21 501-08 Milieuraad

Nr. 587 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 augustus 2015

Hierbij doe ik u, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de geannoteerde agenda toekomen van de Milieuraad die 18 september a.s. in Brussel zal plaatsvinden.

Op de agenda staan de concept Raadsconclusies over de voorbereidingen voor de 21e Conferentie van Partijen (COP21) bij het VN klimaatverdrag, welke van 30 november tot en met 11 december in Parijs zal plaatsvinden. Voorafgaand aan de Raad worden de conceptconclusies nogmaals op ambtelijk niveau besproken. Deze geannoteerde agenda is gebaseerd op de versie die momenteel voorligt en op de meest recente stand van zaken in de mondiale klimaatonderhandelingen. Over het proces richting Parijs en de nieuwe versie van de onderhandelingstekst ontvangt u een aparte brief.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Geannoteerde Agenda Milieuraad 18 september 2015

Op 18 september 2015 vindt een extra Milieuraad plaats die geheel gewijd is aan de voorbereidingen voor de 21e Conferentie van Partijen (COP21) bij het VN klimaatverdrag en de EU inzet in deze onderhandelingen. De Milieuraad beoogt hierover Raadsconclusies aan te nemen. Inzake de Nederlandse inzet voor COP21 te Parijs zal uw Kamer dit najaar een separate brief ontvangen.

Voorbereidingen voor de klimaatconferentie in Parijs (COP21)

Raadsconclusies

Inhoud

De concept Raadsconclusies gaan in op de onderhandelingen over een nieuw mondiaal klimaatakkoord en de Europese inzet in dat proces. Ze benadrukken dat nog veel werk verzet moet worden om in Parijs tot een ambitieus akkoord te komen. De conclusies gaan in op de verschillende onderdelen van dat akkoord, waaronder mitigatie, adaptatie, financiering en transparantie. Belangrijke elementen daarbij zijn een langetermijnvisie, mitigatieverplichtingen voor alle Partijen, een dynamische en vijfjarige ambitiecyclus, adaptatie als centraal onderdeel van het akkoord naast mitigatie, marktmechanismen en het uitwerken van heldere regels voor transparante rapportage. De conclusies roepen tevens op tot het indienen van de resterende Voorgenomen Nationaal Bepaalde Bijdragen (INDC’s) en het intensiveren van de benodigde mitigatieactie van alle partijen in de periode tot 2020.

Stand van zaken

De klimaatonderhandelingen over een akkoord in Parijs zijn in volle gang. Hierover werd u in juni geïnformeerd per brief1 en middels de Geannoteerde Agenda voor de Informele Milieuraad van 22 en 23 juli 20152. De onderhandelingen moeten resulteren in een compacte onderhandelingstekst aan het begin van de COP in Parijs. Onlangs hebben de covoorzitters van de onderhandelingen over het nieuwe akkoord een gestroomlijnde en geconsolideerde versie van de onderhandelingstekst gepubliceerd. U wordt hierover in een aparte brief geïnformeerd. De Raadsconclusies zijn gericht op het vaststellen van een algemeen mandaat voor de EU-onderhandelaars om daarmee de belangrijke laatste maanden tot Parijs in te gaan.

Nederlandse positie en krachtenveld

Nederland ziet het bereiken van een akkoord met brede participatie als een cruciale stap voor een effectieve mondiale aanpak van het klimaatprobleem. Het nieuwe akkoord moet flexibel zijn: ruimte bieden voor diverse bijdragen van landen, die eenvoudig aanpasbaar zijn om in te kunnen spelen op toekomstige ontwikkelingen. Maar niet vrijblijvend: met een systeem voor toezicht op naleving en een mechanisme voor periodieke aanscherping. De uitkomst van Parijs moet een stevig internationaal klimaatregime opleveren dat landen in staat stelt naar vermogen bij te dragen.

De conceptconclusies die nu voorliggen zijn grotendeels in lijn met de Nederlandse inzet. Ze onderstrepen het belang van een flexibel, dynamisch en toekomstbestendig akkoord met brede participatie om zo een hoog ambitieniveau te garanderen. De Nederlandse inzet zal gericht zijn op de zaken die nog extra aandacht verdienen in de EU positie.

Cruciaal in de onderhandelingen is het doorbreken van de bestaande differentiatie die in het klimaatverdrag en het Kyoto-protocol wordt gemaakt tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden. Zolang deze scheiding gehandhaafd blijft en alleen van ontwikkelde landen verplichte inspanningen verwacht worden, zal een mondiaal akkoord met brede participatie niet tot stand komen. In de onderhandelingen is de tegenstelling niet meer zo duidelijk verdeeld tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden. Veel van de minst ontwikkelde en meest kwetsbare ontwikkelingslanden verwachten ook van de grote opkomende economieën en olieproducerende ontwikkelingslanden dat zij hun verantwoordelijkheid nemen. Om alle Partijen hiervoor aan boord te krijgen is flexibiliteit nodig wat betreft de manier waarop de nationale bijdragen van elk land worden vastgelegd. Nederland ziet graag een open houding van de EU op dit punt, naast de inzet op een juridisch bindend kernakkoord. Een effectief mechanisme om de ambitie van partijen periodiek op te hogen is daarbij ook van groot belang.

Nederland zet in op het opnemen van een langetermijndoelstelling voor mitigatie. In een akkoord zonder strikte scheiding tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden kan klimaatneutraliteit als kompas voor alle landen (en niet-statelijke actoren) dienen. Een lange termijn mitigatiedoel is richtinggevend zonder specifieke reductieverplichtingen vast te leggen of een verdeling van de mondiale emissieruimte te impliceren. De verklaring van de G7 over de noodzaak van een decarbonisatie van de wereldeconomie is hierbij relevant.

Voor de transitie naar een emissiearme en klimaatbestendige economie is klimaatfinanciering van groot belang. Nederland wil naast publieke financiering en de transparantie daaromtrent ook extra inzetten op vergroening van private investeringen. Dit punt wordt binnen de EU en andere ontwikkelingslanden breed gedeeld en kan steviger benadrukt worden, aangezien de focus in de mondiale onderhandelingen sterk op het publieke deel van klimaatfinanciering ligt.

Nederland heeft de afgelopen jaren in de VN klimaatonderhandelingen nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de rol van andere overheden en niet-statelijke actoren en ziet de rol voor deze partijen graag in het akkoord verankerd. Er zit veel daad- en wilskracht bij deze partijen en het is daarom van belang dat zij betrokken worden in het klimaatregime.


X Noot
1

TK, 31 793, nr. 116

Naar boven