4 DUO en hoger onderwijs

DUO en hoger onderwijs

Aan de orde is het tweeminutendebat DUO en hoger onderwijs (CD d.d. 23/04).

De voorzitter:

We gaan naar het eerste tweeminutendebat van deze dag. Dat betreft het tweeminutendebat DUO en hoger onderwijs. Ik wil de minister van harte welkom heten. Ik geef allereerst het woord aan de heer Krul namens de fractie van het CDA.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister bezig is met de uitwerking van het amendement-Bontenbal c.s. (36600-VIII, nr. 141), dat vraagt om een nota van wijziging op de Wet internationalisering in balans (Wib) die regelt dat het onderwijsaanbod in regio's wordt geborgd;

overwegende dat de Wib impact heeft op het onderwijs en dat universiteiten, hogescholen, het bedrijfsleven en lokale en regionale overheden om snelle duidelijkheid vragen;

van mening dat de doelstelling van de Wib om de balans tussen Engels- en Nederlandstalig onderwijs te herstellen in het hoger onderwijs overeind moet blijven, maar dat die gezien de grote behoefte aan internationaal talent, de geopolitieke ontwikkelingen en de uitdagingen in de regio in het juiste licht moet worden bezien;

overwegende dat de instroom van internationale studenten inmiddels daalt;

overwegende dat de universiteiten voorstellen om de taaltoets niet in te voeren voor bestaand aanbod en bindende bestuurlijke afspraken maken om verengelsing van het hoger onderwijs tegen te gaan en internationalisering in balans te brengen;

van mening dat dergelijke initiatieven "van onderop" waardering verdienen;

overwegende dat met het schrappen van de taaltoets voor bestaand aanbod aan de doelstelling om het onderwijsaanbod in regio's te borgen wordt voldaan;

verzoekt de regering via een nota van wijziging op de Wib de taaltoets voor bestaand onderwijsaanbod te schrappen en samen met universiteiten en hogescholen tot een bindend bestuurlijk akkoord te komen met als doel internationalisering in balans te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Krul, Soepboer, Stultiens, Dassen, Stoffer, Ceder, Rooderkerk en Ergin.

Zij krijgt nr. 1190 (31288).

De heer Krul (CDA):

Voorzitter. De internationalisering in ons onderwijs en met name op de universiteiten is de laatste jaren uit balans geraakt. Dat zorgt wel degelijk voor een maatschappelijk probleem. Van dat probleem kijken instellingen, zowel in het wo als in het h.o., niet weg. De zelfregievoorstellen zijn een historische en stevige stap in de goede richting. Ere wie ere toekomt: het h.o. was iets eerder. Het wo heeft een heel goed voorbeeld gevolgd. Deze motie geeft de minister ruimte om in de verdere uitwerking van zijn eigen plannen rond de Wib de balans te herstellen op een manier dat instellingen, bijvoorbeeld in de regio's, niet onnodig hard geraakt worden. Tevens doen we recht aan de historische stap vooruit vanuit het onderwijs.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Krul.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Een korte vraag. Ten eerste complimenten voor de motie. Volgens mij is het een heel stevige motie, waar de hogescholen en universiteiten blij mee zijn. Ik heb niet heel snel kunnen meerekenen. Heeft u nou al een meerderheid voor deze motie, meneer Krul? U heeft heel veel namen genoemd. Hoeveel komen we nog tekort?

De heer Krul (CDA):

We nodigen natuurlijk alle partijen uit om mee te tekenen. Maar ik zou hier niet staan als ik niet gerekend had. Als we nog ongeveer vijf zetels kunnen vinden, meneer Stultiens, dan zijn we allebei een gelukkig man.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

We gaan ons best doen. Dinsdag zien we of het gelukt is.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de tweede spreker, de heer Stultiens namens de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste gaat over het betaalbaar houden van studentenvoorzieningen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het jarenlang als volstrekt logisch wordt beschouwd dat studentenvoorzieningen als sport en cultuur zijn belegd bij onderwijsinstellingen, mede vanwege het belang van sociale cohesie, studentenwelzijn en een goed studieklimaat;

constaterende dat het kabinet inmiddels zelf heeft aangegeven dat het niet wenselijk is dat dergelijke voorzieningen voor studenten dreigen te verdwijnen als gevolg van de herziening van de beleidsregel over publiek-privaat, en dat het daarom de besteding van onderwijsgeld aan bijvoorbeeld sport en cultuur voorlopig niet als onrechtmatig zal beoordelen;

overwegende dat de landsadvocaat heeft aangegeven dat bepaalde activiteiten kunnen worden uitgezonderd van de beleidsregel vanwege het algemeen belang;

verzoekt de regering om het algemeen belang voorop te stellen en in samenspraak met studenten en onderwijsinstellingen een juridische basis te creëren waardoor onderwijsinstellingen kunnen blijven investeren in betaalbare studentenvoorzieningen zoals sport en cultuur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stultiens, Rooderkerk, Van Nispen en Ergin.

Zij krijgt nr. 1191 (31288).

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

De tweede motie gaat over iets wat ook in de debatten terugkwam en wat de minister zelf ook zei, namelijk dat als we deze voorzieningen betaalbaar houden, we dat echt voor alle studenten moeten doen, dus ook voor mbo-studenten. Dat gebeurt al mondjesmaat, maar dat kan nog wel wat verder gaan. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een gezonde en stimulerende leeromgeving positief bijdraagt aan de mentale gezondheid en het verminderen van uitval en het studentensucces vergroot;

constaterende dat universiteiten en hogescholen om die redenen ook studie- en studentenverenigingen faciliteren, waarbij actieve studenten een belangrijke bijdrage leveren in besturen en commissies;

overwegende dat mbo-studenten vaak niet deze kansen krijgen en veel voorzieningen niet aanwezig zijn op mbo-instellingen;

verzoekt de regering om samen met deze mbo-instellingen te inventariseren wat er nodig is om studenten op het mbo gelijke toegang te geven tot dergelijke voorzieningen en activiteiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stultiens, Tseggai en Westerveld.

Zij krijgt nr. 1192 (31288).

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Ergin namens de fractie van DENK.

De heer Ergin (DENK):

Voorzitter. Ik heb in aanvulling op de andere moties die collega's inmiddels al hebben ingediend nog één motie. Die gaat over de afhandeling van het DUO-schandaal. De motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat tienduizenden studenten financieel zijn getroffen door het handelen van DUO inzake de uitwonendenbeurs en dat de compensatie voor velen nog steeds uitblijft;

overwegende dat de psychische en financiële schade voor deze studenten aanzienlijk is;

verzoekt de regering om voor de begrotingsbehandeling te rapporteren over hoeveel studenten gecompenseerd zijn, wat de eventuele knelpunten en belemmeringen zijn en of het beschikbaar gestelde bedrag toereikend is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ergin.

Zij krijgt nr. 1193 (31288).

Dank u wel, meneer Ergin. Dan is het woord aan mevrouw Martens-America namens de fractie van de VVD.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ons land op dit moment te kampen heeft met grote tekorten, niet alleen in technische beroepen maar ook in andere takken;

van mening dat een zo goed mogelijke aansluiting van ons onderwijs op de arbeidsmarkt van nu en die van de toekomst essentieel is, zodat toekomstige werknemers en werkgevers elkaar blijven vinden;

overwegende dat een zo goed mogelijke aansluiting van ons onderwijs op de arbeidsmarkt ook de economie ten goede komt;

verzoekt de regering in samenwerking met de ministeries van OCW, SZW en EZ een arbeidsmarktscan uit te voeren om helder te krijgen welke beroepsgroepen en dus opleidingen nodig zijn voor ons verdienvermogen van de toekomst;

verzoekt de regering het ministerie van OCW te vragen de resultaten te analyseren en de Kamer verschillende scenario's te doen toekomen van wat er nodig is om ons onderwijsaanbod te laten aansluiten bij de arbeidsmarkt vanuit een langetermijnvisie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Martens-America.

Zij krijgt nr. 1194 (31288).

Dank u wel. Mevrouw Rooderkerk, fractie D66.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Dank, voorzitter. Toen wij het debat voerden met de minister over de DUO en het hoger onderwijs hadden we net de Voorjaarsnota ontvangen. De minister zei toen al: ik vraag me af of hier wel goed genoeg over nagedacht is. Dat idee hadden wij ook, maar het was toch een teleurstellend debat, omdat de bezuinigingen worden doorgezet door de minister en de rekening hiervan bij de studenten terechtkomt. Onze studenten gaan er het hardst op achteruit van alle inkomensgroepen in onze samenleving, terwijl ze straks ook van groot belang zijn voor onder meer onze economie. Ik heb geen motie, maar wel een paar vragen voor de minister. Wat gaat hij nu doen om ervoor te zorgen dat studenten wél meer geld in hun portemonnee krijgen? Is hij bereid te kijken naar de effecten van het enorme koopkrachtdal van studenten, bijvoorbeeld naar de impact hiervan op de keuze van studenten om hun studie af te maken? Heeft hij kennisgenomen van de recente studie van het RIVM waarin duidelijk te zien is dat studenten zich enorme zorgen maken over hun portemonnee en over het woningtekort? Hoe kijkt hij hiernaar? Wat zegt hij tegen deze studenten? Gaat hij actie ondernemen om iets voor hen te doen of kijkt hij alleen toe terwijl deze bezuinigingen over hen worden uitgestort?

Ik zie uit naar de antwoorden op deze vragen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we naar de heer Soepboer, Nieuw Sociaal Contract.

De heer Soepboer (NSC):

Dank u, voorzitter. Mijn fractie en ikzelf zijn van mening dat de internationalisering en de verengelsing in Nederland ver zijn doorgeschoten in de maatschappij — om maar een voorbeeld te noemen: het is schier onmogelijk om op een Haags terras in het Nederlands een drankje te bestellen — maar ook in het onderwijs. Er moet dus wat gebeuren. We zijn blij met de eerste stap die het hoger onderwijs en het universitair onderwijs hebben gezet, maar het kan nog beter. Het Nederlands moet weer de norm worden in Nederland. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat universiteiten en hogescholen zelf in actie zijn gekomen om de verengelsing en internationalisering in het hoger en wetenschappelijk onderwijs terug te dringen;

overwegende dat dit initiatief moet worden gewaardeerd en aangemoedigd;

overwegende dat we er nog lang niet zijn en dat er meer nodig is om Nederlands weer de norm te laten zijn in het hoger onderwijs en onderzoek;

overwegende dat daarvoor, naast het uitwerken van de Wib, verdere bindende afspraken nodig zijn tussen de sector en het ministerie;

overwegende dat zowel bij de uitvoering van de Wib als bij verdere bindende afspraken ruimte moet zijn voor maatwerk en de regio moet worden ontzien;

verzoekt de minister verdere stappen te ondernemen om tot aanvullende, zo bindend mogelijke en controleerbare afspraken met hogescholen en universiteiten te komen over het verder terugdringen van de verengelsing en internationalisering teneinde het Nederlands weer de norm te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Soepboer en Krul.

Zij krijgt nr. 1195 (31288).

Ik zie dat u een interruptie heeft van de heer Stoffer, meneer Soepboer.

De heer Stoffer (SGP):

Dit is een prachtige motie, maar ik vraag me toch af hoe de heer Soepboer de Friese taal in dit geheel plaatst.

De heer Soepboer (NSC):

Soms hoop je dat er een vraag komt, omdat je zelf iets bent vergeten te zeggen. Dan komt een vriend in nood, uw broeders hoeder, toch die vraag stellen. Dank u wel. Ik vind eigenlijk dat dat geldt voor alle gebiedseigen talen, dus ook voor het Fries zou er volledige ruimte moeten zijn. Maar dat geldt natuurlijk ook voor het Twents. U weet dat het Fries de tweede rijkstaal in de provincie Friesland is, dus ook die zou ruimte en omtinken moeten hebben, zoals we dat in het Fries zeggen.

De heer Stoffer (SGP):

Ik ben geheel gerustgesteld. Dank.

De heer Soepboer (NSC):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan had het antwoord ook wel in het Fries gekund, hoor, meneer Soepboer.

De heer Soepboer (NSC):

De volgende keer!

De voorzitter:

Heel goed. Het woord is aan de heer Stoffer van de SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Ik heb drie moties. De eerste luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de beoogde doelen van capaciteitsbekostiging ook bereikt kunnen worden door middel van andere bekostigingssystemen;

overwegende dat bij instellingen in het hoger onderwijs de vrijheid en verantwoordelijkheid dient te berusten om gezamenlijk tot afstemming te komen over het opleidingenaanbod, waarbij de basisbekostiging toereikend dient te zijn voor de regionale, nationale en internationale taken;

verzoekt de regering bij de verkenning van bekostigingssystemen ook andere systemen dan capaciteitsbekostiging te betrekken waarin geen sprake is van nog verdergaande sturing op studentenpopulaties door de rijksoverheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Stoffer.

Zij krijgt nr. 1196 (31288).

De heer Stoffer (SGP):

De tweede motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de identiteit van instellingen integraal onderdeel is van de kwaliteit van het onderwijs;

constaterende dat de toetsing op macrodoelmatigheid niet altijd tot tevredenheid leidt bij het onderwijsveld en de arbeidsmarkt als de identiteit van opleidingen buiten beschouwing blijft;

verzoekt de regering in het nieuwe beleidskader macrodoelmatigheid ook het belang van identiteit en denominatie een plaats te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stoffer en Ceder.

Zij krijgt nr. 1197 (31288).

De heer Stoffer (SGP):

Dan de laatste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor het begeleiden van leerlingen naar de juiste plek in het hoger onderwijs van groot belang is dat het profiel van de verschillende schoolsoorten voldoende scherp is;

constaterende dat aandacht voor een academische houding in het vwo van wezenlijk belang is om toeleiding naar het hoger onderwijs te verbeteren;

verzoekt de regering samen met het onderwijsveld te werken aan versterking van het academische profiel van het vwo,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Stoffer.

Zij krijgt nr. 1198 (31288).

De heer Stoffer (SGP):

Dat waren ze, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u, meneer Stoffer. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de inbreng van de Kamer. Ik schors tot 10.35 uur. We zien elkaar straks terug.

De vergadering wordt van 10.29 uur tot 10.37 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de minister voor de beantwoording van de vragen en de appreciatie van de moties. De minister.

Minister Bruins:

Dank u wel, voorzitter. Ik heb een negental moties, en een aantal vragen van mevrouw Rooderkerk. Ik zal beginnen met het waarderen van de moties.

Ik begin met de motie op stuk nr. 1190 van de heer Krul en een heleboel anderen. Ik hoor de oproep van de heer Krul. Ik snap ook waar hij vandaan komt. Dit is een mogelijke uitwerking van het amendement-Bontenbal c.s. Het is in ieder geval een heldere interpretatie daarvan. Ik wil vanuit hier de universiteiten en hogescholen ook bedanken voor hun zelfregieplannen. Dat is echt een stap vooruit. Mijn aanpak is altijd geweest: én zelfregie én bestuurlijke afspraken én de Wib, de Wet internationalisering in balans. Wat betreft de Wib en de TAO voor bestaand aanbod, heb ik wel een opdracht meegekregen vanuit het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma. Op dit moment moet ik de motie dus ontraden. Tegelijkertijd zie ik ook de ondertekening. Als de Kamer mij bij meerderheid een andere opdracht zou meegeven, dan ben ik daar natuurlijk ook gevoelig voor. Maar op dit moment is de motie op stuk nr. 1190 ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 1190: ontraden. Een interruptie van mevrouw Martens-America.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Nog even los van de vraag of het een goed idee is of niet, kan de minister, in navolging op het ontraden, bevestigen dat dit geen gevolgen heeft voor de voorgenomen bezuinigingen op internationalisering?

Minister Bruins:

De bezuiniging, de taakstelling op internationalisering, staat los van de aanpak van de Wib. Die bezuiniging staat. Daar hou ik mij ook aan. Daar heb ik mijn handtekening onder gezet, dus die blijft.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Eén verhelderende vraag. Dit is namelijk vrij abstract. Betekent dit dat als de taaleis wordt geschrapt uit de Wib of uit de wet die we gaan hebben, de minister nog voldoende middelen heeft om zijn voorgenomen bezuiniging te behalen?

Minister Bruins:

Ik heb natuurlijk nooit voldoende middelen en meer geld voor onderwijs is altijd goed, maar er zal geen cent bij komen. De taakstelling staat en die voer ik uit.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Nee, maar dat is niet wat ik vroeg. Met middelen bedoel ik instrumenten om daadwerkelijk die voorgenomen bezuiniging op internationale studenten te bereiken. De minister heeft deze eis natuurlijk zelf toegevoegd aan de al bestaande Wib, omdat hij ervan overtuigd was dat het nodig was om die doelstellingen te halen. Op het moment dat we die schrappen, is hij dan nog in staat om die doelstellingen te halen? Ik vraag dit niet omdat ik per se wil dat dat gebeurt, maar omdat ik wil overzien wat de gevolgen zouden kunnen zijn van het aannemen van dit voorstel.

Minister Bruins:

Het volledige instrumentarium blijft intact. De Wib zal bestaan als die een meerderheid krijgt in de Tweede en Eerste Kamer. De TAO is een instrument dat bestaat. De bestuurlijke afspraken vormen een instrument dat ik heb. De zelfregie, inclusief numeri fixi, blijft bestaan. Het hele instrumentarium blijft bestaan en is naar mijn mening voldoende om de taakstelling zoals we die met elkaar hebben afgesproken, te behalen.

De heer Krul (CDA):

In navolging daarop: zou de minister iets kunnen vertellen over de autonome afname van het aantal internationale studenten? Met andere woorden, ook in het licht van de vraag van mevrouw Martens-America, zien we niet nu al in de praktijk gebeuren wat het instrument zou beogen, namelijk minder internationale studenten?

Minister Bruins:

Dankzij de afspraken die gemaakt zijn met de instellingen is het actief werven van studenten in het buitenland gestopt. Nog voordat ik aantrad, zijn die afspraken gemaakt. Door dat onderdeel van het instrumentarium is het aantal internationale studenten inderdaad al autonoom gedaald. Dat loopt ook al mooi langs de lijnen van de taakstelling zoals die mij is meegegeven.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Ik hoor de minister mooie woorden spreken over de zelfregie van de universiteiten, maar zij hebben natuurlijk niet getekend voor enorme bezuinigingen. Ziet hij dat ook?

Minister Bruins:

Ik zie dat. Ik weet dat de sector niet blij is met de bezuinigingen zoals die in het hoofdlijnenakkoord en later in het regeerprogramma zijn afgesproken. Dat hebben ze me ook duidelijk gemaakt. Ik heb ook de 10.000 mensen op het Malieveld zien staan. Ik begrijp de zorg die de instellingen hebben. We hebben ook nog eens te maken met autonome krimp als gevolg van de demografische ontwikkelingen. Ook dat is heel zorgwekkend. Daarvoor is het ook nodig om naar het financieringsstelsel te kijken. Ik begrijp ten volle de zorgen die de sector heeft en die de sector ook voortdurend met mij deelt. Ik blijf daar ook goed over in gesprek.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Zeggen dat de zorgen begrepen worden, maar vervolgens niks doen: daar hebben de universiteiten helemaal niks aan. Vandaar dat er ook een voorstel in de Kamer ligt om er wat aan te doen. Ik hoop toch van harte dat de minister dit serieus wil nemen en ook universiteiten en studenten serieus wil nemen.

Minister Bruins:

Dit kabinet heeft bepaalde keuzes gemaakt. We willen ervoor zorgen dat mensen aan het eind van de maand meer in hun portemonnee overhouden. Er moet ook in Defensie worden geïnvesteerd. Tegelijkertijd moet ook de staatskas op orde blijven. Dat vergt moeilijke keuzes. In dit geval betekent dat dat er ten opzichte van het vorige kabinet minder wordt geïnvesteerd in onderwijs. Ik heb daar oog voor en ik vraag daar natuurlijk ook voortdurend aandacht voor, want onderwijs is belangrijk voor ons land en zeker ook voor de volgende generatie. We willen vooral heel erg zuinig met ons onderwijs blijven omgaan en daar ook goed de aandacht voor blijven vragen.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 1191.

Minister Bruins:

De motie op stuk nr. 1191 van de heer Stultiens c.s. We hebben vorige week uitgebreid van gedachten gewisseld over de sportfaciliteiten. Ik heb daar gezegd, en dat zeg ik nu graag weer, dat ik het belangrijk vind dat studenten op een betaalbare manier kunnen blijven sporten. Daarmee heb ik me ook aangesloten bij een nagenoeg Kamerbreed uitgesproken sentiment. Daar waren we het met z'n allen wel over eens. Ik heb ook toegezegd te inventariseren bij de instellingen wat de gevolgen zijn van de beleidsregel voor sportfaciliteiten, de zogeheten impactanalyse. Daarover verwacht ik uw Kamer na de zomer te kunnen informeren. De motie, en wat daarin nu aan mij gevraagd wordt, is daarmee ontijdig. Ik verzoek de indieners dan ook om de motie op dit moment aan te houden.

De voorzitter:

Bent u daartoe bereid, meneer Stultiens?

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Dat weet ik nog niet. Ik heb eerst een vraag. Ik ben ergens verbaasd over wat de minister nog nodig heeft. Volgens mij sluit dit aan bij zijn hele betoog in het debat van vorige week, en ook bij wat hij voor de camera's gezegd heeft. Hij zei namelijk dat hij als minister vindt dat sporten betaalbaar moet blijven. Later in de media gaf hij ook nog aan dat het anders wel erg duur wordt. Ik snap dat dit verdere juridische uitwerking vergt vanwege de vraag hoe je dit afbakent. Die ruimte biedt de motie. Ik snap dus niet goed waarom de minister niet zegt: dit sluit volledig aan bij wat ik vorige week gezegd heb.

Minister Bruins:

Ik heb die impactanalyse nodig om eerst een goed beeld te krijgen van welke studentenvoorzieningen er eigenlijk zijn, voor wie ze zijn, voor wie ze toegankelijk zijn, hoe ze eigenlijk betaald worden en hoe instellingen ervoor zorgen dat ze betaalbaar zijn. Op basis van dat overzicht kan ik een gefundeerde beslissing nemen over wat er, ook juridisch, met publieke middelen aangeboden kan worden zonder marktverstoring. Deze motie heeft het over "studentenvoorzieningen". Dat is heel breed. In het debat hebben we gesproken over sportfaciliteiten. Ik heb juist cultuur of een supermarkt met goedkoop maar gezond voedsel op de campus als voorbeelden gegeven van nieuwe grensgevallen die je creëert als je dit niet eerst goed uitzoekt. Ik moet eerst die sportfaciliteiten goed uitzoeken. Waar gaat het over? Wat kost het? Wat stoppen universiteiten erin? Hoe zou je dat goed kunnen regelen op een juridisch houdbare manier? Pas daarna kan ik kijken naar meer studentenvoorzieningen. Ik wil niet een nog groter grijs gebied van gedogen gaan creëren dan nu al bestaat.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Stultiens.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Nog een vervolgvraag: deelt de minister de politieke wens dat eigenlijk alles wat de afgelopen jaren en decennia betaalbaar was, betaalbaar blijft?

Minister Bruins:

Als dat op een juridisch houdbare manier kan worden geregeld, wil ik me daar graag voor inzetten.

De voorzitter:

Dan krijgt de motie op stuk nr. 1191 de appreciatie "ontijdig". We gaan naar de motie op stuk nr. 1192.

Minister Bruins:

De motie op stuk nr. 1192 is ook van de heer Stultiens. Die motie geef ik graag oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 1192: oordeel Kamer. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 1193.

Minister Bruins:

De motie op stuk nr. 1193 van de heer Ergin geef ik ook graag oordeel Kamer. Ik stuur u voor de zomer nog een brief met de stand van zaken.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 1193: oordeel Kamer. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 1194.

Minister Bruins:

De motie op stuk nr. 1194 van mevrouw Martens-America geef ik ook graag oordeel Kamer. Ik trek in de aanpak van krapte samen op met SZW en EZK. In het arbeidsmarktpact doet ook VWS mee. Die analyses willen we graag maken en die nemen we ook mee in de ontwikkeling van het beleidskader. Met die interpretatie geef ik de motie graag oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 1194: oordeel Kamer. We gaan naar de motie op stuk nr. 1195.

Minister Bruins:

De motie op stuk nr. 1195 van de heren Soepboer en Krul geef ik graag oordeel Kamer. Daar merk ik wel bij op dat voor afspraken altijd twee partijen nodig zijn. Daar zal ik dan ook met de sector over in gesprek gaan. Oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 1195: oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 1196.

Minister Bruins:

De motie op stuk nr. 1196 gaat over capaciteitsbekostiging. Ik deel met de heer Stoffer dat ons doel moet zijn om maatschappelijke problemen op te lossen en daarbij een open vizier te houden. Daarbij kan capaciteitsbekostiging een nuttig instrument zijn, maar we moeten zeker open blijven staan voor alternatieven. Dus ook die motie geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 1196: oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 1197.

Minister Bruins:

In de motie op stuk nr. 1197 vraagt de heer Stoffer mij om in het nieuwe beleidskader macrodoelmatigheid ook het belang van identiteit en denominatie een plaats te geven. Als ik de motie zo mag interpreteren dat ik in de ontwikkeling van dat kader oog zal hebben voor identiteit en denominatie, kan ik ook die motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Ik kijk naar de heer Stoffer of hij daartoe bereid is en of hij dat zo interpreteert. Met de hakken over de sloot. Daarmee krijgt de motie oordeel Kamer, met interpretatie.

Minister Bruins:

Ja, we trekken aan dezelfde kant van het touw, voorzitter.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 1198.

Minister Bruins:

De motie op stuk nr. 1198, ook van de heer Stoffer, gaat over het academisch profiel van het vwo. Ik wil die motie ontraden. Eigenlijk wil ik dat omdat de motie een valse tegenstelling creëert tussen praktijkgericht onderwijs en academisch profiel. Ik herinner mij dat ik in mijn studie natuurkunde in de eerste twee jaar leerde om elektronica te solderen en om microchips te programmeren in machinetaal. Dat zijn buitengewoon praktische vaardigheden. Ik had ze eigenlijk best op het vwo al willen leren. Je kunt jonge mensen op het vwo in aanraking laten komen met dat soort praktische vaardigheden; dat zijn wat mij betreft praktische vaardigheden die zeer goed passen in een academisch profiel van het vwo. We hebben bijvoorbeeld ook het technasium. Ik wil die tegenstelling dus niet creëren. Technische natuurkunde en andere technische vakken, zoals geneeskunde, zijn allemaal opleidingen waarvoor het nodig is dat jonge mensen er ook al op de middelbare school mee in aanraking komen. Ik geef graag ook op het vwo de ruimte om te kiezen voor de kennis en vaardigheden die ervoor nodig zijn om jonge mensen te enthousiasmeren.

De heer Stoffer (SGP):

Dit is uiteraard een interpretatie die de minister geeft aan mijn motie, maar die tegenstelling creëer ik zeker niet. Toen ik op het vwo zat, maakte ik in mijn vrije tijd fietsen en dergelijke, dus ik kwam altijd met zwarte handen op het vwo. Maar het gaat mij om het en-en. Het sluit elkaar dus helemaal niet uit. Er mogen praktische vaardigheden geleerd worden. Je mag lassen, solderen en van alles en nog wat. Dat is heel goed. Het is belangrijk dat je een nijptang en een schroevendraaier vast kunt houden. Maar het gaat me ook om het versterken van het academisch profiel, waar natuurlijk best enige zorg over is. Dat wil ik maar even meegeven. Misschien dat het de minister nog tot andere gedachten brengt.

De voorzitter:

Minister, is dat het geval?

Minister Bruins:

Ik blijf de motie ontraden, maar tegelijkertijd heb ik wel het gevoel dat we hetzelfde willen en dat ook de staatssecretaris, die hierover gaat, hier op een hele mooie en goede manier mee bezig is. Maar zoals de tekst nu is, kan ik 'm op dit moment geen andere appreciatie geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 1198 blijft ontraden. Dan heeft u nog een aantal vragen.

Minister Bruins:

Ja, mevrouw Rooderkerk had een aantal vragen over de koopkracht van studenten. Ik begrijp de zorgen van studenten. We hebben ervoor gezorgd dat de basisbeurs weer terug is. Dat is in ieder geval een stap vooruit. Toen de gasprijzen stegen, is de basisbeurs ook fors omhooggegaan. Vanwege inflatiecorrectie is er in januari 10% bij gekomen. De energietoeslag is toen geschrapt, maar die was altijd tijdelijk. Dat was ook duidelijk. De loon- en prijsbijstelling komen er ook dit jaar weer bij. Dat is wettelijk vastgelegd, dus de basisbeurs wordt telkens gecorrigeerd voor inflatie. Volgens Nibud is de basisbeurs toereikend, maar we blijven dit monitoren. Ik heb op dit moment ook geen budget op de begroting om de basisbeurs te verhogen.

Wonen is misschien wel de grootste opgave voor dit kabinet. Wonen is belangrijk. Daar maken jonge mensen zich zorgen om en die zorgen zijn buitengewoon terecht. We moeten er alles aan doen om betaalbare woningen te kunnen bouwen. Dat is op andere momenten in deze zaal een buitengewoon ingewikkelde discussie.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen aan van dit tweeminutendebat DUO en hoger onderwijs. Ik dank de minister voor de beantwoording en de leden voor de inbreng.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We schorsen tot 11.10 uur, totdat alle leden voor het volgende tweeminutendebat aanwezig zijn.

De vergadering wordt van 10.51 uur tot 11.10 uur geschorst.

Naar boven