32 317 JBZ-Raad

Nr. 321 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 september 2015

De ingelaste bijeenkomst van de JBZ-Raad op 14 september 2015 staat volledig in het teken van migratie. De agenda van de JBZ-Raad is inmiddels bekend. De discussie zal zich grotendeels richten op de huidige stand van zaken van de migratieproblematiek en het pakket aan voorstellen dat de Europese Commissie op 9 september jl. heeft gepresenteerd. In deze geannoteerde agenda vindt u een beschrijving en een eerste appreciatie van deze voorstellen.

Daarnaast treft u in deze brief een appreciatie aan van de brief zoals geschreven door Duitsland, Frankrijk en Italië over de migratieproblematiek (uw verzoek d.d. 4 september 2015).

Voorstel voor een Besluit van de Raad tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië, Griekenland en Hongarije

Dit voorstel voorziet in de herplaatsing van 120.000 kansrijke asielzoekers vanuit Griekenland, Italië en Hongarije. Het is grotendeels vergelijkbaar met het eerdere voorstel over herplaatsing vanuit Griekenland en Italië. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het eerdere voorstel zijn dat dit voorstel zich ook richt op Hongarije, het aantal te herplaatsen personen is verdrievoudigd, en het voorstel een plafond kent in de verdeelsleutel om het effect van het aantal asielaanvragen en het werkloosheidscijfer te limiteren. Een andere noviteit is dat een lidstaat, niet zijnde Italië, Griekenland of Hongarije, de Commissie kan notificeren dat het, geheel of gedeeltelijk, niet kan of wil deelnemen aan herplaatsing op gerechtvaardigde gronden die verenigbaar zijn met de fundamentele waarden van de EU. De Commissie kan dan een ontheffing verlenen voor een periode van een jaar onder storting van een geldbedrag, uitgedrukt als 0,002% BNP van de betreffende lidstaat, in het Fonds voor Asiel, Migratie en Integratie.

Het kabinet waardeert het voorstel van de Commissie, maar ziet dit als een tussenfase. Europees commitment aan het einddoel, zoals beschreven in de brief aan uw Kamer op 8 september is een voorwaarde voor een succesvolle tussenfase.

Voorstel voor een Verordening van het EP en de Raad betreffende een noodmechanisme voor herplaatsing

Dit voorstel is grotendeels vergelijkbaar met het voorstel betreffende voorlopige maatregelen voor Italië, Griekenland en Hongarije. Het voorstel kent dezelfde herplaatsingsprocedure, dezelfde verdeelsleutel, dezelfde doelgroep asielzoekers, dezelfde duur en dezelfde verplichtingen voor de lidstaat waarvoor het mechanisme in werking wordt gezet. Een belangrijk verschil is dat dit permanente mechanisme toepasbaar is op alle Lidstaten. De Commissie kan het mechanisme in werking stellen indien een lidstaat wordt geconfronteerd met een crisissituatie. In het voorstel definieert de Commissie deze crisissituatie als een situatie waarin een lidstaat kampt met een disproportionele instroom die de toepassing van Dublin in gevaar brengt, en die te veel eist van het asielsysteem van een lidstaat. De druk moet zo extreem zijn dat deze voor een lidstaat met een gedegen en goed voorbereid asielsysteem conform het acquis niet te verwerken zou zijn. Een tweede verschil is de positie van de Commissie. Bij de voorlopige maatregelen dient de Raad, na raadpleging van het Europees parlement, expliciet te besluiten. In het voorstel voor het permanente mechanisme kan de Commissie op melding van een lidstaat zelf besluiten tot toepassing (en opschorting) en kan de Raad of het Europees parlement hiertegen slechts bezwaar maken. Een verder verschil is dat het voorstel voor een permanent mechanisme wordt behandeld in codecisie met het Europees parlement.

Het kabinet zal dit voorstel nader beoordelen in het licht van de brief aan uw Kamer op 8 september jongstleden over de Europese asielproblematiek, en de specifieke vormgeving van het mechanisme zoals voorgesteld ook nader in overweging nemen (Kamerstuk 19 637, nr. 2030). Het kabinet ziet ook dit voorstel als een tussenfase. Europees commitment aan het einddoel, zoals beschreven in de brief aan uw Kamer op 8 september is een voorwaarde voor een succesvolle tussenfase. Het kabinet deelt de insteek van de Europese Commissie dat de EU een permanent mechanisme voor de herplaatsing van asielzoekers nodig heeft, en dat verdeling moet plaatsvinden op grond van een verplichtende verdeelsleutel die rekening houdt met de absorptiecapaciteit van een lidstaat. Daarbij geldt dat het kabinet belang hecht aan een billijke verdeling van niet alleen de eerste aankomsten van asielzoekers, maar ook de behandeling van asielaanvragen. Ook zou een dergelijk mechanisme verder moeten reiken dan crisissituaties. Om tot een billijke verdeling van de lasten tussen EU Lidstaten te komen die bijdraagt aan de duurzaamheid van het Europese stelsel van opvang en asiel is het nodig om alle asielverzoeken in de EU te verdelen.

Voorstel voor een EU-lijst van veilige herkomstlanden

Het voorstel betreft een EU-lijst van veilige herkomstlanden ter aanvulling op de richtlijn betreffende de gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van internationale bescherming. De Commissie stelt voor om Albanië, Bosnië-Herzegovina, FYROM, Kosovo, Montenegro, Servië en Turkije op deze lijst te plaatsen.

Het kabinet is positief over het voorstel, omdat een EU-lijst van veilige herkomstlanden kan bijdragen aan de snelle afdoening van kansloze asielaanvragen en daarmee het bespoedigen van de terugkeer.

EU-actieplan terugkeer

Het EU-actieplan terugkeer bevat een aantal maatregelen, gericht op het bevorderen van vrijwillige terugkeer, het verbeteren van informatie-uitwisseling, het versterken van het mandaat van Frontex en het verbeteren van de samenwerking met landen van herkomst en doorreis.

Het kabinet waardeert het dat de Commissie in het actieplan voorstellen doet om het bestaande systeem te verbeteren en te versnellen. Het realiseren van een effectiever terugkeerbeleid is echter voornamelijk een strategische kwestie, aangezien een voornaam obstakel het gebrek aan medewerking aan gedwongen terugkeer van bepaalde derde landen is. In gevallen waar deze samenwerking niet goed verloopt, zal de EU hier consequenties aan moeten verbinden. Het kabinet is van mening dat de EU niet moet terugdeinzen om een «less-for-less» aanpak te kiezen wanneer de «more-for-more» benadering niet tot het gewenste resultaat leidt.

Terugkeerhandboek

Het handboek ziet op de praktische en juridische toepassing van de Terugkeerrichtlijn en besteedt aandacht aan zowel vrijwillige als gedwongen terugkeer.

Het kabinet verwelkomt de praktische hanteerbaarheid van het handboek.

EU-noodfonds inzake stabiliteit en de grondoorzaken van illegale migratie en ontheemden in Afrika

Het EU noodfonds beoogt de crisis in de Sahel en Lake Chad regio’s, de Hoorn van Afrika en Noord-Afrika te adresseren door een brede aanpak gericht op stabiliteit, migratiemanagement en sociaal-economische grondoorzaken. In het fonds worden middelen van de EU en Lidstaten gebundeld. Nadere invulling van de doelstellingen en programmering van het fonds zal plaatsvinden in samenwerking met bijdragende Lidstaten.

Het kabinet onderschrijft het uitgangspunt van het EU-noodfonds, dat kiest voor een brede en geïntegreerde benadering, in partnerschap met de betreffende landen. Het fonds kan door een gezamenlijke strategie en door het bundelen van middelen en gebruik te maken van snelle en flexibele procedures, de coherentie, slagkracht en zichtbaarheid van de Europese respons ten aanzien van de migratieproblematiek in deze regio’s vergroten. Het kabinet ziet dat veel elementen nog nader moeten worden uitgewerkt en zal een actieve bijdrage leveren aan de verdere vormgeving van het fonds.

Mededeling inzake de externe dimensie

In de mededeling geven de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger een overzicht van de externe dimensie van de EU-inzet op migratie. De mededeling bouwt voort op ER-conclusies van april en vormt een aanvulling op de agenda voor migratie.

Het kabinet waardeert deze noodzakelijke aanvulling en welkome beschrijving van wat er tot nu toe gebeurt, maar ziet het als gemiste kans dat deze weinig basis biedt voor nieuwe inzet. Terecht wordt de noodzaak van urgente reactie en een langere termijn engagement beschreven, maar deze krijgt te weinig invulling. Het is van belang dat er een perspectief voor de toekomst wordt geschetst, waarbij wordt aangegeven wat de EU op de lange termijn wil met de externe dimensie van migratie en hoe de EU dit op geïntegreerde wijze gaat vormgeven.

De contacten met derde landen worden steeds belangrijker. In dit kader worden de migratiedialogen, de Valletta-top en de conferentie op hoog niveau over de Westelijke Balkan genoemd. In de mededeling worden nog weinig details gegeven over de inzet van de EU op dit terrein.

Hoewel voor de Westelijke Balkan en Turkije wordt aangegeven dat er intensiveringen zullen komen in de samenwerking, is nog niet duidelijk hoe intensiveringen met andere landen vorm zullen krijgen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om (1) hoe en waar EU-delegaties versterkt worden, (2) hoe en waar de EU landen zal ondersteunen bij grensbewaking en (3) aan welke GBVB-missies wordt gedacht.

Het kabinet zal de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger vragen een nadere uitwerking te geven van bovengenoemde punten.

Brief Duitsland – Frankrijk – Italië

Naar aanleiding van het verzoek van uw Kamer stuur ik u hierbij nadere informatie over de brief die de Ministers van Buitenlandse Zaken van Duitsland, Frankrijk en Italië op 2 september jongstleden aan Hoge Vertegenwoordiger Mogherini hebben gestuurd ter bespreking tijdens de informele bijeenkomst van de Ministers van Buitenlandse Zaken «Gymnich» op 4 en 5 september jl. (zie Kamerbrief met het verslag van de Gymnich-bijeenkomst). In de brief schetsen de drie Ministers de omvang van de migratieproblematiek in Europa en stellen dat een vastberaden, ambitieus politiek antwoord nodig is op deze crisis, gebaseerd op solidariteit, menselijkheid en verantwoordelijkheid. Gelet op de reikwijdte van dit vraagstuk is een geïntegreerde Europese aanpak nodig, mede gebaseerd op een billijke lastenverdeling over de Europese Unie. Tegelijkertijd onderstreept de brief dat de belangrijkste grondoorzaken van migratie moeten worden geadresseerd in de landen van herkomst en doortocht, waarbij in het bijzonder wordt ingegaan op de situatie in Syrië, Irak, Afghanistan, Libië, Oost en West Afrika en de Westelijke Balkan. Daarnaast geven de Ministers aan dat ook het EU-interne asiel- en migratiebeleid verder geïntegreerd moet worden om de huidige problematiek aan te pakken, inclusief een gemeenschappelijk terugkeerbeleid.

De Ministers stellen dat geharmoniseerde procedures, standaardisering en instituties nodig zijn. Daarnaast is reflectie nodig over een billijke verdeling van vluchtelingen in Europa. Een gemeenschappelijke lijst van landen die als veilig worden beschouwd is eveneens een belangrijk element volgens deze Ministers.

Het kabinet verwelkomt de bijdrage van de drie Ministers aan de brede migratiediscussie. Het kabinet kan zich goed vinden in de algemene richting die de drie Ministers schetsen ten aanzien van de buitenlandspolitieke thema’s: geïntegreerde oplossingen via een inzet van alle inzetbare instrumenten, voldoende landenspecifiek en regionaal ingericht en in nauw overleg en partnerschap met de betrokken landen zelf. Ten aanzien van de voorstellen die de drie Ministers doen op het EU-interne terrein is het Kabinet van mening dat deze aansluiten bij het ook in Nederland levende sterke gevoel van urgentie op dit dossier. Het kabinet verwijst hierbij naar de brief over de visie van het kabinet inzake de Europese asielproblematiek zoals die op 8 september aan uw Kamer is verzonden. De Ministers van Buitenlandse Zaken zullen nader spreken over de externe dimensie van de migratieproblematiek op een eerstvolgende Raad Buitenlandse Zaken.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

Naar boven