Zo pleit hij voor een grote rol van het Europees parlement op het gebied van de Eurozone. Tevens pleit Juncker voor een president voor de Eurogroep, een gemeenschappelijk depositogarantiestelsel, een Europese Treasury op basis van het ESM, een harmonisering van de vennootschapsbelasting, en een Europese pilaar voor sociale rechten, zoals gelijke lonen voor hetzelfde werk op dezelfde plaats. Bent u het met de VVD eens dat meer Europa op deze terreinen niet wenselijk is? Kunt u aangeven wat uw inbreng tijdens of in de marge van de komende Raad Algemene Zaken is op deze onderwerpen?

14. Antwoord van het kabinet:

Commissievoorzitter Juncker haalde in zijn speech een aantal elementen uit het in juni jl. verschenen Five Presidents Report over de EMU aan, waaronder voorstellen over de rol van het Europees parlement, versterkte externe representatie van de eurozone, een Europees depositogarantiestelsel en een eurozone thesaurie. Het kabinet heeft zijn appreciatie van deze en andere voorstellen uit het rapport weergegeven in zijn brief inzake het Five Presidents Report, gezonden aan uw Kamer op 23 juni 2015 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 996) en op verzoek van uw Kamer aangevuld met een brief d.d. 28 augustus (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1003).

Het kabinet hecht zeer aan versterking van democratische legitimiteit en acht het van belang dat eventuele nieuwe modaliteiten binnen het bestaande EMU raamwerk tegemoetkomen aan de wensen van nationale parlementen. Daarbij biedt de Europese interparlementaire week, volgens het Five Presidents Report, wellicht mogelijkheden om de samenwerking tussen nationale en Europese actoren verder te versterken. De vorm van versterking van de parlementaire dimensie van de EMU is wat het kabinet betreft afhankelijk van de richting waarin de eurozone zich verder ontwikkelt. Daarbij wil het kabinet erop toezien dat het subsidiariteitsbeginsel geborgd blijft en nationale parlementen verantwoordelijk blijven voor nationaal beleid.

Wat betreft versterkte representatie in internationale fora hecht het kabinet aan coördinatie tussen de EU- en eurozonelanden. Dit zorgt er namelijk voor dat de vertegenwoordiging van de EMU effectiever wordt en gaat fragmentatie tegen. Volgens het Five Presidents Report zou er over de lange termijn toegewerkt moeten worden naar één vertegenwoordiging. Het kabinet verwacht dat de Commissie dit najaar met een eerste voorstel hierover komt en zal dit dan beoordelen. Op de lange termijn ziet het kabinet de meerwaarde van versterkte externe vertegenwoordiging. Op de korte termijn acht het kabinet vooral goede coördinatie tussen de EU- en eurozonelanden van belang

Nederland ziet een Europees deposito garantiestelsel als sluitstuk van een bankenunie, omdat dit Europese risicodeling met zich mee brengt. Hiervoor is echter eerst verdere harmonisatie van regelgeving voor banken nodig (single rule book) en dient de bankenunie zich voldoende te hebben bewezen.

Het Five Presidents Report maakt niet duidelijk wat de precieze bedoeling is van een eurozone thesaurie. De Minister van Financiën heeft gedurende het AO Ecofin van 2 juli jl. toegelicht dat een eurozone thesaurie op verschillende manieren vorm kan krijgen. Wat het kabinet betreft wordt de bestaande praktijk voortgezet, gebaseerd op een centrale rol van de Eurogroep bij de coördinatie van het budgettaire beleid van de eurolanden.

Wat betreft harmonisering van de vennootschapsbelasting is het kabinetsstandpunt aan uw Kamer gezonden als onderdeel van de brief Kabinetsappreciatie Actieplan Europese Commissie «Een eerlijk en doeltreffend vennootschapsbelastingstelsel in de Europese Unie: vijf belangrijke actiegebieden» d.d. 6 juli jongstleden (Kamerstuk 21 501-07 nr. 1281). Op 9 september jl. heeft de Staatssecretaris van Financiën hierover tijdens een algemeen overleg met uw Kamer van gedachten gewisseld.

De door commissievoorzitter Juncker genoemde Europese pilaar voor sociale rechten is een nieuw element, waarover het kabinet meer informatie nodig heeft alvorens het zich een oordeel kan vormen. Het kabinet heeft u eerder zijn visie op de sociale dimensie van de EU gezonden (Kamerstuk 21 501-31, nr. 311 ). Het kabinet zet zich in voor het tegengaan van de schaduwzijden van het vrij verkeer, bijvoorbeeld via het bestrijden van schijnconstructies en uitbuiting. De uitspraak van Commissievoorzitter Juncker dat «gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde plaats» gewenst is, kan in dit licht worden gezien en wordt door het kabinet verwelkomd.

Tijdens de Raad Algemene Zaken zal de voortgang van besprekingen rond het Five Presidents Report in de Raad, alsmede vorderingen gemaakt door de Commissie op dit terrein worden besproken ter voorbereiding op de Europese Raad van 15 en 16 oktober aanstaande. Nederland zal hierbij stellen dat de eerste fase van het rapport grotendeels aansluit bij de speerpunten van het kabinet en dat focus nu moet liggen op optimaal benutten van het huidige EMU raamwerk, implementatie van structurele hervormingen, verdiepen van de interne markt, alsmede het belang van beter bestuur in de lidstaten voor een sterke EMU. Mocht de tweede fase van het rapport aan bod komen, dan zal Nederland aangeven dat eerst bezien moet worden hoe de EMU binnen de huidige kaders kan worden versterkt voordat nut en noodzaak van verdergaande stappen op de lange termijn nader wordt bezien.

Kunt u in het verslag van deze Raad Algemene Zaken een actueel beeld van het krachtenveld schetsen van de reacties op deze Staat van de EU en in het bijzonder op de voornoemde onderwerpen? Kunt u garanderen dat op al deze terreinen geen besluiten genomen worden zonder gedegen en uitgebreide discussie in en met de Tweede Kamer?

15. Antwoord van het kabinet:

In het algemeen geldt dat het debat over versterking van de EMU pril is en een consensus nog ver te zoeken. Uiteraard zal uw kamer worden geïnformeerd in de verslaglegging van de Raad Algemene Zaken op reacties en krachtenveld met betrekking tot deze Staat van de EU en voornoemde onderwerpen, een en ander aan de hand van de daar gevoerde besprekingen. Het kabinet zal uw Kamer voorts via de gebruikelijke kanalen blijven informeren over verdere ontwikkelingen op de genoemde onderwerpen, en uw Kamer op de gebruikelijke wijze betrekken bij nadere standpuntbepaling wanneer concrete voorstellen door de Commissie worden gepresenteerd.

De leden van de PvdA-fractie hebben een aantal vragen over de prioriteiten van de Europese Commissie voor 2016, die zijn gepresenteerd. Zij horen graag van de regering een eerste duiding en waardering van deze prioriteiten. Ook horen zij graag of, en zo ja op welke wijze, de regering vooraf betrokken is bij het vaststellen van deze prioriteiten. Wat is de inzet van de Nederlandse regering als deze prioriteiten bij de RAZ besproken worden? Hoe zal Nederland deze prioriteiten invlechten in plannen voor het Nederlandse voorzitterschap?

16. Antwoord van het kabinet:

Zoals in antwoord op vraag 13 is weergegeven, is het kabinet positief over de wijze waarop de Commissie zich met de gepresenteerde «Letter of Intent» of intentieverklaring expliciet heeft gehouden aan de principes en prioriteiten waar het kabinet, evenals andere lidstaten, voor heeft gepleit, en hetgeen zich in de Strategische Agenda heeft gematerialiseerd tijdens de Europese Raad in juni 2014. Conform het recht van initiatief heeft de Commissie nu de intentieverklaring opgesteld, die als uitgangspunt dient voor de discussie over het Commissie Werkprogramma 2016. Het kabinet pleit in het kader van het interinstitutioneel akkoord betere regelgeving voor het vastleggen van een procedure voor de betrokkenheid van de Raad bij de voorbereiding van het Commissie Werkprogramma.

De plannen van de Commissie zullen in belangrijke mate ook het Nederlandse voorzitterschap beïnvloeden indien de voorstellen voorafgaand of tijdens het voorzitterschap door de Commissie worden voorgesteld.

De leden van de PvdA-fractie zijn ook tevreden dat de EC wil inzetten op meer banen en het voorkomen van werkloosheid. Staat de regering net als deze leden ook volledig achter deze maatregelen en achter het versterken van de sociale pijler? Graag horen deze leden de inzet van de regering hierop en wanneer de concrete resultaten hiervan voor Europese en Nederlandse burgers voel- en zichtbaar zullen zijn.

17. Antwoord van het kabinet:

Voor het kabinet heeft het realiseren van groei en banen hoge prioriteit. Het kabinet steunt in dat kader de Commissie in haar inspanningen voor onder meer een verdiepte interne markt, structurele hervormingen, investeringen en solide overheidsfinancien. Die structurele hervormingen betreffen ook hervormingen op het terrein van arbeidsmarkten en sociale zekerheidsstelsels om de participatie te bevorderen. De resultaten daarvan worden in veel landen, waaronder ook Nederland, langzaam zichtbaar. Het is nu zaak die resultaten verder uit te bouwen. Het kabinet heeft uw Kamer eerder haar visie op de sociale dimensie van de EMU doen toekomen (Kamerstuk 21 501-31, nr. 311). Het kabinet zet zich in voor het tegengaan van de schaduwzijden van het vrij verkeer, bijvoorbeeld via het bestrijden van schijnconstructies en uitbuiting. De uitspraak van Commissievoorzitter Juncker dat «gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde plaats» gewenst is, kan in dit licht worden gezien en wordt door het kabinet verwelkomd.

Rechtsstatelijkheid

De leden van de SP-fractie vragen het kabinet om alle informatie die bekend is over de geplande Europese conferentie over rechtsstatelijkheid te delen met het parlement. De leden vragen het kabinet om daarbij ook in te gaan op het seminar dat tijdens het Nederlandse voorzitterschap zal worden georganiseerd.

18. Antwoord van het kabinet:

Op 1 en 2 oktober as. zal het eerste Commissie Colloquium over fundamentele rechten plaatsvinden, op initiatief van de Eerste viceVoorzitter van de Commissie Timmermans en in samenwerking met Commissaris Jourová. De algemene doelstelling van het jaarlijkse Colloquium is om samenwerking te verbeteren en dialoog te bevorderen over de bescherming van fundamentele rechten in de EU. De titel van Colloquium van dit jaar is «Tolerantie en respect: het voorkomen en bestrijden van antisemitisme en moslimhaat in Europa». Namens het kabinet zal de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid deelnemen. Met het Colloquium beoogt de Commissie om beter inzicht te krijgen in de grondoorzaken van antisemitisme en moslimhaat in Europa en manieren om de trend van toenemende intolerantie tegen te gaan. Samen met Europese en internationale instituties, lidstaten, lokale autoriteiten, religieuze leiders en civil society organisaties zal worden gesproken over projecten, beleid en wetgeving om haatcriminaliteit en discriminatie tegen te gaan. Er zijn verschillende sessies voorzien, onder andere gericht op preventie van haatcriminaliteit, de aanpak op lokaal niveau en uitingen van haatcriminaliteit op het internet.

Zoals toegezegd tijdens het AO Nederlands EU-voorzitterschap 2016 op 2 juli jl. (Kamerstuk 34 139, nr. 5) zal de Kamer dit najaar per brief een voorstel toegaan voor een seminar, te organiseren tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap over de verdieping en de follow-up van het Europees rechtsstatelijkheidsinitiatief.

Versterking rol parlementen

De leden van de VVD-fractie merken op dat de Minister tijdens het vorige AO RAZ aan de VVD heeft toegezegd om tijdens de RAZ te pleiten voor een grotere rol van nationale parlementen in het inter-institutioneel akkoord. Wat is hier uit voortgekomen?

19. Antwoord van het kabinet:

Momenteel wordt door de drie instellingen onderhandeld over de tekst voor het inter-institutioneel akkoord betere regelgeving, waarbij het kabinet voortdurend wijst op het belang van het hierin meenemen van de rol van nationale parlementen. Het pleidooi voor een grotere betrokkenheid van nationale parlementen is door de Commissie meegenomen in de intentieverklaring, waarin de aankondiging wordt gedaan nader op de betrokkenheid van nationale parlementen bij de voorbereiding van EU-besluitvorming te willen reflecteren. Tevens verwijst de Commissie naar bijdragen die het van nationale parlementen heeft ontvangen. Zoals bekend steunt het kabinet de vroegtijdige betrokkenheid van nationale parlementen bij EU-besluitvorming en zal het zich hier ook voor blijven inzetten zowel in het kader van het inter-institutioneel akkoord als daarbuiten.

De leden van de SP-fractie vragen het kabinet om aan te geven welke inspanningen het van plan is te plegen op het terrein van Europees economisch bestuur tijdens het voorzitterschap. In de kabinetsbrief over het rapport van de 5 presidenten wordt gehamerd op het belang van de parlementaire dimensie van de EMU. Kan het kabinet een beeld schetsen van hoe het dit voor zich ziet?

20. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet hecht zeer aan versterking van democratische legitimiteit en acht het van belang dat eventuele nieuwe modaliteiten binnen het bestaande EMU raamwerk tegemoetkomen aan de wensen van nationale parlementen. Daarbij biedt de Europese interparlementaire week, volgens het Five Presidents Report, wellicht mogelijkheden om de samenwerking tussen nationale en Europese actoren verder te versterken. De vorm van versterking van de parlementaire dimensie van de EMU is wat het kabinet betreft afhankelijk van de richting waarin de eurozone zich verder ontwikkelt. Daarbij wil het kabinet erop toezien dat het subsidiariteitsbeginsel geborgd blijft en nationale parlementen verantwoordelijk blijven voor nationaal beleid. Ook nationale parlementen kunnen dit punt naar de Europese instellingen uitdragen. Hierop zouden nationale parlementen ook onderling kunnen reflecteren.

De intransparante werkwijze van de trilogen blijft een grote hindernis voor de democratische legitimiteit van de EU, zo menen de leden van de SP-fractie. Welke inzet zal het kabinet op dit terrein plegen, willen de leden van de SP-fractie weten. En kan kabinet het in de beantwoording ook verwijzen naar het onderzoek van de Europese ombudsman O’Reilly, die het gebrek aan transparantie in de trilogen bekritiseerd heeft en in de zomer een onderzoek is gestart hiernaar?

21. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft het initiatief genomen voor een gezamenlijk non-paper over transparantie, waarin ook wordt ingegaan op de mogelijkheden om de transparantie van trilogen te verbeteren. Het kabinet zet zich er binnen Raadsverband voor in dat wetgevingsstukken op een IT-portal toegankelijk worden gemaakt, waarmee ook meer duidelijkheid ten aanzien van trilogen kan worden bereikt. De mogelijkheden die het kabinet ziet om de transparantie ten aanzien van trilogen te vergroten staan los van het onderzoek van de Ombudsman hiernaar.

VN-klimaatconferentie (COP21)

Met betrekking tot de VN-klimaatconferentie hebben de leden van de SP-fractie een aantal vragen over de inzet van het kabinet. Wat ziet het kabinet voor zich bij een «kernakkoord»? Welke aspecten worden hierin opgenomen en welke niet? Gaat het kabinet ervoor zorgen dat er een garantie komt dat de financiering die van private actoren komt geen beleidsbeïnvloeding impliceert (zoals nu al gebeurt bij het Green Climate Fund)? Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat er goed investeringsklimaat wordt geschapen om duurzame investeringen mogelijk te maken in eigen land en daarbuiten? Als Nederland geen verdere reductiedoelstellingen wil behalen, hoe gaat het zijn ambitie dan tonen? En hoe gaat Nederland het goede voorbeeld geven als het zelf geen bindende reductiedoelstellingen wil vastleggen?

22. Antwoord van het kabinet:

Tijdens de Milieuraad op 18 september a.s. wordt beoogd de EU-inzet voor de Klimaattop in Parijs vast te stellen. Via de geannoteerde agenda voor deze Milieuraad (Kamerstuk 21 501-08, nr. 587) heeft het kabinet u geïnformeerd over zijn inzet hiervoor. Deze is met uw Kamer besproken tijdens het Algemeen Overleg op 10 september 2015. Vanzelfsprekend informeert het kabinet uw Kamer ook over de uitkomst van deze Milieuraad. Daarnaast informeert het kabinet u dit najaar per brief over de specifiek Nederlandse inzet tijdens COP21. Inmiddels is overigens bekend geworden dat de COP21 van de agenda van de RAZ van 14 september is afgehaald en daar dus niet zal worden besproken.

In Parijs zal naar verwachting besloten worden over een juridisch kernakkoord en zullen tevens aanvullende besluiten van de COP worden genomen, waarbij in het kernakkoord in ieder geval bepalingen opgenomen worden over het doel van het akkoord, algemene verplichtingen, ratificatie en inwerkingtreding.

Het kabinet zet zich sterk in voor het betrekken van non-statelijke actoren, waaronder bedrijven, bij het klimaatakkoord en moedigt private investeringen in klimaat aan. In OESO-verband wordt besproken hoe op zorgvuldige wijze kan worden vastgesteld op welke wijze private investeringen meetellen voor klimaatfinanciering.

De EU heeft een bindend CO2-reductiedoel vastgesteld van tenminste 40% in 2030 t.o.v. 1990. Deze inzet is een van de meest ambitieuze die is ingediend tijdens de gaande onderhandelingen. Een gedeelte van deze reductie wordt gerealiseerd via het Europese Emissiehandelssysteem (ETS). Voor de emissies die buiten het ETS vallen (zoals van landbouw, transport en afvalverwerking) wordt nog per lidstaat een bindend nationaal doel vastgesteld. Voorstellen hiervoor worden in het tweede kwartaal van 2016 verwacht. Via het Energie-akkoord werkt het kabinet aan de realisatie van de huidige ambitieuze Nederlandse doelstellingen, zoals het doel om in 2023 16% hernieuwbare energie op te wekken.

De leden van de D66-fractie hechten veel belang aan het onderwerp klimaatverandering, een mondiaal probleem dat dan ook mondiaal aangepakt moet worden. De klimaattop in Parijs is daarom dan ook een absolute mijlpaal. De leden van de D66-fractie achten het van belang dat de EU nu snel met een ambitieus onderhandelingsvoorstel komt. De leden zijn van mening dat voor een goed onderhandelingsvoorstel de EU ook een voorschot zal moeten nemen op klimaatfinanciering. Op welke manier gaat de EU op dit gebied de onderhandelingen in Parijs in? Wat is de houding van de Nederlandse regering in dezen? Ook zijn deze leden benieuwd naar de visie van de EU op de lange termijn doelstellingen voor CO2 reductie. Welke reductie heeft de EU voor ogen in 2050 en hoe verhoudt dit zich tot de pledge die de G7 eerder op tafel heeft gelegd? De voorgenoemde leden achten het van groot belang dat er ambitieuze reductiedoelen liggen, maar nog meer dat deze doelen ook daadwerkelijk gerealiseerd worden. Wat is de inzet van de Europese Unie in Parijs om in het klimaatverdrag de monitoring en beoordeling vast te leggen, zodat het duidelijk is op welke manier er wordt bepaald of landen op schema liggen met hun pledges en welke stappen er in internationaal verband genomen zullen worden wanneer landen achter blijken te lopen?

23. Antwoord van het kabinet:

De Europese inzet t.a.v. klimaatfinanciering wordt vastgesteld tijdens de ECOFIN-raad van 10 november 2015. Het kabinet zal u per geannoteerde agenda informeren over de Nederlandse inzet tijdens deze Raad. Nederland vindt klimaatfinanciering van groot belang en steunt de committering van de EU en haar lidstaten aan mobilisatie van middelen, samen met andere ontwikkelde landen, uit zowel private, publieke als alternatieve bronnen.

De EU zet zich in om de opwarming van de aarde te beperken tot maximaal 2 graden t.o.v. het begin van de industriële tijd (2-gradendoelstelling). Hiertoe is voor 2030 een doel van ten minste 40% CO2-reductie t.o.v. 1990 vastgesteld. Voor de langere termijn zet Nederland zich in om de 2-gradendoelstelling op kosteneffectieve wijze te bereiken en wil Nederland dat in de EU-onderhandelingsinzet de G7-verklaring wordt onderschreven waarin onder andere het belang van decarbonisatie van de mondiale economie in de loop van deze eeuw benadrukt wordt.

Het kabinet onderschrijft het belang van daadwerkelijke realisatie van de beoogde emissiereducties, en steunt de inzet van de EU om in het nieuwe klimaatakkoord ambitiecycli op te nemen, waarbij alle partijen periodiek hun ambitieniveau’s naar eigen vermogen verhogen. In dat kader pleit Nederland met de EU voor een sterk systeem voor Monitoring, Rapportage en Verificatie (MRV) in het akkoord, zodat de doelstellingen ook daadwerkelijk worden gerealiseerd.

Actuele ontwikkelingen die niet op de formele Raadsagenda staan

Tijdens het AO informatievoorziening Europese dossiers (Kamerstuk 22 112, nr. 1581) is toegezegd om in de geannoteerde agenda's voor de Raad Algemene Zaken waar mogelijk optimaal aandacht te besteden aan actuele ontwikkelingen op onderwerpen die niet op de formele agenda van de Raadsvergadering staan. In dit kader wil heeft de VVD enkele vragen stellen met betrekking tot de maatregelen voor en de € 3 miljard (bovenop de reeds toegezegde € 600mln van afgelopen zomer) aan steun aan de Franse landbouwsector. Het gaat hier onder andere om een vermindering van de afdracht sociale lasten voor boeren, uitstel van rentebetalingen, verlaging van sociale premies, extra geld voor modernisering en het van staatswege blijven aanmoedigen van het gebruik Franse producten.

  • De Franse stakingen zijn een ongewenste belemmering van het vrije verkeer van personen en goederen. Kunt u kwantificeren wat de kosten voor het Europese bedrijfsleven zijn geweest?

  • Onduidelijk blijft de verdeling van de financiering van de voorgenomen Franse maatregelen. Welk deel van de maatregelen wordt nationaal (door Frankrijk) en welk deel Europees gefinancierd? Wat is de Europese rechtsgrondslag van deze maatregelen? Klopt het dat de Europese Commissie al akkoord is gegaan met het additionele beroep op Europese middelen?

  • Kunt u – voor zover het door Frankrijk gefinancierde maatregelen betreft – aangeven hoe deze zich verhouden tot de Europese staatssteunregels?

  • Kunt u – voor zover het de Europees gefinancierde maatregelen betreft – aangeven op welke wijze de belastingbetaler kan zien hoe deze uitgaven worden besteed, en wat het resultaat van deze maatregelen is?

  • Bent u voornemens om tijdens of en marge van de RAZ richting uw Franse collega onze zorgen uit te spreken over de marktverstorende effecten van de Franse plannen, het level-playing-field ten opzichte van de Nederlandse boeren en de intransparante verantwoording over in Frankrijk ingezette middelen?

24. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft geen zicht op de kosten van de Franse staking voor het gehele Europese bedrijfsleven. Voor gedupeerde bedrijven staat de civielrechtelijke weg open om schade te verhalen. Daarvan is ook in het verleden gebruik gemaakt. De Nederlandse overheid is hierin geen partij. Voor verdere details verwijs ik u naar de beantwoording van de Kamervragen 2, 3, 4 en 5 door de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu over de acties van Franse boeren van 6 augustus jl. (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 3063).

Op dit moment worden de Franse plannen bekeken door de Europese Commissie. Deze zal ook onderzoeken of de door de Franse overheid voorgestelde maatregelen niet op gespannen voet staan met de EU-regels voor staatssteun. Het is in eerste instantie aan de Europese Commissie om op te treden indien sprake is van marktverstoring.

Voor details over de Europees gefinancierde maatregelen verwijs ik u naar de verslaglegging van de extra Landbouwraad van 7 september jl. die door de Staatssecretaris van Economische Zaken naar de Tweede Kamer zal worden gestuurd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 874). Tijdens deze Raad heeft zij ook het belang van een gelijk speelveld benadrukt.


X Noot
1

Zie Kamerbrief over Nederlandse inzet voor de Top van het Oostelijk Partnerschap in Riga (Kamerstuk 21 501-20, Nr. 982)

Naar boven