30 Pakket aan maatregelen ter bestrijding van antisemitisme

Pakket aan maatregelen ter bestrijding van antisemitisme

Aan de orde is het debat over het pakket aan maatregelen ter bestrijding van antisemitisme.

De voorzitter:

Ik heropen. Aan de orde is het debat over het pakket aan maatregelen ter bestrijding van antisemitisme. We hebben dertien sprekers van de zijde van de Kamer. Ik geef als eerste het woord aan de heer Eerdmans van de fractie van JA21, maar daarvóór is er een mededeling van de heer Bamenga.

De heer Bamenga (D66):

Ik wil even opmerken dat het vandaag een feestdag is voor de Joodse gemeenschap. Ik vind het eigenlijk best wel ongelukkig dat we hier uitgerekend vandaag over debatteren, omdat sommigen dit debat daardoor niet kunnen volgen. Het is alsof wij tijdens Kerstmis een debat hebben over de veiligheid van christenen. Het zou dus goed zijn als we daar de volgende keer rekening mee houden.

De voorzitter:

Ja, het is inderdaad Rosj Hasjana. Maar ik ben voldoende theologisch onderlegd om te weten dat dat over een uur eindigt. Dan kan iedereen weer kijken. Dus de mensen die over ongeveer een uur spreken, kunnen door iedereen bekeken worden. Ik wens iedereen sjana tova, ook de heer Eerdmans. Het woord is aan hem.

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter, dank. Dat wilde ik ook zeggen: sjana tova. Ik wens alle Joodse kijkers en Joodse Nederlanders een goed, zoet en gezond nieuwjaar toe.

We spreken vandaag dus over het pakket maatregelen tegen antisemitisme in Nederland. De Jodenjacht naar aanleiding van de Ajax-Maccabirellen in november 2024 was, denk ik, een van de aanleidingen voor dat pakket, dat er gelukkig is gekomen. Maar zoals u weet, is het probleem dieper en breder dan die ene verschrikkelijke nacht. Het probleem van antisemitisme komt voor in islamitische kringen en in extreemlinkse kringen, maar ook in extreemrechtse kringen, zoals we dit weekend zagen. Het is een gif en het moet onze samenleving uit.

In 2024 werd een nieuw dieptepunt bereikt met een stijging van 11% van het aantal antisemitische incidenten. Joodse begraafplaatsen en monumenten worden beklad. Studenten mijden colleges uit angst voor negatieve bejegening. Joodse kinderen moeten van school wisselen. De opening van het Holocaustmuseum werd ondermijnd. Optredens van Joodse artiesten, waaronder de iconische Lenny Kuhr, werden verstoord. Synagogen en Joodse scholen zijn bunkers geworden. Kinderen kunnen pas hun lokaal betreden nadat ze door een stalen hek en een sluis met beveiligers zijn gelopen, met behulp van de KMar. Bij sollicitaties wordt ingeprent vooral niet te zeggen dat je Joods bent. Als je met een keppeltje over straat loopt, word je nageroepen, uitgescholden of krijg je een middelvinger. Het gesprek dat in veel Joodse gezinnen in Nederland momenteel wordt gevoerd, is: wanneer gaan we weg? Wanneer gaan we naar Amerika? Wanneer gaan we naar Israël?

Dit kan zo niet langer. Het pakket is daarom zeer noodzakelijk. Ik denk dat het goed is dat we ook aan de preventieve kant denken, zoals het kabinet ook doet. Denk aan extra investeringen in het Holocaustonderwijs, een speciale taskforce en het inrichten van een veiligheidsfonds ter bescherming. JA21 zou nog wel wat meer willen zien, bijvoorbeeld het stoppen van subsidies aan culturele instellingen die antisemitisme gedogen.

Zanger Bob Vylan bestond het in Paradiso om een aantal schokkende en zeer haatzaaiende uitlatingen te doen op het podium. Daarnaar loopt een onderzoek van het OM. De vraag is: behoren zulke opruiende uitspraken tot de artistieke vrijheid? Dat vraag ik aan het kabinet. Wat is er artistiek aan roepen: fuck de zionisten, vind ze en pak ze op straat? Waar houdt de artistieke vrijheid op? Poppodia krijgen allemaal subsidie, onder de voorwaarde dat ze heel inclusief en divers zijn. Schendt Paradiso met zo'n optreden dan niet de eigen subsidievoorwaarden? Dat vraag ik ook aan de minister.

Voorzitter. Wij zouden graag zien dat het kabinet een grens trekt bij demonstraties. Laten we dat niet meer toestaan in de buurt van een herdenking op 4 mei. Kan de minister toezeggen dat agenten die weigeren om Joodse organisaties, evenementen of objecten te beschermen, een probleem hebben met deze regering? Hoe staat het met het plaatsen van Samidoun op de nationale sanctielijst terrorisme, zoals Duitsland doet, conform mijn aangenomen motie met de SGP?

Voorzitter. Wanneer zijn we eigenlijk tevreden over de uitvoering van dit pakket? Waar staan we over een jaar? Moeten we dat niet eens een keer langs een maatlat leggen, met een target voor waar die 57 maatregelen over een jaar of twee moeten zijn?

Voorzitter. Over het pakket onderwijs. Wij worden heel vaak benaderd door studenten die zeggen: wij worden in toenemende mate bedreigd en voelen ons onveilig op de universiteit. Het feit is dat heel veel Joodse sprekers niet kunnen spreken op de universiteit, maar dat pro-Palestijnse activiteiten daar wel kunnen doorgaan. Ik heb daar tientallen vragen over gesteld en ik zal die niet herhalen, maar ik hoop dat het kabinet er genoeg grond in ziet. Er is geen ruimte voor antisemitisme in ons onderwijs.

Voorzitter. Ik sluit af met iets anders, namelijk het Eurovisiesongfestival. AVROTROS heeft gezegd: Nederland gaat niet meedoen aan het Songfestival in Wenen volgend jaar als Israël meedoet. Ik vind daar van alles van, maar ik wil weten of het kabinet het besluit van AVROTROS steunt om het Songfestival als Nederland te boycotten als Israël meedoet.

Voorzitter, daar moet ik het bij laten. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Bikker, ChristenUnie.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Sjana tova. De Joodse gemeenschap wens ik graag op deze plek een heel goed en zoet nieuwjaar, een jaar van vrede, een jaar van echte sjalom, in onze steden, op onze straten, in onze scholen, op onze universiteiten. Ja, het doet me pijn dat de Joodse gemeenschap in Nederland steeds minder zichtbaar kan zijn.

Voorzitter. Op 15 juli was het een halve eeuw geleden dat Binyomin Jacobs rabbijn werd. Hij blikte onlangs terug in een interview. Hij zei: in die 50 jaar waren er heel veel mooie momenten en het waren ook 50 jaar met minder gezellige confrontaties. Ik vind het onverteerbaar dat een opperrabbijn met een vreedzame boodschap inmiddels onder bewaking moet leven, dat Joodse scholen en synagoges niet veilig zijn zonder. In ons land, waar we veel en vaak spreken over inclusiviteit, over pluralisme en over leven en laten leven, is antisemitisme ondanks dat springlevend. Ja, antisemitisme is van alle eeuwen en alle tijden. Juist daarom hebben we waakzaam te zijn en op te staan. Zo wil ik het met u hebben over wat we er allemaal aan kunnen doen. Er ligt heel veel voor.

Het begint voor mij bij een diepe overtuiging. Voor mij is dat deze: Nederland verliest zijn ziel als de Joodse gemeenschap niet veilig is in ons midden, als zij niet kan herdenken wat haar geschiedenis in ons land is, als zij niet voluit kan leven naar haar diepste overtuiging, van koosjer eten tot veilig naar school gaan. Nederland verliest zijn ziel als we zouden wennen aan antisemitisme. Als wij een land van vrijheid, een rechtsstaat willen zijn, dan bewijzen we dat in de omgang met de kleinste minderheid van ons land, die helaas ruige tijden doormaakt.

Ruige tijden, want de oorlog van Israël in Gaza raakt ons allemaal. We zien de beelden van de onschuldige burgers die lijden. We zien de beelden van de gijzelaars die nog steeds niet vrij zijn. Daarover spreken we hier vaak, maar het beleid van de Israëlische regering daar of de situatie in Gaza kan nooit en te nimmer een vrijbrief zijn om Joodse Nederlanders hier in onveiligheid te brengen. Daarom mijn vraag: wat leert de regering van de afgelopen jaren? Wat leert de regering van de Catshuissessies, als spanningen in de samenleving toenemen? Hoe voorkomen we dat de oorlog daar leidt tot onveiligheid hier?

Voorzitter. Ja, het vraagt iets van ons allemaal om antisemitisme aan te pakken en de Joodse gemeenschap veilig te houden. Sta je als burger op? Grijp je in als een jongen geïntimideerd wordt vanwege zijn Joods-zijn? Vandaag bespreken we wat de overheid kan en moet doen. Ik kan kort zijn: ik ben blij met het actieplan en zie veel goede dingen. Ik neem aan dat de minister ons ten aanzien van het bedrag van 1,3 miljoen op de hoogte houdt en dat hij ons informeert over of dat voldoende is.

Ik vind dat gemeenten ook een rol hebben in het bestrijden van antisemitisme. Is de minister het met me eens dat aan de landelijke aanpak voor antisemitismebestrijding lokaal in eigen specifieke context een vervolg moet worden gegeven?

Voorzitter. Educatie is cruciaal. In de brief van juli staat dat wordt verkend hoe bezoeken aan Holocausteducaties verder gestimuleerd kunnen worden. Hier liggen keiharde Kameruitspraken over. Kan de minister concreter worden?

Ik rond af met het strafrecht. Uit de rechtszaak die het CJO voerde tegen een optreden van Bob Vylan bleek dat de rechter niet snel bereid is om vooraf in te grijpen, ook al staat de veiligheid van de Joodse gemeenschap op het spel. We hebben de afgelopen dagen steeds opnieuw hele virulente uitingen van antisemitisme gezien, in Den Haag op straat afgelopen zaterdag nog. Daarom mijn vraag: voert de minister het gesprek met het OM over dat er een afschrikwekkend effect kan uitgaan van de mate waarin antisemitisme wordt vervolgd? Kan de minister al iets zeggen over hoe de initiatiefwet van de heer Timmermans en mij in de praktijk uitpakt in het kader van het zwaarder bestraffen van dit delict?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Boon, PVV.

De heer Boon (PVV):

Dank u, voorzitter. Na de gewelddadige jacht op Joden in Amsterdam was Nederland geschokt. Onze opdracht was duidelijk: dit nooit meer. Er moest bescherming komen voor onze Joodse gemeenschap en een keiharde aanpak van het antisemitisme. Het kabinet beloofde maatregelen, maar in plaats van een stevig pakket dat de veiligheid van onze Joodse gemeenschap garandeert, kwam er een strategie met onder andere interreligieuze en interculturele dialogen, een beleidsstuk met ambtelijke NSC-taal. Maar woorden houden geen enkele Joodse Nederlander veilig op straat. Het verschil met de werkelijkheid is pijnlijk. Joodse gezinnen moeten hun identiteit verbergen, kinderen kunnen niet veilig naar school, en families vragen zich af of ze nog een toekomst hebben in ons land.

Daarbovenop komt dat de straffen voor antisemitisch geweld beschamend laag blijven. Vaak gaat het om taakstraffen of hooguit korte celstraffen. Neem Leiden, waar een jonge Joodse man uit een café werd gesleurd en mishandeld — enkel en alleen omdat hij Joods was. De dader kwam weg met 200 uur taakstraf en een voorwaardelijke celstraf. Zelfs in de beruchte Jodenjacht kregen de daders nauwelijks serieuze sancties opgelegd. De hoogste straf tot nu toe is zes maanden cel, voor een Palestijnse asielzoeker die een Israëlische voetbalfan keihard tegen het hoofd trapte. Deze man zit nota bene nog steeds midden in zijn asielprocedure. Minister, gaat u zijn asielstatus intrekken?

Maar wat nog veel erger is: hoe kan het dat van de ruim 100 Jodenjagers er tot nu toe slechts negen zijn veroordeeld? Volgens advocaat Oosterhagen gaat het niet om capaciteit maar om onwil. Hij zegt: er zijn zo weinig geweldszaken waar het bewijs zó dik is. Hij vermoedt bovendien politieke druk. Nu lijkt het erop dat ze misschien wel bang zijn voor de reacties van de samenleving als deze daders vervolgd worden. Ook voormalig strafrechtadvocaat Moszkowicz zegt het. Hij vreest dat het OM aanwijzingen van hogerhand krijgt. Minister, is dit waar of laat u dit onderzoeken? Draagt u het OM op om iedere Jodenjager zonder uitzondering te vervolgen en te straffen?

Dan het antisemitisme op scholen en universiteiten. In uw eigen strategie zegt u dat Joodse leerlingen en studenten zich veilig moeten voelen, trots op hun identiteit en zonder angst. Maar de werkelijkheid is anders. Er staan zelfs antisemitische docenten voor de klas, zoals Radboud-docent Harry Pettit, die zionisten vergelijkt met nazi's, oproept tot het uitroeien van het zionisme en betrokken is bij gewelddadige acties. Minister, waarom laat u dit gebeuren?

De heer Koops (NSC):

Meneer de voorzitter, mijn eerste vraag is eigenlijk aan u, namelijk hoeveel interrupties ik heb. Wij komen daar niet helemaal achter.

De voorzitter:

Ja, dat heb ik nog niet afgeperkt, want ik dacht: u gaat het heel rustig houden.

De heer Koops (NSC):

Houdt u die gedachte vast.

De voorzitter:

Nou ja, als u zichzelf kunt matigen, dan vind ik dat ook best. Zullen we het gewoon zo doen? Ik dacht: laat ik iets zeggen als zes, of zo. Ja? Dus dit was de eerste. Gaat uw gang.

De heer Koops (NSC):

Dan hou ik het op zeven. Ik had vanzelfsprekend een vraag aan het lid Boon. Die betrof de eerste twee zinnen van zijn inbreng, namelijk het noemen van "het bevorderen van een interculturele dialoog". Die woorden gebruikte u om te kenschetsen welke initiatieven er op dit moment worden ontplooid door de regering. Dan is de vraag aan het lid Boon of hij kan reflecteren op het nut van die dialoog, want van het gedeelte van de inbreng dat ziet op het verhogen van straffen, "altijd hoger", kunnen we ook van alles vinden, maar die dialoog zou wat mij betreft als uiterst belangrijk onderwerp op dit moment niet moeten worden overgeslagen.

De heer Boon (PVV):

Ik zou graag aan de heer Koops willen vragen: waarom zou een Jood in dialoog moeten gaan om veilig te kunnen leven? Dat is gewoon vanzelfsprekend. Waarom moet een Joods persoon uit gaan leggen in een dialoog dat hij nog veilig in ons land wil leven? Dat is toch gewoon beschamend? Joden hoeven geen dialoog aan te gaan; ze moeten hier gewoon veilig kunnen leven. Op het moment dat wij zeggen dat dat niet kan en dat ze zelfs dialogen aan moeten gaan, zijn we hier toch de weg kwijt?

De voorzitter:

Het is niet de bedoeling dat u vragen de zaal in gaat werpen, want het is eenrichtingsverkeer. Maar dit zijn retorische vragen; laten we ze zo beschouwen. Meneer Koops, interrumperen hoeft niet, hoor!

De heer Koops (NSC):

Is het lid Boon het dan niet met mij eens dat het bevorderen van die dialoog een relevantie heeft die losstaat van het feit dat het natuurlijk ook moet worden bestraft op het moment dat er daadwerkelijk antisemitisme wordt geconstateerd? Ik denk bij die dialoog bijvoorbeeld aan het bevorderen van preventie. Dat is wat anders dan repressie, waar de inbreng van het lid Boon zojuist over ging. Ik bedoel het echt volkomen serieus: wat is het standpunt van de PVV over het bevorderen van de dialoog ter preventie van uitingen van antisemitisme?

De heer Boon (PVV):

De PVV is helemaal niet voor deze dialoog. Waarom moet een Jood een dialoog aangaan om veilig te kunnen leven? Wat is dat voor iets raars? Dat slaat toch gewoon helemaal nergens op? Je moet Joden gewoon met rust laten; daar hoeft geen dialoog aan te pas te komen. Ik vind het echt krankzinnig.

De voorzitter:

"Dat is helder", roept de heer Koops vanuit de zaal. U continueert.

De heer Boon (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Het is tijd voor échte daden. De PVV wil dat de daders van antisemitisch geweld onmiddellijk worden opgespoord, gearresteerd en zo zwaar mogelijk worden gestraft. Bij georganiseerd en doelgericht geweld tegen Joden moet vervolging voor terrorisme worden overwogen. Personen met een dubbele nationaliteit die worden veroordeeld voor geweld of andere misdrijven met een antisemitisch motief, moeten na het uitzitten van hun straf hun Nederlanderschap verliezen en worden uitgezet. Daarom wil de PVV antisemitisme expliciet toevoegen als extra grond voor denaturalisatie. Minister, bent u bereid om de maatregelen die ik noemde de kern van uw strategie te maken?

Voorzitter, ik ga afsluiten. Wij hebben hier als parlement één opdracht: onze Joodse gemeenschap beschermen. Wij willen geen vrijblijvend gepraat of dialogen, maar harde maatregelen.

Tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik was hier op zaterdag, tijdens de racistische, antisemitische rellen. Daar werden nogal wat leuzen geroepen over Joden, over dat Hitler zijn opdracht had moeten afmaken. Ik hoor mijn collega van de PVV van alles roepen over wat er moet gebeuren met mensen die antisemitische leuzen roepen of antisemitisme plegen. Zegt hij dit ook tegen al die mensen die zaterdag op het Malieveld in Den Haag waren en die de boel kapotmaakten?

De heer Boon (PVV):

Jazeker. Ik wil één ding zeggen. Ik vond die uitspraken — ik heb er enkele gehoord — walgelijk. Ik werd er fysiek ziek van. Ik vond ze echt walgelijk. Ik hoef er geen doekjes om te winden. Ik hoef het niet in politiek-correcte taal te doen. Walgelijk.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dat lijkt heel duidelijk. Hoor ik mijn collega van de PVV zeggen dat het gewoon puur antisemitisme was wat hij daar zag?

De heer Boon (PVV):

Ja. Ik hoorde mensen de meest verschrikkelijke dingen zeggen, met connotaties van de Tweede Wereldoorlog. Ik wil ze hier niet herhalen, want ik vind het echt pijnlijk voor mensen om dat te horen, maar het was walgelijk. Ik kan het nog wel honderd dingen noemen, maar ik denk dat "walgelijk" het netste woord is dat ik op dit moment kan gebruiken.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Tot slot. Dus het is antisemitisme volgens de PVV. De PVV gaat in ieder geval een stukje verder dan de minister van JenV vanmiddag deed. Dat is fijn. Ik hoorde iets over denaturalisatie. Als dat een oplossing is, gaat mijn collega van de PVV dat dan ook doen met al die relschoppers en antisemieten van zaterdag?

De heer Boon (PVV):

Als ze een dubbele nationaliteit hebben, graag. Ik weet alleen niet of iedereen die daar was, een dubbele nationaliteit had. Hebben ze dat niet, dan wil ik ze zo zwaar mogelijk straffen.

De heer El Abassi (DENK):

Ik hoorde de PVV iets aangeven over universiteiten en asielzoekers. Het voorbeeld van Amsterdam is genoemd, evenals dubbele nationaliteiten. Er ontbreekt voor mij helaas iets in de bijdrage van de PVV. Dat is namelijk wat er afgelopen weekend is gebeurd. Nazi's hebben gesiegheild. Nazi's hebben de Hitlergroet gedaan. Nazi's hebben — het spijt me dat ik dit moet zeggen, voorzitter — "kankerjoden" geroepen. Kan de PVV dat nu keihard veroordelen? Kan het lid van de PVV zeggen dat hier sprake is van keihard antisemitisme? Want dat heb ik hem net niet horen doen.

De heer Boon (PVV):

Ja. Ik denk dat dit een unicum is. Ik denk dat ik het voor de eerste keer totaal eens ben met de meneer van DENK.

De voorzitter:

Hou dat moment vast!

De heer El Abassi (DENK):

Heel goed. De PVV legt vaak de link met moslims. Je hoort ze vandaag weer over asielzoekers. Is de PVV van mening dat antisemitisme met name gekoppeld is aan bepaalde religieuze groeperingen?

De heer Boon (PVV):

Ik heb hier in het begin van het jaar ook gestaan. Toen heb ik duidelijk gemaakt dat antisemitisme in bepaalde, verschillende groepen voorkomt. We zien het bij extreemrechts, extreemlinks en academisch links en we zien islamitisch antisemitisme. Bij die groepen zien we het inderdaad het meest.

De heer El Abassi (DENK):

Dat is niet het verhaal dat ik de heer Boon de vorige keer hoorde vertellen. Toen had hij het met name over moslims. Die waren "oververtegenwoordigd". Dat is het verhaal dat ik hier in dit huis hoorde. Als de heer Boon dat wil ontkennen, dan hoor ik dat graag. Ik zou daar dan ook graag een uitleg van de heer Boon over willen horen.

De heer Boon (PVV):

Dan denk ik dat u de vorige keer niet goed geluisterd heeft, meneer El Abassi. Gelukkig voor u heb ik nu mijn tekst bij me. Ik wil er een klein stukje uit citeren. Er staat in: "Voorzitter. We kunnen er niet omheen. Naast extreemrechts, extreemlinks en academisch links is ook het islamitische extremisme een grote bron van antisemitisme." Daarna som ik een heleboel voorbeelden op, maar ik weet niet of de voorzitter dat toelaat. Ik denk dat mijn antwoord even hierbij blijft.

De heer El Abassi (DENK):

Oké, dan ga ik toch een vraag stellen. We hebben de PVV zien tweeten als het ging om de gebeurtenissen in Amsterdam: "Jodenjacht", "pogrom". We zien de PVV nu niks twitteren. We horen de PVV zeggen dat we instellingen zoals Samidoun moeten aanpakken, net als andere organisaties. Ik hoor de PVV helemaal niet over rechts-extremistische organisaties of ander soort organisaties. Wat gaat de PVV daadwerkelijk doen tegen organisaties, instellingen en personen die rechts-extremistisch van aard zijn?

De heer Boon (PVV):

Ja, de heer El Abassi luistert dan niet goed. Hij zegt dat hij het niet hoort, maar ik heb het letterlijk voorgelezen. Ik noem ook dat extreemrechtse waar u de hele tijd naar verwijst. Die mensen moeten ook keihard worden gestraft en worden aangepakt. Organisaties moeten desnoods worden verboden. Pak ze hard aan. Links of rechts, het maakt mij niet uit.

De heer El Abassi (DENK):

De heer Boon (PVV):

Nou, we zien de motie vol verwachting tegemoet.

Voorzitter. Mijn bijdrage was afgerond. Dit was 'm.

De voorzitter:

De heer Boswijk, CDA.

De heer Boswijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Het is 2025 en het is niet te bevatten dat kinderen naar een school moeten met beveiliging en grote hekken eromheen. Ik probeer het me heel vaak voor te stellen bij mijn eigen kinderen, maar het lukt gewoon niet: het idee dat Joodse kinderen elke ochtend worden begroet door ofwel agenten ofwel beveiligers. Dat is de situatie vandaag de dag in Nederland. Het is bizar en het zou ons allemaal moeten raken.

Afgelopen week sprak ik met Natascha van Weezel, een moedige vrouw die ondanks doodsbedreigingen en de drek van antisemitisme onvermoeibaar blijft pleiten voor dialoog en verbinding. Het feit dat ze dit moet bekopen met angst en haat is ronduit beschamend. Onze Joodse gemeenschap — ik zeg nadrukkelijk "onze" gemeenschap en niet "de" gemeenschap, omdat het een onderdeel is van onze samenleving — voelt zich op straat en online steeds minder veilig. Op scholen en universiteiten worden Joodse jongeren bedreigd. Op straat worden ze uitgescholden en bejaagd. Misschien nog het meest verontrustend is dat Joodse Nederlanders steeds vaker valselijk verantwoordelijk worden gehouden voor het beleid van de regering-Netanyahu. Dat is onrechtvaardig, gevaarlijk en een herhaling van oude patronen waarvan we dachten dat we ze achter ons hadden gelaten. Daarbij zien we een tweede gevaarlijke ontwikkeling, namelijk dat kritiek op de regering-Netanyahu soms automatisch gelijk wordt gesteld aan antisemitisme. Daarmee bereiken we het tegenovergestelde. Daarmee devalueren we het begrip "antisemitisme". Deelt het kabinet deze zorg?

Voorzitter. Wat ik nóg zorgelijker vind, is dat antisemitisme steeds vaker in een rechts-linksframe wordt getrokken. Rechts wijst naar links en links wijst naar rechts, terwijl we allemaal in de spiegel moeten kijken. Antisemitisme komt uit meerdere hoeken, of het nu is vanuit antimigratieprotesten of vanuit Israëlhaat. Daarom vraag ik het kabinet: hoe waarborgt u dat Joodse burgers, studenten en instellingen zich in het dagelijks leven vrij en veilig kunnen voelen zonder dat zij permanent onder een beveiligingsparaplu moeten leven? Hoe voorkomt u dat de aanpak van antisemitisme zelf onderwerp wordt van polarisatie? Hoe zoekt u de juiste verbinding met brede groepen jongeren? Hoe zorgt u ervoor dat antisemitisme niet alleen strafrechtelijk wordt aangepakt, maar ook maatschappelijk-normatief wordt afgekeurd, in gezinnen, op scholen en op straat? Onderwijs is daarin cruciaal. Iedere leerling in ons land moet in aanraking komen met het Joodse leven en met de geschiedenis van de Holocaust, niet alleen in de grote steden, maar overal. Hoe borgt het kabinet dat dit daadwerkelijk gaat gebeuren en dat docenten die in de klas met antisemitisme geconfronteerd worden, voldoende ondersteuning krijgen in hun educatie?

Tot slot. Antisemitisme stopt niet bij de landsgrenzen. In Europa zien we organisaties die haat verspreiden, zoals Samidoun. Hoe gaat het kabinet er samen met Europese partners voor zorgen dat organisaties effectief en juridisch houdbaar verboden worden?

Voorzitter. Het antisemitisme dat aanwezig is in onze samenleving is een illustratie van het gevaarlijke wij-zij-denken. Ik gun ons land meer empathie, meer respect en meer tolerantie voor elkaar. Dat is een opdracht voor ons allemaal. We hebben een plicht om antisemitisme te bestrijden, want niemand is daadwerkelijk vrij totdat iedereen vrij is. Sjana tova!

De voorzitter:

De heer Diederik van Dijk, SGP.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dank u wel, voorzitter. "Antisemitisme is een misdaad tegen de menselijkheid." Deze woorden van bondskanselier Friedrich Merz bij de heropening van de synagoge in München herinneren ons eraan dat antisemitisme niet alleen een probleem is voor de Joodse gemeenschap, maar voor ons allemaal.

Sinds 7 oktober zien we een schokkende toename van incidenten. Joodse Nederlanders voelen zich onveilig op straat en dragen geen keppeltje meer. De menora verdwijnt van de vensterbank. Joodse kinderen weten niet beter dan dat ze op school omringd worden door meterslange veiligheidshekken, continu bewaakt door de marechaussee. Het is een beschamende werkelijkheid. Het huidige maatregelenpakket is een stap in de goede richting, maar mist wat de SGP betreft de noodzakelijke urgentie en daadkracht om antisemitisme effectief te bestrijden. Afgelopen weekend hebben we helaas opnieuw kunnen zien hoe noodzakelijk dit is. Daarom doe ik een aantal concrete voorstellen die verdergaan dan vrijblijvende intenties.

Ten eerste. Antisemitisme vermomt zich vaak als antizionisme. Haat tegen de staat Israël is te vaak pure Jodenhaat. Precies daarom is een heldere definitie bij aangiftes onmisbaar. Wanneer legt de minister een dergelijke internationaal erkende definitie vast in beleid en wetgeving?

De strafrechtelijke aanpak schiet tekort. Het kabinet verschuilt zich achter een verkennend onderzoek, maar het gaat ten diepste om de handhavingspraktijk. Dat kan wat betreft de SGP veel strenger. De tijd van vrijblijvendheid is voorbij. De SGP wil een aparte strafbaarstelling van antisemitisme. Wanneer komt er een wetsvoorstel dat antisemitisme ondubbelzinnig strafbaar stelt, zodat niet langer achter de context verscholen kan worden?

Bij een stevige strafrechtelijke aanpak hoort een zerotolerancebeleid. Alle antisemitische incidenten moeten volgens een heldere definitie worden geregistreerd en met prioriteit worden behandeld. Het is onthutsend dat antisemitisme niet altijd correct wordt geregistreerd. De meldcode antisemitisme is nauwelijks bekend, wat zorgt voor een vertekend beeld in het aantal aangiftes. Op de Politieacademie is er te weinig aandacht voor dit thema. Hoe gaat de minister garanderen dat elke agent antisemitisme herkent en op de juiste wijze registreert en serieus neemt?

Dan educatie. Joodse studenten worden geïntimideerd op universiteiten en scholen durven de Holocaust nauwelijks te behandelen. Onbekend maakt onbemind. We hebben het hier over onze toekomst. Wanneer maakt het kabinet educatie over antisemitisme een verplicht onderdeel van het curriculum? Wanneer worden onderwijsinstellingen daadwerkelijk verantwoordelijk gehouden voor sociale veiligheid?

Dan onlinehaat. Het internet staat vol antisemitische drek. Overleg met techbedrijven levert vrijwel niets op. Wanneer legt de minister platforms harde verplichtingen op, met sancties tot gevolg als ze weigeren in te grijpen?

Organisaties die zich antisemitisch uitlaten, terreur verheerlijken of haatpredikers uitnodigen moeten hun anbistatus verliezen. Is de minister bereid hier stevig op in te zetten?

Voorzitter. Dit zijn geen vrijblijvende suggesties. Het zijn noodzakelijke stappen om antisemitisme uit onze samenleving uit te roeien.

Voorzitter. Ik wil nog kort stilstaan bij wat bondskanselier Merz als een van de oorzaken noemde van het oplaaiend antisemitisme. Ik citeer hem. "We hebben te lang de ogen gesloten voor het feit dat van degenen die de afgelopen decennia naar ons land zijn gekomen, een deel is opgegroeid in landen waar antisemitisme vrijwel staatsideologie is en waar haat tegen Israël al op school wordt onderwezen." De situatie in Nederland verschilt niet van de Duitse. We moeten erkennen dat migratie uit landen waarin antisemitisme diepgeworteld is, een risico vormt voor onze samenleving. Laten we in ons migratiebeleid niet enkel oog hebben voor economische bijdragen van migranten, maar ook voor hun houding ten opzichte van onze fundamentele waarden, zoals vrijheid, gelijkheid en respect voor alle mensen. Duitsland is zich ten volle bewust van zijn ereschuld en doet er alles aan om antisemitisme uit de samenleving te bannen.

Ik ga afronden. Wie niet leert van zijn verleden, is gedoemd dit te herhalen. Wat heeft Nederland geleerd en waar blijft de stevige aanpak?

Dank u.

De heer Van Nispen (SP):

Zeker wat betreft de geschiedenis trekken wij samen op. Ik zal daar straks ook het een en ander over vragen. Ik heb een vraag over een motie die afgelopen donderdag is ingediend en aangenomen na de Algemene Politieke Beschouwingen. Er waren er een hele hoop en we hadden relatief kort de tijd om daar allemaal goed naar te kijken. Maar de SGP heeft voorgestemd en mede daardoor is er een motie aangenomen waarin wordt gevraagd om een verbod op de antifascistische beweging in Nederland. Daar is later veel kritiek op gekomen. Zo is er eigenlijk nauwelijks sprake van een echte organisatie. De motie is verkeerd geadresseerd, want die bevoegdheid ligt niet bij de regering. Bovendien blijkt uit de objectieve rapporten van de NCTV en de AIVD niet dat daar de allergrootste geweldsdreiging van uitgaat. Er wordt meer gewezen naar rechts-extremisme, jihadistische groepen en de hoek van de complottheorieën. Nou heb ik me afgevraagd of er bijvoorbeeld bij de SGP nog is nagedacht, nu er meer tijd is en er een weekend overheen is gegaan, of de stem voor die motie wel zo gelukkig is geweest.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dat vind ik een boeiende vraag. De tijd was kort, maar wij hebben natuurlijk ook aan de voorkant stilgestaan bij de dilemma's die de heer Van Nispen neerlegt. Hoe sterk is dit in juridisch opzicht? Je hebt het inderdaad meer over een koepel, een verzameling van organisaties. Tegelijkertijd zijn er wel zorgen over bepaalde antifacellen die wel actief zouden zijn, ook in ons land, en een rol speelden in de conflicten rond universiteiten en dergelijke. Wij vonden het als SGP heel goed dat het kabinet daar eens eventjes heel stevig induikt en scherp maakt, op tafel legt, wat hier wel en niet speelt qua bedreigingen en wat er wel of niet zou kunnen qua juridische acties. Dat gaf voor ons de doorslag om de motie te steunen.

De heer Van Nispen (SP):

Dat is heel eerlijk. Maar dan zou je daar eigenlijk een vraag over moeten stellen, denk ik, en niet mee moeten stemmen met een motie die vraagt om een organisatie die feitelijk niet op die manier bestaat op een terreurlijst te zetten, terwijl de juridische bevoegdheid niet bij het kabinet ligt. Maar goed, dat is de afweging van de SGP. Ik wil hier nog een vraag over stellen. Nu wij hebben gezien dat afgelopen zaterdag — ja, dat kwam daarna — fascisten rellend door de straten van Den Haag trokken, is het dan wel zo'n gelukkige keuze om het vizier te richten op de antifascistische beweging? Hebben we dan met elkaar de prioriteiten wel op orde? Die vraag zou ik hier eigenlijk open neer willen leggen, maar ik stel 'm nu even aan de heer Van Dijk van de SGP.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Helder. We weten uit de geschiedenis dat ook personen die zich antifascistisch kunnen noemen, zich soms bedienen van instrumenten die lijken op die van fascisten. Als uw vraag is of ik wel genoeg oog heb voor wat er bij extreemrechts gebeurt, kan ik zeggen: ik begon niet voor niks relatief vroeg met wijzen op de gebeurtenissen van afgelopen weekend. Die zijn evenzeer onaanvaardbaar. Op dat punt kunnen we elkaar echt wel de hand geven, denk ik. We weten maar al te goed, ook uit de geschiedenis, dat antisemitisme helaas geen probleem is dat exclusief binnen bepaalde groeperingen speelt. Het is breed en het is diep. Als bewegingen zich daaraan menen schuldig te moeten maken, moeten we ze aanpakken, of ze zich nou tooien met de titel extreemrechts, extreemlinks of wat dan ook.

De heer Van Nispen (SP):

Tot slot zou ik dan de oproep willen doen om het vizier vooral te richten op wat er uit de objectieve dreigingsanalyses komt die wij met elkaar krijgen van bijvoorbeeld de NCTV en de AIVD. Ik ga niet herhalen wat daarin staat. Dat heb ik net gezegd. Maar dat zou dus niet rechtvaardigen dat er enkel een verbod op zo'n antifascistische beweging komt en niet op extreemrechtse organisaties, waar een veel hoger dreigingsniveau van uitgaat, gepaard gaand met geweld. Dat is waar we ons op moeten baseren, lijkt mij.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Helder. Er worden zeker ook extreemrechtse groeperingen en jihadistische groeperingen genoemd. Daar moet het vizier absoluut op gericht blijven. Eens.

De heer Koops (NSC):

Ik luister altijd met veel plezier naar de vertegenwoordigers van de SGP.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dank u wel.

De heer Koops (NSC):

Altijd lettend op de inhoud van de inbreng, want die voert de boventoon. Na zo'n compliment krijgt u natuurlijk een kritische vraag; dat begrijpt u. Die ziet hier op het migratiebeleid, want dat is zojuist genoemd. Als we die twee begrippen naast elkaar leggen, het migratiebeleid enerzijds en het antisemitismebeleid anderzijds, dan krijg ik er de vinger niet achter waar de SGP nou voor staat. Daarbij leg ik u bij wijze van gedachtenspinsel voor: zou antisemitisch gedachtegoed een reden moeten zijn om mensen niet in Nederland toe te laten? Of is bij het migratiebeleid het oog ook gericht op het voeren van een dialoog en een vorm van opvoeding wat betreft onze eigen normen en waarden van de personen die hier terecht asiel aanvragen? Dat is de vraag.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dank voor deze vraag. In de eerste plaats: waarom haalde ik het aan? Ook gewoon wegens bewustwording. Ik haalde niet voor niets Merz aan. Die kun je niet zomaar als extremist of iets dergelijks beschouwen, maar hij stelt wel de heel eerlijke vraag: hebben we misschien te lang de ogen gesloten voor de grote groepen die we ons land hebben binnengehaald uit landen waar Jodenhaat er soms toch bijna ingebakken zit? Dit zijn mijn eigen woorden, maar dat zegt hij wel met zoveel worden. Ik vind dat wijs.

Uw vervolgvraag is hoe we daarmee om zouden moeten gaan: als duidelijk is dat mensen die hier asiel aanvragen, zich schuldig hebben gemaakt aan antisemitisme, zou dat wat mij betreft echt wel in die procedure mogen worden meegewogen, en dan in negatieve zin. Ik zou niet zeggen: nou, we halen ze maar binnen en dan gaan we kijken hoever we komen in een dialoog. Nee, dan zeg ik: sorry, dit zijn onze waarden en normen en als jij je daartoe niet kunt verhouden, dan ben je niet welkom in ons land.

De heer Koops (NSC):

Dit antwoord zet ik dan af tegen het hele pakket aan maatregelen dat is voorgesteld door het kabinet in de brief van afgelopen juli. Want hoe verhouden ... Ik probeer er de vinger achter te krijgen of dat in de ogen van de SGP een afdoende pakket is. Of worden hier zo meteen concrete maatregelen voorgesteld ter aanvulling daarop?

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dat is een hele goede en terechte vraag. We hebben gisteren nog een brief gehad, juist over deze problematiek, die ook raakt aan inburgering, asielprocedure et cetera. Ook gelet op de beperkte spreektijd en om te voorkomen dat ik straks het voor de hand liggende antwoord krijg "dat moet u echt bespreken met de minister van AenM", heb ik dat nu weggelaten. Dat krijgt zeker een vervolg, alleen gaan we dat wat mij betreft doen bij de asieldebatten.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Bromet, GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Eén keer per jaar, op de verjaardag van mijn oma, aten we met de hele familie in een restaurant in Amsterdam-Zuid. Op een van die avonden — ik weet niet meer of ik toen al wist hoeveel Brometten er waren vermoord in de Tweede Wereldoorlog, ik denk dat ik een jaar of 12 was — kwam het gesprek op onze familienaam, Bromet. Mijn vader had stamboomonderzoek gedaan en ontdekt dat de familienaam een paar generaties voor ons Cohen Bromet was. Bij de geboorteaangifte van mijn betovergrootvader zou de naam Cohen eraf gevallen zijn. We spraken over de mogelijkheid de familienaam te repareren en er weer Cohen Bromet van te maken. Ik had talloze kinderboeken over de Tweede Wereldoorlog verslonden en ik was ervan overtuigd dat Jodenhaat nooit meer terug zou komen. Maar mijn tante zei: laat die naam maar gewoon Bromet; dat klinkt wat minder Joods, want je weet maar nooit.

En nu sta ik hier namens de fractie van GroenLinks-PvdA tijdens een debat over antisemitisme, antisemitisme die er altijd is gebleven en nog dit weekend te horen was bij een relschopper die de ruiten ingooide van het partijkantoor van D66. "Kankerjoden" riepen ze. Het is geen uitzondering. Iemand verweet iemand anders op de sociale media een keer "een Jodenstreek te leveren". Toen ik daar wat van zei, zei diegene dat hij daar niets mee bedoelde. "Zo zeggen we dat altijd hier in de streek", zei hij. Het lukte me niet om hem uit te leggen wat er pijnlijk aan was.

De afgelopen jaren ben ik samen met mijn familie op verschillende plekken bij de onthulling van struikelstenen geweest: in Antwerpen voor Louisa Swaap, de zus van mijn overgrootmoeder, in Amsterdam voor Mordechai en Jacques Bromet, mijn overgrootvader en oudoom, waarbij ook mijn familie uit Israël aanwezig was, en in Haarlem voor een broer van mijn overgrootmoeder, Willem Swaap. Het was een maandagochtend voor de Apple Store in Haarlem. We stonden er met een klein groepje familieleden. Tijdens de ceremonie kwam er iemand langs die "free Palestine" riep. We negeerden het. De keer dat mijn Israëlische familie erbij was, aten we na afloop samen in een restaurant in Buitenveldert. Mijn achterneef liet een foto van zijn zoon zien. "Zeg maar tegen je fractie dat je familie hebt die in Gaza vecht." Op de ramen van het restaurant waren de foto's van de gegijzelden te zien. Wij vinden het afschuwelijk dat ook hier in Nederland vriendschappen verscheurd worden en families uiteenvallen door vermeend antisemitisme.

Voorzitter. GroenLinks-PvdA verwerpt elke vorm van antisemitisme en discriminatie. Wij moeten alles doen om dat te stoppen en ik zal in de tweede termijn daartoe met concrete voorstellen komen. Maar ik wil hier vanavond namens onze fractie nogmaals zeggen dat dat niets te maken heeft met kritiek op Israël. Wij verafschuwen wat er in Gaza gebeurt en willen dat Netanyahu stopt. Wij willen Israël met ferme maatregelen dwingen tot diplomatie. Voor wie het in twijfel trekt: wij zijn voor het bestaansrecht van Israël. Wij staan voor een tweestatenoplossing. Wij walgen van wat er gebeurt met de Palestijnen. Voor ons is een Palestijns leven evenveel waard als dat van een Israëliër. Dat heeft niets, maar dan ook helemaal niets met antisemitisme te maken.

Voorzitter. Tegenover de zwaarte is het hoopvol dat steeds meer mensen, met jongeren uit de Nederlandse Joodse gemeenschap voorop, actief verbinding zoeken, zoals Deel de Duif: jonge mensen met Joodse en islamitische wortels die op scholen vertellen hoe zij polarisatie doorbreken. Een ander voorbeeld is Na de Oorlog: mensen die hun ervaringen met de Holocaust en oorlogsgeweld delen in klassen. Zulke initiatieven verdienen steun. Waarom viel Na de Oorlog buiten de OCW-tenders? En waarom hebben herinneringscentra nauwelijks middelen voor hun educatieve rol?

Tot slot de repressieve kant. Met uitzondering van Forum voor Democratie, stemde de Kamer voor de wet-Timmermans/Bikker over hatecrimes. Sinds 1 juli kan de rechter een derde hogere straffen opleggen bij discriminatoire motieven. Maar dit mag geen papieren tijger blijven. Het Centraal Joods Overleg meldt dat aangiftes vaak blijven liggen. Universiteiten horen niets terug. Vindt de minister dat de capaciteit bij de politie en het OM toereikend is? En is het niet tijd om extra discriminatierechercheurs aan te stellen?

De heer Boswijk (CDA):

Dit is geen interruptie, maar ik wil collega Bromet danken voor het delen van haar persoonlijke verhaal. Dat is gevoelig en moedig tegelijkertijd, dus daar wou ik haar voor danken.

De voorzitter:

De heer Ellian van de VVD.

De heer Ellian (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Wat een indrukwekkende bijdrage van collega Bromet. Sjana tova voor de Joodse gemeenschap. Dat het een zoet, gelukkig maar vooral een veilig nieuwjaar mag worden.

Voorzitter. Dit is niet de eerste keer dat we debatteren over antisemitisme. Sterker nog, ik denk dat antisemitisme nog nooit zo vaak in de Kamer besproken is als nu. Bij het voorbereiden van dit debat dwaalden mijn gedachten af naar een eerdere initiatiefnota over een effectievere aanpak van antisemitisme, geschreven door mijn fractievoorzitter Dilan Yeşilgöz en onze gewaardeerde oud-collega Gert-Jan Segers in 2019. Inmiddels is er structureel budget voor de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding, een Nationaal Plan Versterking Holocausteducatie en een aparte strategie met meer dan 57 maatregelen. Je zou dus denken dat de aanpak van antisemitisme voortvarender dan ooit gaat en dat dit dus ook zijn vruchten afwerpt. De realiteit is echter dat de Joodse gemeenschap zich onveiliger voelt dan ooit en het antisemitisme door het dak gaat.

Voorzitter. Dat roept dan natuurlijk de vraag op: wat gaat er mis? Het zijn, denk ik, niet eens de maatregelen die genomen worden, want die 57 maatregelen zien er echt heel behoorlijk uit — eindelijk. Het gaat om de sfeer van haat tegen de Joodse gemeenschap, die vaak indirect in stand wordt gehouden. Dit alles heeft te maken met het feit dat mensen geen onderscheid kunnen maken tussen de Israëlische regering en de Joodse gemeenschap in Nederland of wereldwijd, maar ook met het feit dat er nog steeds hele groepen mensen zijn die te pas en te onpas schelden met daarin het gebruik van het woord "Jood". Vele Joden en Israëliërs zijn helemaal geen voorstander van de regering van Netanyahu. Waarom moeten Joodse winkeliers, Israëlische voetbalteams, Joodse studenten, Israëlische artsen — er zijn nog veel meer voorbeelden te noemen — wereldwijd verantwoording afleggen voor wat de Israëlische regering doet? Dat dit zelfs binnen de politie — je zou zeggen dat die neutraal is — gebeurt, is niet te accepteren. Wat gaat de minister doen aan het feit dat het Joods Politienetwerk geen overleggen meer kan voeren, omdat het continu wordt aangesproken op de situatie in Gaza?

Voorzitter. In dit verband wil ik ook uitdrukkelijk aandacht vragen voor de rol van de culturele sector. Het bejubelen van moord is kennelijk toegestaan, maar een band of orkest met een Joods lid kan er bijna verzekerd van zijn gecanceld te worden. Een Joodse artiest kan nauwelijks nog een zaal vinden in Nederland. En waarom? Omdat ze toevallig Joods zijn? Wat vindt de minister hiervan? Wat is hij bereid hiertegen te doen? De culturele sector zou gewoon ruimte moeten bieden aan Joodse artiesten. Paradiso kan kennelijk wel een podium bieden voor het toejuichen van moord, maar Het Concertgebouw doet moeilijk over het Jewish Amsterdam Chamber Ensemble.

Voorzitter. Ook de universiteiten verdienen aandacht. Natuurlijk staan de universiteiten op afstand; ik weet het. Daar staat echter tegenover dat de veiligheid van burgers, student of geen student, wel een verantwoordelijkheid van het kabinet is. Als Joodse studenten niet veilig naar de universiteit kunnen, dan mag en moet er meer actie worden verwacht van het kabinet. Dat staat nog los van het feit dat er in sommige gevallen sprake is van georganiseerd handelen van personen met banden met organisaties als Samidoun. Joodse studenten en medewerkers voelen zich mede daardoor vogelvrij.

Voorzitter. In ieder geval moet de veiligheid van de Joodse gemeenschap in Nederland gewaarborgd zijn. Het is daarom een belangrijke stap dat het kabinet een veiligheidsfonds mogelijk maakt. Ik wil daarbij specifiek aandacht vragen voor de joodse scholen. Het voelt voor Joodse ouders namelijk zo verschrikkelijk onrechtvaardig dat zij een ouderbijdrage van meer dan €2.000 moeten betalen, alleen maar om hun kinderen veilig naar school te kunnen brengen. De joodse scholen zijn zo belangrijk. Elke keer als ik daar ben, krijg ik, ondanks de zware en haast ondenkbare beveiligingsmaatregelen, toch een warm gevoel. De joodse scholen laten zien dat er, óndanks alles, leven in de Joodse gemeenschap zit. Het pijnlijke is echter dat steeds meer Joodse jonge mensen naar het buitenland vertrekken, omdat zij het vertrouwen in Nederland totaal verloren zijn. Ik blijf tegen hen zeggen dat de Joodse gemeenschap onderdeel is van Nederland en dat altijd zal blijven. Wij zullen er alles aan doen om hen veilig te houden. Maar ik blijf vooral zeggen dat er een toekomst is voor hen in Nederland en in Europa, waarin zij kunnen zijn wie ze willen zijn. Dat gaat alleen lukken als het klimaat van haat jegens de Joodse gemeenschap, het continu als groep verantwoordelijk houden, stopt. Zij verwachten daarop terecht actie van ons, van de politiek. Ik hoop dat deze bewindspersonen bereid zijn om echt iets te doen, want anders is er straks geen Joodse gemeenschap meer in Nederland.

De heer Bamenga (D66):

Dank u wel aan de heer Ellian voor zijn bijdrage. Ik ken de heer Ellian als iemand die inderdaad een groot hart heeft voor de Joodse gemeenschap en ook veel wil doen op het gebied van antisemitisme. We hebben eerder ook al samengewerkt op dit gebied. Ik kijk nu naar wat afgelopen weekend is gebeurd. Ik stel deze vraag, omdat de minister van VVD-huize daarover wat vaag was. Hoe kwalificeert de heer Ellian wat er afgelopen weekend is gebeurd? Kwalificeert hij dit als politiek extreemrechts geweld en antisemitisme of niet?

De heer Ellian (VVD):

Dat is de vraag die vandaag kennelijk domineert. Laat ik maar beginnen met het uitspreken van mijn afschuw over wat er dit weekend gebeurd is. Ik heb later de meest vreselijke dingen gehoord over Joden. Ik heb overigens ook een Hitlergroet gezien en het lijkt me heel duidelijk dat dat een fascistische beweging is. Daar hoef je niet omheen te draaien. Ik dacht zelfs dat Mussolini die heeft bedacht. In ieder geval heeft die groet een lange geschiedenis. Het is verschrikkelijk. Was er rechts-extremisme aanwezig? Dat lijkt me evident. Was er allerlei ander gajes aanwezig? Als ik het goed heb begrepen, was ook dat zo. Laat dat gajes zich verleiden tot allerlei domme, domme, domme en verwerpelijke uitspraken over Joden? Ja. Al met al stond Nederland er weer niet fraai op.

De heer Bamenga (D66):

Dank voor deze reactie van de heer Ellian. Hij is, net zoals ik, zeer betrokken bij de Joodse gemeenschap. Wat ik in ieder geval terugkrijg, is de behoefte aan nuance in het debat. Ik hoorde de heer Ellian ook wel met zo veel woorden daarvoor pleiten. Ik vraag me toch af op welke manier de VVD de afgelopen periode heeft bijgedragen aan die nuance in het debat.

De heer Ellian (VVD):

Ik probeer dit te begrijpen. Nuance waarover?

De heer Bamenga (D66):

Volgens mij heeft de heer Ellian net gesproken over definities en heeft hij gezegd dat je inderdaad niet alle Joodse mensen kunt beschuldigen van dingen die elders gebeuren. Terecht! Dat is ook zo. Je kunt niet bij iedere gelegenheid, zoals bij Douwe Bob, aangeven dat er sprake is van antisemitisme. Dat is de nuance die, denk ik, heel belangrijk is in dit debat. De dialoog is goed, maar ik krijg ook steeds meer terug dat het goed is dat we elkaar veel meer weten te vinden in de samenleving. De vraag was, nogmaals, op welke manier de VVD bijgedragen heeft aan dit debat.

De heer Ellian (VVD):

De vraag was hoe de VVD heeft bijgedragen aan de nuance. Dat is natuurlijk een gigantisch brede vraag. Het is overigens misschien goed om te benoemen dat ik zelf een initiatiefnota heb geschreven — die is hier geloof ik drie jaar geleden besproken — waarin voetbalbalhooligans, voetbalfans en antisemitisme al genoemd werden. Dat was nog voor 7 oktober. Het was voor mij altijd al helder dat antisemitisme bij alle extremen voorkomt.

Nuance. Volgens mij is het heel helder dat kritiek op de staat Israël niet meteen antisemitisme is. Het is wel een probleem, zeg ik hier héél duidelijk, als mensen hier verantwoordelijk worden gehouden voor wat de regering daar doet. De essentie van antisemitisme is dat Joden als groep verantwoordelijk worden gehouden, soms ook voor de meest onzinnige dingen die niet eens waar zijn. Dat gebeurt al 3.000 jaar, en dat weet de heer Bamenga. Dus wat betreft nuance: kritiek hebben op de staat Israël mag, uiteraard — dat moet, misschien — en dat is niet meteen antisemitisme. Ik hoor ook terug: pas op, want als je overal van zegt dat het antisemitisme is, dan lijkt het net alsof je nooit meer iets mag vinden van de situatie in het Midden-Oosten. Dat is geenszins waar de VVD voor staat. De collega's kennen mijn collega Van der Burg. Hij doet denk ik toch echt zijn best om nuance te brengen. Dat zeg ik even als voorbeeld.

De heer Bamenga (D66):

Tot slot. Ik zal zelf ook met een aantal voorstellen komen. Ik hoop in ieder geval dat we daarin kunnen samenwerken. Het gaat om voorstellen om juist het debat en de dialoog tussen de verschillende groepen in de samenleving te versterken. Maar het gaat ook over de positie van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding versterken en veel structureler maken. Ik hoop dat we daarin kunnen samenwerken. Wellicht kan de heer Ellian hier nu al op reageren.

De heer Ellian (VVD):

Vooropgesteld: ik benoemde net dat de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding voortkwam uit de eerste initiatiefnota van mijn huidige fractievoorzitter. Het was in de afgelopen jaren best een strijd om bevoegdheden en middelen te regelen. Ik ben dus heel geïnteresseerd in de ideeën van de heer Bamenga. Die gaan we straks zien.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Mijn collega van de VVD zei net: "Ik zag zaterdag gajes dat domme dingen zei over Joden." Bedoelde mijn collega te zeggen dat daar gewoon verschrikkelijk antisemitisme werd gebezigd door extreemrechtse anti-immigratiegroepen?

De heer Ellian (VVD):

De collega zei volgens mij "hele domme, domme en verschrikkelijke dingen". De voorzitter beheerst het Nederlands altijd beter dan ik, vind ik. Ik kan er een boek bij pakken en alle bijvoeglijke naamwoorden zoeken die je erop kunt plakken. Het is verschrikkelijk. Het is verwerpelijk. Als je op die manier praat over Joden, dan is dat antisemitisch. Ik denk dat sommigen niet begrijpen wat ze doen, maar dat maakt niet uit. Ik ga de woorden niet herhalen, maar als je scheldt met Joden als woord, dan is het evident dat dat uiteindelijk antisemitisch is. Wat ik bedoel met "gajes", is het volgende. Niet iedereen daar was … Voor zover ik begrijp, waren er bijvoorbeeld ook ultra's van voetbalclubs die dit soort verschrikkelijke dingen zeiden. Of zij dan rechts-extremistisch zijn, weet ik niet. Rechts-extreem was aanwezig; dat lijkt me evident. Er was van alles aanwezig, en er werd heel veel lelijks geroepen over Joden, wat antisemitisch is. Wat natuurlijk het ergste was, vond ik zelf, was de Hitlergroet. Als je die in 2025 ziet, is het duidelijk dat Holocausteducatie dringend noodzakelijk is.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dat zijn veel duidelijkere woorden. Dan wil ik graag een reflectie. We hebben sinds zaterdag twee bewindspersonen gezien, eentje van Financiën en vandaag eentje van JenV, die deze woorden niet in de mond durfden te nemen. Tot een paar keer toe durfden ze niet te bekennen dat dit gewoon keihard antisemitisme was. Wat zegt u tegen deze bewindspersonen?

De heer Ellian (VVD):

Volgens mij zit er niet per se licht tussen wat deze bewindspersonen zeiden. Volgens mij zei de minister van Financiën, Eelco Heinen, iets als: laten we er nou niet meteen een discussie van maken over welke politicus hier nou de oorzaak van is, want dat helpt niet. Ik heb de minister van Justitie en Veiligheid vandaag gehoord — hij zit hier — onder andere over de Hitlergroet. Dat had wel iets duidelijker gekund, want over de Hitlergroet kan geen misverstand bestaan, denk ik. Volgens mij hebben ook mijn collega's ... Ik beschouw ze als collega's, maar dan op een andere plek ... Het is duidelijk dat er allerlei gajes ... Ik gebruik maar even het verzamelwoord "gajes". Daar zat van alles tussen, waaronder extreemrechts, maar ook mensen die volgens mij niet eens weten wat rechts en links is, maar wel hele domme dingen zeggen. Als mevrouw Kostić dat duidelijker vindt, neem ik dat als een compliment, denk ik. Dat mag ook wel een keer.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Nou ja, dit is in ieder geval stukken duidelijker dan een minister van JenV die blijkbaar een rechter nodig heeft om de betekenis van een hakenkruis te duiden en om gewoon keihard te kunnen zeggen: dit is gewoon antisemitisme. Het is goed dat zijn collega dat nu herstelt.

Ik wil even naar de definitie van "antisemitisme". Daar begon mijn collega terecht over. In de strategie wordt een bepaalde definitie gehanteerd die kritiek op Israël mogelijk als antisemitisme kan bestempelen. Dat is één definitie. Amnesty zegt: je moet een andere definitie gebruiken, die dat uit de weg gaat. Maar ik zag ook het volgende. Mensen riepen daar allemaal antisemitische leuzen. Er was Jodenhaat en er waren hakenkruizen. Dat is één. Maar het andere is de fractievoorzitter van de VVD die het uitdelen van watermeloenen en Douwe Bob "antisemitisch" noemt. Is dat voor mijn collega van de VVD allemaal antisemitisme?

De heer Ellian (VVD):

Kijk, de definitie van "antisemitisme" — mevrouw Kostić verwijst naar de IHRA-definitie — is omvangrijk. Daar zitten veel verschillende elementen in. Maar de kern daarvan is ... Mevrouw Kostić zegt: die definitie zou kritiek op Israël misschien onmogelijk maken. Dat denk ik niet. Volgens mij zegt de definitie: als je Joden wereldwijd gelijkstelt aan wat de Israëlische regering al dan niet belichaamt, dan is dat in essentie antisemitisme, want de essentie daarvan is dat je Joden als groep verantwoordelijk houdt, wat bij geen enkele andere groep gebeurt. Ik zei net in antwoord op de interruptie van collega Bamenga dat ik ook terug hoor: kijk uit met wat je antisemitisme noemt, want kritiek moet mogelijk zijn. Er is geen discussie over mogelijk dat je antisemitisme in de felste bewoordingen moet afkeuren. Ik ben het ook wel weer eens met mijn collega van de PVV: moeten Joodse Nederlanders in dialoog gaan met mensen die hen haten? Dat vind ik ook wel ... Maar het feit blijft dat we inmiddels wel een heel stuk verder komen en dat het uiteindelijk aan ons allen is om daar verantwoordelijkheid in te nemen. Ik denk dat wat er nu ligt vanuit het kabinet echt een belangrijke stap in de goede richting is, maar we zijn er natuurlijk nog niet.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Misschien een heel klein beetje in het verlengde van mijn bijdrage ... Ik wees, volgens mij net als de heer Ellian, op het tekortschieten van de strafrechtelijke aanpak. In dat kader bepleit de SGP een aparte strafbaarstelling van antisemitisme. Is dat ook een wens van de VVD? Het kabinet heeft op dit punt nog niet echt stappen gezet. Kan de heer Ellian daar nog iets over zeggen?

De heer Ellian (VVD):

Ik moet lachen, omdat ik hier lang over nagedacht heb. Ik zie collega Bikker lachen; wij hebben er ook weleens over gesproken. Ik was daar altijd van gecharmeerd, dus van een aparte strafbaarstelling. De eerlijkheid gebiedt te zeggen: het lezen van de brief hierover heeft me wel doen twijfelen, omdat een materiële strafbaarstelling, dus een beschrijving van een gedraging die genormeerd wordt, kennelijk in de ons omringende landen ook niet aanwezig is in het strafrecht. Wel zie je in diverse landen dat het antisemitismemotief meegenomen wordt in de strafmaat. In het ene land zie je dat duidelijker dan in het andere land. Ik vind Duitsland daar een mooi voorbeeld van. Wij hebben natuurlijk de mooie initiatiefwet gehad van GroenLinks en de ChristenUnie, maar ook daar staat antisemitisme niet specifiek in. Ik vind het Duitse model mooi, maar ik ben er wel aan gaan twijfelen of een aparte strafbaarstelling ... Gevoelsmatig heb ik altijd gedacht dat dat zou helpen, maar nu ik zie dat eigenlijk geen enkel ander land dat heeft, vraag ik me af of we niet nog duidelijker moeten markeren: bij een dergelijk motief moet je weten dat dit de straf is.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Allereerst dank voor dit hele heldere en open antwoord, en voor het inzicht in het denkproces. Ik begrijp wat de heer Ellian zegt. De SGP denkt dezelfde kant op, namelijk dat we van het Duitse model nog iets kunnen leren en overnemen. Ik proef — en dat is ook mijn vraag — dat de VVD daar eventueel ook van gecharmeerd is.

De heer Ellian (VVD):

Zeker. Het Duitse model kent een hele mooie bepaling, waarin staat dat de strafrechter bij de bepaling van de strafmaat uitdrukkelijk rekening houdt met xenofobe en antisemitische motieven. Volgens mij staat "racistisch" er ook letterlijk in. Ik ben wel gecharmeerd van dat model.

De heer El Abassi (DENK):

Ik was even geschokt toen ik de heer Ellian het hoorde hebben over de VVD en de nuance die zij betracht. Ik zou de heer Ellian willen vragen: wat vindt de heer Ellian ervan dat de geplande pro-Palestinademonstraties als antisemitisch zijn weggezet? Watermeloenen zouden ook staan voor antisemitisme. NS-medewerkers hebben geklaagd en een brief gestuurd. Ze zijn boos op de VVD. Douwe Bob moest vluchten voor zijn leven, het land uit. Bedoelt de heer Ellian dat met "nuance"?

De heer Ellian (VVD):

Er worden nu allerlei oude voorvallen opgerakeld. Dat is te verwachten bij zo'n debat, maar uiteindelijk gaat het in dit debat om ... De titel is "Debat over het pakket aan maatregelen ter bestrijding van antisemitisme", dus daar moet je het over hebben. Nu gaat het over van alles behalve over hoe je opkomt voor de Joodse gemeenschap en over wat wij voor hen kunnen betekenen. Er staat mij overigens bij dat er bij het NS-gebeuren wel degelijk mensen waren die heel goed begrepen dat als Joodse Nederlanders bij die demonstraties letterlijk door een muur moeten lopen van mensen die zeggen "From the river to the sea, Palestine will be free", dat wel degelijk ervaren wordt als: specifiek gericht op Joden. Het is een definitiekwestie. Het is allemaal niet in beton gebeiteld, maar ik begrijp wel degelijk dat daar antisemitisme in gezien kan worden. Ik zei net al: uiteindelijk hebben wij hier een bepaalde rol. Je kunt fel zijn. Soms heb je ook felle bewoordingen nodig. Er was vorig jaar ook een Jodenjacht in Amsterdam. Ik was zelf die avond in Amsterdam en ik heb de dag daarna met slachtoffers gesproken. Soms moet je fel zijn, net als afgelopen zaterdag, maar soms moet je misschien ook de nuance zoeken. Laat ik het zo zeggen.

De heer El Abassi (DENK):

U zegt: soms moet je de nuance zoeken. Ik zou de voorzitter willen meegeven: soms moet je selectief zijn. Ik heb ook de tweets gelezen waarin de heer Ellian het heeft over een georganiseerde Jodenjacht. Hij zei: vannacht was de Jodenjacht weer geopend. We hebben de bewindspersonen van de VVD hier los horen gaan over een pogrom, over een Jodenjacht. Afgelopen weekend was er sprake van antisemitisme, van nazi's vanuit rechtse hoek, die hier rondliepen. Toen was het muisstil bij de VVD. Dan zie ik die nuance ineens niet bij de VVD. Ik kan niet anders concluderen dan dat de VVD hier alleen selectief in is en totaal niet genuanceerd. Ze kijkt niet of de Joodse gemeenschap geraakt wordt, maar vanuit welke hoek de dreiging komt. Dat is wat ik wil zeggen.

De heer Ellian (VVD):

Het is natuurlijk te verwachten dat DENK dit doet, want dat doen ze altijd. Volgens mij is het evident dat wij opkomen voor de Joodse gemeenschap. Dat doen we al een hele tijd. Met alle respect, maar dat wil de vertegenwoordiger van de islamitische partij DENK niet horen. De Joodse gemeenschap in Nederland is groot. Het zijn er 50.000. Ze kennen de meeste incidenten. Ze worden al 3.000 jaar vervolgd. Ik heb herhaaldelijk gezegd dat dat een aparte aanpak rechtvaardigt. Maar DENK wil het niet hebben over de bescherming van de Joodse gemeenschap. DENK komt nu met tweets over de Maccabirellen, zoals die heten. Meneer El Abassi zegt er natuurlijk niet bij dat in die appgroep … DENK wil het allemaal wegdoen als georganiseerd door de Israëli's. Totdat een goede journalist, namelijk Wouter Laumans, in die appgroep was gedoken. Daar kwam hij erachter dat het allemaal met voorbedachten rade was en dat ze op Jodenjacht gingen. Ik probeer hier te zeggen dat antisemitisme soms evident is en dat je er dan duidelijk over moet zijn. Dat zijn we ook. Het is evident dat afgelopen zaterdag antisemitische uitingen zijn gedaan, met het meest verschrikkelijke wat je kunt bedenken: een Hitlergroet. Die mensen moet je keihard aanpakken en vervolgen. Dat zei de collega van de PVV ook. Hopelijk worden ze gevonden. Daar ben ik toch ook duidelijk over? Het doet er toch verder niet toe wanneer ik wel of niet iets op X zet?

De heer Boon (PVV):

Ik heb samen met de heer Ellian en mevrouw Van Zanten gesprekken gevoerd met Joodse studenten. Die Joodse studenten gaven telkens aan dat ze zich onveilig voelden. Op de Radboud Universiteit is een leraar, meneer Harry Pettit, die steeds meer radicaliseert en ook betrokken is bij gewelddadige acties. Het wordt gewoon steeds erger. We hebben meerdere vragen gesteld, maar er wordt maar niet ingegrepen. De Radboud Universiteit zelf laat het volkomen afweten. Ze hebben één gesprekje gevoerd, maar deze meneer gaat gewoon door. Het wordt zelfs erger. Deelt de VVD de mening van de PVV dat de minister zich nou eens echt hard moet gaan maken om deze antisemitische leraren weg te krijgen uit de scholen?

De heer Ellian (VVD):

Ik heb het in mijn bijdrage wat algemener geformuleerd dan de collega van de PVV nu doet. Ik denk dat je moet uitkijken met namen in de plenaire zaal, maar het verwondert mij hogelijk dat een academie dit toestaat van de betreffende persoon. Het is vrij onbegrijpelijk. Dit leidt ertoe dat Joodse studenten, en niet te vergeten ook de medewerkers, zich vogelvrij voelen. Dat zei ik in mijn bijdrage. Volgens mij is ook gezegd dat zionisme nazisme is en moet worden uitgeroeid. Als een van ons dat had gezegd — niemand van ons zou dat zeggen, denk ik — dan zouden we een aangifte aan onze broek hebben gehad. Dus het verwondert mij. Deze minister is kersvers op dit dossier; ik ben heel benieuwd hoe hij ertegen aankijkt.

De heer El Abassi (DENK):

Ik heb een punt van orde.

De voorzitter:

Gaat uw gang.

De heer El Abassi (DENK):

U hoorde de heer Ellian aangeven dat DENK een islamitische partij is en …

De voorzitter:

Dat bent u niet. Is genoteerd. Ik help u. Tot zover de bijdrage van de heer Ellian. Dan gaan we luisteren naar de heer El Abassi.

De heer El Abassi (DENK):

Voorzitter, dank. Antisemitisme is verwerpelijk en moet altijd, overal en ongenadig hard worden bestreden. Het is puur vergif waarvoor in onze samenleving geen enkele plek mag bestaan. We moeten ons daar met volle overtuiging tegen verzetten, net zoals tegen alle andere vormen van discriminatie en racisme. Antisemitische incidenten zijn afschuwelijk en dienen keihard te worden aangepakt. Bij DENK vinden wij de bedreigingen aan het adres van Joodse mensen, scholen en gebedshuizen totaal onacceptabel. Maatregelen die nodig zijn om de veiligheid van onze Joodse Nederlanders te borgen zullen onze volledige steun genieten. Het is goed dat er beleid is tegen antisemitisme, dat aangifte laagdrempelig mogelijk wordt gemaakt en dat er wordt ingezet op interreligieuze dialoog en educatie.

Voorzitter. In dit debat moeten we voor drie zaken waken: kritiek op de apartheidsstaat Israël is geen antisemitisme, tegen genocide zijn is geen antisemitisme en het politieke debat mag niet worden gesmoord door valse beschuldigingen. Douwe Bob is bijvoorbeeld onterecht voor antisemiet uitgemaakt. Onze studenten en hoogleraren aan universiteiten worden voor antisemiet uitgemaakt; we hebben het hier over onze toekomstige professoren, artsen en advocaten. Vredige demonstranten op NS-stations worden voor antisemiet uitgemaakt. Mensenrechtenorganisaties worden als antisemitisch bestempeld. Onze oud-minister-president Dries van Agt, voormalig leider van het CDA, is voor antisemiet uitgemaakt. Dat zijn allemaal mensen die opkomen voor mensenrechten en weigeren te zwijgen over de genocide die op dit moment plaatsvindt. Die intimidatiepolitiek, die Netanyahupropaganda, moet stoppen.

De heer Boon (PVV):

De bijdrage van DENK verbaast me, want ze zeggen: wij zijn tegen antisemitisme. We hebben in deze Kamer meerdere moties aangenomen dat de oproep, de leus "from the river to the sea" antisemitisch is. Er is zelfs een motie aangenomen die zegt dat deze leus een oproep tot geweld tegen Joden wereldwijd inhoudt. Die is door deze Kamer in meerderheid aangenomen. Uw fractieleider heeft deze leus, een antisemitische leus, tot op de dag van vandaag meerdere keren herhaald. Dus waar komt het verhaal vandaan dat DENK tegen antisemitisme is als jullie zelf deze leus keer op keer verspreiden?

De heer El Abassi (DENK):

Ik zou de heer Boon willen meegeven dat die leus een liefdevolle leus is, waarbij Palestijnen beschermd worden van de zee tot aan de rivier, wat nu niet het geval is, omdat er daar op dit moment een genocide plaatsvindt. Dat de heer Boon dat niet wil, weten we. Dat weten we van de agenda van de PVV en dat hebben we afgelopen weekend gezien toen haar aanhang hier antisemitische leuzen, nazileuzen riep, de Hitlergroet deed, "kankerjoden" aan het roepen was. Het spijt me, voorzitter, dat ik dat moet zeggen. Het was aanhang van de PVV die riep hoe geweldig ze de PVV wel niet vond en de naam "Wilders" scandeerde. Daar moet de PVV eens naar kijken. Het gevaar komt uit de rechterhoek hier, niet ergens anders vandaan. Dat weet de heer De Boon donders goed.

De voorzitter:

Het is overigens "Boon" en niet "De Boon". De heer Boon. Of is het nou De Boon? O nee, Boon. Ik neem u in de maling.

De heer Boon (PVV):

Ja, het is echt "de heer Boon", voorzitter. Ik ga niet in op alle onzin die de heer El Abassi uitspreekt. Hij zit blijkbaar in een moeilijke hoek. Hij spreekt van een "liefdevolle leus". Maar deze liefdevolle leus komt uit het handvest van Hamas. De organisatie die op 7 oktober de grootste slachting na de Tweede Wereldoorlog onder Joden heeft aangericht. Dat noemt hij dus een "liefdevolle leus". Nu weten we ook precies waar DENK staat. DENK geeft nu aan dat leuzen uit het handvest van Hamas, een terroristische organisatie, liefdevol zijn. Schandalig.

De heer El Abassi (DENK):

Deze liefdevolle boodschap wordt verkondigd door hoogleraren, door professoren, door artsen. Deze liefdevolle leus bestond al voordat Hamas bestond. Deze liefdevolle leus bestond al ver voordat Hamas bestond. Dus hier het idee proberen te creëren dat het van Hamas komt, is onzin. Dat is een en al Netanyahupropaganda. Dat moet hier afgelopen zijn.

Voorzitter, ik ga verder. Ik was bij punt twee. Antisemitisme mag niet worden gebruikt om moslimhaat en racisme te rechtvaardigen. We zien helaas dat rechtse partijen de Joodse gemeenschap gebruiken als stok om moslims mee te slaan. In de wetenschap wordt dit ook wel "judeonationalisme" genoemd: het instrumenteel inzetten van Joodse pijn om andere groepen te marginaliseren. Dat is een verwerpelijke dubbele standaard. We hebben het gezien bij Maccabituig dat onze Nederlandse straten kwam terroriseren. We zien politici die een link proberen te leggen met vluchtelingen die naar ons land vluchten. We zien dat het wordt gelinkt aan de islam, waarbij er selectief wordt geshopt in en tussen onderzoeken. De verontwaardiging mag niet selectief zijn. Als je moslim bent, ben je bij voorbaat verdacht.

Die gasten in Den Haag waren geen moslims. Dat waren rechts-extremisten. Het extreemrechtse geweld van afgelopen weekend in Den Haag liet zien hoe hypocriet partijen zijn. Extreemrechtse nazi's scandeerden antisemitische leuzen en woorden als "kankerjood"; mijn excuses dat ik dit weer moet uitspreken, voorzitter. Dit woord werd honderden keren gebruikt. Hele pelotons riepen "Sieg Heil". Extremisten riepen "Heil Hitler" en toonden fascistische symbolen. Maar partijen die normaal gesproken snel anderen van antisemitisme beschuldigen, bleven opvallend stil. Die partijen weten donders goed over welke partijen ik het heb. Er kwam niet één woord over Jodenhaat vanuit de VVD, waar inmiddels iedereen, van Douwe Bob tot Kabouter Plop, voor antisemiet is uitgemaakt. De PVV sprak geen woord over antisemitisme, maar stuurde wel een succeswens aan de demonstranten met NSB-vlaggen. Dezelfde partijen tonen zelden een vergelijkbare verontwaardiging wanneer moslims het slachtoffer zijn van haat, discriminatie of geweld. Als moskeeën worden vernield, vrouwen met een hoofddoek worden belaagd of ondernemers worden aangevallen, had een van deze partijen nooit het lef om een debat te steunen over het andere gif in onze samenleving, namelijk moslimhaat.

De heer Koops (NSC):

Na dit gloedvolle betoog ga ik proberen zo netjes mogelijk mijn vraag te formuleren. Om te beginnen is mijn vraag: is de heer El Abassi het met mij eens dat er zoiets bestaat als een islamitische vorm van antisemitisme, te onderscheiden van een extreemrechtse vorm van antisemitisme? In vervolg op die vraag: is de heer El Abassi het met mij eens dat beide vormen van antisemitisme op een gelijke manier strafwaardig zijn?

De heer El Abassi (DENK):

Dat is vanzelfsprekend. Elke vorm van antisemitisme is verwerpelijk en moet keihard aangepakt worden, keihard bestraft worden. Maar — ik zeg niet "tegelijkertijd", maar "maar" — als hier moties onze kant op komen waarin bepaalde bevolkingsgroepen in de schoenen geschoven wordt dat er een bepaalde oververtegenwoordiging is en als de schuld wordt gelegd bij moslims en migranten, terwijl het inderdaad uit alle hoeken van de samenleving komt, dan heb je mij niet aan je zijde. Daar erger ik me dood aan in dit huis. Elke vorm van antisemitisme moeten we samen keihard bestrijden, zonder te wijzen naar anderen. Dat moeten we hier doen, wat mij betreft.

De heer Koops (NSC):

Dan heb ik een heel korte vervolgvraag, namelijk: vinden wij DENK aan onze zijde bij het bestrijden van antisemitisme, ook als het gaat om islamitisch antisemitisme? Dat is wat anders dan de vraag of het bestaat en dergelijke. Hier wordt het balletje regelmatig heen en weer geschopt op het veld, zal ik maar zeggen, tussen extreemrechts, zo u wilt, dus tussen verwijten aan de PVV en verwijten aan de mensen waar DENK voor opkomt; dat balletje gaat maar heen en weer. Mijn vraag is erop gericht of wij er samen iets van kunnen vinden. Zou u kunnen reflecteren op wat de regering heeft voorgesteld?

De heer El Abassi (DENK):

De heer Koops is net als ik jurist. Hij weet hoe wetten eruitzien. In de wet hebben we het over diefstal, over belediging en over bedreiging, maar we hebben het niet over diefstal onder de moslimgemeenschap of over diefstal onder de Marokkaanse gemeenschap. Dus als de heer Koops met een motie komt om antisemitisme te bestrijden, al raakt dat meerdere kanten, zoals de rechterkant, de linkerkant of de religieuze kant, dan steun ik die motie. Maar als die motie bedoeld is om bepaalde groepen weg te zetten, met "ze zijn oververtegenwoordigd" of "het zijn allemaal antisemieten", dan heeft u mij niet aan uw zijde, meneer Koops. Dat wil ik u meegeven voordat u met uw motie komt.

De heer Eerdmans (JA21):

De heer El Abassi begon zijn bijdrage mooi, vond ik. Het was mooi totdat hij zei: de Joodse pijn wordt uitvergroot om de pijn aan de islamitische kant te verkleinen, te verzachten, weg te cijferen. Ik hoop dat ik het goed vertaal. Het wordt volgens hem dus overdreven. Dat vind ik een vrij schandelijke beschuldiging. Het lijkt me ook zo vreemd. Want als je kijkt naar hoe de feiten liggen, dan zie je dat als je met een kind naar een Joodse school gaat, je onder bewaking door een poortje moet. Dat gebeurt niet als je met een islamitisch kind naar een islamitische school gaat. Als je een pro-Palestijnenlezing wil houden op een universiteit, is dat geen probleem. Een Joodse lezing wordt niet toegestaan. Een hoofddoek op straat? Oké, er zullen problemen zijn, maar het staat niet in verhouding tot als je in het wild met een keppeltje op gaat lopen. Synagoges zijn bunkers. Dat geldt niet voor de moskee in Nederland. Ik vind het dus gewoon niet terecht om dit zo te zeggen.

Bovendien lijken de verhoudingen me andersom: het is in Nederland veel lastiger om Joods te zijn dan moslim. Ik zeg het maar. Dan wil ik niet ontkennen dat er ook moslimdiscriminatie plaatsvindt: dat is zo. Er worden in Nederland ook mensen racistisch bejegend die zich uiten als moslim, absoluut. Maar de heer El Abassi gaat echt voorbij aan het feit dat als je Joods bent en dat uit in Nederland, als je daar een lezing over wil houden of als je je daarover wil uitlaten, je gewoon een veel groter probleem hebt. Is de heer El Abassi dat met JA21 eens?

De heer El Abassi (DENK):

Om het even correct te brengen: ik had het in mijn bijdrage over judeonationalisme. Dat is wetenschappelijk onderzocht. Het is een vorm van een manier voor met name rechtse partijen om uit te halen naar moslims. Het valt me op dat in debatten niet mensen vanuit links opstaan, waar Joodse mensen tussen zitten, maar dat het met name vanuit de rechtse hoek komt. De heer Eerdmans is wat mij betreft een goed voorbeeld. Dat het voorkomt vanuit rechts-extremistische hoek hebben we afgelopen weekend kunnen zien. Maar we hebben ook kunnen zien dat de heer Eerdmans constant naar de moslimgemeenschap wijst. Hij gebruikt dus de Joodse gemeenschap om moslims eruit te halen. In vorige debatten heeft hij aangegeven dat er wat betreft antisemitisme een oververtegenwoordiging is van moslims. Dat terwijl de heer Eerdmans nog steeds geen afstand heeft genomen — ik ga hem er weer mee confronteren — van de tweets van zijn collega. Die zijn verwerpelijk. Ik ga ze niet eens voorlezen. Het is Jodenhaat, iedere keer weer. U kunt ook gewoon uw woorden terugtrekken, zou ik de heer Eerdmans via de voorzitter willen zeggen, maar dat doet u niet. Dat is precies een vorm van het judeonationalisme in dit huis waarover ik het hier heb. Het lukt u niet en het gaat u niet lukken, meneer Eerdmans. U weet donders goed waar het antisemitisme vandaan komt. Ik zal u zeggen: als u wilt dat dit stopt, doe er dan ook wat aan.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik wil graag een antwoord op de vraag die ik stelde.

De voorzitter:

Dat mag. Maar het is eigenlijk de bedoeling dat u vragen stelt aan hem en niet andersom. Maar goed, als u wordt uitgedaagd ...

De heer Eerdmans (JA21):

Tuurlijk. Als er geen antwoord is, komt er iets terug wat geen enkel hout snijdt. Daar hebben we het al eerder over gehad. Het gaat om het volgende. Vindt de heer El Abassi nou wel of niet dat als je als Joods mens, als Joods kind of Joodse man of vrouw over straat gaat en als je dat uit, je direct een veel groter probleem hebt dan als je dat doet als moslimman of -vrouw? Volgens mij is dat de kern. Het is gewoon een probleem voor de veiligheid van Joodse studenten, Joodse scholieren en Joodse kinderen die op weg zijn naar school. Als je actief een Joodse lezing wil geven, dan heb je tegenwoordig in Nederland gewoon een probleem. Dat is het probleem dat ik adresseer. Ik wil graag van DENK weten of ze dat net zo serieus nemen als de problemen die spelen bij mensen die een overtuigd islamitische boodschap hebben. Dat is óók toegestaan in Nederland. Maar volgens mij heb je dan minder problemen.

De heer El Abassi (DENK):

Ik had net antwoord gegeven over judeonationalisme. Deze vraag lijkt net een andere kant op te gaan. De heer Eerdmans stelt nu de vraag of het meer voorkomt bij de Joodse gemeenschap dan bij de islamitische gemeenschap. Een: dat is pertinent niet waar. En twee: al zou het waar zijn, voor mij is elke vorm van discriminatie of racisme gewoon idioot en verwerpelijk, en dat moeten we keihard aanpakken. Alleen, ik zie dat niet bij de heer Eerdmans. Zodra het gaat om islamofobie: geen steun. Zodra het gaat om het bestrijden van moslimhaat: geen steun. De heer Eerdmans moet hiermee stoppen. Nogmaals, zoals ik in mijn bijdrage al zei, er zijn in dit huis rechtse partijen die judeonationalisme toepassen. Die hebben helemaal niks met de Joden. Dat zie je aan tweets van prominenten binnen de partij en dat zie je aan uitingen van afgelopen weekend. Dat moet ophouden. Rechts moet hiermee ophouden. Als we de Joodse gemeenschap willen helpen, dan moeten we oprecht zijn, moeten we niet gaan wijzen naar bepaalde groeperingen en moeten we komen met moties die neutraal geformuleerd zijn. Dan heeft u DENK aan uw zijde.

De heer Eerdmans (JA21):

Dat gaan we zeker eens uitproberen: DENK meetrekken in de strijd tegen antisemitisme. Laat u maar zien waar u voor staat.

De heer El Abassi (DENK):

Dat is helemaal niet nodig, want wij hebben al verschillende moties gesteund. Alleen, nogmaals, de moties die wijzen op bepaalde doelgroepen steunen we niet, hebben we niet gesteund en zullen we nooit steunen.

De heer Boswijk (CDA):

Helaas is antisemitisme zo ontzettend erg dat het niet vanuit één bepaalde hoek komt. Dat heb ik in mijn eigen inbreng ook gezegd. Het is niet iets van alleen links of alleen rechts, het zit helaas breed in de samenleving. Ik ben het eens met hoe de heer El Abassi de PVV aanspreekt op hun eenzijdigheid, maar ik kan me toch niet helemaal aan de indruk onttrekken dat DENK zich daar ook schuldig aan maakt. Er zijn namelijk echt best veel incidenten geweest vanuit een andere hoek waarbij ik het juist oorverdovend stil vond van de kant van DENK. Ik zou de heer El Abassi er dus toch toe willen oproepen om altijd even vocaal te zijn in het bestrijden van antisemitisme en niet alleen als het, zoals afgelopen zaterdag, vooral uit rechtse hoek komt. Het komt ook heel vaak uit linkse hoek. We hebben het bij pro-Palestinademonstraties gezien. Het zit nog veel breder, ook gewoon bij hele "keurige" mensen; collega Bromet refereerde er al aan. Zou het pleidooi van DENK niet sterker zijn als ze hun terechte verontwaardiging over antisemitisme uniform toepassen en zich niet continu alleen maar spiegelen aan de PVV?

De heer El Abassi (DENK):

Volgens mij is mijn bijdrage niet gehoord, zeker het begin van de bijdrage niet. Tegelijkertijd zijn wij een partij die opstaat voor minderheden. Wij zijn een partij die komt met een tegengeluid, een geluid dat hier in de Kamer te weinig gehoord wordt. Voor de balans is het nodig om een geluid te laten horen dat niet gehoord wordt. Het heeft geen zin als heel de Kamer losgaat op een bepaalde groep en dat gebruikt als wapen om mee te slaan — ik heb het over judeonationalisme — en de groep die daarmee gedupeerd wordt vervolgens ook met de knuppel slaat. Ik denk dat het dan zaak is om als partij op te staan, de mensen die daarmee gedupeerd worden te beschermen en op te komen tegen partijen die nu aan het groeien zijn, in plaats van te doen alsof je het niet ziet. Ik zou willen dat het CDA dat ook wat vaker deed.

De heer Boswijk (CDA):

Ik vind dit vrij schandalig. Wij zijn vrij consequent als het gaat om de onderdrukking van minderheden. Wij staan hier elke keer aan de interruptiemicrofoon. Wij dienen continu moties in over de vervolging van Oeigoeren of christenen. Het maakt ons niet uit wie; wij doen dat bij elke minderheid. De heer El Abassi zegt nu dat alle partijen, dus het CDA ook, niet opkomen voor de kwetsbaren en de minderheden. Ik zou de heer El Abassi juist willen vragen: kom op voor de meest kwetsbare groep, want de Joodse gemeenschap is de kleinste gemeenschap in onze samenleving. Het zijn de joodse basisscholen die worden beveiligd, niet de christelijke basisscholen en niet de islamitische basisscholen. En het zijn niet de kerken of de moskeeën die beschermd worden. Het zijn de synagoges die beschermd worden. Het zou juist heel sterk zijn als u opkomt voor alle minderheden die worden onderdrukt en in het bijzonder nu voor de Joodse gemeenschap. Wij als CDA maken geen onderscheid tussen onderdrukking van moslims, christenen of joden. Het zou fijn zijn als DENK altijd vocaal is en niet alleen wanneer het hen uitkomt. Dat verwijten zij ook de PVV. Dat is terecht, maar doe het dan zelf niet.

De heer El Abassi (DENK):

Volgens mij verwijt de pot de ketel op dit moment. Het CDA noemt nu precies een pakkend voorbeeld, namelijk: het zijn inderdaad niet de islamitische scholen en islamitische moskeeën die beveiligd worden. Ik weet niet onder welke steen het CDA heeft geleefd. Hoeveel moskeeën zijn er wel niet aangevallen in de afgelopen periode? Hoe vaak heb ik hierom wel niet debatten aangevraagd? Hoe vaak heeft het CDA die níét gesteund? Hoe kan het CDA hier nog durven zeggen dat moskeeën niet beveiligd worden? Het CDA zegt impliciet: "Die worden niet beveiligd. Andere worden beveiligd en die lopen gevaar." Ze lopen allebei gevaar. Dat moet het CDA een keer gaan zien.

De heer Boswijk (CDA):

Tot slot. Ik kom niet veel verder, maar ik denk dat het wel goed is om dit te markeren. In mijn kerk in Wilnis is er ook ooit een keer een pallet naar binnen gegooid. Maar dat komt echt niet in de buurt van waar synagoges en de Joodse gemeenschap mee te maken hebben. Ik zal niet ontkennen dat moslims worden gediscrimineerd en dat er weleens sprake is van bedreiging. Dat moeten we allemaal afkeuren. Maar dat komt niet in de buurt van de bedreigingen waar de Joodse gemeenschap mee te maken heeft, in het bijzonder omdat het zo'n kleine gemeenschap is en omdat de wereldgeschiedenis laat zien dat de Joodse gemeenschap altijd de schuld krijgt van van alles en nog wat. Het zou de heer El Abassi sieren als hij dat ook meeweegt in zijn oordeel, maar ik vrees dat dat niet gaat lukken.

De heer El Abassi (DENK):

Ik besef gewoon echt dat het CDA onder een steen leeft. Varkenskoppen worden naar moskeeën gegooid. Er worden ruiten ingegooid. Er is brand gestoken. Ik kan er een boek over schrijven. Iedere keer weer sta ik hier achter de katheder om daar wat over te zeggen, om steun te vragen voor debatten en om moties in te dienen. Het CDA doet alsof ze het niet zien en ze willen het niet zien. Daar kan ik niks aan doen.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik vind het belangrijk dat kinderen in ons land kennisnemen van de geschiedenis, dat er voldoende Holocausteducatie is en dat jongeren gedenkplekken bezoeken, juist ook om te leren over hoe we niet met elkaar om moeten gaan in dit land. Steunt de collega van DENK mijn initiatief om er voor te zorgen dat alle Nederlandse kinderen die plekken kunnen gaan bezoeken?

De heer El Abassi (DENK):

Als het een neutraal geformuleerde motie is, waarbij groepen niet worden weggezet, dan is de kans heel groot dat we, net als alle andere moties, deze motie ook zullen steunen.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik vind dat die zeer neutraal is geformuleerd, want het gaat over onze geschiedenis en over wat Joodse mensen toen is aangedaan, en daarnaast natuurlijk ook andere groepen. Maar de grootste groep in ons land die naar de concentratiekampen is gebracht, is de Joodse gemeenschap. Ik neem alleen mijn stad Gouda. Het is onvoorstelbaar hoe een bloeiend Joods leven na de Tweede Wereldoorlog nooit meer terugkeerde. Mijn zorg in dit debat is dat we het niet meer kunnen hebben over de pijn die daar is en over de lessen die we daaruit kunnen leren, omdat we elkaar alleen maar jij-bakken maken. Ik zou juist graag willen dat we ons gezamenlijk uitspreken. Dat heb ik meerdere keren gedaan, ook in mijn verklaring tegen Jodenhaat, die we gelukkig bijna Kamerbreed getekend hebben. Ik hoop dus van harte dat de collega van DENK echt meedoet hierin. Ik had hem al geappt. Als we onze geschiedenis niet leren, zijn we gedoemd haar te herhalen.

De heer El Abassi (DENK):

Ik kan mijn antwoord herhalen. Ik heb de motie niet gelezen. Ik heb 'm niet gezien. Ik kan alleen niet anders zeggen dan dat als de motie inderdaad neutraal geformuleerd wordt — daarmee bedoel ik dat groepen niet worden weggezet en aangewezen worden als schuldige — ik geen reden zie waarom ik die niet zou willen steunen. Dat doen wij altijd.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Nou, dat is goed nieuws, want dat lukte de afgelopen jaren niet altijd. Ik ben hier blij mee. Dat is een stap van DENK. Ik heb dan ook wel een vervolgvraag. Ik begrijp heel goed dat collega El Abassi op sommige punten ook loopt met een pijn van moslimvrouwen die zich niet veilig hebben gevoeld en die aan hun hoofddoekje zijn getrokken op het moment dat ze veilig over straat hadden kunnen lopen. Ik snap dat goed. Ik vind ook dat hij dat punt hier op mag brengen. Maar het is wat mij betreft heel onmogelijk om het te gaan vergelijken met het leed van een ander. De Joodse gemeenschap lijdt ernstig onder de discriminatie en het is een hele kleine groep. Die lijdt ernstig onder het antisemitisme. Om het probleem weg te zetten alsof het er niet is, alleen maar omdat rechtse partijen het opbrengen … Dat is wel telkens mijn gevoel als ik de beantwoording hoor, ook richting collega Boswijk zojuist. Telkens opnieuw wordt iedereen de maat genomen alsof daarmee het antisemitisme niet meer bestaat. Maar het bestaat wel. Ik ben zo benieuwd welke concrete maatregelen DENK nu voorstelt om het antisemitisme in ons land wel aan te pakken.

De heer El Abassi (DENK):

Volgens mij — dat zal mevrouw Bikker misschien verbazen — heb ik vanuit mijn eigen roots heel veel gemeen met de Joodse gemeenschap. Ik weet namelijk dat ook binnen de Joodse gemeenschap het bedekken van haren — dat doen zij tegenwoordig vooral vaak met een pruik — heel belangrijk is. Ik weet dat er binnen de Joodse gemeenschap koosjer wordt gegeten, wat bij ons halal is. Ik weet dat de Joodse gemeenschap ook aan besnijdenis doet. Dat zijn punten waar hier binnen dit huis iedere keer weer ophef over was, met name vanuit de rechterkant. DENK staat niet achter idiote leuzen als "Sieg Heil" en "kankerjoden" of de Hitlergroet. Als mij de vraag wordt gesteld …

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter, even een punt van orde. Al deze gekkigheid, die vreselijke woorden, hoeft niet herhaald te worden. Ik vraag simpelweg wat DENK wil doen tegen het antisemitisme.

De heer El Abassi (DENK):

Zoals we tegen alle, alle vormen van haat en discriminatie willen opstaan: keihard aanpakken. Hogere straffen wat mij betreft. De meldingsbereid verhogen. Educatie. We moeten het aanpakken aan de voorkant, in het midden, maar ook aan de achterkant. We gaan gewoon straffen aan de achterkant. Alles. Wij staan open voor alle manieren waarop we wat kunnen doen. Sterker nog, dat willen wij. Dat geldt niet alleen voor de Joodse gemeenschap. Dat geldt voor ons bij elke vorm van discriminatie. Maar als er ook nog eens gediscrimineerd wordt binnen die gemeenschappen, dan heeft u DENK niet aan uw zijde.

De heer Ellian (VVD):

Het is toch vrij onbeschaamd wat de vertegenwoordiger van DENK hier doet. Dit is hier een debat over maatregelen tegen antisemitisme. Dan volgen er een heleboel jij-bakken naar rechts, kennelijk. Ik hoor de woorden "moslimdiscriminatie" en "moslims worden aangewezen". Maar even naar de feiten. 9% van de meldingen bij de politie over discriminatie gaan over antisemitisme. 4% gaan over moslimdiscriminatie. Dat is 4% op 1 miljoen moslims en 9% op 50.000 Joden. Wat maakt nou dat de heer El Abassi deze feiten negeert en niet bereid is om te zeggen: "Ik kom op voor minderheden. Dit is de kleinste minderheid die het hardste, onevenredig hard, getroffen wordt, dus ik ga het opnemen voor de Joodse gemeenschap en ik ga met de Kamer praten over maatregelen die we kunnen nemen."? Waarom zegt hij dat niet, in plaats van al die jij-bakken te uiten en wild om zich heen te slaan?

De heer El Abassi (DENK):

En dus moeten we de kleinste minderheid beschermen, net als de andere minderheden. Ik hoop dat we dan ook de VVD aan onze zijde vinden.

De heer Ellian (VVD):

De heer El Abassi probeert nu met een kort antwoord weg te komen van de feiten die ik hem presenteer. Daaruit blijkt dat de Joodse gemeenschap onevenredig hard wordt getroffen. Ik wil wel ook de collega's bijvallen die de heer El Abassi net probeerden duidelijk te maken dat iedereen hier — daar ga ik van uit — tegen elke vorm van discriminatie of haat is. Dan komt er een hele jij-bak, ook naar het CDA, over moskeeën die al dan niet beveiligd zouden moeten worden. Er zijn 1 miljoen moslims in dit land. Overigens — dat wil ik de heer El Abassi teruggeven — lijkt het alsof hier niet het debat over de Joodse gemeenschap gevoerd mag worden, want er komt geen enkel antwoord op de vragen van de collega's. Als het gaat om de gemeenschap die de heer El Abassi vertegenwoordigt, zegt hij: versterk de gebedsoproep; er moet beleid komen specifiek ten aanzien van inclusie, vooral voor moslims. Wat maakt nou dat je niet gewoon kan zeggen "deze gemeenschap is zo hard getroffen; daar ga ik achter staan", in plaats van allerlei jij-bakken uit te delen aan iedereen? Daarbij wordt ook nog voor het gemak vergeten — dat wil ik markeren — dat de dreiging op de Joodse gemeenschap niet uit de lucht komt vallen. Die komt onder andere van de Islamitische Republiek Iran, omdat ze een opdracht hebben gegeven om wereldwijd synagogen en Joodse scholen en objecten aan te vallen. Dus wees nou gewoon even eerlijk en zeg: "Ik ga meedoen, ik beantwoord de vraag van collega Bikker positief. Ik doe mee: deze gemeenschap gaan we beschermen en als er problemen zijn bij een andere gemeenschap, dan wil ik die ook bespreekbaar maken." Maar al die jij-bakken en doen alsof de islamitische gemeenschap hier niet ook aandeel aan heeft, dat slaat nergens op.

De heer El Abassi (DENK):

Volgens mij doet de heer Ellian precies wat ik beschreven heb, dus dank daarvoor. "Het komt weer door de islamitische gemeenschap" et cetera. Dat moet de heer Ellian vooral doen. Ik vind het een absurd idee om te zeggen: die gemeenschap is heel klein, dus moeten we alleen die beschermen. We moeten de Joodse gemeenschap beschermen, maar we hebben kleinere gemeenschappen. We hebben de Sinti- en Romagemeenschap. Moeten we die dan helpen en de Joodse gemeenschap niet? Ik zou dat kul vinden. Ik zou het opnemen voor de Joodse gemeenschap op het moment dat de heer Ellian dat doet. Ik vind dat we alle gemeenschappen moeten helpen. Allemaal en tegen elke vorm van discriminatie en racisme. Als je daar selectief in bent en ergens een grens zet, van "als het meer of minder dan een miljoen is, moeten we wel of niet helpen", dan heb je mij niet aan je zijde.

De heer Ellian (VVD):

Ik snap wat de heer El Abassi hier probeert te doen. Hij komt niet uit de feiten en getallen die ik hem presenteer, omdat 4% op 1 miljoen van een heel andere orde is. Ik geef u nog een feit. Ik heb het net opgezocht. Het onderzoek dat ten grondslag ligt aan de strategie van de Europese Commissie. Daarin staat: 75% van de mensen uit Noord-Afrika of het Midden-Oosten, heeft — "harbour" staat er in het Engels — antisemitische ideeën. Is dat een fijne constatering? Nee. Betekent het dat je moet neerkijken op die mensen? Nee. Maar het is wel iets wat we moeten kunnen bespreken met elkaar, want dat veroorzaakt dus de onveiligheid van de Joodse gemeenschap, net zoals het feit dat de bedreiging van Joodse objecten, mensen, instellingen vanuit een islamitisch land komt. Dat moet je met elkaar kunnen bespreken. De heer El Abassi zegt net feitelijk: "de feiten die de heer Ellian presenteert — 1 miljoen, die grens — die doen er niet toe". Het gaat erom dat deze groep onevenredig hard wordt getroffen door rechts-extremistische idioten, maar ook door de andere kant, door islamitische types. Daar hoor ik de heer El Abassi niet over. Daarom vraag ik hem waar al die jij-bakken voor nodig zijn. Doe daar dan wat aan, want dat zou de Joodse gemeenschap helpen zich veilig te voelen.

De heer El Abassi (DENK):

Het is lastig. Als een vraag zo lang is, dan weet ik niet of ik alles beantwoord. Mijn excuus als dat niet helemaal lukt. Ik heb het er niet over of iets wel of niet belangrijk is. Ik zeg: we moeten alle vormen van discriminatie aanpakken en we moeten alle groepen verdedigen. Of ze nu klein zijn of groot, de daad is dezelfde en die komt net zo hard aan bij iedere persoon, of het nu gaat om de Sinti- en Roma-gemeenschap, de Joodse gemeenschap of de moslimgemeenschap. Ik merk wel dat de heer Ellian niet vaak genoeg kan verwijzen naar de moslimgemeenschap. Ik noem toch cijfers die de heer Ellian niet noemt, bijvoorbeeld Amerikaanse cijfers waaruit blijkt dat meer dan 80% van de rechts-extremisten antisemitische ideeën erop nahoudt. Daar hoor ik de heer Ellian niet over. Ik hoor hem ook niet over andere groeperingen — ik ga ze niet noemen, anders krijgen we hele nieuwe discussies — die ook oververtegenwoordigd zijn. Neem de haat tegen de Marokkaanse gemeenschap, de Turkse gemeenschap of de moslimgemeenschap. Zo kan ik er heel veel noemen. Mij gaat het er niet om vanuit welke groep het komt. Het gaat mij niet om de afkomst van de daders, het gaat mij om de daad. De daad moeten we aanpakken, of het nou een moslim is of een rechts-extremist of een Joodse persoon of het maakt niet uit wie: als iemand iets doet wat verkeerd is, dan pakken we dat aan. We gaan dat niet koppelen aan etniciteit, religie of wat dan ook.

De voorzitter:

De vragen moeten korter en de antwoorden moeten korter.

De heer Ellian (VVD):

U heeft gelijk, voorzitter. Tot slot. Met die selectieve verontwaardiging begint DENK zelf: je mag alle problemen benoemen, maar je moet er vooral niet naar verwijzen dat de daders misschien een islamitische achtergrond hebben. Dan komt er een jij-bak naar rechts of een jij-bak naar rechts-extremisme. Daar moet je ook wat aan doen. De heer El Abassi begint zijn bijdrage met "minderheden moeten beschermd worden". Maar je mag het niet hebben over het islamitisch terrorisme dat het gemunt heeft op Joden. Daar mag je het dan weer niet over hebben. Dat is selectief. "De Maccabirellen zijn veroorzaakt door Israël". Dat was gewoon een krantenartikel hier, waarin staat: we gaan op Jodenjacht. Maar dat is dan geen feit. Want feiten zijn ... Nou ja.

De voorzitter:

Kort antwoord.

De heer El Abassi (DENK):

Weer zo'n voorbeeld. Wat hij niet noemt, is dat alle Arabieren dood moeten, dat er geen kinderen in Gaza zijn en dat er dus geen scholen meer nodig zijn. Allemaal racistische uitingen op die dag en die haalt hij ...

De heer Ellian (VVD):

Punt van orde. Dit heb ik niet gezegd. Maar het bewijst: de heer El Abassi komt er niet uit.

De heer El Abassi (DENK):

Klopt, dat heeft hij niet gezegd en dat verwijt ik hem.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

De heer El Abassi is heel stellig: je moet het hebben over de daden en verwerpelijke daden moet je bestraffen. Dat begrijp ik. Tegelijkertijd kijk je ook bij andere verkeerde daden naar een voedingsbodem en een achtergrond. Dat is heel gebruikelijk. Als het zo is dat de islam vanwege bepaalde opvattingen over joden of christenen een voedingsbodem kent die leidt tot een relatief groot aantal antisemitische gedachten, mag je dat dan bevragen? Mag je kijken of er een verband is en of er een voedingsbodem is in een bepaalde ideologie of religie die leidt tot antisemitisme?

De heer El Abassi (DENK):

Dat mag. Dat mag uiteraard. Ik zou daaraan willen toevoegen: doe dat dan ook voor alle groepen. Ik wilde dat net niet doen, maar als ik binnen partijen kijk, dan zie ik bijvoorbeeld dat een oudgediende van de SGP, de heer Kersten, vond dat de Joden hun verdiende straf hebben gekregen. Daar heeft de SGP nooit afstand van gedaan. Als we kijken naar de geschiedenis, het heden en de toekomst, dan zijn het geen moslims die ik voor mij zie. Als ik kijk naar afgelopen weekend, dan zie ik dat het geen moslims waren. Daarmee wil ik niet zeggen dat het een probleem van anderen is, maar ik wil dat anderen stoppen met het wijzen. Want op het moment dat je wijst, wijzen vier vingers naar jezelf, zou ik willen aangeven via de voorzitter.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dank. Ik vind dat ik eigenlijk wel een mooi antwoord krijg, want dat was precies mijn vervolg. Ik wou inderdaad zeggen dat het christendom, ook mijn geloof en de voorgangers, zogezegd, een hele slechte geschiedenis hebben wat betreft antisemitisme. Maar op een bepaald moment is er toch een beweging op gang gekomen met een hele kritische spiegel en hebben we de knop omgezet. Zouden we, ook de heer El Abassi, het de islamitische wereld niet enorm gunnen dat er daar ook zo'n proces op gang komt van: "Hé, we hebben deze leer. Daar moeten we uiteraard trouw aan zijn, maar we hebben een groot probleem rond Jodenhaat, dat wel heel erg opduikt. Hoe gaan we ons daartoe verhouden en hoe kunnen we dit uitbannen?"

De heer El Abassi (DENK):

Het is niet alleen "uw religie", zou ik willen aangeven, maar het is ook "mijn land", namelijk Nederland. We hebben hier gewoon heel veel meegemaakt waar we niet trots op zijn met z'n allen. De vraag is of we hier wat mee oplossen. Natuurlijk moeten we naar de geschiedenis kijken. Het gaat er mij om dat we kijken naar de daden. Op het moment dat er daden uitgevoerd worden waar wij als politiek wat van vinden, dan moeten we dat keihard aanpakken. Maar het helpt niet om een stigma te plakken op bepaalde personen. Nogmaals, afgelopen weekend waren het geen moslims. Toch hebben we keer op keer in dit huis, in de media en in tv-optredens gezien dat de schuld constant wordt gegeven aan mensen die niet lijken op de daders van afgelopen weekend. Ik wil dat voorkomen. Nogmaals, richting de rechts-extremisten durf ik best mijn vinger te wijzen. Maar ik weet dat andere groepen hier ook schuldig aan zijn. Ik wil niet wijzen. Ik wil kijken naar de daden. Vandaag gaat het over antisemitisme. Ik zou zeggen: laten we dat keihard aanpakken, nog veel harder dan we vandaag de dag doen, en laten we dat doen voor alle vormen van discriminatie. Als partijen dat niet willen doen, zijn ze óf selectief óf wordt er een vorm judeonationalisme toegepast. Daar wijken wij van.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Laatste keer, voorzitter. De heer El Abassi valt voortdurend terug op de opmerking "stigma plakken". Daar gaat het dus niet om. Het gaat erom of we bijvoorbeeld religie en de islam kritisch kunnen bevragen en de vraag kunnen stellen waarom Joden doorgaans niet veilig kunnen wonen in islamitische landen. Daar zijn ze allemaal vertrokken vanwege bedreigingen et cetera. Is er dan een verband met de religie en mogen we dat kritisch bevragen? En zou het niet ontzettend waardevol zijn als er binnen de islam zelf een beweging op gang zou komen die zich daartoe verhoudt?

De heer El Abassi (DENK):

Ik wilde dit niet, maar ik word toch gedwongen dit antwoord te geven. Het rapport waar iedere keer naar verwezen wordt, is het rapport van Ruud Koopmans. Ik heb niet voor niks al mijn spullen hier op tafel gelegd. In het rapport van de heer Koopmans wordt inderdaad gesproken over een hoog percentage moslimfundamentalisten. Los van wat ik van het rapport vind, merk ik dat mensen dat selectief lezen. Als we het hebben over de christelijke fundamentalisten, dan komen we inderdaad niet precies op dat percentage. Maar de percentages zijn schrikbarend. Het percentage haat jegens moslims is meer dan 50%. Over haat richting moslims hoor ik de SGP niet, en andere partijen ook niet. Vandaag hebben we het over antisemitisme. Het percentage haat richting Joden is meer dan 35%. Daar hoor ik de Kamer ook niet over. Ik wil de christelijke gemeenschap hier niet de schuld van geven, maar ik word gedwongen dit soort antwoorden te geven. Nu gaat het weer over cijfers en niet meer over daden. Ik erger me daar dood aan. We moeten de daden keihard aanpakken. Als het iemand vanuit de christelijke gemeenschap is, dan pakken we hem aan. Als het iemand uit de islamitische gemeenschap is, pakken we hem ook keihard aan. Als het iemand vanuit rechts-extremistische hoek is, pakken we hem ook keihard aan. Maar ga niet iedere keer zoeken: het is afhankelijk van wie de dader is, want dan vinden we het belangrijk of niet. Nogmaals, dan heeft u mij niet aan uw zijde.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

We hebben het vanavond inderdaad over de bestrijding van antisemitisme, ondanks de vele zijsporen die wij zijn ingegaan vanavond. Ik hoor de heer El Abassi zeggen dat hij vindt dat antisemitisme keihard moet worden bestreden. Ik ben hartstikke blij dat de heer El Abassi dat zegt, maar waarom heeft hij dan nog nooit of vrijwel nooit een motie van mij of van de collega's hierover gesteund? Waarom steunt zijn partij nooit debatten over de bestrijding van antisemitisme?

De heer El Abassi (DENK):

Ten eerste is het niet waar dat wij moties niet steunen. Ik heb verschillende malen aangegeven waarom wij bepaalde moties niet steunen. Ik ga dat niet herhalen. Uw partijleider heeft al aangegeven hoe zij erin staat. Zij heeft namelijk aangegeven dat er sprake is van een oververtegenwoordiging uit de islamitische cultuur. Als het over dat soort termen gaat, als dat de insteek is, dan staan wij niet aan die zijde. Maar ik zal een aantal moties als voorbeeld noemen. Ik heb hier een motie voor mij waarin gedaan werd alsof het over de Joodse gemeenschap ging, terwijl het eigenlijk over kritiek op zionisme ging. Ik heb hier nog een andere motie, waarin het ging over hogescholen en universiteiten die we wilden opdringen om bepaalde maatregelen te nemen.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Dit vraag ik niet.

De voorzitter:

De heer El Abassi is aan het woord.

De heer El Abassi (DENK):

Volgens mij was ik inderdaad aan het woord.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Maar dit is een punt van orde, want ik krijg geen antwoord op mijn vraag. De heer El Abassi noemt een hele reeks moties op …

De voorzitter:

Oké, ja. Maar de heer El Abassi gaat over zijn eigen antwoorden. Het woord is aan de heer El Abassi.

De heer El Abassi (DENK):

Ik ben blij dat ik over mijn eigen antwoorden mag gaan. Ik kan doorgaan met het opnoemen van moties en waarom we ze niet hebben gesteund, maar er zijn ook een aantal moties die we wél hebben gesteund. Die moties wil ik ook best voorlezen. Dat waren namelijk moties waarin bepaalde groepen niet werden weggezet en echt het probleem van antisemitisme aangepakt moest worden. Die moties steunen we dan wel. Als u dat wilt, wil ik die ook best voorlezen, zou ik zeggen via de voorzitter.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Nou, graag.

De heer El Abassi (DENK):

Dan gaan we dat doen. Ik ben blij dat ik mijn papierwerk heb meegenomen.

De voorzitter:

Ik hoop dat het een beetje op volgorde ligt.

De heer El Abassi (DENK):

Ja, nou. Ik ga het niet meer …

De voorzitter:

We wachten wel even, hoor!

De heer El Abassi (DENK):

Daar gaan we. "De Kamer, gehoord de beraadslaging, spreekt uit dat antisemitisme, in al zijn uitingsvormen, onverenigbaar is met de Nederlandse kernwaarden en een bedreiging vormt voor niet alleen de Joodse gemeenschappen en het Joodse leven, maar ook voor de samenleving, de democratie en de Nederlandse levenswijze, en gaat over tot de orde van de dag." Die motie is van mevrouw Van der Plas.

Voorzitter. Dan de motie van het lid Bikker: "De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat Joodse Nederlanders zich op steeds meer plekken onveilig voelen om zichtbaar Joods te zijn; van mening dat het onbestaanbaar is dat de Joodse gemeenschap in ons land zo existentieel wordt bedreigd; verzoekt de regering een Catshuissessie te beleggen met Joodse organisaties en relevante vertegenwoordigers vanuit in ieder geval universiteiten, onderwijskoepels, politie, sport, lokale overheden, socialemediabedrijven, vervoerders, detailhandel en de cultuursector met als doel leiders in al deze sectoren aan te spreken op hun verantwoordelijkheid en maatregelen te laten treffen om de veiligheid van de Joodse gemeenschap in ons land te bewaken, en gaat over tot de orde van de dag."

Zal ik doorgaan?

De voorzitter:

Dat lijkt me wel genoeg.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Ja, hoor, dat lijkt me ook goed. Ik zei net namelijk ook "vrijwel". Dit zijn natuurlijk heel algemene moties. Als wij voorstellen doen over het opleggen van sancties en het intrekken van subsidies, dan krijgen we de partij van de heer El Abassi nooit mee, dus als het gaat om écht harde maatregelen. Kijk, we kunnen allemaal naar het Catshuis gaan. Daar zijn gesprekken en die zijn heel belangrijk, maar als het gaat om echte, harde maatregelen, dan zien we de heer El Abassi en zijn partij nooit achter de Joodse gemeenschap staan.

De heer El Abassi (DENK):

Ik word bijna gedwongen om weer al de moties die ik niet gesteund heb, voor te lezen. Ik denk dat het beter is om dat niet te doen. Ik zou mevrouw Van Zanten willen vragen om te gaan zitten.

De voorzitter:

Daar gaat ze misschien zelf over.

De heer El Abassi (DENK):

Daarom vraag ik het ook.

De voorzitter:

Dank u wel. De volgende spreker is mevrouw Van Zanten van de fractie van BBB.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Voorzitter. Uiteraard wenst ook BBB onze Joodse gemeenschap een goed en zoet 5786! Sjana tova!

Voorzitter. Joodse musici en cabaretiers worden gecanceld, maar anti-Joodse haatzaaiende, opruiende artiesten zoals Bob Vylan en Kneecap wordt weinig in de weg gelegd. Israëlische medicijnen, artsen en hoogleraren worden gecanceld, maar een buitenlands universitair docent krijgt alle ruimte voor zijn antisemitische haatzaaierij op een Nederlandse universiteit. Wanneer wordt er eens gestopt met het meten met twee maten en wordt er eens ingegrepen, vraag ik de minister.

Voorzitter. Antisemitische berichten worden soms letterlijk verspreid door de media en op social media. Kritiek op Israël wordt af en toe eenzijdig en zonder context gebracht. Vanmiddag hebben de ministers een rapport in ontvangst genomen dat dit glashelder maakt. Het is iets waarvoor BBB al langer waarschuwt. BBB vindt het de taak van de volksvertegenwoordiging en van de regering om in te grijpen wanneer er misbruik wordt gemaakt van de persvrijheid. We hebben niet voor niets een Mediawet. Hier dienen wij de media dan ook aan te houden. Ik vraag de minister of hij bereid is met de schrijvers van dit rapport in gesprek te gaan en stappen te zetten die binnen zijn mogelijkheden vallen.

Voorzitter. Na de Tweede Wereldoorlog zeiden we: dit nooit meer. Maar nooit meer is echt nu. Jodenhaat is geen mening; het is haat. Haatzaaien is in Nederland strafbaar, volgens artikel 137d van het Wetboek van Strafrecht. Dat stelt dat het openbaar aanzetten tot haat, discriminatie of geweld tegen groepen mensen strafbaar is, inclusief uitingen via internet en social media. Mijn aangenomen motie van vorig jaar verzoekt de regering om asielvergunningen in te trekken of te weigeren wanneer er een onherroepelijke gevangenisstraf is opgelegd. In dit licht vraag ik de minister of de asielprocedure van Mahmoud A., de Palestijnse asielzoeker die onlangs zes maanden cel kreeg voor het hard tegen het hoofd trappen van een Israëlische voetbalfan tijdens de Jodenjacht van vorig jaar, ook daadwerkelijk is stopgezet. Is hij inmiddels ook ons land uitgezet?

Voorzitter. Afgelopen november dienden BBB en PVV een motie in waarin de regering werd verzocht om gesprekken en overleggen met bedrijven en instellingen die antisemitische en pro-Hamasuitingen doen of oproepen doen tot het boycotten van producten, diensten, universiteiten en andere zaken met een Joods karakter, tot een absoluut minimum te beperken. Deze motie is ruim aangenomen, maar de minister schreef onlangs dat dialoog in het belang van depolarisatie en de-escalatie altijd van belang kan zijn en mogelijk moet zijn. Daarmee beschouwt hij de motie als afgedaan. Maar nogmaals, antisemitisme is strafbaar. Deze minister wil pro-Hamasuitingen zelf ook strafbaar maken, met zijn wetsvoorstel Strafbaarstelling verheerlijking van terrorisme. Waarom blijft hij openstaan voor dialoog? Dat is toch niet te verantwoorden in dezen? Graag een reactie. Ook wil ik de minister vragen of hij bereid is rijkssubsidies in te trekken voor organisaties en instellingen die zich schuldig maken aan antisemitisme of het faciliteren ervan of aan het uitsluiten van Joden.

Voorzitter, tot slot. Er is een Strategie Bestrijding Antisemitisme. De huidige wet- en regelgeving biedt ons al ruim de mogelijkheid om te handelen. Wanneer gaan we dat dan ook doen, vraag ik de ministers. We hebben in de jaren dertig van de vorige eeuw gezien waar het uitsluiten van Joden en het salonfähig maken van antisemitisme toe kan leiden. Het is onze plicht om Joodse burgers te beschermen en de rechtsstaat te handhaven. "Dat nooit meer" is geen slogan, maar een opdracht.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik heb goed nieuws en slecht nieuws voor u, meneer Koops. U bent door uw interrupties heen, maar u bent wel de volgende spreker.

De heer Koops (NSC):

Het eerste nieuws verraste mij, maar het tweede niet.

De voorzitter:

Everybody happy.

De heer Koops (NSC):

Voorzitter. Zoals u weet, loop ik nog niet zo heel lang rond in dit huis. Maar de tijd die ik hier rondloop, staat in zijn totaliteit in het teken van de verhardingen binnen de samenleving, het ontstaan van vormen van polarisatie en een debat dat bijna nergens heen gaat, over verschillende vormen van discriminatie. Een van de eerste dingen waar ik gelukkig over mocht meestemmen — dat beschouwde ik als een eer — was de verzwaring van normale delicten tot hatecrimes. Als delicten met een discriminerend oogmerk worden gepleegd, komt er een derde bij de straf. Dat was een van de eerste dingen die hier gebeurden in december. Dat is inmiddels daadwerkelijk een wet geworden.

Dat hele jaar is gedomineerd door eigenlijk twee begrippenparen. Aan de ene kant heb je het verschil tussen de islam en een ideologie of een cultuur die daarmee te maken heeft. Die zaken grenzen als het ware aan elkaar. Die combi levert discussies en bijzonder veel verwijten en beschuldigingen op. Aan de andere kant heb je de Joodse gemeenschap en het jodendom en het antisemitisme dat daarbij hoort, en je hebt Israël en Netanyahu. Ook die twee begrippen horen bij elkaar en leveren de hele tijd vormen van verwijten en beschuldigingen op. Dat maakt het zo lastig. Dat is waarom de maatschappij zo hard wordt geraakt door de hele discussie in de Gazastrook. Ik zou willen voorstellen en zeggen dat je, als je het hebt over het bestrijden van antisemitisme, die koppels los moet laten en echt puur moet mikken op het ding dat mensen zo verschrikkelijk raakt, namelijk een gebrek aan veiligheid, niet normaal over straat kunnen gaan en het feit dat er daadwerkelijk delicten worden gepleegd op het gebied van antisemitisme. Er is gewoon sprake van vormen van haat.

Ik zie dat ik al veel te snel door mijn tijd heen ga. Deze keer zie ik het op tijd, meneer de voorzitter.

Luister. Er zullen mensen zijn die voor Israël zijn omdat ze moslims haten en er zullen mensen tegen Israël zijn omdat ze Joden haten. Ik heb de drie pijlers en de zes plannen gezien, het hele ding dat er is gebeurd. Ik wijs specifiek op één ding, namelijk het volgende. Voor hatecrimes is nog geen extra geld uitgetrokken. Dan denk ik aan de discussie in dit huis, telkens opnieuw, over moraliteit aan de ene kant en effectiviteit aan de andere kant. Daar is gewoon geld voor nodig. Is de minister bereid om dat daarvoor uit te trekken?

Dan noem ik kort het wetsvoorstel over slimmer straffen. Anders dan de PVV en kennelijk ook BBB ben ik heel erg voor preventie en het inzetten daarop. Dan denk ik dus ook aan het hele wetsvoorstel over slimmer straffen. Is de minister met mij van mening dat dat openingen biedt om antisemitisme te bestrijden?

Ik heb nog 49 seconden. Ik kondig alvast een motie aan. Waar het mij om gaat is dat antisemitische content online zeer snel wordt verspreid. Ook online moeten we daar kordater tegen optreden. Ik zit te denken aan de online echokamers waar de verspreiding van haatdragende en intolerante boodschappen telkens wordt versterkt. Dan is dus de vraag hoe de minister die echokamers gaat bestrijden.

Maar bovenal zeg ik het volgende. Het debat dat ik hier vandaag gezien heb, de interrupties die meneer El Abassi voor zijn kiezen kreeg en de interrupties die eerder zijn geplaatst ... We moeten toch echt op zoek naar een inhoudelijke dialoog in plaats van de hele tijd het spelletje spelen waarbij de pot de ketel verwijt dat hij zwart ziet. Daar moeten we echt van af. Dat zijn wij verplicht als huis. Vandaag kunnen we niet heel veel verder komen dan de agenda die is opgesteld en het nader bekijken van het actieplan. Wij scharen ons geheel achter dat actieplan en hebben in aanvulling daarop, en nadrukkelijk dus niet ter vervanging daarvan, de opmerking die ik zojuist heb gemaakt.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Ik hoorde de heer Koops zeggen "anders dan BBB", over dat wij geen preventieve maatregelen zouden willen hebben. Ik heb eigenlijk een verhelderende vraag, namelijk: wat bedoelt de heer Koops daarmee? Of heb ik dat misschien verkeerd begrepen?

De heer Koops (NSC):

Dit zei ik eigenlijk alleen om mevrouw Van Zanten bij de microfoon te krijgen. Nu heb ik de kans om de vraag die ik wilde voorleggen in de vorm van een antwoord neer te zetten. Mij gaat het gewoon om de dialoog. Die wordt hier wel benoemd. Er zijn een aantal hele praktische maatregelen gedaan. Je kan denken aan de manier waarop onderwijs moet worden gegeven. Het lijkt mij een briljant idee als alle leerlingen van Nederland een keertje naar Westerbork toe gaan om daar te zien wat de Holocaust nou eigenlijk voorstelt. Het lijkt me ook briljant als bij alle vormen van inburgering allerlei maatregelen worden genomen om eventuele gewoontes stammend uit een cultuur hier ver vandaan te vervangen door datgene wat hier in Nederland normaal wordt geacht en waar we hier met z'n allen gewoon hard en strak de hand aan moeten houden. Niettemin is het in de ogen van NSC zo dat die dialoog, dat pakket aan maatregelen ter preventie, essentieel is, naast de vormen van repressie, die ook hartstikke noodzakelijk zijn en waarbij die strafverzwaringsgrond op het goede moment is gekomen. Zonder dat ik dit in de vorm van een vraag kan gieten, ben ik in zijn algemeenheid wel benieuwd hoe BBB daartegen aankijkt. Misschien heeft u nog een interruptie.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Volgens mij is dit een beetje een gek figuur zo. Wij zijn juist groot voorstander van educatie. Wij hebben moties gesteund, mede-ingediend en zelf ingediend over Holocausteducatie, over Westerbork, over Stichting Na de Oorlog. Ik heb daarover vorig jaar zelfs een amendement met de ChristenUnie en de VVD ingediend.

De voorzitter:

Prima, maar u moet wel richting een vraag gaan.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Ja. Ik geef nu antwoord op de heer Koops en dat is eigenlijk niet de bedoeling.

De voorzitter:

Dat moeten we niet doen. Uw vraag.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Nogmaals, mijn vraag is eigenlijk: u doet …

De voorzitter:

"De heer Koops doet …"

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Ja, sorry. De heer Koops zegt dat BBB niet van preventie is. Nogmaals, waar haalt de heer Koops dat vandaan, gezien onze bijdrage aan antisemitismedebatten, zeker de afgelopen anderhalf à twee jaar? Hoe komt de heer Koops hierbij?

De heer Koops (NSC):

De inbreng die zojuist door mevrouw Van Zanten namens BBB gegeven is, gaf daar aanleiding voor en niet de afgelopen maanden. Maar ik mocht mijn interruptie niet doen. Dat is de werkelijkheid. In laatste aanvulling daarop spreek ik de hoop uit dat ook BBB inderdaad groot voorstander is van het uittrekken van extra geld voor educatieve maatregelen. Ik kijk dan toch ook weer naar links, naar vak K. Ik zie namelijk wel dat in het actieprogramma de Holocaustlocaties zijn opgenomen. Er is gezegd: het educatieprogramma van die Holocaustlocaties moet worden versterkt. Maar de vraag dringt zich dus op of het voldoende is om het op die locaties te richten of dat we het moeten richten op het onderwijs aan jongeren in Nederland zelf.

De voorzitter:

De volgende vraag van mevrouw Van Zanten.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Tot slot dan. De heer Koops heeft het nu over mijn eerdere bijdrage. Ik denk dat hij refereerde aan dat ik zei: niet meer in dialoog gaan. Dit gaat om organisaties die keer op keer hebben laten zien antisemitisme te faciliteren en toe te staan. Op een gegeven moment is het een keer klaar.

De heer Koops (NSC):

Ja. Met die organisaties is het niet op een gegeven moment een keer klaar; daar is het al klaar mee. Daar staat alleen naast, en dus niet tegenover, dat die dialoog zo ontzettend belangrijk is, omdat mensen als het ware per ongeluk antisemitisch kunnen worden en met "per ongeluk" bedoel ik: omdat zij zo zijn opgevoed, omdat zij niet door hebben dat de waarden en normen die voor hen normaal zijn, dat helemaal niet zijn en sowieso niet acceptabel zijn. Daarbij is een dialoog een uiterst machtig wapen, zoals de regering zelf ook heeft onderkend.

De voorzitter:

U bent door uw interrupties, mevrouw Van Zanten. Het spijt me. O, u heeft er nog eentje, maar dan wil ik wel een briljante horen.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Natuurlijk is BBB groot voorstander van de dialoog aangaan. Natuurlijk weten we dat sommige mensen er vanuit hun achtergrond of vanuit hun opvoeding bepaalde denkbeelden op nahouden. We weten dat juist door de dialoog met elkaar aan te gaan mensen van mening kunnen veranderen. Daarom staan wij altijd open voor gesprek. Alleen is er op een gegeven moment een grens bereikt. Dat gaf ik net ook al aan aan de heer Koops. Net zoals er met de vrijheid van meningsuiting een grens is bereikt als je aan haatzaaien doet — dat is namelijk strafbaar — is er ook een grens aan hoelang je met iemand in dialoog blijft gaan? Wanneer houdt het op? Wanneer trek je een streep? Wij zijn van mening dat als organisaties zich keer op keer schuldig maken aan antisemitisme, aan het faciliteren daarvan of aan het uitsluiten van Joden en die organisaties keer op keer gewaarschuwd zijn, het klaar is en er op een gegeven moment andere maatregelen moeten komen.

De heer Koops (NSC):

Ik kan natuurlijk alleen maar instemmend knikken in reactie op een dergelijke algemene opmerking. Tegelijkertijd denk ik … Ik ben wel blij dat de BBB zo benadrukt ook op preventie middels dialoog in te zetten, behalve dus in alle gevallen waarin dat eenvoudigweg niet meer mogelijk is. Daar zie ik nu alsnog echt een verschil in standpunt met de PVV.

De heer Boon (PVV):

Ik hoorde de collega van NSC zeggen: inzetten op educatieve maatregelen in de klas. Ik ben zelf op onderzoek uitgegaan en heb leraren gesproken in mijn stad, Bergen op Zoom. Zelfs daar geven leraren al aan: wij kunnen in bepaalde klassen, waar voornamelijk een islamitische oververtegenwoordiging is, geen les meer geven over de Holocaust. De meest verschrikkelijke verwensingen komen naar je hoofd toe als leraar of de volgende dag staan ouders boos in je klaslokaal te klagen. Dus hoe kunnen wij nog educatieve maatregelen nemen, terwijl leraren nu al zeggen dat het niet meer gaat? Vindt NSC dat de agenda die nu voorligt voldoende is om die kering tot stand te brengen? Of zegt u: nee, dat is niet genoeg?

De heer Koops (NSC):

Zo'n digitale vraag is altijd moeilijk te beantwoorden, maar laat ik beginnen met het onderzoek dat de heer Boon zojuist omschreef en dat hij zelf heeft gedaan. Hoezeer ik dat onderzoek en de heer Boon ook respecteer, dat is natuurlijk onvoldoende om te zeggen: laten we het maar helemaal niet doen of overslaan, want dat kan niet meer; het is gewoon te laat. Wat dat betreft moet het investeren in onderwijs een bepaalde vorm krijgen, omdat het zomaar kan zijn dat dat in bepaalde klassen moeilijker is dan in andere klassen. Maar die moeilijkheid is geen reden om het maar op te geven en mensen weg te sturen. Dat is deel één van de beantwoording.

Dan deel twee: vindt u dit pakket aan maatregelen genoeg? Nee, dat vind ik niet. Maar ik ben niet zo intelligent dat ik zomaar, zonder dat dit pakket verder wordt uitgewerkt, zelf met betere oplossingen kan komen, behalve de paar dingen die ik in de vorm van een vraag heb voorgelegd aan het kabinet.

De heer Bamenga (D66):

Ik hoor de heer Koops spreken over dialoog. Ik heb een motie, die ik straks ga voorlezen, die gaat over dialoog. Heel veel collega's steunen die, omdat het belangrijk is om dialoog in de samenleving te stimuleren. Nu de vraag aan de heer Koops. Vindt ook de heer Koops dat het versterken en borgen van dialoog in de samenleving daadwerkelijk een taak is en veel meer moet gebeuren?

De heer Koops (NSC):

Ik begrijp precies waar deze vraag vandaan komt. Ik ben ook heel benieuwd naar die motie en zal mij daar met mijn fractie op beraden. Het borgen van dialoog moet niet worden gelezen als een vorm van zwakheid, dat je altijd maar in gesprek moet blijven, ook als iemand een keer in de fout is gegaan. Als ik zie hoe de ruiten werden ingegooid bij D66 en welke leuzen daar toen op dat moment werden geroepen, dan hoop ik dat ze die jongeman terugvinden en dat hij het gaat voelen. Ik hoop dat een borging van een dialoog dat niet in de weg staat en dat er een educatief gesprekje komt met die meneer om 'm te leren dat hij dat soort dingen niet moet roepen als hij de ruiten ingooit bij uw organisatie. Ziet u? Ik ben dus helemaal voorstander van de borging, mits die repressie niet in de weg staat zodra die nodig is en die nu ook mogelijk is met deze strafverzwaringsgrond van discriminatie. Ik hoop dat ik daarmee in de buurt kom van een antwoord. Ik ga in ieder geval niet op voorhand zeggen dat ik die motie zeker weten ga steunen. Daarover ga ik eerst overleggen met mijn fractie, maar dat zal ik doen met een uiterst welwillende grondhouding.

De heer Bamenga (D66):

Nou ja, ik zie dat heel veel Kamerleden er wel onder staan en ik hoop dat wij NSC uiteindelijk ook aan onze zijde zullen krijgen. Dan repressie. Wij zijn vorige keer in het debat met een eigen motie gekomen, ook over educatieve maatregelen treffen, juist op het moment dat mensen over de schreef gaan. Ik denk dat we elkaar ook daarin zouden kunnen vinden. Wellicht zou u nog een keer naar de motie kunnen kijken die wij eerder hebben ingediend over die educatieve maatregelen en kunt u daar inspiratie uit krijgen. Wellicht gaat u dan voor deze motie stemmen. Wilt u dat doen, ja of nee?

De heer Koops (NSC):

Ja, dat zal ik doen met dezelfde mate van welwillendheid.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Nispen, SP.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Antisemitisme is verwerpelijk en moet met kracht worden bestreden. De stijging van antisemitisme en het aantal incidenten is zorgelijk. Wij vinden het vreselijk dat mensen met een keppeltje niet veilig over straat kunnen. Het is te triest voor woorden dat Joodse scholen beveiligd moeten worden en dat synagoges worden beklad. We moeten de Joodse gemeenschap op alle mogelijke manieren beschermen, de voedingsbodem voor Jodenhaat wegnemen en daadkrachtig optreden waar dat nodig is. Maar we moeten het debat wel zuiver blijven voeren. Ik vind het niet terecht als kritische opmerkingen over de genocide in Gaza worden verward met Jodenhaat. Felle kritiek op de politiek van de regering-Netanyahu is geen antisemitisme. Je kunt dat niet aan elkaar gelijkstellen. Dat helpt op geen enkele manier in de discussie. Beschuldig mensen niet te snel.

Het is onmiskenbaar dat de toenemende spanningen en conflicten in de wereld hun weerslag hebben op onze samenleving. De tegenstellingen worden groter en veel mensen komen tegenover elkaar te staan. De internationale context speelt hierin wel degelijk een rol. Dat is nu eenmaal een verklaring voor een ongewenste maatschappelijke ontwikkeling, maar voor Jodenhaat en het gebruik van geweld bestaat geen enkele rechtvaardiging. Laat dat duidelijk zijn. Veroordeel het, van welke kant het ook komt. Veel politici wijzen vooral naar immigranten als het gaat om Jodenhaat, maar afgelopen zaterdag trokken rechts-extremistische bendes door Den Haag, vernielend en geweld plegend, met de Hitlergroet, NSB-vlaggen en antisemitische leuzen. Het was angstaanjagend.

In de brieven en maatregelen van de regering is hier vrij weinig aandacht voor. Heeft de regering die beweging wel goed in de gaten en waar is de diepere analyse, ook van het gevaar dat uitgaat van extreemrechts? Veroordeel geweld en antisemitisme met dezelfde kracht, van wie het ook komt. Je moet niet selectief zijn als dat je politiek goed uitkomt. Mogen wij ervan uitgaan dat iedereen die op beeld staat met een NSB-vlag in de hand of die met zijn handje omhoog de Hitlergroet brengt, wordt opgespoord, vervolgd en bestraft, tot aan de laatste persoon, en dat alle schade wordt verhaald? Terwijl die fascisten zaterdag rellend door Den Haag trokken, waren rechtse partijen bezig met het verbieden van de antifascistische beweging. Heb je dan je prioriteiten op orde, zo vraag ik me af.

Voorzitter. Het bestrijden van antisemitisme begint bij begrip en samenleven. Blijf werken aan de bekendheid van de geschiedenis. Dat mag nooit wegzakken met het verstrijken van de tijd. Dat moet onder andere gebeuren via opvoeding en onderwijs. De SP heeft samen met de SGP eerder gepleit voor een bezoek aan het Holocaustmuseum voor alle kinderen. Dat geldt ook voor de ChristenUnie en andere partijen. Zo kunnen we onze geschiedenis doorgeven. Leraren verdienen onze steun bij het bespreekbaar maken van deze thema's. Ik lees daar wel over in de plannen, maar hoe ziet die steun voor leraren er concreet uit? Ik vond dat een terechte vraag en overigens ook een goed antwoord van de heer Koops. Volgens mij gaat de voorzitter nu zeggen dat hij geen interrupties meer heeft.

De voorzitter:

Ik wil dat nog wel een keer zeggen.

De heer Van Nispen (SP):

Nu moet ik gaan invullen wat de heer Koops mij had willen vragen om daar proactief op te antwoorden, maar die gave bezit ik niet.

Opvoeding vindt ook buitenshuis plaats, in de vorm van sociale controle. Mensen moeten worden aangesproken op hun gedrag en uitingen. Dat is niet makkelijk en vergt moed, maar het helpt als we een wijkagent hebben die zichtbaar aanwezig is en die weet wat er speelt in de buurt. Het helpt ook als er jongerenwerk aanwezig is en als er conciërges zijn op scholen, zodat het normaal wordt om ongepast gedrag te melden en te corrigeren, en mensen zich ook veilig voelen om dat te doen. Op welke manier is het kabinet ook hiermee bezig?

Wie strafbare feiten pleegt, moet worden gestraft. Maar wie discrimineert, wie geen respect heeft voor of wie niet tolerant is richting Joden moet, als het even kan, ook iets leren om dit gedrag in de toekomst te veranderen. Ik zeg "ook", want dit moet naast de straf gebeuren. Waarom maken we nog steeds zo weinig gebruik van alternatieve straffen, gedragsinterventies en voorwaarden als aanvulling op de straf, zoals het bezoeken van een Holocaustmuseum of -monument of het in gesprek gaan met mensen uit de Joodse gemeenschap?

Tot slot. We bespreken vandaag 57 voorstellen vanuit de regering. Aanvullend daarop zijn in het debat voorstellen gedaan vanuit de Kamer. Die worden mogelijk vandaag ook weer ingediend in de vorm van moties. De SP bekijkt ieder voorstel op zichzelf. Soms steunen we een voorstel niet omdat de minister wordt opgeroepen om iets te doen waar niet hij over gaat, maar het OM of onze onafhankelijke rechters. Soms steunen we iets niet omdat het grondrechten inperkt vanuit een bepaalde politieke overtuiging. Daar moeten we heel voorzichtig mee zijn. Maar dat betekent niet dat je antisemitisme niet wilt aanpakken. Integendeel. Maar je beschermt de rechtsstaat nu eenmaal niet door deze af te breken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Het lid Kostić … O, nee. De heer Bamenga, D66.

De heer Bamenga (D66):

Voorzitter. Voor Joodse Nederlanders is antisemitisme geen ver-van-mijn-bedshow, maar dagelijkse realiteit. 's Ochtends stellen zij zichzelf de vraag: kan ik een keppeltje dragen zonder op straat voor "kankerjood" te worden uitgemaakt? Ouders twijfelen of hun kinderen veilig naar school kunnen als klasgenoten sisgeluiden maken en hen verwijzen naar de gaskraan of hen pesten met Hitlerstickers. Studenten vragen zich af of ze in collegezalen hun mening kunnen geven zonder weggezet te worden als kindermoordenaar. Zelfs bij het voorbereiden van een feestdag overheerst vaak angst, beveiliging en voorzorg. Afgelopen weekend zagen we in Den Haag hoe rauw die werkelijkheid is. Tijdens een demonstratie van extreemrechts klonken antisemitische leuzen. De Holocaust werd ontkend. We hoorden mensen "kankerjoden" schreeuwen. Hitlergroeten werden gebracht en NSB-vlaggen meegedragen. Dit was geen protest meer, maar een openlijk toneel van haat, voor Joodse Nederlanders de bevestiging van hun grootste angst. Antisemitisme is zichtbaar, luid en aanwezig.

Voorzitter. Mijn vraag aan de minister is: hoe kan het dat zulke uitingen openlijk plaatsvinden? Waar blijft het krachtige signaal dat dit strafbaar en onaanvaardbaar is? Het is niet genoeg om achteraf geschokt te reageren. We moeten structureel ingrijpen. De Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding is cruciaal, maar nog steeds is het niet wettelijk verankerd. Waarom is dit niet geregeld? Wat is er gedaan met mijn motie over educatieve maatregelen en met mijn motie die antisemitisme verplicht belegt in gemeentelijke colleges?

De verhalen van jongeren raken me diep. Kinderen zien op TikTok al voor schooltijd antisemitische memes. Studenten voelen zich buitengesloten. De AIVD waarschuwt voor onlinecampagnes vanuit extreemrechts die complottheorieën normaliseren. Wat gaat de minister doen om onlinehaat structureel aan te pakken? Welke afspraken maakt hij met platforms die antisemitische content laten staan? Wat wordt er concreet gedaan met de waarschuwing van de AIVD? Hoe zorgen we ervoor dat jongeren niet alleen kennis hebben van de Holocaust, maar ook van het Joodse leven nu?

Ook de opsporing loopt achter. Na de beelden uit Den Haag kan niemand nog zeggen dat het probleem klein is. Toch zijn er te weinig gespecialiseerde rechercheurs die antisemitisme en discriminatie effectief opsporen. Wanneer wordt die capaciteit verhoogd?

Maar veiligheid alleen is niet genoeg. Antisemitisme bestrijd je niet enkel met wetten en straffen, maar ook door verbinding. Dialoog tussen gemeenschappen is cruciaal om angst en vooroordelen te doorbreken. Is het kabinet bereid om zulke dialogen structureel te ondersteunen, niet als tijdelijk project, maar blijvend, op scholen, in buurten, in de samenleving? Hoe wordt de Joodse gemeenschap betrokken bij beleid? Is er ruimte voor een Joodse klankbordgroep?

Voorzitter. Antisemitisme is geen probleem van de Joodse gemeenschap alleen. Het is een spiegel voor ons allemaal. Hoe wij omgaan met de vrijheid en veiligheid van Joodse Nederlanders zegt iets over de waarde van ons hele land. Het gaat om meer dan bescherming, namelijk om het normaliseren van Joods leven in Nederland. Het gaat erom dat ouders hun kinderen zonder angst naar school sturen, dat studenten zich veilig voelen, dat feestdagen in vreugde kunnen worden gevierd, niet onder dreiging. De kreten in Den Haag mogen nooit normaal worden. Ik vraag de minister wanneer hij Joodse Nederlanders de zekerheid gaat bieden dat hun veiligheid en zichtbaarheid niet onderhandelbaar zijn, maar een vanzelfsprekend recht.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is het lid Kostić, Partij voor de Dieren.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dank, voorzitter. Eeuwenlang hebben gewone Nederlanders meegewerkt aan vervolging van Joden. Joodse Nederlanders worden nog steeds geconfronteerd met agressie en uitsluiting. Scholen moeten zwaar beveiligd worden. Antisemitische leuzen klinken in stadions. Het is dus goed dat er een strategie ligt voor bestrijding van antisemitisme, maar de Partij voor de Dieren ziet te veel vrijblijvendheid. We zien bijvoorbeeld geen afdwingbare afspraken met voetbalclubs, terwijl daar juist veel antisemitisme zichtbaar is.

Een effectieve aanpak gaat verder dan bestraffen. Er is meer aandacht nodig voor preventie en het doorbreken van stereotypen. Het is ook belangrijk dat het kabinet borgt dat kritiek op de Israëlische staat niet als antisemitisme kan worden gezien. De IHRA-definitie is dus ongeschikt. Alon Confino, een Israëlische historicus, zegt dat die definitie de strijd tegen antisemitisme schaadt. Hij zegt: "We moeten een manier vinden om onderscheid te maken tussen antisemitisme en kritiek op Israël. Het mengen ervan werkt als een splijtend gif. Antisemitisme moet weer een onderwerp worden waar we samen tegen strijden." Daarom heeft hij met 200 andere onderzoekers een meer politiek-neutrale definitie opgesteld, de Jerusalem Declaration on Antisemitism. Is het kabinet bereid deze definitie over te nemen of in ieder geval hierover in gesprek te gaan met diverse Joodse gemeenschappen zoals Een Ander Joods Geluid?

Voorzitter. Laten we eerlijk zijn: niemand gelooft toch dat dit kabinet antisemitisme echt gaat oplossen? Want dit kabinet bestaat uit partijen die Douwe Bob en het uitdelen van watermeloenen antisemitisch noemden. Dit kabinet begon met bewindspersonen die de omvolkingstheorie aanhangen, een antisemitische complottheorie. Dit kabinet durft zelfs als er rechts-extremisten met hakenkruizen, NSB-vlaggen en anti-Joodse leuzen voor de deur van de Tweede Kamer staan, nog niet meteen snoeihard van antisemitisme te spreken. Nu komt dit kabinet met minister Moes, die hier zit. Als een regenboogpad met een hakenkruis wordt beklad, dan veroordeelt ieder normaal mens het antisemitisme en de lhbti-haat erachter, maar niet deze minister. Hij vond het jammer van beide kanten. Daarmee stelde hij het symbool van liefde op dezelfde voet als het symbool waaronder miljoenen Joden en lhbti'ers zijn vermoord.

Een jaar lang bleef deze minister Moes volhouden dat hij slechts de polariserende werking van beide kanten wilde aankaarten. Dit is een ernstige vorm van bagatelliseren van antisemitisme en lhbti-haat. Pas na een jaar, omdat hij graag minister wilde worden, zei hij: "Ik snap heel goed dat er mensen zijn die dat als provocerend of pijnlijk hebben ervaren. Het is natuurlijk netjes als ik dan sorry zeg." Dat zijn natuurlijk geen excuses. Dat is een klassieke "sorry voor alle ophef". Aangezien de minister mijn spoedvragen hierover al twee weken lang niet beantwoordt, vraag ik het de minister maar hier: waar zegt hij precies sorry voor? Zegt hij er sorry voor dat mensen zijn woorden als provocerend en pijnlijk hebben ervaren? Of zegt hij sorry voor het bagatelliseren van antisemitische hakenkruizen en voor het doen alsof mensen die een regenboogpad aanleggen op hetzelfde niveau zitten? De minister heeft de formulering teruggenomen, zegt hij, maar welke formulering neemt hij precies terug? Want in de tussentijd heeft hij heel veel gezegd. Hoe zou hij nú zijn reactie op het met hakenkruizen bekladden van openbare ruimte formuleren? Ik wil heel graag een heldere reactie hierop. Het is heel belangrijk om van deze minister te horen wat nou de echte formulering is die hij wilde gebruiken.

Voorzitter. Het kabinet maakt zichzelf nu volstrekt ongeloofwaardig en schaadt de strijd tegen antisemitisme. Daarom zeg ik: stop met de dubbele maten en de afbraak van onze rechtsstaat; investeer in echt samenleven, waarbij diversiteit en respect voor elkaar horen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik schors tot 21.45 uur. Dan gaan we luisteren naar de beide ministers.

De vergadering wordt van 21.21 uur tot 21.45 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen. Het woord is aan de minister.

Minister Van Oosten:

Voorzitter. Vanavond spreken we met elkaar over de bestrijding van antisemitisme. Het past om toch even terug te kijken naar de afschuwelijke rellen die we afgelopen zaterdagavond allemaal hebben gezien; een aantal van uw Kamerleden heeft daar aandacht voor gevraagd. Want ik wil echt benadrukken dat ik met afschuw heb gekeken naar deze hooligans en extreemrechtse relschoppers, die geweld gebruiken, die we onder meer de Hitlergroet zagen brengen en die we de meest vreselijke leuzen hoorden roepen. Dat vind ik nazistisch en dat vind ik antisemitisch, en dus verwerpelijk en afschuwelijk; ik ben er maar even heel erg duidelijk over. Als ik dat in het vragenuur vanmiddag onvoldoende duidelijk heb gemaakt, dan doe ik dat bij dezen. Dan was ik daar vanmiddag te star in. Ik wil namelijk echt voorkomen dat ik als minister van Justitie en Veiligheid een zaak negatief beïnvloed met mijn oordeel; dat heb ik vanmiddag ook aangegeven. Zo kan dat namelijk wel werken als minister van Justitie en Veiligheid. Ik wil echt met elke vezel in mijn lijf dat deze gasten hun straf krijgen, maar ik wil er hier vanavond toch maar wel even heel duidelijk over zijn in het kader van dit debat.

Want in dit land moet iedereen, ongeacht zijn achtergrond of geloof, in vrijheid en veiligheid kunnen leven. Het is schandelijk, echt schandelijk, als dat niet kan. Hierbij is er een rol weggelegd voor de overheid om ervoor te zorgen dat die vrijheid en veiligheid geborgd worden. Het is echter een feit dat een kleine groep van ongeveer 50.000 Nederlanders elke dag weer met een gevoel van onveiligheid leeft. Het aantal antisemitische incidenten neemt toe, met als het trieste, trieste dieptepunt de gewelddadige gebeurtenissen in de nacht van 7 op 8 november vorig jaar in Amsterdam. Het conflict in het Midden-Oosten heeft grote impact op onze samenleving. Zorgen over de situatie in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever mogen niet de grens overslaan van en naar Jodenhaat. Voor antisemitisme en het gebruik van geweld bestaat geen enkele rechtvaardiging, nooit.

Voorzitter. Dit debat gaat over antisemitisme. Het feit is dat Joden helaas niet alle vrijheden ten volle beleven. Zij kunnen niet veilig hun Joods zijn publiekelijk kenbaar maken en beleven. Joden die zichtbare uitingen van hun geloof en identiteit laten zien, hebben te maken met bedreigingen, met agressie en zelfs met geweld. Daarbij worden alle fatsoensnormen overschreden. Dat is en vind ik onacceptabel.

Om antisemitisme tegen te gaan heeft het kabinet daarom vorig jaar de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024-2030 opgesteld. In die strategie staan ambities voor de langere termijn uiteengezet. Ze zijn vertaald naar concrete maatregelen, die ook uitvoering geven aan toezeggingen en moties in uw richting en van uw zijde. Op 4 juli van dit jaar heeft de Kamer een voortgangsreportage ontvangen over de uitvoering van die maatregelen. Onze Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding heeft als speciaal adviseur van het kabinet een hele belangrijke rol hierin. Hij adviseert over beleid en de uitvoering.

Een groot deel van de maatregelen — ik kom dadelijk op de diverse vragen die daarover zijn gesteld — richt zich op de preventie van antisemitisme. Dat geeft aan dat de aanpak van antisemitisme het Justitie en Veiligheidsdomein ruim overstijgt. De aanpak van antisemitisme is dan ook een brede verantwoordelijkheid binnen het kabinet. Ieder pakt daarbij zijn rol. Vandaar dat de minister van OCW hier ook aanwezig is en we ook namens andere bewindspersonen het woord zullen voeren.

In het geval dat antisemitische incidenten plaatsvinden is het aan justitie om te handhaven waar dat nodig is. De politie en het Openbaar Ministerie voeren sinds jaar en dag een actief opsporings- en vervolgingsbeleid ten aanzien van discriminatiedelicten en bij commune delicten, zoals mishandeling of vernieling, met een discriminatoir oogmerk. Onlangs is artikel 44bis van het Wetboek van Strafrecht toegevoegd. Mevrouw Bikker verwees daar nog naar. Het is ook mede haar initiatief, samen met de heer Timmermans. Dat artikel codificeert de al langer bestaande praktijk en maakt hogere straffen voor commune delicten met een discriminatoir aspect mogelijk. Ik breng ook in herinnering dat het discriminatieartikel 137c van het Wetboek van Strafrecht vorig jaar is uitgebreid met een bepaling die stelt dat beledigende vormen van vergoelijking, ontkenning en verregaande bagatellisering van onder meer de Holocaust strafbaar zijn als specifieke vormen van groepsbelediging. De eerste veroordelingen op basis van dat artikel zijn reeds uitgesproken. Dit zijn hele belangrijke mijlpalen in de strafrechtelijke aanpak van antisemitisme.

Om de strenge beveiligingsmaatregelen op scholen, die helaas noodzakelijk zijn, te financieren, is een tijdelijke subsidieregeling in het leven geroepen. Daarmee voorziet het Rijk dit jaar nog in een financiële tegemoetkoming. Daarvoor is 1,3 miljoen euro gereserveerd. Tot 31 oktober kunnen daarvoor aanvragen ingediend worden. De regeling staat bekend als het "veiligheidsfonds". Een aantal van u sprak er al over. In 2026 zal ze in een structurele regeling worden omgezet. Voor de veiligheid van Joodse scholen zijn dit jaar ook extra middelen ter grootte van 1 miljoen euro vrijgemaakt.

Voorzitter. Ik ga over tot de beantwoording van de diverse vragen. Ik heb daar een aantal pakketjes voor. Ik wil u die even noemen. Dan heeft u daar een beeld bij. Ik ga dadelijk beginnen met de definities en strafbaarstelling antisemitisme. Politie, opsporing en vervolging wordt het volgende blokje. Veiligheidsfonds ...

De voorzitter:

Hoho, dat gaat wel erg snel, hoor. U denkt zeker dat we kunnen stenograferen.

Minister Van Oosten:

Excuus. Ik doe het opnieuw. Definities en strafbaarstelling antisemitisme zou het eerste blokje worden. Een aantal leden van uw Kamer heeft mij daar vragen over gesteld. Ik heb vragen te beantwoorden over politie, opsporing en vervolging. Dan kom ik bij het veiligheidsfonds. Dan kom ik bij de algemene strategie. Dan kom ik bij de normstelling bij demonstraties. Dan kom ik bij de Digital Services Act — excusez dat ik het even in het Engels zeg — en subsidies. Ten slotte doe ik nog enkele andere vragen, die niet per se onder één kopje gevat kunnen worden.

De voorzitter:

Er zijn nog wat vragen.

De heer Ellian (VVD):

Ik ben even abuis. De minister legde volgens mij net heel kort uit wat het veiligheidsfonds is. Gaat die uitleg nog verder?

De voorzitter:

Ja, dat gaan we in blokje drie doen. Ik doe weer zes interrupties in deze termijn.

De heer Bamenga (D66):

Ik ben blij dat de minister zelf terugkomt op zijn optreden bij het vragenuurtje. Ik heb al eerder aangegeven dat ik het best wel vaag vond wat betreft het benoemen van extreemrechts geweld. Ik ben blij dat de minister daar nu zelf op terugkomt. Ik wilde wel vragen of de minister zich kan voorstellen wat dat uiteindelijk doet, wanneer er op zo'n vage manier door de minister wordt gereageerd op vragen, terwijl het voor de hele samenleving overduidelijk is dat hier gewoon sprake is van extreemrechts geweld, van antisemitisme.

Minister Van Oosten:

Ik was te star. Ik ben gewoon heel duidelijk en eerlijk: ik was te star. Maar ik heb u ook geprobeerd uit te leggen waarom ik te star was: omdat — ik zei het net met elke vezel in mijn lijf en dat meen ik echt — ik zo ontzettend wil dat antisemitisme geen plek krijgt in dit land. Dat betekent dus ook dat een rechter uiteindelijk in onafhankelijkheid moet kunnen oordelen wat er precies is gebeurd. Het helpt gewoon niet altijd als ik me daarin meng als minister van Justitie en Veiligheid. Daar ben ik, denk ik, eigenlijk gewoon te voorzichtig in geweest. Laat ik daar heel eerlijk in zijn: ik was te star. Ik benoem nu hoe ik het zelf vind en daar ben ik volstrekt helder in.

De heer Bamenga (D66):

Dank u wel voor uw openheid. Ik waardeer het ook zeker als de minister voorzichtigheid betracht. Alleen, in dit geval is het ook belangrijk dat wij niet de indruk gaan wekken dat we wél voorzichtig zijn afhankelijk van wie de afzender is, waar de daders vandaan komen of wie het precies zijn, en dat als de daders anders zijn, we dan wel meteen overgaan tot benoemen. We moeten antisemitisme keihard aanpakken, ongeacht waar het vandaan komt.

Minister Van Oosten:

Dat spreekt voor zich. Dat brengt mij ook op de beantwoording van de diverse vragen die van de zijde van uw raad aan mijn adres zijn gesteld.

De voorzitter:

Ja, klein dingetje: wij zijn geen raad. Dat bent u misschien vanuit een vorige functie gewend, maar …

Minister Van Oosten:

Sorry, excuses. Ja, ik moet nog een klein beetje … Ik wist dat het een keer fout zou gaan, maar ik had niet gedacht dat het al in mijn eerste week zou zijn. Pardon, voorzitter. De vragen van de Kamer dus.

De heer Van Dijk vroeg namens de fractie van de SGP: wanneer komt de minister met een wetsvoorstel om antisemitisme ondubbelzinnig strafbaar te stellen, zodat men zich niet langer achter de context kan verschuilen? Zonder dit tot een juridisch college te maken: in het Wetboek van Strafrecht is discriminatie op grond van ras en godsdienst strafbaar, en antisemitisme dus ook. In de rechtspraktijk worden ook eigenlijk geen knelpunten ervaren die de aanpak van antisemitisme belemmeren, zeg ik in de richting van de heer Van Dijk. Ik heb er zelf ook alle vertrouwen in dat men bij het Openbaar Ministerie antisemitisme herkent en kan vervolgen, en zál vervolgen op het moment dat het opduikt. Ten slotte wil ik nog opmerken dat we ook hebben gekeken hoe het in de ons omringende landen is georganiseerd op dat punt. Dan blijkt dat onze wetgeving niet noemenswaardig afwijkt van die van buurlanden. Dat is volgens mij al naar de Kamer gestuurd, en anders komt het zeer binnenkort naar u toe. Het antwoord op uw vraag is dus eigenlijk dat ik niet kom met zo'n wetsvoorstel, om een lang verhaal kort te maken.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dat is in ieder geval duidelijke taal. Ik begrijp de problemen erachter ook heel goed. Ik ben ook blij met die verkenning die is uitgevoerd. Tegelijkertijd: als je kijkt hoe Duitsland dit aanvliegt, zie je dat zij wel een paar stappen verder gaan. Zouden we daar nog goede elementen van kunnen overnemen? Wat is de visie van de minister op dit punt?

Minister Van Oosten:

Nou, ik heb tot nog toe begrepen dat het in Duitsland, in vergelijking met Nederland en andere buurlanden, op een paar punten net even wat anders geregeld is, maar dat we eigenlijk geen knelpunten ervaren in Nederland als het gaat om het aanpakken, het vervolgen, van antisemitisme. Ik denk dat we ons daar met name op moeten richten. Als ik nou van het Openbaar Ministerie zou horen dat ze iets tekortkomen, dan ben ik de eerste die dat in uw richting zou melden, want dan moeten we dat natuurlijk herstellen. Maar ik vind dat eerlijk gezegd niet. Het wordt mij ook niet zo gezegd. Ik zie dus eerlijk gezegd ook geen meerwaarde in de toevoegingen die men in Duitsland zou hebben.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Maar erkent de minister dan wel dat het heel vaak niet mogelijk is, of dat er in ieder geval niet strafrechtelijk wordt opgetreden, vanwege die bekende context. Ik denk aan de bekende leus "from the river to the sea" uit het handvest van Hamas. Dat is een duidelijk antisemitische leus, wat dat betreft. Maar het moet dan allemaal worden bezien in de context van het Gazaconflict en dan is het toch weer niet antisemitisch. Dat is toch best een knelpunt?

Minister Van Oosten:

Ik heb net al tegen de heer Van Dijk gezegd dat ik van het Openbaar Ministerie niet heb begrepen dat zich hier een knelpunt bevindt. Het Openbaar Ministerie is goed in staat om op basis van de artikelen die we nu in het strafrecht hebben staan en die ook hun fundamenten in de Grondwet vinden, mensen te vervolgen die zich te buiten gaan aan bijvoorbeeld antisemitisme. Ik zie die noodzaak dus niet. Maar ik ben zonder meer de eerste om het met u eens te zijn dat we dat moeten herstellen op het moment dat dat anders zou zijn of daar misschien, al dan niet aan de hand van uitspraken, toch een kentering in komt.

De heer Koops (NSC):

Het is algemeen bekend dat meldingen van discriminatie minder snel worden gedaan door een algeheel gevoelen van fatalisme, namelijk: er wordt niks gedaan met de melding als je die zou gaan doen. Met andere woorden: mensen nemen heel vaak niet meer de moeite om naar een meldpunt discriminatie te komen, omdat ze denken dat er toch niks mee gebeurt. Ik begin daarover, omdat ik de minister de woorden hoorde uitspreken: er zal worden vervolgd. De grootste bron van zorg die ik persoonlijk heb, is eigenlijk: is dat wel zo? Juist bij discriminatie, juist bij antisemitisme gaat het om wat iemand denkt. Wat iemand denkt, kan allerlei verschillende vormen krijgen en dan wordt het pas strafbaar op het moment dat je die gedachte er ook bij kan halen. Dat is gewoon een belemmering om zo'n zaak gemakkelijk op te pakken. Kunt u daar nog op reflecteren?

Minister Van Oosten:

Ik begrijp de vraag van de heer Koops zo: minister, wilt u met het Openbaar Ministerie toch eens even het gesprek aangaan over de vraag of er ook voldoende actie zit rond het aanpakken en bestrijden van antisemitisme en het daadwerkelijk vervolgen van antisemitisme? Daar ben ik zeer toe bereid. Ik heb geen knelpunten ontdekt in de wet, zoals ik tegen de heer Van Dijk heb gezegd. Ik heb ook niet begrepen dat het Openbaar Ministerie hier op een andere manier in vastloopt, maar ik breng dat punt graag op in de periodieke gesprekken die ik met het OM heb.

De heer Koops (NSC):

Dan voeg ik daar de volgende vraag aan toe. Een koppel dat in dit huis telkens opnieuw naar voren komt, is moraliteit en effectiviteit. Ik heb het al eerder in een vorig debat met deze minister aangestipt. De Algemene Rekenkamer heeft echt hele forse kritiek gehad op het feit dat de portemonnee eigenlijk niet wordt getrokken en dat er niet naar de uitvoering wordt gekeken op het moment dat een wet die op zichzelf hartstikke goed is, wordt aangenomen. Het staat vast dat we wat betreft het wettelijk kader in Nederland niet achterlopen op omringende landen. We hebben dus het juridisch kader, maar de rest hebben we nog niet. Is de minister bereid om specifiek dat, dus capaciteitsgebrek op het gebied van antisemitisme, ook in het gesprek dat zal worden aangegaan met het OM aan de orde te stellen?

Minister Van Oosten:

Ik kom dadelijk bij de beantwoording terug op een aantal vragen die hieraan raken. Ik ben sowieso periodiek in gesprek met het Openbaar Ministerie. Ik zeg u toe dat ik dit onderwerp daarbij zal benoemen, want er is mij heel veel aan gelegen dat we hier allemaal de goede inzet op plegen, om te zorgen dat er in Nederland geen plek is voor antisemitisme. Dat heb ik net ook aangegeven. Maar ik ga niet voorsorteren op capaciteitsvraagstukken bij het Openbaar Ministerie. De wetgeving is op orde en het Openbaar Ministerie kan aan de slag.

De volgende vraag is: wanneer legt de minister de IHRA-definitie vast in beleid en wetgeving? De vorige ministers van Justitie en Veiligheid hebben veelvuldig hierover met uw Kamer gecommuniceerd. Dit is ook een vraag van de heer Van Dijk. Ik sluit me aan bij het standpunt; dat is dus ook niet veranderd, zeg ik even. Ik begrijp dat de heer Van Dijk hierop terugkomt, maar die werkdefinitie is bedoeld om een eensluidende definitie te hebben voor wetenschappelijk onderzoek naar antisemitisme, maar is als zodanig niet bedoeld om te gebruiken als definitie in wetgeving. De opsteller van de definitie spreekt zich hier ook tegen uit. Daar laat ik het voor nu maar even bij, omdat ik weet dat de Kamer hier ook al eerder over heeft gesproken.

Mevrouw Bikker van de ChristenUnie heeft in de sfeer van strafverzwaring de vraag gesteld of er een voldoende afschrikwekkend effect uitgaat van de actie van het Openbaar Ministerie, en of er al wat te zeggen valt over het initiatief dat zij met de heer Timmermans heeft genomen op dat punt. Ten eerste gaf ik net in mijn inleiding al aan dat ik als minister de wetswijziging in de aanpak van antisemitisme ten zeerste verwelkom; dat heeft u als Kamer dus ook gedaan. De strafverzwaringsgrond is in werking getreden op 1 juli jongstleden. Dat is dus nog wel heel kort geleden. Het is dan ook te vroeg om iets te kunnen zeggen over de gevolgen. Maar het is wel tijdens de plenaire behandeling toegezegd om bij het toezenden ook in te gaan op de inwerkingtreding van de wet en eventuele knelpunten. Ik stel uw Kamer voor om dat volgend jaar terug te koppelen. 1 juli is echt nog te kort dag, vrees ik.

Dan kom ik bij de heer Koops. Ik was net al even met u in gesprek, zeg ik via de voorzitter, over het onderwerp slimmer straffen. De vraag was of dat ook niet een mogelijkheid is die openingen zou moeten bieden om antisemitisme te bestrijden. Dit voorjaar is door de Kamerleden Sneller, Six Dijkstra en Boswijk een initiatiefwetsvoorstel aangekondigd waarbij wordt ingezet op de uitbreiding van het instrumentarium van de rechter. Het voorstel bevat meerdere onderdelen die aansluiten bij de verbetermaatregelen van Straffen op maat. De verbetermaatregelen hebben betrekking op de delicten in het Wetboek van Strafrecht in brede zin en dus ook op het strafbare antisemitisme. Ik wacht de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer op dat punt af.

Mevrouw Van Zanten van BBB vroeg of de Strategie Bestrijding Antisemitisme en de huidige wet- en regelgeving ruimte en mogelijkheden bieden om te handelen. De middelen die ons ter beschikking staan, moeten altijd, voor zover mogelijk, gebruikt worden. Dat geldt voor de wet- en regelgeving alsook voor de strategie. Er zijn een heel flink aantal concrete maatregelen — u refereerde daar ook aan — die bijvoorbeeld zien op een duidelijke normstelling, het stellen van grenzen, het erkennen, het uitdragen van steun, het vergroten van weerbaarheid en het verkleinen van de voedingsbodem van antisemitisme in onze samenleving. Daarbij geldt dat de strafrechtelijke aanpak van discriminatie, bijvoorbeeld dus de strafbare feiten gericht tegen Joden vanwege hun godsdienst of discriminatie gericht tegen Joden als etnische groep, wordt geprioriteerd. Dat betekent ook — als u mij toestaat, ben ik iets uitgebreider bij dit antwoord, voorzitter — dat bij een aangifte het OM bij een haalbare en bewijsbare zaak in beginsel overgaat tot vervolging en dat dus ook de strafverzwaring wordt toegepast in de eis van de officier van justitie.

Mevrouw Kostić …

De voorzitter:

Mevrouw Van Zanten heeft iets te vragen.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Ik vroeg me het volgende af. Ik gaf in mijn bijdrage aan dat onze huidige wet- en regelgeving inderdaad al ruimte biedt om te handelen. De minister geeft ook aan wat die ruimte ongeveer behelst en dat er dus ook al door het OM een strafverzwaring plaatsvindt. Kunt u wellicht een lijst overhandigen waarop staat hoe vaak dit het afgelopen jaar is gebeurd?

Minister Van Oosten:

Dat weet ik niet, zeg ik even eerlijk. Misschien kan ik dat heel goed, maar ik ben even voorzichtig. Er is geen onwelwillendheid van mijn kant, maar ik weet het gewoon even niet. Ik heb wel net in de richting van mevrouw Bikker aangegeven dat het nog heel kort dag is om iets te kunnen zeggen over het initiatiefvoorstel dat zij specifiek heeft ingebracht en dat dus ook relevant is om mee te nemen. Ik heb gezegd dat we dat volgend jaar sowieso natuurlijk even gaan evalueren met elkaar. Wellicht kan dat bij elkaar gevoegd worden. Als u mij toestaat, zou ik het daarnaartoe willen bewegen.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Ik waardeer het antwoord van de minister. Alleen, ik zou toch graag al wat eerder concrete cijfers willen hebben. We hebben nu zo'n Strategie Bestrijding Antisemitisme. We hebben genoeg mogelijkheden in onze wet- en regelgeving. Maar hoe vaak worden die nou in de praktijk ook gebruikt? Als de minister zou willen navragen of het mogelijk is om zo'n lijst aan de Kamer te doen toekomen, dan hoor ik dat heel graag.

Minister Van Oosten:

Jazeker. In feite mag u het ook beschouwen als een toezegging, hoor. Ik zeg u gewoon toe dat ik dit naga. Alleen, ik weet gewoon even niet op welk moment en ik weet ook niet precies wat ik u dan kan geven. Maar ik ga dit mee terug nemen en u krijgt dit terug. Ik weet ook zeker dat dit niet de laatste keer is dat u een debat over antisemitisme voert. De terugkoppeling past daar ook bij, denk ik.

Ik was bij de vraag over de definitie. Ik heb eigenlijk net ook al gezegd dat breed gedragen wetenschappelijke definities behulpzaam kunnen zijn bij het herkennen van antisemitisme, maar dat de grenzen van wat in Nederland wettelijk toelaatbaar is, wordt gevormd door het Wetboek van Strafrecht en daar heeft het Openbaar Ministerie en uiteindelijk de rechter een oordeel over te geven.

Voorzitter. Dat was het blokje strafbaarstelling antisemitisme.

De voorzitter:

U noemde het net "pakketje". Dat vond ik ook wel een leuke.

Minister Van Oosten:

Ook goed.

Kamerlid Kostić (PvdD):

De minister zegt eigenlijk: "De definitie die wij ook in de strategie hebben genoemd en die volgens mij aan de IHRA-definitie gehangen is, zegt niet zo heel veel. De wet zegt iets anders en dat is waarvan wij uitgaan." Maar kan de minister dan ingaan op mijn vraag over de alternatieve definitie die minder politiek is? Dat is die JDA-definitie van de Israëlische historicus Alon Confino en 200 andere wetenschappers. Die zeggen: deze definitie is veel beter dan de IHRA-definitie, omdat die niet allerlei discussies vermengt: meningen over de Israëlische overheid aan de ene kant en aan de andere kant echt antisemitisme. Deze definitie verbindt meer mensen en daarom zouden we die moeten hanteren. Staat de minister er in ieder geval voor open om met de Joodse gemeenschap in gesprek te gaan over de verschillende perspectieven daarin, om te kijken of we die Jerusalem Declaration on Antisemitisme, JDA, meer kunnen meenemen in die strategie?

Minister Van Oosten:

Er is bij mij geen enkele beperking om met de Joodse gemeenschap in gesprek te gaan. Dat even als eerste. Maar ik voel wel een beperking om van alles aan te gaan passen aan het wettelijk kader waar het Openbaar Ministerie nu mee mag werken. Daar begon ik net mee in mijn antwoord op de eerste vraag, van de heer Van Dijk. Ik heb namelijk begrepen dat het Openbaar Ministerie goed uit de voeten kan met de definities en de wetsartikelen die wij in onze Wetboek van Strafrecht hebben verankerd om antisemitisme te bestrijden. Ik denk dat dat heel belangrijk is, want dat bepaalt wel het kader waarin de politie kan opsporen, het Openbaar Ministerie kan vervolgen en de rechter uiteindelijk kan veroordelen.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dat is helder, maar ik had het niet over het wettelijk kader. Ik had het ook niet over het aanpassen van het wettelijk kader. Ik had het over de IHRA-definitie die het kabinet lijkt te hanteren wat betreft de strategie tegen antisemitisme en die onze coördinator tegen antisemitisme ook lijkt te hanteren. Ik heb net uitgebreid geschetst waarom ook mensen uit Israël zeggen dat die definitie problematisch is en de boel onnodig vermengt en op scherp zet, terwijl je het zuiver wil houden. Er is een alternatief. Dat is de JDA-definitie. Mijn vraag aan de minister is: is hij bereid om dat verder te bespreken met diverse geluiden uit de Joodse gemeenschap en daarover binnenkort terug te koppelen aan de Kamer?

Minister Van Oosten:

Ik zie eigenlijk ... Ik ben een beetje voorzichtig met mijn antwoord. Het is voor mij natuurlijk ook nieuw waar u het nu precies over heeft. Daar wil ik ook gewoon even eerlijk in zijn. Maar ik zie in eerste instantie niet direct de meerwaarde om andere definities toe te voegen in de discussie die we met elkaar hebben. Er is een hele handzame werkdefinitie gebruikt, waarover ik net antwoord heb gegeven. Die is goed hanteerbaar. Voor mij is het als minister van Justitie en Veiligheid nu heel belangrijk dat ik met u aan het werk ben om te zorgen dat het wettelijk kader op orde is en dat de instanties, op het moment dat er sprake is van antisemitisme, aan de slag kunnen gaan met de bestrijding en aanpak daarvan, want daar hebben we het vanavond over. Als u dus een heel helder antwoord wil horen, dan zeg ik nu: nee.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dan ten slotte. Ik vind het dan vooral belangrijk dat deze minister borgt dat kritiek op de staat Israël niet wordt beschouwd als antisemitisme. Dat was ook mijn vraag. Ik heb het dus niet over: Joden hier in Nederland de schuld geven van wat Israël nu aan het doen is tegen de Palestijnen. Dat is absoluut verwerpelijk en dat moet je nooit doen. Maar ik heb het erover dat de minister bevestigt dat kritiek richting Israël nooit als antisemitisme mag worden beschouwd en dat hij dat ook gaat borgen in verder beleid en de uitvoering daarvan.

Minister Van Oosten:

Wat mij betreft is het evident en helder dat iedereen in Nederland kritiek mag hebben op de staat Israël. Ik zou geen reden weten waarom dat niet mag. Wat we hier alleen niet toestaan, is antisemitisme. Het een hoeft totaal niks met het ander te maken te hebben.

Voorzitter. Ik ga naar mijn volgende blokje: politie, opsporing en vervolging en denaturaliseren. "Pakketje", of hoe wou u dat ik het noem?

De voorzitter:

Dat vond ik wel een leuke. Mag ik erop wijzen dat hier om 23.00 uur het licht uitgaat?

Minister Van Oosten:

Ja, ik ga echt mijn best doen, voorzitter.

De heer Boon van de PVV vroeg hoe het kan dat er slechts negen mensen zijn veroordeeld naar aanleiding van de Maccabirellen. De rellen waren uitermate ernstig. Daar heeft u ook als Kamer met elkaar over gedebatteerd. Een aantal verdachten zijn heel snel voor de rechter gebracht. Ik kan niet treden in individuele zaken. Ik weet dat de politie en het Openbaar Ministerie er alles aan gelegen was om de zaken rond te krijgen en voor de rechter te brengen. Daarvoor zijn ook duizenden uren aan beeldmateriaal uitgelezen. Ook zijn nog niet alle zaken afgedaan. In september en oktober staan er nog zaken op de rol.

Mevrouw Bromet vraagt of de minister van … Krijg ik nou een extra pakketje van de bode?

De heer Boon (PVV):

Er zijn maar negen zaken afgedaan. Ik heb ook de quotes van advocaat Oosterhagen genoemd. Hij geeft aan dat het niet om capaciteit gaat, maar om onwil: "Er zijn weinig geweldszaken waar het bewijs zó dik is." Hij spreekt uit dat hij politieke druk vermoedt: "Het lijkt erop dat ze misschien wel bang zijn voor de reacties van de samenleving als deze daders vervolgd worden." Ook voormalig strafrechtadvocaat meneer Moszkowicz vreest dat het OM aanwijzingen van hogerhand krijgt in deze zaken. Klopt dit of kunt u stellig aan ons vertellen dat dit niet klopt?

Minister Van Oosten:

Het Openbaar Ministerie krijgt geen aanwijzingen van hogerhand. Ik zou ook niet weten wie die hogere hand zou moeten zijn. Het Openbaar Ministerie is geheel vrij in de eigen afwegingen om te vervolgen. Zo is het systeem in ons land vormgegeven. Ik gaf net ook aan dat we in september en oktober nog zaken open hebben staan.

Dan ga ik naar de extra rechercheurs, waar mevrouw Bromet — ik was net al bij u begonnen, pardon — net over sprak. De vraag was of daar voldoende capaciteit is en of daar eigenlijk geen noodzaak is om extra rechercheurs aan te stellen. Vanuit het hoofdlijnenakkoord is de capaciteit van het Expertisecentrum Aanpak Discriminatie-Politie uitgebreid en bestendigd. Door de ondersteuning die het expertisecentrum levert aan regionale eenheden is er ook voldoende capaciteit. De politie vindt het van belang om landelijk en gecoördineerd expertise te leveren aan de basisteams in de eenheden, ter versterking van de rol van de politie in de strafrechtelijke aanpak van discriminatie. Hierdoor is kennis over discriminatie breed aanwezig in de organisatie. Dat expertisecentrum ondersteunt dus de collega's in de regionale eenheden, in plaats van dat het de zaak overneemt. Dit zorgt ervoor dat de expertise op het gebied van discriminatie en antisemitisme breed aanwezig blijft in de organisatie.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Het gaat ons om de opsporingscapaciteit. Is die nou op orde? Kunnen we ervan uitgaan dat daar waar er een vermoeden van antisemitisme is, er ook politiecapaciteit aanwezig is?

Minister Van Oosten:

Ik ga daar zeker wel van uit. Het is juist de bedoeling van dit expertisecentrum dat het breed binnen de hele politieorganisatie laat uitwaaieren, om het zo maar te zeggen, wat antisemitisme is en hoe belangrijk het is om dat aan te pakken en dus ook op te sporen. Op die manier kan het Openbaar Ministerie een zaak rondmaken en kan die bij de rechter gebracht worden.

Ik blijf nog even bij de politie en wel bij het Joods Politienetwerk. De heer Ellian vroeg wat we gaan doen aan het feit dat het politienetwerk geen overleg meer kan plegen nu het continu aangesproken wordt op de situatie in Gaza. Het Joods Politienetwerk heeft besloten om tijdelijk niet deel te nemen aan de overleggen, omdat toch het gevoel heerst dat men zich in de organisatie moet verantwoorden voor de gebeurtenissen. Ik wil benadrukken dat het aan de korpschef is om ervoor zorg te dragen dat medewerkers zich veilig voelen en hun werk doen vanuit professionaliteit. We moeten echt voorkomen dat conflicten elders een wig drijven tussen mensen en groepen in onze organisatie en in onze samenleving. Dat geldt dus ook voor de politieorganisatie.

De heer Koops had een vraag over geld in verband met haatcrimes. Naar zijn oordeel zou er onvoldoende geld zijn uitgetrokken voor de bestrijding daarvan. Ik herken dat er haatcrimes plaatsvinden, soms met een antisemitisch motief, maar soms ook met een discriminatoir motief. Haatcrimes kunnen conform de regels van het Wetboek van Strafrecht vervolgd worden. Dit heeft dus onze aandacht. We realiseren ons ook dat daar natuurlijk geld voor nodig is. Dan kom ik weer terug op het Expertisecentrum Aanpak Discriminatie-Politie, dat structureel wordt gefinancierd.

Dan sprak de heer Van Dijk over de meldcode antisemitisme.

De voorzitter:

Op het vorige punt nog even de heer Koops.

De heer Koops (NSC):

Ik blijf aandringen op dit punt. Ik stel mij zo voor ... Als je denkt aan het aantal landelijke meldpunten en als je bedenkt hoe relatief nieuw de strafverzwarende omstandigheid is voor commune delicten, zodat je hatecrimes kan gaan vervolgen, dan is een expertisecentrum toch niet voldoende? Daar moeten inderdaad, zoals al eerder is opgemerkt in deze Kamer, toch rechercheurs voor worden opgeleid? Kortom, hier moet toch echt serieus veel meer geld in gestoken worden dan alleen in het expertisecentrum? Kan de minister daarop reflecteren?

Minister Van Oosten:

Ik ben het eigenlijk niet met u eens. We willen binnen de politieorganisatie — ik gaf een vergelijkbaar antwoord aan mevrouw Bromet — dat je er eigenlijk op moet kunnen vertrouwen dat als je ergens slachtoffer van bent, bijvoorbeeld van een hatecrime, dat door het hele land heen als zodanig wordt erkend. Dan is het juist zo nuttig om zo'n expertisecentrum te hebben dat zorgt dat die kennis gedeeld wordt. Ik ben het wel met u eens dat de politie er vervolgens wat aan moet doen. Dat is een andere vraag, maar ik heb geen reden om te veronderstellen dat dat niet gebeurt.

Dan vroeg de heer Van Dijk naar de garantie dat elke agent antisemitisme herkent, op de juiste wijze registreert en serieus neemt. Eigenlijk heb ik daar net al het een en ander over gezegd. Het antwoord is ook heel simpel, namelijk dat er in Nederland geen plaats is voor Jodenhaat en dat de politie de aanpak van antisemitisme serieus neemt. Onder meer het Expertisecentrum Aanpak Discriminatie speelt daarbij een essentiële rol.

De heer Eerdmans vraagt of de minister kan toezeggen dat agenten die weigeren organisaties, evenementen of objecten te beschermen een probleem hebben met deze regering. Zoals eerder aangegeven in antwoord op Kamervragen moet iedereen in ons land gewoon kunnen vertrouwen op de politie. Ik kan het niet simpeler vertellen dan dat. Evenals de korpschef heb ik gewoon geen begrip — ik ben daar maar even heel duidelijk over — voor politiemedewerkers die geen Joodse objecten zouden willen bewaken. Eventuele persoonlijke overtuigingen die leiden tot het niet willen beveiligen daarvan, passen simpelweg niet bij een neutrale politie.

De heer Boon van de PVV vraagt of ik de mogelijkheden wil bezien om te denaturaliseren in het geval van antisemitisme. Dat is eigenlijk een vraag voor de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, maar daar werk ik nauw mee samen, dus ik voel mij toch vrij om het antwoord met u te delen. Het intrekken van het Nederlanderschap kan alleen als de Rijkswet op het Nederlanderschap dat mogelijk maakt. Discriminatie, waaronder antisemitisme valt, is niet opgenomen in die rijkswet als een misdrijf op grond waarvan je dat kunt intrekken. Maar u heeft natuurlijk ook de stukken goed gelezen, en u weet dat in de Strategie Bestrijding Antisemitisme het WODC op verzoek van het kabinet de mogelijkheden tot uitbreiding van het intrekken in dit geval onderzoekt. Er wordt dus ook gekeken naar aspecten van discriminatie zoals antisemitisme, maar wel binnen de kaders van de verdragen waaraan we verbonden zijn. Na de zomer van 2026 zullen we het af hebben, en dan krijgt u dat als Kamer. Dan gaan we daar met elkaar over praten.

De heer Boon en mevrouw Van Zanten vragen of de minister van Justitie en Veiligheid de asielstatus intrekt van de Palestijn die de Israëlische voetbalfan tegen het hoofd schopte. In algemene zin kunnen veroordelingen worden betrokken bij de beoordeling van een verblijfsvergunning. Daarbij wordt een individuele beoordeling gedaan, waarbij onder andere rekening wordt gehouden met de zwaarte van het delict. Over individuele zaken kan ik geen uitspraken doen.

De heer Boon vroeg nog of het OM aanwijzingen of iets dergelijks krijgt. Daar had ik al antwoord op gegeven. Ik zeg hier zelfs nog even bij dat ik met klem afstand neem van die veronderstelling. Maar ik had uw vraag net al beantwoord.

Voorzitter. Dan ga ik naar het blokje veiligheidsfonds en veiligheid. De heer Boswijk vroeg: hoe wordt gewaarborgd dat Joodse burgers, studenten, instellingen et cetera zich in het dagelijks leven vrij en veilig kunnen voelen zonder permanent onder een beveiligingsparaplu te moeten leven? De beveiliging van Joodse instellingen in Nederland heeft de aandacht van het kabinet, en in het bijzonder ook het lokaal bevoegd gezag, om veiligheidsmaatregelen te treffen. Die maatregelen worden zowel zichtbaar alsook onzichtbaar genomen, op basis van actuele dreinginsinschatting, waarbij volledige uitsluiting van risico's niet gegarandeerd kan worden. Ik zeg ook maar richting de heer Boswijk dat het simpelweg schrijnend is dat deze inspanningen en maatregelen in Nederland nodig zijn, maar we zullen ze wel onverminderd moeten blijven voortzetten. Het is ook waar dat Joodse instellingen en objecten vanuit de eigen verantwoordelijkheid ook maatregelen nemen. Daarbij verwijs ik naar het veiligheidsfonds.

Mevrouw Bikker heeft het ook even gehad over het veiligheidsfonds en wil dat ik de Kamer daarover blijf informeren. Natuurlijk zeg ik u dat toe.

Dan kom ik bij de algemene strategie. De heer Bamenga en de heer Van Nispen hebben gevraagd wat er is gedaan met de motie over educatieve maatregelen en de motie die antisemitisme verplicht belegt bij gemeentelijke colleges. Naar aanleiding van de motie-Bamenga is eerst gekeken of een educatieve maatregel of voorwaarde bij de straf kan in het geval van antisemitisme. Dat kan. Er bestaan alleen nog geen specifieke educatieve maatregelen in Nederland. Maar we bekijken wel wat er nu al gebeurt in Duitsland, België en Oostenrijk. Denk bijvoorbeeld aan het bezoeken van herdenkingsplekken en concentratiekampen. Ik moet u zeggen: effectmetingen heb ik nog niet. Er zijn eventueel ook alternatieven, bijvoorbeeld gericht op lokale monumenten of verhalen. Maar ik wil u ook zeggen: binnen de Joodse gemeenschap bestaat daar geen eenduidige mening over. Niet iedereen zal een gesprek met iemand die voor antisemitisme is bestraft aan willen gaan. Dat wil ik ook wel netjes terugkoppelen.

De heer Bamenga vroeg ook hoe de Joodse gemeenschap betrokken wordt bij het beleid. Is er ruimte voor een Joodse klankbordgroep? Er is doorlopend contact met de Joodse gemeenschap bij de vorming van het beleid dat hun raakt. Met regelmatige tussenpozen spreken ikzelf en mijn collega-bewindspersonen met onder andere het Centraal Joods Overleg en andere organisaties. Ik breng hier dan ook de twee Catshuissessies van vorig jaar in herinnering. Daarnaast staan de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding en zijn bureau doorlopend in contact met organisaties en vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap.

Mevrouw Bikker vroeg nog naar de rol van de gemeenten bij antisemitismebestrijding. Gemeenten spelen inderdaad een belangrijke rol, of het nu gaat om veiligheid, welzijn, sport of andere samenlevingsvraagstukken. In gemeenten waar antisemitisme aan de orde is, lijkt het me goed dat er wordt gewerkt aan een eigen strategie. Daar ga ik natuurlijk — dat snapt u ook wel — niet over als minister. Ik wil ook geen lokale aanpak verplicht stellen. Maar ik kan me heel goed voorstellen dat gemeenten dit zeer serieus nemen.

De heer Eerdmans vroeg wanneer we tevreden zijn over de uitvoering van dit pakket. Waar staan we over een jaar? Waar zouden we over twee jaar moeten zijn? Ik zou toch willen zeggen dat dit echt en absoluut een zaak van lange adem is. Dat heeft de situatie van afgelopen zaterdag natuurlijk ook weer laten zien. Er zijn ook nog wel andere situaties waar we over hebben gesproken met elkaar. Aan het eind van de het jaar bekijken we wat we ten aanzien van de maatregelen hebben gerealiseerd, waar nog een stap bij moet en misschien ook wat misschien niet werkt. Daar moet je het ook even goed over hebben met elkaar. In 2027 zullen we een midtermevaluatie houden.

De heer Bamenga (D66):

Ik hoor de minister zeggen: ik zal geen gemeentelijk beleid verplicht stellen. Eigenlijk geeft hij geen antwoord op de vraag die ik gesteld heb over het feit dat er in de Kamer een motie is ingediend door mij en is aangenomen. Die ging juist over verantwoordelijkheid geven aan het college van burgemeester en wethouders zodat iemand in het college — dat kan de burgemeester zijn, als degene die verantwoordelijk is voor veiligheid in de gemeente — ervoor zorgt dat het beleid dat wij hier voeren ook vertaald wordt in de gemeentes, zodat antisemitisme ook daar aangepakt kan worden. Maar daar heb ik nog geen antwoord op gekregen, dus ik hoop dat de minister daar wat meer actie aan wil geven.

Minister Van Oosten:

Wat ik heb geprobeerd aan te geven, is dat ik als minister natuurlijk niet bepaal wat de lokale aanpak moet zijn. Maar ik kan me heel goed voorstellen dat diverse gemeenten — ik heb in het verleden ook diverse gemeenten bezocht, om allerlei redenen — zeer genegen zijn om zelf na te denken over wat men kan doen om de bewustwording van het feit dat er in dit land nog altijd antisemitisme is te versterken. Ik kan me voorstellen dat zij op allerlei momenten door het jaar heen — 4 mei is daar natuurlijk een heel duidelijk voorbeeld van, maar er zijn ook andere momenten waarop er uitingen zijn — hun verantwoordelijkheid pakken en de mensen die het misschien hebben gedaan onderricht geven en duidelijk maken dat dat absoluut verwerpelijk is, dat dat niet kan en dat ze daarvan moeten leren.

De heer Bamenga (D66):

De motie was niet zo vrijblijvend. Ik kan me voorstellen dat de gemeentes daar iets mee doen. Volgens mij stond in de motie dat de minister er alles aan moet doen om ervoor te zorgen dat ook binnen de gemeentes een verantwoordelijkheid belegd wordt. Ik zou dus eigenlijk graag willen weten: op welke manier wordt deze motie uitgevoerd door de minister? Als dat nu niet kan, wil ik dat in ieder geval in de tweede termijn horen.

Minister Van Oosten:

Ik kom er in de tweede termijn nog even op terug om het heel precies te kunnen beantwoorden.

Dan kom ik bij het volgende blokje over de demonstraties. Kan de minister demonstraties rondom 4 en 5 mei niet meer toestaan? Dat was een vraag van de heer Eerdmans. Het lokale gezag is verantwoordelijk voor demonstraties en het waardig laten verlopen van onder meer nationale herdenkingen en grote herdenkingen op 4 mei. Nationale herdenkingen vergen een gedegen voorbereiding en zijn een openbare uitdaging voor de lokale driehoek. Maar ook dit jaar is het weer gelukt om het waardig te laten verlopen. Uit het gesprek dat mijn voorganger en de vorige minister van Justitie en Veiligheid hebben gevoerd met de burgemeesters van Den Haag, Amsterdam en Wageningen, de politie, het Openbaar Ministerie en de Raad voor de rechtspraak is gekomen dat het huidige instrumentarium toereikend wordt geacht om op te treden bij demonstraties en andere ordeverstoringen bij herdenkingen. Dat is ook precies wat de heer Eerdmans wil horen, vermoed ik.

Dan was de vraag van de heer Boswijk van het CDA: hoe voorkomt u dat de aanpak van antisemitisme zelf onderwerp wordt van polarisatie en hoe wordt juist verbinding gezocht met bredere groepen jongeren? Onze rol is gelegen in het verder faciliteren en deels ook financieren van bijvoorbeeld activiteiten en projecten waarin groepen bij elkaar worden gebracht, en het gesprek aan te gaan. Er zijn ook handreikingen gedaan die door de Expertise-unit Sociale Stabiliteit van het ministerie van SZW zijn opgesteld, waarmee gemeenten, professionals en werkgevers inzicht wordt gegeven in hoe zij kunnen omgaan met spanningen in de samenleving en polarisatie. Uiteindelijk gaat het er namelijk toch ook om hoe wij hier in Nederland vreedzaam willen samenwonen en elkaar bij meningsverschillen een beetje ruimte durven te blijven geven, want daar komt het uiteindelijk toch ook op neer.

Mevrouw Van Zanten vraagt: waarom blijft de minister openstaan voor dialoog? Ik kan het niet aan haar vragen nu. Wij kiezen als kabinet drie sporen: het stevig aanpakken van daders en het beschermen van potentiële slachtoffers van antisemitisme, bredere preventiemaatregelen en het aangaan van dialoog tussen de groepen.

Dan vroeg de heer Boswijk nog: hoe zorgen we ervoor dat antisemitisme niet alleen strafrechtelijk wordt aangepakt, maar ook maatschappelijk normatief wordt afgekeurd? Eigenlijk is dat de hele Strategie Bestrijding Antisemitisme, die een hele brede aanpak nastreeft waar ook preventie en educatie onderdeel van zijn. Ik denk dat we er allemaal elke dag weer aan moeten werken.

De toenemende spanning wordt door mevrouw Bikker opgebracht: wat leert de regering van het afgelopen jaar en wat heeft zij opgehaald uit de Catshuissessies? Mevrouw Bikker snijdt daarbij een heel belangrijk onderwerp aan, want de internationale spanning sijpelt de Nederlandse samenleving binnen. Dat kunnen we niet zomaar ombuigen, maar we kunnen wel heel duidelijk de norm blijven stellen dat antisemitisme in dit land niet hoort.

Dan kom ik bij de Digital Services Act en subsidies. De heer Van Dijk vraagt naar organisaties die zich antisemitisch uitlaten, terreur verheerlijken en haatpredikers uitnodigen. Moeten die hun anbistatus verliezen? Die vraag beantwoord ik namens de minister van Financiën. Het beoordelen van de anbistatus is aan de Belastingdienst. Op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen moet een instelling aan bepaalde voorwaarden voldoen, waaronder dus ook de integriteitstoets. Dat bepaalt dat een instelling daar niet langer voor in aanmerking komt als de instelling of de feitelijke besturen door de Nederlandse rechter onherroepelijk zijn veroordeeld voor een van de genoemde misdrijven. In 2021 is naar aanleiding van de motie van Omtzigt en Lodders het bereik van de integriteitstoets uitgebreid door enkele misdrijven toe te voegen, bijvoorbeeld groepsbelediging, aanzetten tot haat, discriminatie en geweld.

Ik blijf nog even bij de heer Van Dijk.

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Boon.

De heer Boon (PVV):

Ja, ik heb een vraag over het vorige blokje, demonstraties. Mijn collega gaf aan dat bij de demonstraties op de NS-stations de Joodse medemensen door een haag van haat moeten en dat ze over mensen heen moeten stappen, week na week na week. Wat gaat het kabinet nu doen om deze haatdemonstraties op stationsterreinen te stoppen? Bent u bereid om de burgemeesters van de steden waarin de betreffende stations liggen en de NS bij elkaar te roepen om nu eens een keer echt een plan te maken en echt op te treden tegen deze haatdemonstraties?

Minister Van Oosten:

Ik denk dat het heel verstandig is dat we om te beginnen mensen natuurlijk de ruimte blijven geven om uitingen te doen die helemaal niks met antisemitisme te maken hebben. Dat wil ik toch ook benadrukken. Maar ik heb ook deze week nog een gesprek gevoerd met de voorzitter van de Taskforce Antisemitismebestrijding, waar precies dit vraagstuk ook wordt meegenomen in de opdracht. Ik denk dat het heel goed is dat we met elkaar even afwachten wat daar uitkomt, zodat we aan de hand van eventuele aanbevelingen vervolgens met elkaar kunnen nagaan wat dat allemaal zou moeten betekenen. Ik benadruk in de richting van de heer Boon wel — ik blijf het toch maar een beetje herhalen — dat het lokale gezag, de burgemeester, echt een eigen verantwoordelijkheid heeft om iets toe te laten of niet toe te laten. Dat moet voor iedereen verantwoord en veilig zijn en fatsoenlijk, zou ik bijna willen zeggen, alhoewel dat geen titel is om op te acteren. Maar toch, het is wel aangenaam als dat meegenomen kan worden.

Ik was bij de heer Van Dijk. Hij vroeg wanneer de minister platforms harde verplichtingen oplegt als ze weigeren in te grijpen. Antisemitisme kan strafbaar zijn: het aanzetten tot haat en discriminatie. De Digital Services Act kan dan ook een rol spelen in de bestrijding van illegale inhoud. Onlineplatforms moeten het op grond van de DSA mogelijk maken om illegale inhoud bij hen te melden, deze meldingen tijdig beoordelen en actie ondernemen. Als ze dat niet doen, kunnen ze mogelijk ook zelf aansprakelijk worden gesteld voor die inhoud. Er is dus alle aanleiding voor hen om dat scherp te volgen.

Mevrouw Van Zanten vroeg naar het mogelijk intrekken of weigeren van subsidies. De regels over subsidies geven niet de mogelijkheid om voorwaarden te stellen die niets te maken hebben met het doel van een subsidie. Niettemin is in het verleden wel geprobeerd om van subsidieontvangers te eisen dat ze zich bijvoorbeeld aan de balkenendenorm et cetera houden. Die voorwaarde hield bij de rechter geen stand, maar wel kan in sommige gevallen een subsidie worden geweigerd als die in strijd komt met een verdrag, bijvoorbeeld een antidiscriminatieverdrag.

Dan het blokje andere belangrijke onderwerpen, voorzitter. De heer Boswijk vroeg naar de voortgang van de strategie. "Kritiek op het beleid van Netanyahu wordt gelijkgesteld aan antisemitisme. Daarmee wordt het begrip gedevalueerd. Deelt het kabinet deze zorg?" Ik heb het net eigenlijk ook al gezegd in mijn antwoorden aan een aantal anderen van u. Kritiek op het beleid van welke regering ook, dus ook die van Israël, moet in dit land gewoon mogelijk zijn. Ik vind het wel problematisch dat Joden in Nederland verantwoordelijk worden gehouden voor acties die door de regering van Israël worden uitgevoerd. Wat in elk geval absoluut niet acceptabel is, is het collectief verantwoordelijk houden van individuen voor daden van een regering die zij verder helemaal niet hebben gekozen.

De heer Eerdmans en de heer Boswijk vragen naar het mogelijk maken van een verbod op Samidoun, het plaatsen op de nationale sanctielijst terrorisme, zoals Duitsland dat doet. Ik kan niet ingaan op individuele casuïstiek. De minister van Buitenlandse Zaken heeft de bevoegdheid om bij voldoende aanwijzingen voor betrokkenheid bij terroristische activiteiten in overeenstemming met de minister van Financiën en mijzelf — het is best een complexe weg — een organisatie op de Nederlandse sanctielijst terrorisme te plaatsen.

Dan mag ik nog iets antwoorden namens het ministerie van VWS, te weten de vraag waarom er nauwelijks middelen voor de herinneringscentra zouden zijn om hun rol te vervullen. Dat is een vraag van mevrouw Bromet. In het spoeddebat van 13 november vorig jaar heeft u als Kamer aandacht gevraagd voor het toekomstbestendig maken van de Tweede Wereldoorlogsector en dus ook die van herinneringscentra. De toenmalige staatssecretaris heeft u laten weten dat daar structureel middelen voor komen, oplopend tot 6,5 miljoen in 2029, en voor de vernieuwing van Herinneringscentrum Kamp Westerbork eenmalig 15 miljoen. Alles bij elkaar is het een hele krachtige impuls voor de sector om het verhaal te blijven vertellen over de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust.

Voorzitter. Ik heb net nog een paar losse vragen aangereikt gekregen.

De heer Eerdmans (JA21):

Heel even over Samidoun. Ik begrijp dat de minister zegt: ja, ik kan niet ingaan op een individuele casus. De heer Boon zei net tegen mij: dat zeiden we nooit bij Al Qaida of zoiets. Samidoun heeft zich gewoon bezondigd aan het verheerlijken van terreur en het verspreiden van antisemitisme. Dat heeft de premier zelfs hardop gezegd na de ministerraad. Dus waarom zou Nederland niet net als Duitsland Samidoun op die nationale sanctielijst kunnen zetten?

Minister Van Oosten:

Ik blijf toch, zeg ik in de richting van de heer Eerdmans, volharden in het feit dat ik op individuele zaken, zoals bijvoorbeeld Samidoun, niet inga. Wel is het zo dat bij voldoende aanwijzingen voor een terroristische activiteit onder meer een onderzoek of vervolging kan worden ingesteld door bevoegde instanties. Dat kan door de rechter of een ambtsbericht van de AIVD, dat geloofwaardige indicaties bevat van betrokkenheid van een persoon of organisatie. Dan kunnen maatregelen worden genomen, zoals plaatsing op deze lijst. In de brief van mijn voorganger heeft u als Kamer kunnen lezen dat mijn ministerie ook nader onderzoek doet naar systeemmogelijkheden om op concrete gronden organisaties te kunnen verbieden en hoe deze criteria eruit zouden moeten zien. Ik hoop u later dit jaar daarover te kunnen informeren. Maar ik zeg wel tegen de heer Eerdmans: dat gaat niet heel specifiek over Samidoun, waar u mij naar vraagt, maar wel over het systeem waarlangs dat al dan niet mogelijk zou zijn. Ik hoop u daar later dit jaar over te kunnen informeren.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik begrijp dit gewoon niet. Want ik denk dat Samidoun zich heeft bewezen als een terreurvriendelijke organisatie. Dat zeg ik niet alleen, maar dat zegt de AIVD volgens mij ook en dat zegt de premier zelfs. Dus waarom wij daar dan niet over mogen praten, waarom eromheen gepraat moet worden door het te hebben over het systeem, begrijp ik gewoon niet. Leg mij dan eens uit waarom Samidoun er níét op thuishoort? Dat wil ik dan graag wel weten. Dat mag ook schriftelijk, na dit debat. Ik zou gewoon niet weten waarom we niet man en paard kunnen noemen.

Minister Van Oosten:

Het werkt nou eenmaal niet zo. Ik heb net ook de procedure geschetst: er zijn drie ministers bij betrokken om een organisatie op een lijst als deze te plaatsen. Daar gaat ook een heel zorgvuldig proces aan vooraf. Dat gaat echt veel verder dan het gesprek dat de heer Eerdmans en ik nu in deze Kamer voeren. In die zin ben ik daarin beperkt, nog los van het feit dat ik toch ook terugkrijg — dat vind ik ook een belangrijke waarde — dat ik op individuele casuïstiek niet kan ingaan. Maar ik zeg u wel toe — dat zei ik net ook al, en dat gaat dan misschien onvoldoende ver voor de heer Eerdmans — dat ik u later dit jaar ook echt wil informeren over het nadere onderzoek dat op dit ogenblik wordt verricht naar de mogelijkheden om op concrete gronden organisaties te kunnen verbieden. Dan heeft u ook een totaalbeeld van wat daarbij komt kijken. Dus ik denk dat dat een heel goed handvat biedt om bijvoorbeeld ook wat gerichter te kunnen praten over organisaties waar de heer Eerdmans het over heeft.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Nog even over die herinneringscentra en het geld dat daarvoor beschikbaar gesteld wordt. Wij krijgen toch wel signalen dat veel daarvan bestemd is voor de instandhouding van het erfgoed, terwijl de doelen voor de educatieve functie behaald moeten worden. Dat is wat wij ambiëren. Hoe kijkt de bewindspersoon daarnaar?

Minister Van Oosten:

Ik heb begrepen dat de daarvoor bestemde gelden echt een hele flinke kwaliteitsimpuls hebben opgeleverd. Ik kan hooguit in de tweede termijn nog even kijken of mijn antwoord een nuancering behoeft vanwege uw specifieke vraag, want dat kan ik onvoldoende overzien. Ik heb nu geen informatie waardoor ik me daar direct zorgen over maak, maar ik kom daar dan nog op terug.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Graag, dank u.

De voorzitter:

Prima. Ik denk dat we er wel zijn.

Minister Van Oosten:

Nou, dat dacht ik ook, maar dat is niet zo. Ondertussen heeft mij nog een extra blokje bereikt. Ik ga daar heel gauw doorheen, met uw welnemen.

De heer Van Nispen stelt dat er te weinig aandacht zou zijn voor rechts-extremisme en de diepere analyses daarvan. U vraagt of de regering rechts-extremisme goed in de gaten houdt. Daar kan ik volmondig ja tegen zeggen. De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten investeren doorlopend om zich te verhouden tot de dreiging van rechts-extremisme.

Meneer Van Nispen vraagt ook op welke manier het kabinet bezig is met sociale controle, dus dat mensen elkaar aanspreken op hun gedrag en uitingen en ze zich veilig voelen om dit te doen. Het is belangrijk dat mensen elkaar aanspreken en daarbij ook hun afkeuring laten blijken voor dergelijke uitingen. Dat versterkt de sociale norm. In het onderwijs is daar aandacht voor. Ongetwijfeld gaat mijn collega daar dadelijk nog op in.

De heer Bámenga vroeg of …

De voorzitter:

Baménga is beter, denk ik.

Minister Van Oosten:

Baménga, neem mij niet kwalijk.

De voorzitter:

We gaan even oefenen op die namen: Kostić, Baménga …

Minister Van Oosten:

Neem me niet kwalijk, meneer Bamenga.

De voorzitter:

… Bromét. Als u die drie al onder de knie heeft, dan heeft u eigenlijk de moeilijkste namen meteen te pakken.

Minister Van Oosten:

Oké. Ik ga toch maar even netjes door, voorzitter, met de vragen.

De heer Bamenga zei "antisemitisme is zichtbaar en luid aanwezig" en vroeg: hoe kan het dat zulke uitingen openlijk plaatsvinden en waar blijft het krachtige signaal? Met de Strategie Bestrijding Antisemitisme geeft het kabinet een krachtig signaal dat antisemitisme strafbaar en onaanvaardbaar is. Daar zitten tal van maatregelen in. Strafverzwaring is net al even genoemd. Maar het vergt wel een hele lange adem en continue aandacht van ons allemaal.

De heer Bamenga heeft ook gevraagd wanneer de minister van Justitie en Veiligheid Joodse Nederlanders zekerheid gaat bieden dat hun veiligheid en zichtbaarheid niet onderhandelbaar zijn. Dat is een vanzelfsprekend recht: net als iedereen in Nederland hebben Joden het recht zichtbare uitingen van hun geloof en Joodse identiteit te laten zien. Dat is een recht; de overheid heeft hierin de taak om deze grondrechten te waarborgen. In de strategie is ook een pakket van maatregelen op dat punt genoemd. Het staat eigenlijk aan de basis van de hele discussie die we hier vanavond met elkaar hebben, als je het al een discussie wil noemen, want we zijn het op dat punt volstrekt eens met elkaar.

De heer Bamenga vroeg ook nog: de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding is cruciaal, maar niet wettelijk verankerd; waarom? Het is een regeringscommissaris en volgens de Regeling vaststelling Aanwijzingen inzake instelling functie regeringscommissaris dienen taken en verantwoordelijkheden te worden vastgelegd in een instellingsbesluit van het verantwoordelijke ministerie. Dat is structureel ingericht. Het is daarmee voldoende verankerd.

De heer Bamenga (D66):

Dan verschillen wij toch van mening, want ik vind dat het niet voldoende verankerd is. Er zijn ook andere coördinatoren, die wel wettelijk verankerd zijn. Wij willen dat ook de NCAB wettelijk verankerd wordt, zeker ook in deze tijd, om te laten zien hoe belangrijk het is dat we achter het werk staan en dat we dat structureel willen borgen. Juist deze tijd verdient het dat de NCAB wettelijk verankerd wordt. Ook vanuit Europa hebben we de opdracht om ervoor te zorgen dat er een coördinator is op dit gebied. We doen er, denk ik, heel goed aan om dat signaal nu te geven.

Minister Van Oosten:

Het signaal van de heer Bamenga is volstrekt helder. Ik blijf wel even bij mijn antwoord. Ik geef u even terug dat, zoals ik het tot nog toe beschouw, de Nationaal Coördinator voldoende is verankerd. We delen overigens de waarde van de coördinator.

De voorzitter:

Prima.

Minister Van Oosten:

De heer Bamenga stelde ook nog de vraag wat de minister gaat doen tegen onlinehaat en hoe platforms aangepakt gaan worden die antisemitische content laten staan. Ik gaf daar net al min of meer antwoord op toen het ging over de Digital Services Act. Platforms hebben bijvoorbeeld de wettelijke verplichting om een contactpunt in te stellen om illegale content te kunnen melden. De platformen dienen hier ook tijdig op te reageren en actie op te ondernemen. Platformen zijn ook verplicht om hier iets tegen te doen. De toezichthouder in Nederland, de Autoriteit Consument & Markt, kan hier dan ook op handhaven.

Dan heb ik nog één vraag, ook nog van de heer Bamenga. Is het kabinet bereid om de dialoog structureel te ondersteunen? Het kabinet hecht waarde aan dialoog met en tussen gemeenschappen. Met name vanuit het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt daar op verschillende manieren op ingezet. Er wordt momenteel gereflecteerd op de opbrengsten van de religieuze dialogen om te bezien of en hoe deze kunnen worden voortgezet. Daar wordt u dus nader over geïnformeerd.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

U heeft nog een vraag van de heer Diederik van Dijk.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Ik haak even aan bij het laatste deel van de uitleg van de minister, waarin hij onder meer richting D66 sprak over de lange adem et cetera. Daar ben ik het allemaal mee eens. Tegelijkertijd — dit vraag ik ook in aanvulling op de vraag van de heer Eerdmans — worden urgentie en noodzaak onderstreept. Maar hoe is het dan in vredesnaam mogelijk dat een organisatie als Samidoun in Duitsland naar ik geloof al meer dan twee jaar op zo'n verboden lijst staat en hier niet? Vorig jaar heeft de Kamer een motie aangenomen om dit te gaan regelen. Het antwoord richting de heer Eerdmans is dat we in het najaar in algemene zin iets terugkrijgen over het systeem. Dat straalt toch geen urgentie uit? Dan hebben we het dus over een terréúrbeweging, of althans, een organisatie die terreur goedspreekt. Hoe krijgen we dat bij elkaar, vraag ik aan de minister.

Minister Van Oosten:

Ik hoor de opmerkingen van de heer Van Dijk heel helder. Ik blijf nu wel bij mijn antwoord. Het is namelijk tamelijk complex en ingewikkeld om een organisatie op zo'n lijst te plaatsen. Zoals ik u net heb geschetst, meneer Van Dijk, zijn daar diverse ministers bij betrokken et cetera. Maar uw signaal is mij wel volkomen helder. Ik heb net ook toegezegd ... We moeten daar ook met elkaar over in gesprek. Ik ben natuurlijk alleen wel beperkt in individuele casuïstiek. Maar we moeten zeker met elkaar in gesprek. Ik heb u ook gezegd dat dat later dit jaar nog zal zijn. We leven nu in september, bijna oktober. Later dit jaar kan dus niet zo heel lang meer duren.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dank voor dit antwoord. Ik hoop dat we in die reactie van de minister ook te horen krijgen hoe het mogelijk is dat het in een vergelijkbaar buurland wél zo veel sneller heeft gekund. Ik zeg dat niet als een verwijt of wat dan ook. Maar wat kunnen we daarvan leren? Dat zou ik erg op prijs stellen.

Minister Van Oosten:

Ik denk dat ik er verstandig aan doe om het antwoord te prepareren, want u gaat me die vraag dan geheid weer stellen. Ik kan me er nu één keer op deze manier van afmaken, maar de tweede keer kan dat niet.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Ik heb twee vragen aan de minister. Allereerst heb ik een vraag over de motie die vorig jaar is aangenomen over het stoppen met de dialoog aangaan. Hij heeft dat in een brief uitgelegd. Hij geeft er nu weer antwoord op. Er ligt een aangenomen motie van de Kamer. De Kamer wil dat we stoppen met het in dialoog gaan met bedrijven, organisaties en instellingen die antisemitisme bedrijven of faciliteren of Joden uitsluiten. Dat zijn ook nog steeds strafbare dingen. Hoezo wil de minister met dit soort organisaties de dialoog blijven aangaan, vraag ik hem nogmaals.

Minister Van Oosten:

Ook in uw richting, mevrouw Van Zanten, blijf ik even bij mijn eerdere antwoord. Maar ik ga wel even terugnemen ... De voorzitter zit wat te drukken op de tijd, en terecht, maar ik ga kijken of ik daar in de tweede termijn toch nog iets meer over moet zeggen dan ik nu heb gedaan. Ik moet me namelijk nog even thuis voelen in alle aangenomen moties. Ik zeg niet toe dat het antwoord ook anders wordt. Maar dan gaan we ook daar geheid binnenkort over praten, want u persisteert bij uw standpunt. Dat is me helder.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Ik waardeer het antwoord van deze minister. Ik ben benieuwd wat hij te zeggen heeft in de tweede termijn. Dan heb ik nog een laatste vraag. Die gaat over de subsidies. De vorige minister van Binnenlandse Zaken heeft destijds, toen we de motie over subsidies indienden, gevraagd om die aan te houden. Ze wilde namelijk eerst iets uitzoeken. Ze is daar in Q1 van dit jaar op teruggekomen. Ze heeft toen gezegd dat binnen aanbestedingskaders wel kon worden toegezegd dat bij alle overeenkomsten een antidiscriminatiebepaling wordt opgenomen. Is de minister dus bereid om dat te doen?

Minister Van Oosten:

Mevrouw Van Zanten, ik heb u niet goed bediend. Mijn antwoord had namelijk wat langer kunnen zijn dan ik heb voorgelezen. Nu herstel ik dat nog even. Het is namelijk zo dat op grond van de Aanbestedingswet 2012 in overeenkomsten, weliswaar niet zijnde subsidies, een antidiscriminatiebepaling kan worden opgenomen, als dat in het licht van de aard van de overeenkomst proportioneel is. Daarnaast kan een bestuursorgaan niet zomaar bepalen of een organisatie antisemitisch of racistisch is. Dat is voorbehouden aan het Openbaar Ministerie. Wel kan dus in sommige gevallen een subsidie worden geweigerd als die in strijd is met een verdrag, zoals het antidiscriminatieverdrag. De referte van mevrouw Van Zanten naar de minister van Binnenlandse Zaken kan ik even onvoldoende plaatsen. Dit is het antwoord. Ik zie dat het voor nu voldoende is. Dank u wel.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik kom nog even terug op de definitiekwestie. Ik vind het namelijk belangrijk, net als de onderzoekers uit Israël die ik in mijn bijdrage citeerde, dat hier geen ruis over bestaat. We moeten antisemitisme samen aanpakken. In die definitie moet niet iets onnodigs zitten wat ons van elkaar afdrijft. De minister had het er net over dat hij bij de definiëring van antisemitisme uitgaat van het Wetboek van Strafrecht. Ik denk dat dat een helder uitgangspunt is. Tegelijkertijd zegt de strategie die voor ons ligt dat anders. Die zegt: "Het kabinet accepteert de IHRA-definitie als niet juridisch bindende werkdefinitie. Bij het beoordelen van wat antisemitisme is, kan (...) onder andere deze definitie behulpzaam zijn." In het stuk waarover we het vandaag hebben, wordt dus iets anders gezegd dan wat de minister net tegen mij zei. Het is niet alleen maar het Wetboek van Strafrecht, maar ook andere zaken, zoals zo'n werkdefinitie die wellicht niet juridisch bindend is, maar wel gebruikt kan worden om iets als antisemitisme te bestempelen. Daar ontstaat mijn verwarring. Ik wil van deze minister dus toch een reflectie horen op die IHRA-definitie zoals ik het net heb verwoord. Ik wil ook graag horen of hij er echt voor openstaat om die niet-juridische werkdefinitie te veranderen in het alternatief van de JDA, waar ik het net over had.

Minister Van Oosten:

Dat laatste niet; daar was ik net ook volstrekt helder over. Deze werkdefinitie is bedoeld om een eensluidende definitie te hebben voor wetenschappelijk onderzoek naar antisemitisme, maar niet om te gebruiken als een definitie in wetgeving. Toen ik het net over het strafrecht had, heb ik me misschien niet goed uitgedrukt op dat vlak, want daarvoor gebruiken we de bestaande strafrechtelijke kaders voor het Openbaar Ministerie om tot vervolging over te kunnen gaan. De werkdefinitie van de IHRA, waar u naar verwijst, is een gangbare en ook een bruikbare definitie in het kader van deze strategie. Daar beperk ik mij toe.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dat is dan toch problematisch. Dan heeft de wet blijkbaar één interpretatie van antisemitisme en hanteert het kabinet een andere interpretatie van antisemitisme, of in ieder geval een andere definitie voor de wetenschap, voor het bijhouden van cijfers en de analyse daarvan. Ik heb net geschetst waarom de IHRA-definitie problematisch is. Waarom is de minister dan niet op z'n minst bereid om hierover in gesprek te gaan met de Joodse gemeenschap en met de wetenschappers die hierover discussiëren?

Minister Van Oosten:

Wat ik ervan heb begrepen — daar blijf ik dan toch even bij — is dat de definitie die nu gehanteerd wordt als werkdefinitie een bruikbare definitie is, ook in het kader van deze strategie. Ik heb ook geprobeerd om heel duidelijk te markeren dat bij opsporing of vervolging niet zozeer deze definitie of welke andere definitie dan ook geldt, maar het kader dat het Wetboek van Strafrecht geeft. Dat biedt het Openbaar Ministerie ook voldoende handvatten om tot vervolging over te gaan en het neer te kunnen leggen bij de rechter.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Het kan er zomaar op lijken dat de IHRA-definitie, waar het nu steeds over gaat, zou suggereren dat kritiek op de staat Israël of kritiek op het regeringsbeleid antisemitisme is, maar ik heb de verklaring hier voor me, met de toelichting van 26 mei 2016. Ik citeer: "Een kritische houding tegenover Israël die vergelijkbaar is met de kritiek die wordt geuit tegen gelijk welke andere staat, is niet als antisemitisch te bestempelen." Ik zal het in een vraag verpakken: dat was toch precies wat de minister ook bedoelde te zeggen?

Minister Van Oosten:

Ja, je mag in dit land kritiek hebben op een andere staat en op de regering van een andere staat. Dat is de vrijheid in dit land. Die is mij zeer dierbaar.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Precies. Dat strijdt dus ook op geen enkele manier met de IHRA-definitie zoals ik die net geciteerd heb.

De voorzitter:

Prima. Dan geef ik graag het woord aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Minister Moes:

Dank, voorzitter. Ik ga proberen het zo kort mogelijk te houden. Daarvoor sla ik in ieder geval even mijn introductietekst over. Ik denk dat mijn collega hier net ook al veel goede dingen over heeft gezegd. Ik probeer ook vragen her en der wat te bundelen. Ik heb drie pakketjes: cultuur, media en onderwijs.

Bij het onderwerp cultuur ga ik vragen van de leden Ellian en Eerdmans beantwoorden. Zij vroegen naar voorwaarden van subsidies en het potentieel intrekken van subsidies van culturele instellingen. We kunnen dat niet doen. We hebben vrijheid van culturele instellingen en vrijheid van artistieke expressie. Die vrijheden zijn heel belangrijk. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat culturele instellingen of personen die subsidies genieten zich schuldig kunnen maken aan strafbare feiten. Dat spreekt voor zich.

Het lid Ellian had een vraag over Joodse artiesten en kunstenaars voor wie het steeds moeilijker is om in Nederland op te kunnen treden. Het is mij ook bekend dat dat her en der tot problemen leidt. Ik heb het beeld daarbij dat dat lang niet altijd te maken heeft met antisemitisme, maar wel met de verantwoordelijkheid die instellingen hebben om de veiligheid te waarborgen. Dat is soms fnuikend, maar wel het geval. Instellingen hebben soms moeite om die veiligheid te waarborgen binnen de gebouwen en binnen de instellingen. De ervaring in het veld is ook dat de samenwerking met de veiligheidsdriehoek nog niet altijd optimaal is. We zetten ook stappen om het veld te helpen om ervoor te zorgen dat een goede voorbereiding voor die instellingen ook mogelijk is. Gelukkig zijn er ook nog heel veel plekken in Nederland waar Joodse artiesten gewoon optreden.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik dacht dat het eerste antwoord over Bob Vylan ging, waar ik ook iets over vroeg. Is dat niet zo? Komt dat nog?

Minister Moes:

Dat komt nu. De heer Eerdmans en mevrouw Van Zanten hadden een vraag over die artiest. Zij vroegen of die uitspraken tot de artistieke vrijheid behoren. Vooropgesteld, ik heb ook buikpijn van die uitspraken en ik ga ze hier ook niet herhalen. Normaliter zou ik hier ook zeggen dat ik niet wil ingaan op individuele gevallen. In dit specifieke geval zijn er heel veel meldingen gedaan bij de politie en zijn er ook veel aangiftes gedaan. Het is uiteindelijk echt aan het OM om vast te stellen of er een strafbaar feit gepleegd is en daar dan gevolg aan te geven, ook al verafschuw ik persoonlijk absoluut wat daar geroepen en gescandeerd is. Dat is niet aan het kabinet. Ik vind de vrijheid van artistieke expressie wel een heel groot goed. Juist vanuit die gedachte ben ik zeer terughoudend in het inhoudelijk uitspraken doen over de artistieke vrijheid, hoezeer ik de uitspraken die gedaan zijn persoonlijk ook verwerpelijk vind. Bij het blokje media kom ik overigens met soortgelijke antwoorden. Dat verklap ik alvast maar even.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik ben het met de minister eens dat het OM zal moeten bepalen wat strafbaar is. Maar ik ben echt wel benieuwd wat wij daarvan vinden. Is dit artistiek? Is het artistieke vrijheid als iemand een menigte opzweept tussen de liedjes door met: "Fuck dit. Fuck dat. Pak ze. Sla ze. If they talk shit, bang them." Ik zeg het maar. Het ging om dat soort teksten. Die worden daar gezegd. Een menigte jongeren wordt daarmee opgejuind. Dan denk ik: "Het zat niet in een satirisch dingetje. Het zat niet in een lied. Er was helemaal niets artistieks aan dat hele optreden. Het was gewoon totaal opruiend." Daar maak ik mij zorgen over. Mijn tweede vraag was natuurlijk: wij subsidiëren diverse podia, ook als rijksoverheid; moeten wij ons belastinggeld geven aan podia die de ruimte geven aan dit soort ophitsers? Ik vind van niet, maar ik ben benieuwd wat de regering vindt.

Minister Moes:

Eerst een antwoord op de tweede vraag. Bij mijn weten subsidiëren we dit podium niet. We subsidiëren in principe geen podia. Dat is vaak aan gemeenten. Maar goed, ik heb eerder al wat gezegd over die subsidies. Ik denk dat het lid Eerdmans en ik die zorgen absoluut delen. Daarom kijk ik ook vol verwachting naar de uitspraken die vroeg of laat gedaan zullen worden door het OM in dit geval. Daar wil ik niet op vooruitlopen.

De heer Eerdmans (JA21):

Volgens mijn informatie subsidiëren wij Paradiso wel voor een deel via een rijkssubsidie. Dat heb ik meegekregen. Misschien kan dat bekeken worden. Ten tweede hebben we in ieder geval een rijkssubsidie voor podiumfondsen en dergelijke, waardoor artiesten wel betaald kunnen optreden dankzij een rijkssubsidie. Ik ben het helemaal eens dat de gemeente hierin absoluut een belangrijke taak heeft. Er zijn ook vragen gesteld door JA21 Amsterdam aan de wethouder aldaar. Maar wanneer houdt het op?

Minister Moes:

Daar kan ik heel duidelijk over zijn. Het houdt op wanneer de wet overtreden wordt. We hebben het net al gehad over wie er aan de lat is om dat te bepalen. Dat is niet aan het kabinet. Ik heb ook al vrij nadrukkelijk gezegd hoe wij aankijken tegen de artistieke vrijheid. Ik ben er zeer terughoudend in om mij daar vanuit het kabinet direct mee te bemoeien, want dan is het onmogelijk om vast te stellen of er sprake is van censuur vanuit de overheid of gewoon het aan banden leggen van instellingen die artiesten toelaten die strafbare feiten plegen. Het is op dit moment niet aan het kabinet om dat onderscheid te maken. Ik kan me heel goed voorstellen dat wanneer er artiesten zijn die strafbare feiten en andere delicten plegen, je daar uiteindelijk paal en perk aan moet gaan stellen. Ook dat is primair, in eerste instantie, aan de instellingen zelf. Ik ga er ook van uit dat de instellingen daar de juiste afweging in maken.

De heer Ellian (VVD):

Deze antwoorden van de minister verwonderen mij toch wel. Ik reken een beetje op de BBB-collega. De minister vertegenwoordigt de BBB, die het altijd vol vuur opneemt voor de Joodse gemeenschap. Dit is wel een beetje gek, want de minister zegt: ik heb er vertrouwen in dat dit allemaal wel goedkomt. Maar dan regel ik een ontmoeting tussen de minister en mensen uit de Joodse gemeenschap die ik spreek. Het CIDI is een voorbeeld. Die konden bijna geen locatie vinden. Een Israëlische cabaretier kon in Amsterdam geen plek vinden. Ik kan het Jewish Amsterdam Chamber Ensemble noemen. Er zijn veel voorbeelden. De minister zegt: ja, maar er zijn wel plekken waar het misschien kan. Aan de andere kant heb je Paradiso, die een opmerkelijke keus maakt. Ik heb helemaal niet het vertrouwen dat dit vanzelf goedkomt. Ik wil de minister toch vragen: gaat hij helemaal niets doen en blijft dit een stelselantwoord?

Minister Moes:

Nou, ik heb net wel geschetst wat we al doen. Ik sta natuurlijk doorlopend in contact met allerlei instellingen. Die geven zelf aan dat het soms een uitdaging is om de veiligheid te waarborgen. Dat is een grote zorg die wij hebben, juist ook omdat we aan Joodse artiesten en Joodse groepen die ruimte willen bieden. Die ruimte moet er blijven. Die moet er gewoon zijn. Die veiligheid moet gewoon gegarandeerd worden. We proberen een aantal instellingen juist ook te helpen bij het organiseren van die veiligheid, omdat ze die ervaring nog niet hebben. Die kennis moet daar wel gewoon aanwezig zijn. Daar helpen we juist ook bij. Zou het zo zijn dat instellingen zich schuldig maken aan antisemitisme en artiesten of groepen puur omdat ze Joods zijn weren uit … Dat kan natuurlijk niet. Dat is gewoon strafbaar.

De heer Ellian (VVD):

Dat is een ander uiterste. Dat zou ik nou ook niet meteen willen suggereren. Ik noem het voorbeeld van de premier van België, Bart De Wever. Er komt een optreden van een orkest en de dirigent is Joods. Dat optreden wordt gecanceld en Bart De Wever zegt: ik ga daar gewoon naartoe. De minister is nieuw en ik vind ook dat je iemand de kans moet geven. Ga in gesprek met de Joodse gemeenschap. Ik heb hele andere verhalen gehoord. Dat veiligheidsargument heb ik een paar keer gehoord, maar als je doorvraagt, komt heel vaak de aap uit de mouw en blijkt toch dat de medewerkers eigenlijk niet willen dat Joden komen. Ik ga dat niet meteen afdoen als strafbaar, maar als deze trend zich doorzet, dan is er straks geen plek meer in Nederland waar iemand met een Joodse achtergrond optreedt. Ik wil de minister motiveren om net als Bart De Wever in gesprek te gaan. Ga dan ook naar zo'n plek waar iemand gecanceld is. Dan zult u zien dat het wat ingewikkelder in elkaar steekt dan nu wordt geschetst.

Minister Moes:

Laat ik helder zijn: deze minister is gemotiveerd en gaat in gesprek.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Ik verbaas me toch een beetje over het antwoord van de minister. Ik hoop dat dat komt omdat hij nieuw is. Het is eigenlijk precies wat mijn collega Ellian zegt. Het afgelopen anderhalf jaar, bijna twee jaar, zien we op zo veel plekken Joodse artiesten, Joodse cabaretiers, Joodse musici en Joodse sporters gecanceld worden. Of het nou Boom Chicago of Het Concertgebouw is; ik kan een hele lijst opnoemen, maar dat zal ik niet doen. Er zijn parallellen met de jaren dertig uit de vorige eeuw. Vindt deze minister niet dat het op een gegeven moment gewoon genoeg is en dat we moeten ingrijpen? Vindt hij niet dat we een verplichting hebben aan onze Joodse gemeenschap om ze koste wat het kost te beschermen?

Minister Moes:

Ja, die verplichting hebben we. Dat is het korte antwoord. Natuurlijk. Daarvoor doe ik alles wat ik kan doen vanuit mijn rol en mijn positie en met de middelen en instrumenten die ik beschikbaar heb. Absoluut. Ik neem de signalen die ik krijg zeer serieus. Ik ga ook actief op zoek. Ik heb net al aangegeven dat ik ook in gesprek ga, zowel met de instellingen als met mensen uit de Joodse gemeenschap die deze signalen afgeven. Ik neem dit zeer serieus.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Kan de minister daarbij ook de uitkomsten van de Catshuissessies betrekken en de taskforce die daaruit voort is gekomen onder leiding van meneer Jaap Smit, voormalig commissaris van de Koning? Ik kan me voorstellen dat we niet dubbel werk doen, maar vooral doorpakken in plaats van eindeloos gesprekken houden die geen gevolgen hebben. Ik zou de minister willen uitnodigingen om dat te doen en om, als het meezit, voor de begroting een update te geven van hoe het gaat sinds de Catshuisgesprekken. Dan hebben we ook een gesprek over feiten in plaats van over beelden.

Minister Moes:

U kunt zich ongetwijfeld voorstellen, zeg ik via de voorzitter, dat ik nog niet de diepgang heb op dit dossier die ik zou willen hebben. Natuurlijk betrek ik ook de historische lijn daarbij en het gebeurde. Dat pak ik dus zeker op. Als het enigszins mogelijk is om daar nog voor de begroting een update over te geven, doe ik dat graag.

De voorzitter:

Prima.

Minister Moes:

Dan ben ik toe aan het blokje media. "Pakketje" moet ik zeggen, voorzitter. Het lid Eerdmans heeft een vraag over de AVROTROS, namelijk of het kabinet het besluit steunt om niet mee te doen aan het Songfestival wanneer Israël meedoet. Het antwoord is eigenlijk heel simpel: nee, want wij gaan niet over de inhoudelijke afweging. Toen dit speelde heb ik ook al aangegeven wat ik daar persoonlijk van vond. Ook hier zie je weer die spanning ten aanzien van de vrijheid van het publieke bestel en de keuzes en afwegingen die zij zelf mogen maken. Ik heb destijds ook al die spanning benoemd. Je hebt die vrijheid enerzijds en anderzijds de bevoegdheid van de politiek om de afweging te maken als het gaat over geopolitiek.

Dan de vraag van de BBB over media en de persvrijheid. Ook hier geldt dat die persvrijheid, die journalistieke vrijheid, een ontzettend groot goed is. Ik begeef mij op heel erg glad ijs als ik mij inhoudelijk zou mengen in de journalistiek. Dat wil ik echt te allen tijde voorkomen. Ik heb de rol om het stelsel te bewaken en binnen dat stelsel moeten er ook controles en factchecks zijn. Ik verwacht ook van journalistieke organisaties dat zij hun berichtgeving zeer kritisch factchecken. Daarnaast kan iedereen met inhoudelijke klachten zich natuurlijk melden bij de Ombudsman. Nogmaals, ik ga me als minister niet mengen in de inhoud van de journalistiek, maar als ik signalen krijg dat er ergens iets mis zou gaan in het stelsel, neem ik die natuurlijk uiterst serieus. Dan zal ik binnen mijn mogelijkheden en bevoegdheden alles doen om dat stelsel gezond te houden.

Dan een kort en hopelijk geruststellend antwoord voor het lid Bromet. Dit gaat over dat Stichting Na de Oorlog buiten de tenders viel. Onlangs heeft men via een amendement van Ceder, Kisteman en Van Zanten de tender weer gewonnen om via gastlessen docenten te ondersteunen bij het bespreekbaar maken van antisemitisme, racisme en discriminatie.

Dan de vraag van de SGP en het CDA over het verplicht stellen van Holocausteducatie. Die is al verplicht, sinds 2006.

Dan de vraag van D66. De oproep was om te zorgen dat jongeren niet alleen kennis hebben van de Holocaust maar ook van het Joodse leven nu. Ook hier een hopelijk geruststellend antwoord: alle scholen zijn vanuit het huidige curriculum verplicht om les te geven over het Jodendom als geestelijke stroming. Natuurlijk wordt hierop ook toegezien vanuit de inspectie.

Dan de vraag van het lid Bikker. Ze had het over "concreter worden" en vroeg hoe het staat met de uitwerking van meer scholierenbezoeken aan de Holocaustlocaties. Ik zou daarover in detail kunnen treden, maar dan loop ik vooruit op de voortgangsrapportage die eind dit jaar naar uw Kamer gaat. Daarin wordt die concrete update gegeven.

Dan de vraag van het CDA en de SP over de borging van het kabinet dat docenten niet met antisemitisme in de klas geconfronteerd worden en voldoende ondersteuning en handelingsperspectief krijgen. Dat doen we onder andere via de regeling Schurende gesprekken. Natuurlijk zijn we ook op het ministerie continu in gesprek met het veld om het ondersteuningsaanbod passend te houden. We zullen ook blijven inspelen op actuele vragen die daaruit komen. We zijn onder andere bezig met het ontwikkelen van een handreiking voor het herkennen van en omgaan met antisemitisme binnen het hoger onderwijs.

Volgens mij heb ik deze vraag al gehad …

De voorzitter:

Dat dacht ik ook.

Minister Moes:

Er was een vraag van de VVD en de PVV over docenten op scholen en wat ik daaraan zou kunnen doen. Ook hier val ik lichtelijk in herhaling. Juist de vrijheid van onderwijs en de academische vrijheid zijn ontzettend belangrijk. Ik heb de afspraak gemaakt — mijn voorganger heeft dat gedaan, om heel precies te zijn — met de universiteiten en hogescholen dat zij altijd aangifte doen bij vermoedens van strafbare feiten. Ik ga er dus ook volledig van uit dat door instellingen waar iets dergelijks speelt gewoon aangifte wordt gedaan. Natuurlijk staat het iedereen altijd vrij om een melding of aangifte te doen. Ik verwacht ook dat dit binnen het OM opgepakt wordt.

De voorzitter:

Ik wil door naar de tweede termijn. De heer Boon.

De heer Boon (PVV):

Ik ga het beestje gewoon bij de naam noemen. De antisemitische leraar Harry Pettit heeft uitgesproken achter Hamas te gaan staan. Hij noemt het een verzetsgroep. Hij zegt dat Israël ontmanteld moet worden. Hij is betrokken bij gewelddadige verstoringen. Hij pakt dus de academische vrijheid van anderen af onder het mom van academische vrijheid. En dan zou ik, als ik minister van Onderwijs was, niet willen toestaan dat hij iedere dag zijn studenten volpompt met dit antisemitische gif. Ik vraag u: gebruik alle middelen die u heeft om hierop in te grijpen en noem het nou niet slap "vrijheid van onderwijs". Dit is geen vrijheid van onderwijs; hierop moet keihard worden ingegrepen.

Minister Moes:

Laat ik hier preciezer in zijn. Voor antisemitisme, oproepen tot geweld en andere strafbare feiten is gewoon geen plek. Die plek is er niet voor docenten en niet voor studenten; die is er voor niemand in onze samenleving, en zeker niet op universiteiten en hogescholen. Laat dat gewoon kraakhelder zijn. Wanneer er vermoedens zijn van strafbare feiten, wordt er gewoon altijd aangifte gedaan. Dan is het aan het OM om dat vast te stellen. Ik heb dat in een eerder blokje ook aangegeven. Wanneer ik als minister zou ingrijpen, zou ik daarmee buiten mijn rol treden. Het is echt aan het OM om dat vast te stellen. Het is aan de instellingen zelf om de verantwoordelijkheid te nemen en hier stappen in te zetten. Zij hebben verschillende middelen tot hun beschikking vanuit die werkgeversrelatie. Ik vertrouw er ook volledig op dat zij die gebruiken. Nogmaals, wanneer er vermoedens zijn van strafbare feiten, doen zij aangifte.

De heer Boon (PVV):

Ik heb een paar uitspraken genoemd van de betreffende leraar, maar ik heb hier een heel pakket van uitspraken. Het is gewoon antisemitisch gif, antisemitische drek. We zien nu al meer dan een jaar dat de Radboud Universiteit de verantwoordelijkheid op geen enkele manier pakt. We kunnen wel zeggen dat we dat hopen, maar het gebeurt niet. Ik vraag, ik smeek de minister echt: bescherm onze studenten tegen dit antisemitische gif en zorg dat de Radboud Universiteit in gaat grijpen. Nodig ze uit! Desnoods nodigt u de directie iedere dag uit, maar onderneem actie. Doe iets, alstublieft.

Minister Moes:

De instelling is zelf eerst verantwoordelijk. Als dit niet goed gaat, als dit niet gebeurt, dan is het aan de raad van toezicht. Als die raad van toezicht ook zou falen in het toezicht, dan kan ik met die raad van toezicht in gesprek gaan. Wanneer het nodig is, kan ik in het uiterste geval zelfs een aanwijzing geven. Ik zal niets nalaten om binnen mijn bevoegdheden werk te maken van de bestrijding van antisemitisme op onze instellingen. Laat ik daar kraakhelder over zijn.

De voorzitter:

Prima. Kunnen we naar de tweede termijn?

Minister Moes:

Heel kort nog over de vragen aan mijn persoon van het lid Kostić. Die zijn aan het begin van deze avond naar uw Kamer toe gegaan.

De voorzitter:

Prima. Tot zover de eerste termijn. De tweede termijn. De heer Eerdmans. Het woord is aan hem. O, het lid Kostić nog even. Kort, kort, want ik wil echt door.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Wat is dit voor houding van deze nieuwe minister? Er is heel veel ophef geweest in de samenleving over de uitspraken van deze minister, die hij nog steeds niet heeft teruggenomen op een manier waaruit blijkt dat hij begrijpt dat als er hakenkruizen worden getekend in de openbare ruimte, zeker over een regenboogsymbool, dat voor heel veel mensen belangrijk is, de enige juiste reactie is: "Dit is verwerpelijk. Dit is antisemitisch. Dit is lhbti-haat en dat ga ik keihard aanpakken." Je zegt dan niet: nee, beide kanten. Ik wil gewoon nu, in deze zaal, voor de camera's en de mensen thuis, een antwoord op mijn vragen. Waar biedt hij precies zijn excuses voor aan? Als hij zijn formulering intrekt, welke formulering zou hij dan nu precies gebruiken voor het feit dat er een hakenkruis is getekend op een regenboogpad?

Minister Moes:

Ik heb deze vragen van het lid Kostić beantwoord. Die antwoorden zijn vanavond al naar de Kamer gegaan. Ik heb al ruim een jaar geleden, ook publiekelijk, alle rotzooi die destijds op dat regenboogpad gekalkt is, waaronder de hakenkruizen, scherp veroordeeld.

Kamerlid Kostić (PvdD):

De reactie van deze minister op het bekladden van een regenboogpad met een hakenkruis was gewoon: jammer, van beide kanten jammer. En zelfs nadat andere mensen vroegen wat hij daarmee bedoelde, insinueerde deze minister dat de schuld lag bij beide kanten, dat beide kanten zouden polariseren. Ik woon zelf ook in Groningen. Ik heb daar gestudeerd. Ik loop daar met mijn vriendin hand in hand; dat is nooit polariserend. Soms zwaai ik met een regenboogvlag door de straten van Groningen met mijn vrienden; dat is nooit polariserend. Lhbti-mensen hebben keihard moeten vechten om een beetje zichtbaar te mogen zijn. Als deze minister van OCW zo omgaat met het verleden en het heden, en niet eens hier in de zaal verantwoording durft af te leggen en verwijst naar spoedvragen die ik twee weken geleden heb ingediend en die hij blijkbaar net voor dit debat even snel heeft afgeraffeld, en zo probeert te duiken, vind ik dat echt respectloos. Ik wil nog één ding meegeven aan deze minister. Ik kreeg een bericht van iemand die in Groningen woont. Die zei mij: "Ik woon al heel lang in Groningen. Ik heb me nooit, en nu nog steeds niet, veilig gevoeld bij deze minister, toen nog gedeputeerde. Ik hoop dat je dit blijft aankaarten in de Kamer." Dat neem ik mee.

Minister Moes:

Ik heb op drie verschillende manieren — dat zijn er inmiddels vier, met de beantwoording van de schriftelijke vragen — dit geadresseerd en hier antwoord op gegeven, ook in deze ruimte. Volgens mij ben ik daar volledig in geweest.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot zover de eerste termijn. We gaan meteen door met de eerste spreker. Een aantal deelnemers heeft het pand reeds verlaten of ziet af van een tweede termijn. Dat is ook een suggestie die ik aan u wil meegeven, maar het is geheel aan u. Mevrouw Bikker kan ik vast niet ompraten, want zij heeft al een hele stapel moties klaar. Ze heeft er slechts twee, hoor ik haar zeggen. Ik hoop dat we er snel doorheen kunnen. Het woord is aan de heer Eerdmans.

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter, dank. Ook dank aan de beide bewindslieden voor de antwoorden. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij een optreden van Bob Vylan in Paradiso schokkende, haatzaaiende en antisemitische uitlatingen zijn gedaan zonder dat hiertegen is opgetreden;

verzoekt het kabinet om in de subsidievoorwaarden van poppodia op te nemen dat antisemitisme niet wordt getolereerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 465 (30950).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat diverse universiteiten structureel niet in staat zijn om de veiligheid van Joodse studenten en medewerkers te waarborgen;

verzoekt het kabinet een interventieladder te ontwikkelen met maatregelen zodat universiteiten de veiligheid van (Joodse) studenten kunnen waarborgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Eerdmans en Bikker.

Zij krijgt nr. 466 (30950).

De heer Eerdmans (JA21):

En de laatste, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat AVROTROS geen Nederlandse inzending stuurt naar het Eurovisiesongfestival volgend jaar in Wenen als Israël daaraan meedoet;

spreekt uit dat Nederland zich niet moet terugtrekken van het Eurovisiesongfestival wanneer Israël daar vertegenwoordigd is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 467 (30950).

De heer Eerdmans (JA21):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Bikker.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter, dank. Ook dank aan de ministers voor de beantwoording. Ik heb een tweetal moties. De eerste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het Nationaal Plan Versterking Holocausteducatie de ambitie is uitgesproken dat jongeren in hun schooltijd minstens één keer een Holocaustlocatie bezoeken;

verzoekt de regering deze ambitie concreet uit te werken en de benodigde financiën hiervoor beschikbaar te stellen zodat alle Nederlandse jongeren via een bezoek kennis opdoen over de Holocaust,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bikker, Ellian, Diederik van Dijk, Boswijk, Bamenga, Eerdmans, Bromet, Van Nispen, Kostić, Van Zanten, Koops en Boon.

Zij krijgt nr. 468 (30950).

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Nou, voorzitter, van zo'n motie wordt u zelfs vrolijk. Dan gaan we naar de tweede.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024-2030 veel maatregelen treft om het kwaad van antisemitisme te bestrijden;

overwegende dat naast het Rijk ook gemeenten een rol hebben om in hun lokale context antisemitisme te bestrijden, zoals de gemeente Den Haag laat zien in het Haags plan tegen antisemitisme;

verzoekt de regering om met de gemeenten in gesprek te gaan om in navolging van de gemeente Den Haag en aansluitend op de landelijke strategie een plan te ontwikkelen om antisemitisme te bestrijden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bikker en Ellian.

Zij krijgt nr. 469 (30950).

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Boon, PVV.

De heer Boon (PVV):

Voorzitter, dank u wel. Ik denk dat we een goed debat hebben gehad. Ik hoop dat de minister van Onderwijs morgen een uitnodiging naar de raad van bestuur van de Radboud stuurt om te praten over deze leraar. Ik heb er vertrouwen in dat deze minister daar echt mee aan de slag gaat.

Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij het Openbaar Ministerie ruim 100 personen in beeld zijn die betrokken waren bij de jacht op Joden in Amsterdam, maar dat er tot nu toe slechts 9 zijn veroordeeld;

verzoekt de regering erop toe te zien dat het Openbaar Ministerie alles in het werk stelt om iedere persoon die betrokken was bij de jacht op Joden in Amsterdam op te sporen en te vervolgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Boon.

Zij krijgt nr. 470 (30950).

De heer Koops (NSC):

We moeten naar huis, maar toch. Ik vraag het gewoon, omdat ik het meteen wil weten. Heeft deze motie nu het oog op het geven van een aanwijzing door de minister van Justitie en Veiligheid aan het Openbaar Ministerie? Is dat waar deze motie op doelt?

De heer Boon (PVV):

Als dat het uiterste geval is: ja.

De voorzitter:

De heer Diederik van Dijk, SGP.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dank, voorzitter. Dank voor de beantwoording. Drie moties. Kort.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij een stevige strafrechtelijke aanpak van antisemitisme een zerotolerancebeleid past;

verzoekt de regering (de meldcode voor) antisemitisme voortvarend onder de aandacht te brengen bij de Politieacademie en aangiftes van antisemitisme met nultolerantie te behandelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Diederik van Dijk.

Zij krijgt nr. 471 (30950).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat organisaties die zich antisemitisch uitlaten, terreur verheerlijken of haatpredikers uitnodigen, onder de huidige wetgeving hun anbistatus behouden en belastingvoordelen genieten;

verzoekt de regering beleid te ontwikkelen zodat organisaties die zich hieraan schuldig maken, hun anbistatus verliezen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Diederik van Dijk.

Zij krijgt nr. 472 (30950).

De heer Diederik van Dijk (SGP):

De laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het internet vol staat met antisemitisme, maar dat de huidige aanpak, waarin overleg met techbedrijven centraal staat, vrijwel niets oplevert;

verzoekt de regering platforms waarop antisemitisme geuit wordt harde verplichtingen en sancties op te leggen indien niet adequaat wordt ingegrepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Diederik van Dijk, Bikker, Boswijk, Van Zanten, Koops, Ellian, Eerdmans, Bamenga, Van Nispen, Tseggai en Kostić.

Zij krijgt nr. 473 (30950).

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Bromet, GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Ik beweeg mij normaal gesproken in de landbouwcommissie. Ten opzichte van de debatten die daar gevoerd worden, vond ik dit eigenlijk een heel waardig debat. Eén motie.

De voorzitter:

Zegt dat iets over dit debat of over de kwaliteit van de landbouwdebatten, denk ik dan.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Hahaha!

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal antisemitische incidenten stijgt en de hoeveelheid meldingen van antisemitisme, discriminatie en racisme in alarmerend tempo toeneemt;

van mening dat er een grotere aangiftebereidheid ontstaat als burgers erop kunnen vertrouwen dat de politie tot een goede herkenning en afhandeling van discriminatie-incidenten in staat is en dat speciaal opgeleide discriminatierechercheurs hierbij van belang zijn;

verzoekt de regering om zich in te zetten voor het uitbreiden van het aantal discriminatierechercheurs en daarbij te streven naar minstens één discriminatierechercheur per politie-eenheid, en de Kamer te informeren over de voortgang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet, Tseggai, Bamenga en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 474 (30950).

Dank u wel. De heer Ellian, VVD.

De heer Ellian (VVD):

Dank. Ik dank de bewindspersonen voor de beantwoording. Ik zou ze wel wat willen motiveren. Ik vind dat er nog wat weinig vuur in zit om de Joodse gemeenschap te beschermen.

Voorzitter, de eerste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit dat Joodse studenten en medewerkers zich veilig moeten voelen op hogescholen en universiteiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ellian en Bikker.

Zij krijgt nr. 475 (30950).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat Joodse artiesten kunnen blijven optreden in Nederlandse zalen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ellian.

Zij krijgt nr. 476 (30950).

De heer Ellian (VVD):

Ja, ze zijn kort deze keer. Rustig aan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat samenwerkingen niet beëindigd worden op basis van alleen de Joodse achtergrond van de samenwerking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ellian.

Zij krijgt nr. 477 (30950).

U laat de Kamerbewaarder wel rennen, hoor. Hallo!

De heer Ellian (VVD):

Sorry en dank.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de beveiliging van Joodse scholen te betrekken bij het veiligheidsfonds en bij te blijven dragen aan de noodzakelijke kosten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ellian.

Zij krijgt nr. 478 (30950).

De heer Ellian (VVD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer El Abassi, DENK.

De heer El Abassi (DENK):

Dank, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat kritiek op het beleid van de staat Israël of het benoemen van mensenrechtenschendingen niet gelijkstaat aan antisemitisme;

overwegende dat het ten onrechte labelen van maatschappelijke organisaties, studenten of demonstranten als antisemitisch het publieke debat schaadt en mensenrechtenverdedigers intimideert;

verzoekt de regering te waarborgen dat kritiek op het beleid van de staat Israël, inclusief het benoemen van mensenrechtenschendingen of het gebruik van termen als "apartheid" of "genocide", niet wordt aangemerkt als antisemitisme, en dit onderscheid expliciet te maken in beleid en communicatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid El Abassi.

Zij krijgt nr. 479 (30950).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat extreemrechtse partijen en bewegingen antisemitische complottheorieën verspreiden, zoals de zogenaamde "grote vervanging" en de leugen dat de Joden de media en de banken controleren;

overwegende dat partijen als Forum voor Democratie en de PVV in Nederland herhaaldelijk complottheorieën en retoriek hebben gebruikt die aansluiten bij dergelijke antisemitische complottheorieën;

overwegende dat deze complottheorieën bijdragen aan polarisatie, haat tegen Joden en een klimaat waarin antisemitisme en discriminatie kunnen toenemen;

verzoekt de regering om beleid te ontwikkelen om de verspreiding en normalisering van extreemrechtse antisemitische complottheorieën, waaronder die van partijen als FVD en PVV, tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid El Abassi.

Zij krijgt nr. 480 (30950).

De heer El Abassi (DENK):

En dan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de zogeheten prinsenvlag (oranje-wit-blauw) historisch werd gebruikt door de NSB, de nationaalsocialistische beweging die collaboreerde met de nazibezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog;

overwegende dat deze vlag sindsdien is omarmd door extreemrechtse groepen en wordt gebruikt als symbool van nationalistische en antidemocratische stromingen;

constaterende dat bij recente demonstraties op het Malieveld deze vlag zichtbaar werd meegedragen door personen die zich tegelijkertijd schuldig maakten aan antisemitische en racistische uitlatingen;

constaterende dat meerdere politieke partijen in de Kamer in het verleden deze vlag hebben meegedragen of afgebeeld, ondanks de beladen historische en ideologische lading ervan;

spreekt uit dat symbolen die verbonden zijn met fascistische en nationaalsocialistische bewegingen, zoals de zogeheten prinsenvlag, geen plaats hebben in of rond het parlement;

verzoekt het Presidium maatregelen te nemen om het gebruik en vertoon van deze vlag binnen en in de directe omgeving van de vergaderzalen van de Tweede Kamer te weren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid El Abassi.

Zij krijgt nr. 481 (30950).

De heer El Abassi (DENK):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Van Zanten, BBB.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de bewindspersonen voor de beantwoording. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat antisemitisme in Nederland exorbitant toeneemt en leidt tot gevoelens van onveiligheid binnen de Joodse gemeenschap;

overwegende dat antisemitische delicten raken aan de fundamenten van de rechtsstaat en daarom zwaar moeten worden bestraft;

overwegende dat het Openbaar Ministerie beleidsruimte heeft om prioriteit te geven aan bepaalde delicten;

verzoekt de regering om met het Openbaar Ministerie in gesprek te gaan om antisemitische delicten als prioriteit te behandelen en voorrang te geven bij vervolging, en de Kamer te informeren over de wijze waarop dit in de praktijk wordt gebracht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Zanten en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 482 (30950).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er organisaties en instellingen in Nederland zijn die zich schuldig maken aan antisemitische uitingen en dat sommige hiervan (in)direct publieke middelen of opdrachten ontvangen;

van mening dat overheidsfinanciering en aanbestedingen nooit beschikbaar mogen zijn voor organisaties die zich schuldig maken aan antisemitisme of aan het aanzetten/faciliteren daartoe;

verzoekt de regering om met behulp van de antidiscriminatiebepaling aanvullende kaders te ontwikkelen waarin subsidies kunnen worden ingetrokken wanneer instellingen zich schuldig maken aan antisemitisme, het faciliteren ervan en/of het niet ingrijpen hierop,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Zanten en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 483 (30950).

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Dank.

De voorzitter:

De heer Koops, NSC.

De heer Koops (NSC):

Meneer de voorzitter. Allereerst hartelijke dank aan beide bewindspersonen, die hier namens maar liefst zes bewindspersonen het woord voerden over de plannen die we vandaag bespreken.

Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat online intolerantie, waaronder die van antisemitische aard, een toenemend probleem vormt in de samenleving en dat online echokamers de verspreiding van haatdragende en intolerante boodschappen versterken, wat tot onacceptabele en gevaarlijke situaties kan leiden;

overwegende dat er behoefte is aan effectieve maatregelen om online intolerantie en de verspreiding van schadelijke inhoud tegen te gaan en dat hier veel kordater tegen moet worden opgetreden;

verzoekt de regering te komen met concrete voorstellen voor een versterkte aanpak van online intolerantie, en specifiek met voorstellen om online echokamers te doorbreken, en hierbij in ieder geval, in overleg met toezichthouders en onlineplatforms, te onderzoeken hoe de inzet van "trusted flaggers" met specifieke expertise op het gebied van antisemitisme kan worden vergroot en versterkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koops.

Zij krijgt nr. 484 (30950).

De heer Koops (NSC):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Bamenga, D66.

De heer Bamenga (D66):

Voorzitter. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB) sinds april 2021 is ingesteld bij ministerieel besluit;

constaterende dat antisemitisme in Nederland helaas nog steeds een hardnekkig en groeiend probleem vormt en de NCAB een belangrijke rol vervult in de aanpak, coördinatie en advisering met betrekking tot antisemitismebestrijding;

overwegende dat de Europese Unie alle lidstaten aanbeveelt om een nationaal coördinator of speciaal gezant voor bestrijding van antisemitisme aan te stellen;

overwegende dat een structurele, onafhankelijke en duurzame borging van de functie van de NCAB noodzakelijk is om antisemitismebestrijding blijvend te waarborgen;

verzoekt de regering een wetsvoorstel voor te bereiden waarin het bestaan, de taken en de bevoegdheden van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding wettelijk worden vastgelegd, en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bamenga, Diederik van Dijk, Van Zanten, Boswijk, Eerdmans, Tseggai en Ellian.

Zij krijgt nr. 485 (30950).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het ministerie van SZW een pilot heeft afgerond met dialoogsessies tussen jongeren van verschillende culturele en religieuze achtergronden, waaronder de Joodse gemeenschap, zonder dat hier tot op heden een structureel vervolg aan is gegeven;

verzoekt de regering structurele middelen te reserveren en/of vrij te maken voor het borgen en versterken van dialoog, verbinding en ontmoeting tussen mensen van verschillende culturele en religieuze achtergronden, met bijzondere aandacht voor de bestrijding van antisemitisme en bevordering van maatschappelijke cohesie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bamenga, Bikker, Bromet, Boswijk en Kostić.

Zij krijgt nr. 486 (30950).

De heer Bamenga (D66):

De laatste.

De voorzitter:

Dank u wel. U bent door uw tijd heen.

De heer Bamenga (D66):

Ik had nog een laatste motie. Kan ik alleen het dictum nog voorlezen?

De voorzitter:

Ja, maar u bent echt door uw tijd heen. Nou, doe 'm maar, maar volgende keer echt minder moties of kortere moties indienen.

De heer Bamenga (D66):

Dank u wel, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het onderwijs terecht veel aandacht wordt besteed aan de Holocaust en het herdenken daarvan;

verzoekt de regering om er zorg voor te dragen dat in het onderwijs, naast de Holocaust, ook aandacht wordt besteed aan het huidige Joodse leven, in al zijn culturele, maatschappelijke en religieuze diversiteit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bamenga, Diederik van Dijk en Van Zanten.

Zij krijgt nr. 487 (30950).

Het lid Kostić, Partij voor de Dieren.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Voorzitter. Ik heb net de antwoorden van minister Moes gelezen op mijn vragen. Het is echt hallucinant. Er komt geen enkel antwoord op de vragen die ik heb gesteld, dus bij dezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er miljoenen Joodse mensen en lhbti+-mensen zijn vermoord onder het symbool van het hakenkruis;

constaterende dat de lhbti+-mensen altijd hebben moeten strijden om zichtbaar te mogen zijn en het regenboogsymbool op openbare plekken in dat licht veel betekent;

constaterende dat minister Moes als eerste reactie gaf op het bekladden van een regenboogzebrapad in zijn gemeente met het antisemitische hakenkruis: "Zo werkt polarisatie. Jammer, van beide kanten";

constaterende dat de minister daarna een jaar lang weigerde excuses aan te bieden;

overwegende dat de minister hiermee het regenboogsymbool (een symbool van liefde en vrijheid) problematiseert en het gebruik van een hakenkruis (een puur antisemitisch en hatelijk symbool waarvoor miljoenen Joden en lhbti+-mensen vermoord zijn) bagatelliseert;

overwegende dat de minister nog steeds niet heeft getoond dat hij begrijpt wat in de kern het probleem is van zijn uitspraken;

overwegende dat onze Joodse en lhbti+-jongeren een betere minister verdienen;

spreekt uit dat het regenboogsymbool van de lhbti+-gemeenschap nooit een probleem is, maar een symbool van liefde en jezelf kunnen zijn;

zegt het vertrouwen in minister Moes op,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kostić.

Zij krijgt nr. 488 (30950).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat antisemitisme een schadelijke vorm van discriminatie is die wereldwijd schade aanricht aan Joodse gemeenschappen en effectief bestreden moet worden;

overwegende dat kritiek op de Israëlische staat geen antisemitisme is;

overwegende dat het kabinet in de Strategie Bestrijding Antisemitisme expliciet de IHRA-definitie ondersteunt als een juridisch niet-bindende werkdefinitie en stelt: "bij het beoordelen van antisemitisme is onder andere deze definitie behulpzaam";

overwegende dat de huidige IHRA-definitie ruimte biedt om kritiek op het beleid van de Israëlische regering in te perken en te bestempelen als antisemitisme en die daarmee de vrijheid van meningsuiting beperkt;

voorts overwegende dat de Jerusalem Declaration on Antisemitism, opgesteld door de Israëlische historicus Alon Confino samen met honderden andere onderzoekers, een duidelijke en politiek neutrale leidraad biedt voor het onderscheid tussen antisemitisme en kritiek op Israël;

verzoekt de regering:

  • -in de uitvoering van de Strategie Bestrijding Antisemitisme uit te gaan van een werkdefinitie van "antisemitisme" die in lijn is met internationaal recht en mensenrechten en duidelijk onderscheid maakt tussen antisemitisme en kritiek op Israël;

  • -daarbij als juridisch niet-bindende werkdefinitie de Jerusalem Declaration on Antisemitism te verkennen, hierover in gesprek te gaan met wetenschappers op het gebied van antisemitisme en diverse Joodse groepen, zoals Een Ander Joods Geluid, en zo snel mogelijk hierover terug te koppelen aan de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kostić.

Zij krijgt nr. 489 (30950).

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dank aan de voorzitter voor de coulance.

De voorzitter:

Ja, maar mevrouw Bromet heeft nog een vraagje voor u.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Ja, want we hebben nu al drie weken achter elkaar een motie van wantrouwen van de Partij voor de Dieren voor een andere minister boven de markt hangen. Ik wil niks zeggen over de eventuele steun van GroenLinks-PvdA, ja of nee. Vandaag is er weer een motie van wantrouwen ingediend. Ik vind het eigenlijk een goede gewoonte dat we daar snel over stemmen en dat we die niet maar eindeloos boven de markt laten hangen. Ik zou dus de Partij voor de Dieren willen verzoeken om ervoor te zorgen dat we er dan zo snel mogelijk over stemmen. Dit is meer een soort hygiëneoproep.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Daar heeft mijn collega helemaal gelijk in. Ik had dit ook veel eerder willen aankaarten bij deze minister, maar een fatsoenlijk debat hierover werd steeds geblokkeerd. In dit geval kwam het helaas samen. Het is een minister die het hakenkruis bagatelliseert en het op één lijn zet met een regenboogsymbool, en de Kamer schoffeert. Ik heb twee weken geleden spoedvragen ingediend. Hij heeft ze nu afgeraffeld. Ik heb de antwoorden gezien. Ze verwijzen allemaal terug met "Zie antwoord vraag 2." Antwoord vraag 2 is eigenlijk gewoon "Zie de brief die ik eerst heb gestuurd." Hij komt helemaal nergens op terug. Het zijn geen oprechte excuses. Deze minister snapt niet wat het regenboogsymbool is. Hij snapt ook niet wat een hakenkruis is.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot zover de tweede termijn van de Kamer. Ik schors tien minuten. Dan gaan we luisteren naar de beide bewindspersonen.

De vergadering wordt van 23.37 uur tot 23.53 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen. We hebben 25 moties. Ik hoop dat de beide ministers daar heel kort en puntig doorheen kunnen gaan. Dan staan we over vijf minuten buiten. Het woord is aan de minister van Justitie.

Minister Van Oosten:

Voorzitter, dank u wel. Er was nog een enkele, korte vraag. "Kunt u tussendoor cijfers geven over antisemitismefeiten?" De politie en de lokale antidiscriminatievoorzieningen publiceren evenals het Openbaar Ministerie jaarlijks een cijferrapport. Dat vormt dan ook een integraal onderdeel van deze rapporten. Daarbij wordt ook een meerjarig beeld gegeven van de effecten.

Mevrouw Bromet had nog een vraag over de extra middelen voor herinneringscentra. Dat is toch vooral bedoeld voor behoud van erfgoed. Dat valt onder de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van VWS. Maar ik heb begrepen dat de structureel beschikbaar gestelde middelen ook bestemd zijn voor de educatieve functie van de centra, niet alleen voor het behoud van erfgoed.

De heer Bamenga stelde mij nog de vraag hoe het zit met de uitvoering van zijn motie die het kabinet oproept om met gemeenten in gesprek te gaan over portefeuillehouders antisemitisme binnen de colleges van B en W. De motie lag bij mijn collega, de minister van BZK. Die staat in nauw en doorlopend contact met de VNG omtrent de lokale aanpak. In de eerstvolgende brief over de stelselwijziging van de antidiscriminatievoorzieningen — ik hoop dat ik u daarmee even gerust mag stellen, meneer Bamenga — zal de minister van BZK daar nader op ingaan. Die ontvangt u voor het einde van het jaar.

Voorzitter. Dan ga ik naar de moties. Ik neem even de moties die er liggen ten aanzien van de minister van Justitie en Veiligheid. Ik heb begrepen dat de motie op stuk nr. 469 de eerste is. Dat is een motie van mevrouw Bikker en de heer Ellian. Die krijgt oordeel Kamer. Ik beperk me bij oordelen Kamer even tot "oordeel Kamer", tenzij de voorzitter mij oproept tot iets anders.

De motie op stuk nr. 470 van de heer Boon ontraad ik, omdat het mij niet past om aanwijzingen aan het Openbaar Ministerie te geven.

De motie op stuk nr. 471 van de heer Van Dijk geef ik oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 472 van de heer Van Dijk krijgt iets meer woorden. Namens de staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane ontraad ik deze motie, onder verwijzing naar de uitleg die ik daar eerder bij heb gegeven ten aanzien van de anbistatus.

De motie op stuk nr. 473 van onder meer de heer Van Dijk en vele anderen geef ik mede namens de minister van Economische Zaken oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 474 van het lid Bromet en anderen: overbodig. Vanuit het hoofdlijnenakkoord is de capaciteit van het expertisecentrum bestendigd en uitgebreid. Hiermee is er voldoende capaciteit. Het is ook aan de politie om dit specifiek te organiseren.

De motie op stuk nr. 478 van de heer Ellian: oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 479 van de heer El Abassi. Even kijken … Ja, u zit daar. Ik wil oordeel Kamer zeggen, mits — en nou moet ik even heel precies zijn — ik de motie zo mag lezen dat niet op voorhand alles antisemitisme is. Dat is voor mij wel cruciaal. Als dat anders beschouwd wordt, moet ik 'm simpelweg ontraden. Als er twijfel is, ontraad ik 'm, want we moeten er wel duidelijk in zijn wat we over en weer kunnen verwachten.

De motie op stuk nr. 480 is ook van de heer El Abassi. Deze motie ontraad ik. Extremisme in alle vormen hebben we tegen te gaan, maar ik merk heel specifiek voor de Handelingen even op dat ik als minister van Justitie en Veiligheid overigens niet meega in de kwalificatie die hier wordt gegeven ten aanzien van twee partijen in deze zaal, Forum voor Democratie en de PVV.

De motie op stuk nr. 481 is gericht aan het Presidium. Mag ik dat zo afdoen, meneer de voorzitter, door te zeggen dat deze motie aan het Presidium gericht is?

De voorzitter:

Ja, daar gaat u dan niet over.

Minister Van Oosten:

Nee, dat dacht ik ook.

De voorzitter:

Heel simpel.

Minister Van Oosten:

De motie op stuk nr. 482 van onder meer mevrouw Van Zanten: oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 483 van mevrouw Van Zanten. Namens de minister van BZK ontraad ik deze motie.

De motie op stuk nr. 484 van de heer Koops: oordeel Kamer, namens de minister van BZK.

De motie op stuk nr. 485 van de heer Bamenga en anderen ontraad ik, indachtig de discussie die we net met elkaar hebben gevoerd.

Dan de motie op stuk nr. 486. Ik moet het even precies voorlezen aan de heer Bamenga. Namens de staatssecretaris Participatie en Integratie geef ik deze motie … Nee. Het lid Bamenga refereert aan een pilot die pas recentelijk is afgerond. Momenteel wordt gereflecteerd op de opbrengst hiervan en wordt bezien of en hoe we deze inzet kunnen voortzetten. Namens de staatssecretaris Participatie en Integratie geef ik deze motie daarom oordeel Kamer, met de kanttekening dat SZW geen structurele middelen heeft op de begroting en hier alleen op incidentele basis uitvoering aan kan geven.

De motie op stuk nr. 488 is niet aan mij.

De motie op stuk nr. 489: oordeel Kamer.

De voorzitter:

Er is nog een vraag van de heer Ellian.

De heer Ellian (VVD):

U zag het al. De motie op stuk nr. 486 krijgt oordeel Kamer, maar het dictum verzoekt om structurele middelen te reserveren. Die zijn er niet, dus hoe kan het dan oordeel Kamer zijn?

Minister Van Oosten:

Ik snap uw vraag heel goed. Ik mag hier spreken namens de staatssecretaris Participatie en Integratie, dus ik vertolk ook maar even wat ik meekrijg. Er is geld, maar alleen op incidentele basis. Dat is heel specifiek zo. Er staat "structurele middelen"; nee, die zie ik ook niet terugkomen, tenzij ik de motie zo mag lezen dat het op incidentele basis één keer kan gebeuren. Dat vraag ik dan even aan de heer Bamenga. Anders moet ik 'm toch maar ontraden. Ik moet nu ook maar even naar bevind van zaken handelen.

De heer Bamenga (D66):

Kijk, de motie vraagt om structureel geld. Je kunt er ook iedere keer "incidenteel, incidenteel, incidenteel" van maken, maar volgens mij is de geest van de motie dat we dit met z'n allen heel belangrijk vinden en dat we dit gewoon willen borgen.

De voorzitter:

Maar er is geen dekking.

De heer Bamenga (D66):

Nee, oké, maar dan is het belangrijk dat er in ieder geval zorg voor gedragen wordt dat er iedere keer dekking komt. Als dat is wat men bedoelt, dat men daar zorg voor wil dragen en dat ik het zo moet interpreteren, wil ik daar zeker mee akkoord gaan.

De voorzitter:

Maar dan zou u met een gewijzigde motie moeten komen.

Minister Van Oosten:

Ik vind het nou heel spannend worden. Ik ga 'm ontraden. Mocht er iets anders opkomen, dan informeer ik de Kamer. Dat zal dan via de staatssecretaris lopen.

De voorzitter:

Helder. Ontraden.

Minister Van Oosten:

Volgens mij had ik nu alle moties behandeld die op mijn portefeuille zien.

De voorzitter:

U heeft nog een vraag van de heer Diederik van Dijk.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Ik heb toch nog even een vraag. Misschien vergis ik mij. Dat hoop ik eigenlijk. Kreeg de motie op stuk nr. 489 nou oordeel Kamer?

De voorzitter:

Klopt, die kreeg oordeel Kamer.

Minister Van Oosten:

O, ik ben zo blij dat de heer Van Dijk nog even deze vraag stelt. Als ik 'm zo mag opvatten dat we in gesprek blijven over de definities van antisemitisme en waar we deze de bestrijding in Nederland kunnen helpen, dan kunnen we dat altijd doen.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Mijn vraag is dan toch even als volgt. Tijdens een interruptie kwam het ook al ter sprake. Hier staat de overweging dat de IHRA-definitie ruimte zou bieden om kritiek op de Israëlische regering te bestempelen als antisemitisme. Ik heb het net letterlijk voorgelezen. In de toelichting op die werkdefinitie staat: een kritische houding tegenover Israël, bla, bla, bla, net als tegen welke staat dan ook, is niet als antisemitisch te bestempelen. Het zijn dus gewoon feitelijk onjuiste overwegingen. Ik vind het toch apart dat de minister zegt dat het allemaal wel klopt door 'm oordeel Kamer te geven. Dat is volgens mij niet het geval.

Minister Van Oosten:

Ik handhaaf wel het oordeel dat ik net heb uitgesproken. Ik ga het nog wel even kritisch doorlezen naar aanleiding van de discussie die we met elkaar hebben gehad. Maar voor nu geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:

Oké. Hartelijk dank. De minister van Onderwijs becommentarieert de resterende moties. Hij kan het vast net zo kort en puntig als de minister van Justitie.

Minister Moes:

Ik doe mijn stinkende best.

De voorzitter:

De heer Boon heeft nog een vraag.

De heer Boon (PVV):

Ik wil toch nog even teruggaan. Er wordt nu een oordeel uitgesproken. De minister zegt daarna: ik ga de motie goed lezen. Ik vind niet dat dit gaat zoals het hoort. De minister hoort vooraf de motie goed te lezen en dan met een goed oordeel te komen. Verder sluit ik me aan bij de heer Van Dijk.

Minister Van Oosten:

Ik persisteer bij oordeel Kamer.

De voorzitter:

Oké, perfect. Nogmaals, de minister van Onderwijs. Het was even een stoelendansje. Het woord is aan hem.

Minister Moes:

De motie op stuk nr. 465 gaat over subsidievoorwaarden voor poppodia. De exploitatie van podia is een gemeentelijke zaak. Rijkssubsidie is geen structureel onderdeel van de exploitatie. Verder zijn strafbare feiten strafbare feiten. Die kunnen aan de rechter worden voorgelegd. Deze motie ontraad ik.

De motie op stuk nr. 466 moet ik ontraden. Op 6 juni jongstleden heeft uw Kamer reeds een escalatieladder ontvangen als bijlage bij de Kamerbrief over veiligheid op hogescholen en universiteiten. Ik heb ook net in het debat het een en ander toegelicht over de al bestaande escalatieladder.

De motie op stuk nr. 467 is een spreekt-uitmotie.

Ik wil graag dat de motie op stuk nr. 468 over Holocausteducatie aangehouden wordt, anders zou de motie ontijdig zijn. Op dit moment bereidt de staatssecretaris van OCW samen met de staatssecretaris van VWS een plan voor over hoe dit kan worden gestimuleerd. In de voortgangsrapportage van het Nationaal Plan Versterking Holocausteducatie, die uw Kamer eind dit jaar ontvangt, is deze aanpak ook verder geconcretiseerd, inclusief de financiële middelen die we hiervoor uittrekken.

De motie op stuk nr. 475 is een spreekt-uitmotie.

De motie op stuk nr. 476 geef ik oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 477 geef ik oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 487 over de kennis over het hedendaagse Joodse leven in Nederland en daarbuiten vind ik overbodig. Alle scholen zijn vanuit het curriculum namelijk nu al verplicht om les te geven over het jodendom als geestelijke stroming. Daar is ook extra aandacht voor. Buiten de eisen in het curriculum over Holocausteducatie is dus ook nog expliciet aandacht voor het Jodendom als culturele en als geestelijke stroming. Die is dus overbodig.

Dat waren de moties.

De voorzitter:

Heel goed.

De heer Boon (PVV):

Ik had in mijn tweede termijn nog een vraag gesteld aan de heer Moes. Ik vroeg of hij morgen of op zeer korte termijn een afspraak gaat maken met het bestuur van de Radboud Universiteit vanwege de gedragingen van de heer Pettit.

Minister Moes:

"Morgen" durf ik niet toe te zeggen. Maar ik ga op zeer korte termijn contact zoeken.

De voorzitter:

Dank u wel. Dank aan de beide bewindspersonen vandaag.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag stemmen wij over de moties. Ik sluit de vergadering van 23 september, hoewel het reeds 24 september is.

Naar boven