7 Mestbeleid

Mestbeleid

Aan de orde is het tweeminutendebat Mestbeleid (CD d.d. 07/11).

De voorzitter:

We gaan gelijk door met het volgende tweeminutendebat, met dezelfde woordvoerders en ook weer de minister van LVVN. Dat gaat over het mestbeleid. De eerste spreker is mevrouw Van der Plas namens BBB. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het vervangen van stikstof uit kunstmest door stikstof uit dierlijke mest kan bijdragen aan een meer circulaire landbouw en een verruiming van de mestmarkt;

constaterende dat het vervangen van 2 kilogram stikstof uit kunstmest door 1 kilogram stikstof uit dierlijke mest een praktische oplossing biedt voor boeren;

verzoekt de regering om deze optie in de gesprekken met de Europese Commissie mee te nemen en te vragen of dit een optie zou kunnen zijn en wat er nodig is om dit mogelijk te maken, en de Kamer hierover zo snel mogelijk tẹ informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 568 (33037).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Aa-lijst van de Meststoffenwet bepalend is voor welke stoffen zijn toegestaan als meststof in Nederland;

constaterende dat op die lijst staat dat reststoffen die vrijkomen bij het wassen van stallucht al toegestaan zijn als meststof;

constaterende dat in Duitsland op dit gebied een soepeler beleid gehanteerd wordt;

verzoekt de regering om in overleg met de nitraatcommissie, binnen de geldende milieukaders en gezondheidsnormen te bespreken of het beleid zo aangepast kan worden dat stoffen uit stikstofvangers (RENURE) ruimhartig en snel gezien worden als kunstmestvervangers zoals bedoeld in de Aa-lijst van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet en de Kamer te informeren over de uitkomst van deze gesprekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 569 (33037).

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Grinwis namens de ChristenUnie. Gaat uw gang.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank. Ik heb geen vragen en slechts één motie, maar die is me toch een partij lang, dus ik begin maar snel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de meeste veehouders de mestmarkt niet als transparant ervaren en dat er momenteel geen helder overzicht is van de mestmarkt, belangrijke deelmarkten daarin en hoe deze functioneren;

overwegende dat aanbod en vraag op de mestmarkt onderhevig zijn aan veranderingen door en de stapeling van beleid, alsook door de rol die innovaties op de middellange termijn kunnen gaan spelen;

overwegende dat seizoenseffecten, zoals een nat voorjaar, incidentele effecten op de mestmarkt en de prijsvorming hebben, maar het inzicht hierin en in het volume van de opslagcapaciteit bij de diverse actoren nog te wensen overlaat;

overwegende dat een goed functionerende mestmarkt een sleutelonderdeel is bij het bereiken van meer circulariteit in de landbouw en alleen daarom al een goede analyse en begrip vereist, inclusief de impact daarvan op de inkomensvorming van boeren;

verzoekt de regering een degelijke analyse van de mestmarkt op te (laten) stellen die bijdraagt aan allereerst transparantie met betrekking tot het functioneren van de mestmarkt en haar deelmarkten, die ten tweede inzicht biedt in de rol van actoren die zich op de mestmarkt begeven (aanbieders, vragers, verwerkers en hun potentiële capaciteit), die ten derde inzicht geeft in de rol van internationale handel en de verklarende factoren daarbij, en daarmee ten slotte bijdraagt aan inzicht in de huidige en toekomstige volume- en prijsontwikkelingen en de impact daarvan op het verdienvermogen van de boer;

verzoekt de regering vervolgens aan de hand van deze analyse stappen te zetten om de mestmarkt transparanter en beter te laten functioneren, en de Kamer hier in aanloop naar het komende zomerreces over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Vedder, Van Campen, Holman, Flach en Bromet.

Zij krijgt nr. 570 (33037).

Het is inderdaad een hele scriptie geworden. Dank. De heer Flach krijgt nu het woord namens de SGP. Gaat uw gang.

De heer Flach (SGP):

Voorzitter, dank u wel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de volgende actieprogrammaperiode voor de Nitraatrichtlijn gekozen zal worden voor een meer gebiedsgerichte aanpak op basis van doelsturing;

overwegende dat het actieprogramma of de gebiedsspecifieke actieprogramma's voor kwetsbare gebieden al in 2026 in zullen gaan;

van mening dat het voor zorgvuldige besluitvorming van belang is dat de Kamer vroegtijdig meegenomen wordt bij de vormgeving van het actieprogramma;

verzoekt de regering de Kamer voor het eerstvolgende commissiedebat Mestbeleid te informeren over de uitkomst van de eerste twee fases van het ex ante onderzoek en over de hoofdlijnen van het actieprogramma,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Flach, Grinwis en Vedder.

Zij krijgt nr. 571 (33037).

De heer Flach (SGP):

Dan de tweede.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de aanwijzing van enkele met nutriënten verontreinigde gebieden (NV-gebieden) is gebaseerd op achterhaalde data met betrekking tot het landbouwaandeel van de nutriëntenbelasting, waardoor de aanwijzing onterecht is;

verzoekt de regering de aanwijzing van NV-gebieden al in 2025 te beperken op basis van de recente, beschikbare bronnenanalyses en niet te wachten tot alle meest recente bronnenanalyses beschikbaar zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Flach, Grinwis en Vedder.

Zij krijgt nr. 572 (33037).

Hartelijk dank. Dan is het woord aan de heer Van Campen namens de VVD-fractie. Gaat uw gang.

De heer Van Campen (VVD):

Twee moties, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het verlagen van het aandeel ruw eiwit in het rantsoen een potentieel belangrijke maatregel is om de excretie van stikstof in dierlijke mest terug te dringen;

constaterende dat er gesprekken lopen tussen LVVN en sectorpartijen over de private borging van dit voerspoor via een gecertificeerd systeem, maar dat het de verantwoordelijkheid is van de sector om zijn verantwoordelijkheid te nemen en resultaten te boeken op het voerspoor;

overwegende dat de urgentie van de mestproblematiek vraagt om concrete stappen en resultaten op korte termijn;

verzoekt de regering om ten aanzien van het voerspoor met de sector overeen te komen dat er een doelafspraak wordt gemaakt om daarmee bij te dragen aan het reduceren van het mestprobleem, waarbij de inzet gebaseerd is op transparantie middels benchmarking en borging daarvan vorm wordt gegeven via een private verificatie;

verzoekt de regering de Kamer hierover in het tweede kwartaal te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Campen, Grinwis en Vedder.

Zij krijgt nr. 573 (33037).

De heer Van Campen (VVD):

Voorzitter, alle moties zijn belangrijk, maar dit is wel een hele belangrijke.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat verlaging van het mestproductieplafond en het verdwijnen van derogatie leiden tot een groot mestoverschot;

overwegende dat in het hoofdlijnenakkoord is afgesproken een generieke korting te voorkomen en dat deze nu dreigt voor de melkveehouderij nu de sector bijna 8% boven het fosfaatplafond zit;

overwegende dat de situatie van PAS-melders nog altijd schrijnend is en alleen een structurele daling van emissies tot zicht op legalisering kan leiden;

overwegende dat in de sector ideeën leven om productierechten uit de markt te laten nemen om verlichting te creëren op de mestmarkt;

overwegende dat als veehouders uiteindelijk besluiten om op vrijwillige basis hun productierechten definitief door te halen in ruil voor een vergoeding, dit gezien kan worden als een partiële beëindigingsregeling, waarbij verwerking van nieuwe rechten door agrariërs op een later moment niet wordt uitgesloten;

verzoekt de regering om voor 1 maart binnen de budgettaire kaders een dergelijke partiële beëindigingsregeling samen met de sector uit te werken in samenhang met de aangekondigde brede beëindigingsregeling waarbij niet-latent zijnde fosfaatrechten definitief uit de markt worden gehaald;

verzoekt de regering de sector aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid en aan te sturen op een substantiële private bijdrage die ten goede komt aan de regeling voor deelnemende melkveehouders,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Campen, Vedder, Holman, Grinwis, Bromet, Podt, Van der Plas en Flach.

Zij krijgt nr. 574 (33037).

De heer Van Campen (VVD):

Voorzitter, ik weet dat ik over mijn tijd zit, maar ik hecht eraan om toch te benoemen dat dit niet een idee is dat wijzelf op een achternamiddag hebben bedacht. Dit is een breedgedragen plan, dat ook vanuit de sector zelf komt. Er vallen hier weleens harde woorden over die sector. Dat is ook logisch, want de belangen zijn groot en de zorgen over de toekomst van boeren en de melkveehouderij zijn groot. Maar er mag ook weleens een compliment worden uitgedeeld voor een constructieve opstelling. We zien uit naar de appreciatie van de minister.

De voorzitter:

We gaan nu luisteren naar mevrouw Bromet namens de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Gelukkig hebben we nog geen verkiezing van de motie van het jaar, want anders zou iedereen zijn eigen motie gaan kwalificeren. Dat lijkt me geen goede route. Mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Geen motie van mij over mest, maar straks wel over stikstof, die in principe ook mest is. Ik wil de gelegenheid eigenlijk aangrijpen om eventjes te zeggen dat ik het afgelopen jaar met heel veel plezier met mijn collega's in de commissie samengewerkt heb en dat ik ervan overtuigd ben dat er komend jaar grote veranderingen gaan plaatsvinden, die gedragen worden door deze Kamer. Dat zie je ook aan de moties die breed ondertekend worden. Ik wens iedereen, inclusief de minister, alvast fijne feestdagen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Ouwehand namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Er zijn veel uitdrukkingen over mest, meestal in het Engels. "When the shit hits the fan" betekent: als je te lang wacht, heb je grote problemen. Maar ook "flooding the zone with shit", dat dan weer duidt op de manier waarop radicale, populistische partijen proberen de problemen niet op te lossen, en iedereen daar de schuld van te geven en op het verkeerde been te zetten. We staan op het verkeerde been, want het mestprobleem begint bij het fokken en doden van belachelijk veel dieren. Als we het daar niet over hebben, gaan we het dus nooit oplossen.

In dat kader de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat dieren geen dingen zijn, en dat burgers er recht op hebben om eerlijk te worden voorgelicht over hoe er met dieren wordt omgegaan die worden gefokt, gebruikt en gedood voor dierlijke producten;

verzoekt de regering in woord en daad te stoppen met het verhullen van de realiteit van het leven en lijden van dieren in de veehouderij, en in plaats daarvan te zorgen voor transparantie en eerlijke communicatie, zowel vanuit de overheid als door de sector,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand.

Zij krijgt nr. 575 (33037).

Hartelijk dank. O nee, nog een motie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja, de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er enorm wordt bezuinigd op het onderwijs en de zorg;

constaterende dat het leven steeds duurder wordt, de huren stijgen en de boodschappen voor steeds meer mensen onbetaalbaar zijn;

constaterende dat de regering betere financiële keuzes moet maken;

verzoekt de regering geen geld te steken in tijdelijke "oplossingen" voor het mestprobleem, zoals het tijdelijk opkopen van dier- en fosfaatrechten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand.

Zij krijgt nr. 576 (33037).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Dan wil ik mijn laatste seconden gebruiken om de minister en de Kamer erop te wijzen dat we ontzettend veel problemen tegelijk kunnen oplossen als we besluiten te stoppen met het fokken van zo veel dieren en overschakelen naar een meer plantaardige samenleving. Dan zorgen we voor voedselzekerheid, nu en in de toekomst, en een gezonde landbouw, en maken we een einde aan al dat verschrikkelijke dierenleed.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. De volgende spreker is mevrouw Nijhof-Leeuw namens de PVV-fractie.

Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):

Dank u, voorzitter. De mestplafonds en de beperkingen die daarbij komen voor de veehouderij zijn in zeer veel gevallen nijpend. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kunstmestgebruik ten koste gaat van de plaatsingsruimte van dierlijke mest;

overwegende dat bij gebruik van kunstmest de uitspoeling van stikstof naar het grondwater hoger is dan bij dierlijke mest;

overwegende dat kunstmest als anorganische stof leidt tot onevenwichtigheden in voedingsstoffen en verontreiniging van het grondwater;

verzoekt de regering om in overleg te gaan met de veehouderij-, de akkerbouw- en de tuinbouwsector zodat er afspraken gemaakt kunnen worden om de inzet van dierlijke mest te verhogen en tot vermindering van het gebruik van kunstmest te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Nijhof-Leeuw.

Zij krijgt nr. 577 (33037).

Hartelijk dank. Dan is het woord aan de heer Holman

De heer Holman (NSC):

Voorzitter. Nieuw Sociaal Contract maakt zich zorgen over de toekomst van de melkveehouderij en de dreiging van een mogelijke generieke korting. De grote problematiek zorgt er nu voor dat het goede imago van de Nederlandse zuivel besmeurd en bezoedeld raakt met de geur van mest. Daarbij is de verwachting dat het resultaat van de afroming van dierrechten de komende jaren weinig effect zal hebben, aangezien veel leaserechten voor de ingangsdatum van 1 januari worden verkocht. We zien dat bepaalde delen van de sector hun verantwoordelijkheid willen pakken, maar dat dit nog niet tot uitvoering komt. Tegelijkertijd zien we dat de melkprijs, die €0,15 hoger is dan een jaar geleden, voor veel inkomsten voor het melkveehouderijbedrijf zorgt, soms tot wel €150.000 meer. Daarmee vindt Nieuw Sociaal Contract het voor de hand liggen dat de sector zelf ook een bijdrage levert aan de oplossing van zijn eigen probleem. Met €0,01 melkgeld komt er al 140 miljoen beschikbaar. Daarom zijn wij mede-indiener van de motie die de heer Van Campen heeft ingediend met de oproep dat de sector en de minister daar hun verantwoordelijkheid in nemen.

We hebben ook nog één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het hoofdlijnenakkoord is afgesproken over te gaan op doelsturing en in te zetten op innovatie;

constaterende dat er 1,25 miljard tot 2,5 miljard gereserveerd staat voor innovatie;

overwegende dat de mestproblematiek en emissiereductie urgent zijn, zowel voor de natuur als voor het op gang krijgen van vergunningverlening en het perspectief voor boeren;

overwegende dat op korte termijn dus maatregelen nodig zijn waarvan de effectiviteit op dit moment al bekend is en die op korte termijn breed ingezet en juridisch geborgd kunnen worden;

verzoekt de regering voor de Kamer inzichtelijk te maken welke innovaties gaan bijdragen aan emissiereductie per dierlijke sector, in welk stadium van ontwikkeling (van vooronderzoek tot juridisch geborgd en klaar voor brede uitrol) deze innovaties zich op dit moment bevinden, wat de inschatting is van de bijdrage aan de emissiereductie en op welke termijn we die bijdrage kunnen verwachten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Holman en Van Campen.

Zij krijgt nr. 578 (33037).

Dank u wel. Dan luisteren we tot slot naar mevrouw Vedder. Zij spreekt namens de CDA-fractie.

Mevrouw Vedder (CDA):

Voorzitter. Geen motie, dus die kan ik ook niet aanbevelen voor de motie van het jaar. Dat scheelt weer. Ik had maar één punt in het tweeminutendebat dat ik heel belangrijk vond. Dat is het omarmen van de beweging die in de sector ontstaat met betrekking tot de partiële uitkoopregeling. De heer Van Campen zei net terecht dat je dat soort initiatieven moet omarmen en dat die ook een compliment verdienen. Het is een sector die verdeeld is en nog steeds het trauma van de invoering van de fosfaatrechten aan het verhapstukken is. Dat weet de minister. Die heeft dat van net zo dichtbij meegemaakt als ikzelf. Dat daar beweging ontstaat, is niet alleen belangrijk, maar ook veelzeggend over de urgentie en de omvang van het probleem. In het commissiedebat waren we nog verdeeld, hebben we pittig met elkaar gediscussieerd over die partiële uitkoopregeling en was er ook wel onenigheid en enige scepsis. Nu ligt er een motie die door een hele brede vertegenwoordiging van de Kamer wordt ondersteund. Ook dat is veelzeggend. Ik wil de minister dus vooral aanmoedigen hier voortvarend mee aan de slag te gaan. Er is maar één manier om ervoor te zorgen dat bedrijven straks niet ongericht omvallen. Dat is door vanuit de overheid en de sector regie te nemen op dit probleem. Ik hoop dat de minister misschien straks al iets kan vertellen over hoe die gesprekken met de sector gaan. Ik weet dat die lopen. De motie vraagt om voor 1 maart met een regeling te komen. Mijn vervolgvraag zou zijn: als dat lukt, waar ik van uitga — ik ben namelijk een hoopvol mens — wanneer zouden die dan in werking kunnen treden, zodat we echt stappen kunnen gaan zetten? Ik ben daar heel benieuwd naar.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan zijn we aan het einde van de termijn van de Kamer. We gaan even een minuut of tien schorsen. Dan krijgen we een appreciatie op de elf ingediende moties. We zijn even geschorst.

De vergadering wordt van 11.57 uur tot 12.09 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het vervolg van het tweeminutendebat Mestbeleid. We zijn toe aan de termijn aan de zijde van het kabinet. Ik geef het woord aan de minister van Landbouw, Voedselzekerheid, Visserij en Natuur. Het blijft wennen voor mij, zo veel namen.

Minister Wiersma:

LVVN, voorzitter. Dank. Ik begin met de moties. Ik kreeg ook nog een vraag. Die doe ik op het einde.

De eerste motie, op stuk nr. 568, van Van der Plas van BBB, verzoekt om het vervangen van stikstof uit kunstmest door stikstof uit dierlijke mest. Ik wil deze motie oordeel Kamer geven, maar wel met een interpretatie. Ik laat dit onderdeel zijn van de gesprekken die ik voer met de Europese Commissie over derogatie, omdat ik hierin wel een van de richtingen zie die we zouden kunnen inzetten. Ik laat dit onderdeel uitmaken van die gesprekken. Het gaat om een vorm van derogatie. Uiteindelijk is dit een uitzondering op de 170-norm en dat is derogatie. Als ik haar onderdeel kan laten uitmaken van die gesprekken, dan geef ik haar oordeel Kamer.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank aan de minister. Nog even voor de volledigheid: de motie wordt zo meteen iets gewijzigd, om de vrijwilligheid hiervan te benadrukken. Boeren kunnen daar, mocht het kunnen, vrijwillig voor kiezen. Ze kunnen zelf maatwerk toepassen. Dan weet de minister dat, ook voor de gesprekken.

Minister Wiersma:

Derogatie is überhaupt iets wat een boer altijd individueel kan aanvragen en waar hij niet aan gehouden is. Ik zie dit ook als een vorm van derogatie, dus daar is zeker een keuzevrijheid.

Mevrouw Van der Plas van de BBB had nog een motie, op stuk nr. 569, over de stoffen uit stikstofvangers op de Aa-lijst zetten. Ik wil haar vragen om deze motie aan te houden. Anders moet ik hem ontraden. Met de Aa-lijst wordt immers het gebruik van reststoffen als meststof gereguleerd. Die stoffen uit stikstofvangers uit luchtwassers op stallen zijn deel van die stoffen die zijn toegelaten op de Aa-lijst. Maar stoffen die actief worden verwerkt, afkomstig van deze luchtwassers, zijn geen reststoffen. Dat hebben we ook al bij de Europese Commissie neergelegd; die hebben dat als zodanig beoordeeld. Daarom passen die stoffen dus niet op de Aa-lijst. Dat hebben we getoetst. Maar het is wel een mogelijkheid dat we deze stoffen in het voorstel van RENURE implementeren. Mijn inzet is erop gericht om die toelating van RENURE zo snel mogelijk te laten komen. Ik ben ervan overtuigd dat dat de beste route is.

De voorzitter:

Is mevrouw Van der Plas bereid om de motie aan te houden, of wordt deze ontraden?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik ga daar nog even over nadenken. Het punt is het volgende. Er wordt steeds gezegd dat er al gesprekken over zijn geweest, maar wij kunnen geen enkele documentatie vinden over wat precies de inzet van die gesprekken is geweest en wie dat heeft gedaan. De vorige minister zei dat hij het zelf had gedaan, maar daar hebben we ook niks van kunnen vinden. Dus ik zou dan wel een extra verzoek willen doen. Als er iets wordt gezegd, dan wil ik ook weten wat daarover besproken is, wat er gezegd is en wat de conclusies waren. Tot die tijd denk ik er nog even over na.

Minister Wiersma:

Ik heb die gesprekken zelf niet gevoerd; het is door mijn ambtsvoorganger gedaan. Ik moet even kijken in wat voor samenstelling dat gebeurd is, en of ik dat überhaupt kan delen. Maar ik kan daarop terugkomen.

De voorzitter:

De motie krijgt nu als oordeel ontraden, omdat hij niet is aangehouden.

Minister Wiersma:

De motie op stuk nr. 570, van de ChristenUnie, gaat over transparantie op de mestmarkt. Ik wil deze motie oordeel Kamer geven, maar ik heb daar ook een interpretatie bij. In principe heb ik natuurlijk in het commissiedebat van 7 november toegezegd aan uw Kamer dat we een onderzoek gaan doen naar de transparantie in de mestmarkt. In dat onderzoek laat ik ook in beeld brengen hoe de mestmarkt functioneert en welke rol partijen daarin spelen. Ik ben het immers met de indiener van de motie eens dat transparantie, zeker in deze tijd, van groot belang is. Ik kan ook toezeggen om de resultaten van dat onderzoek voor het zomerreces met uw Kamer te delen. De heer Grinwis heeft echter in deze motie ook naar een aantal andere elementen gevraagd, zoals de rol van de internationale handel, verklarende factoren, de impact van huidige en toekomstige volume- en prijsontwikkelingen, en de effecten op het verdienvermogen van de boer. Voor die aanvullende vragen kan ik niet garanderen dat die voor de zomer gereed zijn. Maar met inachtneming daarvan geef ik de motie wel oordeel Kamer. Dus die knippen we op.

De voorzitter:

De heer Grinwis knikt instemmend.

Minister Wiersma:

De motie op stuk nr. 571 is van de SGP, van de heer Flach. Het dictum luidt: informeren over de uitkomst van de eerste twee fases van het ex ante onderzoek voor het achtste actieprogramma. Ik wil deze motie ook oordeel Kamer geven, met een interpretatie. Ik heb uw Kamer — of eigenlijk, mijn ambtsvoorganger heeft dat gedaan — eind juni geïnformeerd over het proces, en ook toegezegd om de Kamer goed te informeren over de voortgang op de verschillende stappen die genomen moeten worden. Dat betekent dat ik voor het commissiedebat, dat op 12 maart plaats zal vinden, uw Kamer inzicht kan geven in de resultaten van de eerste fase van het ex ante onderzoek. Maar de resultaten van fase 2 zijn op dat moment nog niet klaar, en die kan ik u daarom ook niet voor het commissiedebat toesturen. Dus als ik de motie zo mag interpreteren dat ik voor het commissiedebat de hoofdlijnen van het achtste actieprogramma — dat is ook de basis voor de doorrekening van de tweede fase van het ex ante onderzoek — en de resultaten van het ex ante fase 1 met u deel, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De heer Flach knikt instemmend.

Minister Wiersma:

De heer Flach had nog een motie, namelijk de motie op stuk nr. 572, over de met nutriënten verontreinigde gebieden. Op dit moment loopt er een actualisatie van de bronnenanalyse, maar die is nog niet klaar. Hierin trek ik nauw op met de waterschappen. Die kunnen we uiteindelijk ook benutten voor het achtste actieprogramma, maar die is op dit moment nog niet gereed. Ik vind het ook een risicovol pad. Ik ontraad deze motie omdat dit afspraken zijn die in de derogatiebeschikking met de Europese Commissie gemaakt zijn, conform de algemene methodiek die we gehanteerd hebben bij het aanwijzen van deze gebieden voor '24 en '25. De bronnenanalyse en de meetmethodiek die daar gebruikt worden, zijn we nu aan het actualiseren, maar dat is nog niet gereed. Ik zou nu niet willen terugkomen op die expliciet gemaakte afspraken in de derogatiebeschikking, omdat ik daar echt risico's in zie. Ik moet deze motie dus ontraden.

De voorzitter:

Eerst de heer Flach over zijn motie en dan de heer Van Campen.

De heer Flach (SGP):

Ik heb een verduidelijkende vraag. Ik heb deze motie eerder ook al in een andere vorm ingediend bij uw ambtsvoorganger. Dit argument, dat het echt voor twee jaar vastligt, heb ik niet eerder gehoord. Heb ik goed begrepen dat de minister zegt dat het gewoon voor twee jaar vastligt en dat zij dit helemaal niet kan doen? Het argument was steeds: als we het doen, willen we het voor alle gebieden op dezelfde manier doen. Oftewel de discussie tussen rechtsgelijkheid en rechtszekerheid. Maar er zijn nu een aantal gebieden die gewoon al voldoen. Die zou je hier toch kunnen uitzonderen?

Minister Wiersma:

De afspraak met de Europese Commissie in de laatste derogatiebeschikking is dat de aanwijzing van die gebieden geldt voor '24 en '25. Op het moment dat we de methodiek hanteren waarop de huidige met nutriënten verontreinigde gebieden gebaseerd zijn, is de actualisatie van de bronnenanalyse nog niet gereed. We moeten dat echt in ieder gebied op dezelfde manier doen. Maar de aanwijzing is echt voor '24 en '25 en dat is als zodanig ook met de Europese Commissie afgesproken.

De heer Van Campen (VVD):

Als het gaat om die analyses, is er sprake van veel kritiek. De minister kent die ook. Met name boeren zeggen dat het allemaal is gebaseerd op oude informatie. Houdt de minister ook rekening met het scenario dat de actualisatie misschien een heel ander beeld kan geven, namelijk dat de verontreiniging misschien wel groter is en dat we daarmee niet beter maar juist slechter af zijn?

Minister Wiersma:

Als het gaat om de bronnenanalyse is het natuurlijk zo dat dat kan. We hebben een uitzondering: op het moment dat de bijdrage vanuit de landbouw minder is dan 19% — dat is de methodiek waarover we het hebben — wordt het niet als met nutriënten verontreinigd gebied aangewezen als er een normoverschrijding is. Alleen, de landbouw is natuurlijk niet de enige sector die gereduceerd heeft. Het kan wel zijn dat alle sectoren gereduceerd hebben, waardoor de bijdrage vanuit de landbouw nog steeds 19% of meer is. Maar ik herken het beeld; dat weten we gewoon niet. Dat is waarom die bronnenanalyse ook op een goede manier en volgens dezelfde systematiek voor heel Nederland gedaan moet worden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 572 is daarmee ontraden.

Minister Wiersma:

Ik kom bij de motie op stuk nr. 573 van de heer Van Campen, over het voerspoor en het maken van doelafspraken met de sector. Het verzoek is om de Kamer daarover te informeren in Q2. Ik wil deze motie oordeel Kamer geven, maar ik heb daar wel een duiding bij. Ik ben het met de indiener van deze motie eens dat er een hele belangrijke verantwoordelijkheid bij de sector ligt voor het voerspoor. Dit is niet nieuw en dit loopt al heel lang. We weten allemaal dat dit een belangrijk maar ook gevoelig onderwerp is. Als overheid kan ik dit niet afdwingen. Dat heeft te maken met de regels daaromtrent. Als ik de motie zo mag lezen dat de sector zelf die doelafspraken moet maken in dezen, kan ik deze motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De heer Van Campen knikt instemmend. De motie op stuk nr. 573 krijgt dus oordeel Kamer.

Minister Wiersma:

De volgende motie, de motie op stuk nr. 574, is ook ingediend door de heer Van Campen. Dat de motie door heel veel partijen mede is ingediend, geeft volgens mij aan dat er breed draagvlak is voor de partiële beëindiging. Ik wil deze motie oordeel Kamer geven. Ik zie dat er draagvlak voor is en ik vind het zelf ook erg belangrijk dat we dit sectorinitiatief omarmen, zoals al een aantal keren werd gesteld. Ik ben het eens met de woorden van de heer Van Campen dat het een compliment verdient dat de sector zelf naar voren komt. Ik voer gesprekken met de sector over de plannen die zij hebben. Dat zijn constructieve gesprekken. Ik sta dus sympathiek tegenover deze motie. Het is alleen wel zo dat het budget voor de regeling onderdeel is van de voorjaarsbesluitvorming. Dat gaf ik zojuist ook aan. Op dat onderdeel kan ik dus niet vooruitlopen. Daarbij zal de Europese Commissie ook deze regeling moeten goedkeuren. Daar is tijd voor nodig. Daarbij moet RVO tijd hebben om de uitvoering voor te bereiden. Met die toelichting en met inachtneming van het feit dat deze stappen moeten worden doorlopen, kan ik de motie oordeel Kamer geven. Dat betekent in de basis dat publicatie van de regeling op 1 maart niet zal lukken, maar ik span me ervoor in om dat zo snel als mogelijk te doen.

De heer Van Campen (VVD):

Dat is wat mij betreft akkoord. De Europese Commissie wil dat we ons houden aan de Nitraatrichtlijn. De Europese Commissie wil dat we ons houden aan de Kaderrichtlijn Water. De Europese Commissie wil dat we ons houden aan de Vogel- en Habitatrichtlijn. Ik denk dus dat de Europese Commissie goed zou moeten meeluisteren en het belang van snelheid van de verificatie van dergelijke regelingen zeker zou moeten inzien.

Minister Wiersma:

Ik weet dat er altijd actief meegekeken wordt, dus de boodschap komt vast door.

De motie op stuk nr. 575 is van mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren. Die motie verzoekt om in woord en daad te stoppen met het verhullen van het leven en lijden van dieren in de veehouderij en om te werken aan transparantie en eerlijke communicatie vanuit de sector en de overheid. Mijn oordeel is dat deze motie overbodig is. Ik werk in openheid en transparantie. Ik weet dat de sector dat ook doet.

Dan de motie op stuk nr. 577, van mevrouw Nijhof van de PVV.

De voorzitter:

U slaat nu de motie op stuk nr. 576 over. Er is nog een tweede motie-Ouwehand.

Minister Wiersma:

O. Ja, dat klopt. Excuses, voorzitter en mevrouw Ouwehand. De motie op stuk nr. 576 verzoekt om geen geld in tijdelijke oplossingen voor het mestprobleem te stoppen. Ik moet deze motie ontraden en verwijs daarbij naar de appreciatie van de motie van de heer Van Campen, die breed door deze Kamer gesteund wordt, om de partiële beëindigingsregeling te ondersteunen. In dat kader moet ik deze motie ontraden.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Om misverstanden te voorkomen, want ik sta onder die andere motie: die gaat niet over tijdelijke oplossingen. Die gaat over definitieve oplossingen.

Minister Wiersma:

Ik moet dan even terug naar de voorwaarden die daarin gesteld zijn. Het sectorplan voor de partiële beëindiging kent een gedeeltelijk ... Doorhalen van de rechten is wel permanent. Ik ontraad de motie op stuk nr. 576 op dit moment wel, want ik kan niet toezeggen dat er geen geld in tijdelijke oplossingen geïnvesteerd zal worden. Als rechten worden opgekocht door de overheid, dan worden die per definitie doorgehaald.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik wil de minister nog één kans geven om te reageren op de motie op stuk nr. 575. Ik vraag om eerlijke communicatie en transparantie. Zij zegt: dat is overbodig, want dat doen we al. Is de minister bereid om te erkennen dat met zo'n antwoord ook weer heel bewust, willens en wetens, mensen op het verkeerde been worden gezet? Het is namelijk niet eerlijk. Het is niet volledig. Het is niet transparant. Denk alleen al aan de eufemismen die worden gebruikt. Als er dieren worden vergast omdat er een dierziekte is uitgebroken, dan wordt dat "ruimen" genoemd. Dat is maar één klein voorbeeldje. Of neem al die dieren die door Rendac worden opgehaald; daar horen we de overheid nooit over. Ik wil de minister dus een herkansing geven om nog een keer een oordeel over deze motie te geven en daarbij eerlijk te zijn.

Minister Wiersma:

Nee, ik blijf bij de appreciatie die ik zojuist heb gegeven. Ik werk in openheid en transparantie, de woordkeuze is zorgvuldig en ik zie dat de sectoren ook werken aan openheid en transparantie, dus ik blijf bij mijn appreciatie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 577 van mevrouw Nijhof.

Minister Wiersma:

Mevrouw Nijhof van de PVV had een motie over het gebruik van dierlijke mest bij tuinbouwbedrijven en de sierteelt. Ik wil deze motie in principe oordeel Kamer geven. In gesprek gaan doe ik als vanzelfsprekend, dus dat wil ik wel doen.

De motie op stuk nr. 578 van de heer Holman van NSC vraagt om inzichtelijk te maken welke innovaties het kabinet wil inzetten voor de emissiereductie en inzicht te geven in welke potentie dat heeft. Ik wil deze motie oordeel Kamer geven, maar wel een interpretatie daarbij leggen. Ik kan op voorhand niet zeggen wat er allemaal uit de innovatieprocessen komt, want er loopt op dit moment heel veel. We werken natuurlijk ook volop aan het verbeteren van de borging van de systemen. We bedenken al die innovaties niet hier in Den Haag. Heel veel slimme mensen en bedrijven zijn daarmee bezig en leveren steeds nieuwe dingen aan. Ik kan op dit moment geen uitputtend overzicht geven van die innovaties. Ook het feit dat dit kabinet inzet op innovatie brengt weer een beweging op gang die innovatiekracht stimuleert. Maar ik kan wel een zorgvuldige onderbouwing geven van wat haalbare bedrijfsspecifieke doelen zijn, wat daarbij per diersector en verschillende bedrijfstypes het technisch reductiepotentieel is en wat er op basis van de laatste inzichten mogelijk is. Als ik 'm zo kan interpreteren, dan geef ik 'm oordeel Kamer.

De voorzitter:

Mevrouw Nijhof, akkoord? Mevrouw Van der Plas heeft nog een vraag. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb een vraagje over de motie van de heer Holman. Ik begrijp de interpretatie van de minister goed. Maar gaan we dit nu doen bij elke sector in Nederland die met innovaties bezig is? Het schept wel een beetje een precedent dat ook in de auto-industrie, in de zorg en in de tuinbouw alles helemaal gespecificeerd moet worden. Volgens mij doen we dat in andere sectoren ook niet. Bedrijven hebben de ruimte om te ontwikkelen en met innovaties te werken. Daar zijn subsidieregelingen voor. Iedereen jaagt dat aan en iedereen vindt dat mooi. In elke sector is innovatie helemaal fantastisch, want dat moeten we doen. Die opmerking wil ik wel hierbij maken. Ik wil ook aan de minister vragen of dit beleid wordt voor alle sectoren in Nederland.

Minister Wiersma:

Ik ga over de landbouwinnovaties en stikstof. Ik weet dat de andere sectoren de best beschikbare technieken hebben. Ik ben het zeker met mevrouw Van der Plas eens dat we de innovatiekracht van de bedrijven zeker moeten blijven stimuleren. Daarom heb ik bij de interpretatie van de motie aangegeven dat ik nu geen uitputtende lijst kan aanbieden. Zoals uw Kamer ook weet, is er zeker op het gebied van innovatie en emissiereductie heel veel in ontwikkeling; ik noem de oude Rav-systematiek. Daar zijn we nu volop mee bezig en dat bevindt zich in verschillende stadia. Ik weet dat heel veel bedrijven op dit moment aan nieuwe innovaties werken, dus met die interpretatie geef ik de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ja, hartelijk dank.

Minister Wiersma:

Mevrouw Vedder had nog een vraag over de partiële beëindigingsregeling. Zij vroeg wanneer die in werking kan treden en hoe de gesprekken lopen. Ik geloof dat ik dat in antwoord op de motie al heb aangegeven. De gesprekken zijn constructief en goed en worden op structurele basis gevoerd. Ik kan daar dus niet op vooruitlopen, gezien de drempels die daarvoor nog genomen moeten worden. Maar ik zeg uw Kamer toe dat we daar snelheid achter gaan zetten.

De voorzitter:

Dank aan de minister.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan vannacht stemmen over de ingediende moties.

Naar boven