19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2341 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 augustus 2017

In de Regeling van Werkzaamheden van 4 juli jl. vroeg uw Kamer om een schriftelijke reactie naar aanleiding van de berichtgeving in de Telegraaf over «criminele asielzoekers» (Handelingen II 2016/17, nr. 95, item 26). Uw Kamer vroeg om in mijn reactie in te gaan op de samenhang tussen de vreemdelingenketen en de justitiële keten en hoe het zit met mensen die een strafbaar feit gepleegd hebben maar niet vervolgd worden, omdat ze naar verwachting uitgezet kunnen worden. Hieronder ga ik, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, op deze punten nader in.

Samenhang vreemdelingenketen en justitiële keten

De beslissing of iemand wordt vervolgd voor een strafbaar feit, is aan het Openbaar Ministerie (OM). Gegeven de beperkte opsporingscapaciteit zal er altijd sprake zijn van selectieve opsporing. Aan deze selectiviteit wordt invulling gegeven door beleidsmatige en juridische criteria, vastgelegd in verscheidene documenten en strategische, tactische en operationele beslissingen in de toepasselijke beslisstructuren. De Aanwijzing voor de opsporing van het OM ziet op de opsporing en vervolging van misdrijven en beschrijft het afwegingskader waarbinnen de keuzes worden gemaakt. Er vindt in ieder dossier een individuele afweging plaats door het OM. Afhankelijk van de feiten of omstandigheden per individuele zaak kan het OM besluiten wel of geen vervolging in te stellen of om een zaak te seponeren. Aanleiding voor een sepot kan bijvoorbeeld zijn dat er onvoldoende bewijs is voor een kansrijke vervolging of «op gronden aan het algemeen belang ontleend», het zogenaamde «opportuniteitsbeginsel».

Dit opportuniteitsbeginsel geldt ten aanzien van alle verdachten van strafbare feiten, ook wanneer dit een asielzoeker betreft. Het OM kan niet aangeven in hoeveel zaken er tegen asielzoekers is geseponeerd, omdat deze aanduiding bij de verdachte niet geregistreerd wordt voor de taakuitoefening van het OM. Het «jaarbericht OM 2016» bevat wel generieke cijfers over de afdoening van strafzaken in het algemeen en het aandeel van (voorwaardelijk) sepot daarbinnen1.

Wanneer het om een asielzoeker of een andere vreemdeling gaat, kan het OM op basis van de specifieke omstandigheden van het individuele geval tot de conclusie komen dat strafrechtelijke vervolging niet opweegt tegen een (duurzaam) vertrek uit Nederland. Dat is echter niet de standaard en het zal in die gevallen niet gaan om een (zeer) ernstig vergrijp. Wanneer het OM overgaat tot vervolging van een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf, dan werkt de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) gedurende het vervolgingstraject en gedurende de executie van de straf al aan de voorbereiding van de uitzetting, omdat dit een lang en bewerkelijk traject kan zijn. Het komt voor dat er vóór de veroordeling een mogelijkheid ontstaat om de vreemdeling uit te zetten. In dat geval neemt DT&V contact op met het OM, om na te gaan of uitzetting opportuun is. Het OM besluit of het strafrechtelijk onderzoek moet prevaleren boven de uitzettingsmogelijkheid of niet.

Vreemdeling in de strafrechtketen

Aangehouden vreemdelingen worden geregistreerd en behandeld conform het zogenoemde VRIS-protocol (Vreemdeling in de strafrechtketen). Het gaat daarbij om alle vreemdelingen: asielzoekers, personen van wie de asielaanvraag is afgewezen, personen met een reguliere vergunning, statushouders, onderdanen van andere lidstaten van de Europese Unie, personen die illegaal in Nederland verblijven en personen van wie de vergunning is ingetrokken of niet meer geldig is. Het VRIS-protocol beschrijft de werkafspraken die gemaakt zijn tussen de IND, DT&V, politie, KMar, DJI en het OM met het oog op een goede afstemming tussen de vreemdelingenketen en de strafrechtketen.

Vreemdelingrechtelijke consequenties gepleegd strafbaar feit

Een door een vreemdeling gepleegd strafbaar feit kan consequenties hebben voor zijn verblijfsrecht in Nederland. Op voordracht van de politie of de KMar beziet de IND of er vreemdelingrechtelijke of nationaliteitsrechtelijke acties ondernomen kunnen worden. Hierbij kan worden gedacht aan het weigeren, intrekken en/of niet verlengen van een verblijfsvergunning, het opleggen van een inreisverbod en terugkeerbesluit, alsook het ongewenst verklaren van de vreemdeling. Daarnaast kan ook het Nederlanderschap worden geweigerd of ingetrokken. Als de vreemdeling in het bezit is van een verblijfsvergunning wordt de intrekking mede beoordeeld aan de hand van de «glijdende schaal». Volgens het principe van de glijdende schaal wordt er een verband gelegd tussen de duur van de opgelegde straf en de duur van het rechtmatig verblijf in Nederland. Hoe langer de vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijft, hoe zwaarder de straf moet zijn om tot beëindiging van het verblijfsrecht over te kunnen gaan. Voor het intrekken of weigeren van een asielvergunning geldt daarnaast ook het openbare orde beleid asiel. Dit is recent aangescherpt.

Uitzetting criminele vreemdelingen

Voor de vraag wanneer een vreemdeling die een strafbaar feit heeft gepleegd kan worden teruggestuurd naar zijn land van herkomst, is artikel 3 van het EVRM van belang. Deze bepaling verbiedt terugzending van een vreemdeling die bij terugkeer een reëel risico loopt op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Op dit verbod zijn geen uitzonderingen mogelijk, dus ook niet als een vreemdeling een ernstig misdrijf heeft gepleegd.

In 2017 zijn tot en met mei 480 veroordeelde vreemdelingen vertrokken aansluitend aan hun gevangenisstraf, waarvan 78% aantoonbaar.

Getroffen maatregelen tegen overlastgevende asielzoekers

In de afgelopen jaren heb ik maatregelen getroffen om – aanvullend op het strafrecht – overlast door asielzoekers te beperken. Waar nodig is dit gebeurd in nauwe samenwerking met gemeenten, politie, OM en de

Rechtspraak. Over de getroffen maatregelen is uw Kamer met verschillende brieven geïnformeerd.2 Ik verwijs u naar deze brieven voor een uitgebreide toelichting.

Samengevat heb ik het openbare orde beleid asiel aangescherpt. De strafmaat op grond waarvan een asielvergunning kan worden geweigerd of ingetrokken is daarmee fors naar beneden bijgesteld. Eerder moest er sprake zijn van een gevangenisstraf van 18, respectievelijk 24 maanden, afhankelijk van de verblijfsvergunning. Dat is teruggebracht tot 6, respectievelijk 10 maanden. Bovendien kunnen nu in bepaalde gevallen ook voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen en taakstraffen meetellen, onder andere in zedenzaken.

Daarnaast heb ik er met de inrichting van het sporenbeleid voor gezorgd dat

de aanvragen van asielzoekers uit veilige landen snel kunnen worden afgedaan en dat zij direct na afwijzing geen recht meer hebben op opvang en een inreisverbod voor twee jaar voor de hele Europese Unie krijgen opgelegd. Als zij overlast veroorzaken, kunnen ze een gebiedsgebod krijgen, in vreemdelingenbewaring worden gezet of een gevangenisstraf krijgen. Ook zijn met het sporenbeleid de Dublinprocedures versneld. Opvangvoorzieningen voor Dublinclaimanten zijn meer toegespitst op deze doelgroep, zodat deze maximaal ten dienste staan van een snelle procedure en hun vertrek naar de verantwoordelijke Dublinlidstaat.

Verder is de financiële terugkeerondersteuning voor vreemdelingen uit landen in de ring rond de Europese Unie, waaronder Marokko en Algerije, en vreemdelingen uit visumvrije landen beëindigd. Ook heb ik intensief ingezet op het eerder in vreemdelingendetentie kunnen plaatsen van criminele of overlastgevende personen en zet ik in op het creëren van voldoende ruimte in EU-regelgeving om vreemdelingenbewaring te kunnen toepassen wanneer daartoe aanleiding bestaat.

Ten slotte is het maatregelenbeleid van het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA) aangescherpt en worden er extra begeleidings- en toezichtslocaties (EBTL) geopend. In deze opvanglocaties kunnen meerderjarige asielzoekers worden geplaatst die bijvoorbeeld vernielingen aanrichten, medebewoners discrimineren of intimideren of zich agressief gedragen richting medebewoners of personeel. Bij brief van 3 juli jl.3 heb ik u laten weten dat er in het najaar een EBTL in gebruik wordt genomen in Amsterdam. Inmiddels is duidelijk dat ook in de gemeente Hoogeveen een EBTL wordt gevestigd. Deze tweede EBTL wordt naar verwachting eveneens in het najaar in gebruik genomen. Ik ben de gemeente Hoogeveen zeer erkentelijk voor de bereidwilligheid en samenwerking.

Incidentenrapportages

Om transparant te zijn over de aard en omvang van de meldingen en incidenten op en rondom opvanglocaties van het COA, stuur ik uw Kamer periodiek totaaloverzichten van meldingen van zowel politie als COA. De derde rapportage is op 13 april jl.4 aan uw Kamer aangeboden. Hierin waren het totaal aantal geregistreerde meldingen en incidenten opgenomen van 1 juli tot en met 31 december 2016. De cijfers in de rapportage hebben niet specifiek betrekking op asielzoekers, maar zoals gezegd op alle meldingen en incidenten op en rondom COA-locaties. De cijfers komen tot stand door op dossierniveau locaties, meldingen en aangiften met elkaar te verbinden. Zoals in de begeleidende brief is aangegeven, maakt de rapportage in het vervolg onderdeel uit van de Rapportage Vreemdelingenketen, die jaarlijks over het afgesloten jaar wordt opgesteld en aan uw Kamer wordt aangeboden.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

OM jaarbericht 2016, pagina 73.

X Noot
2

Kamerstuk 19 637, nrs. 2179, 2254, 2257, 2268, 2315 en 2329.

X Noot
3

Kamerstukken 19 637 en 33 042, nr. 2336.

X Noot
4

Kamerstukken 19 637 en 33 042, nr. 28

Naar boven