Handeling
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 39, item 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 39, item 6 |
Gewasbeschermingsmiddelen
Aan de orde is het tweeminutendebat Gewasbeschermingsmiddelen (CD d.d. 27/11).
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het tweeminutendebat Gewasbeschermingsmiddelen. Ik heet de minister van LVVN van harte welkom. De staatssecretaris zit er al vanwege het vorige debat. Ik deel aan de leden mee dat er geen onderlinge interrupties mogelijk zijn. We hebben nog veel te veel debatten, namelijk zestien. We hebben er al een gehad. Anders komen we er niet doorheen. U mag wel vragen stellen over de appreciatie van de ingediende moties. Als eerste is het woord aan mevrouw Podt namens de fractie van D66. Gaat uw gang.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Ik ben hier heel kort, want ik zit ook nog beneden in een ander debat. Zo gaat dat vandaag.
Voorzitter. Tijdens het rondetafelgesprek over bestrijdingsmiddelen was er een opmerkelijke consensus tussen omwonenden, onderzoekers en de aanwezigen uit de landbouwsector: zorg nou voor meer transparantie over wat telers wanneer en waar gebruiken aan bestrijdingsmiddelen. Die transparantie moet er niet alleen onderling zijn — daar volgt straks nog een motie over van mevrouw Vedder waar wij onder staan — maar ook naar de buitenwereld. Vandaar deze motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat omwonenden van lelietelers en andere akkerbouwers bezorgd zijn over hun gezondheid in relatie tot het gebruik van bestrijdingsmiddelen;
overwegende dat transparantie over het middelengebruik vertrouwen tussen telers en omwonenden kan vergroten;
overwegende dat telers hun middelengebruik al registreren;
verzoekt de regering om voor 1 januari 2026 een centraal register op te zetten waarbij het professioneel middelengebruik op percelen binnen twee weken na toepassing wordt geregistreerd en deze openbaar te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Na bijna zes jaar, vier aangenomen moties en twee keer een bevestiging van de parlementair advocaat dat het doodspuiten van grasland met glyfosaat verboden kan worden, nam de minister eindelijk actie om alternatieven verplicht te stellen. Nu stelt deze minister extra eisen die het toepassen van alternatieven voor glyfosaat vrijwel onmogelijk maakt. Dat is niet alleen in strijd met de zeer uitgesproken wens van de Tweede Kamer, maar ook in strijd met artikel 14 van de richtlijn inzake het duurzaam gebruik van pesticiden, namelijk om voorrang te geven aan niet-chemische methoden, tenzij het echt niet anders kan, oftewel: geïntegreerde gewasbescherming. Waarom negeert de minister de Europese regels en de wens van de Kamer? Kan zij toezeggen de wetswijziging op de gebruikelijke route door te zetten en de principes van geïntegreerde gewasbescherming te volgen in plaats van extra eisen te stellen?
Voorzitter. Het CBS heeft in 2020 een onderzoek gedaan naar het verschil tussen de verkoop en het gebruik van pesticiden in Nederland. Daar kwamen flinke verschillen uit, wat de vraag oproept waar die bestrijdingsmiddelen blijven. Is de minister bereid dit te onderzoeken, wellicht samen met een vervolgonderzoek op het eerdere onderzoek?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Dan is het woord aan het lid Kostić namens de Partij voor de Dieren. Gaat uw gang.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Steeds meer onderzoeken laten zien dat er een verband is tussen landbouwgif en ziektes als parkinson en kanker. Het landbouwgif zit overal, zelfs in de slaapkamers en in luiers van baby's. Steeds meer burgers op het platteland zijn door gifspuitende bedrijven de vrijheid verloren om hun kinderen onbezorgd in de tuin te laten spelen of om hun groente te kunnen verbouwen. Ondertussen groeit het areaal van giftige sierteelt overal in hoog tempo. Burgers en groene boeren vragen deze bewindspersonen om meer actie, maar deze bewindspersonen kiezen ervoor om niet alleen te doen wat het vorige kabinet heeft gedaan, dus om niet alleen voor stilstand te kiezen, maar zelfs voor achteruitgang. Een wet die onze burgers eindelijk zou moeten beschermen en in 2022 nog breed werd gesteund, van PVV tot SP, wordt ineens ingetrokken. Wij als Tweede Kamer hebben de verantwoordelijkheid om dit te corrigeren. Bescherming van de gezondheid van onze burgers zou links en rechts moeten verenigen. Daarom twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een methodiek is ontwikkeld om de cumulatieve effecten van bestrijdingsmiddelen op mensen als gevolg van inname met voedsel te bepalen, maar dat dat nog niet is gebeurd voor de effecten op milieu en de daarin levende dieren;
overwegende dat cumulatie van bestrijdingsmiddelen wel zeer schadelijke effecten kan hebben op het milieu en dieren, zoals het recente onderzoek van het Leidse Centrum voor Milieuwetenschappen en het RIVM uitlicht;
overwegende dat de minister aangeeft een veiligheidsfactor te willen gaan gebruiken zolang er nog geen wetenschappelijk onderbouwd richtsnoer is voor cumulatie;
overwegende dat dus kennis nodig is om deze schadelijke effecten op mens, milieu en op dieren te kunnen voorkomen;
overwegende dat het moeilijk is om volledige kennis te hebben, maar dat er wel een begin kan worden gemaakt, bijvoorbeeld met de effecten van de meest voorkomende cocktails van middelen op enkele belangrijke diersoorten;
verzoekt de regering het Ctgb opdracht te geven een stappenplan te maken voor de beoordeling van cumulatieve effecten van bestrijdingsmiddelen op dieren en het milieu,
en gaat over tot de orde van de dag.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Tot slot.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat:
-er groeiende steun is in de Kamer voor beprijzen en normeren om de natuurhersteldoelen en de KRW-doelen te halen;
-er in Nederland behoefte is aan prikkels om over te stappen naar een natuurinclusief landbouwsysteem, in lijn met het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030;
-er in landen als Denemarken heffingen gebaseerd op de schadelijkheid van bestrijdingsmiddelen bestaan, die volgens onderzoek van Ecorys hebben geleid tot een forse afname van de milieubelasting per hectare;
-de opbrengsten van deze heffingen in andere landen worden ingezet voor sectorale ondersteuning, waardoor boeren financieel en praktisch worden geholpen bij de transitie;
verzoekt de regering te onderzoeken wat de voor- en nadelen zijn van het invoeren van een dergelijke heffing op chemische bestrijdingsmiddelen, en voor het zomerreces van 2025 hierover te rapporteren aan de Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank u wel.
De voorzitter:
Wilt u de volgende keer echt een kortere inleiding geven, als u twee van die lange moties wilt indienen?
Mevrouw Bromet namens de fractie GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik was niet vrolijk na het debat over bestrijdingsmiddelen de afgelopen keer, omdat het heel erg ging van: we laten het de sector zelf oplossen, en dan komt het allemaal goed. En dat terwijl de mensen in Nederland, omwonenden, maar eigenlijk iedereen in Nederland, het helemaal zat zijn dat er overal glyfosaat zit en dat er overal giftige bestrijdingsmiddelen rondhangen in je huisstof, wat je ziet als je stofzuigt. Dit willen de Nederlanders niet meer. Dus ik hoop dat daar een omslag in komt. Die omslag had kunnen komen door een wet, die door de staatssecretaris is ingetrokken.
Ik ben heel eerlijk als ik zeg: ik snap dat het, door de amendering van deze wet, voor sommige Kamerleden te heftig is geweest om deze te steunen. Maar helemaal met niks komen zal zorgen voor verdere verslechtering van de waterkwaliteit. Het gebruik van gif door particulieren en door gemeentes op onze straten, schoolpleinen en sportvelden lijkt mij niet de bedoeling. Het lijkt mij ook niet dat de meerderheid in deze Kamer daarvoor is. Dus ik wil aan deze staatssecretaris vragen: waar komt hij mee nadat hij deze wet heeft ingetrokken? Ik kom alvast met een handreiking vanuit de Partij van de Arbeid-GroenLinksfractie, om zorgvuldig om te gaan met de amendering, omdat wij het kind niet met het badwater willen weggooien.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Mevrouw Van der Plas krijgt nu het woord namens BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb één motie, en die luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in 2027 voldaan moet worden aan de KRW-doelen, ook voor gewasbeschermingsmiddelen;
overwegende dat er sprake is van een stagnatie van de daling van de normoverschrijdingen in het oppervlaktewater voor zowel open als gesloten teelten;
overwegende dat het generieke beleid met generieke maatregelen niet langer effectief is en er dus een andere aanpak nodig is;
overwegende dat de sleutel tot succes voor het behalen van de KRW-doelen voor gewasbeschermingsmiddelen bij boeren en tuinders ligt;
overwegende dat individuele ondernemers in de open en gesloten teelten maatregelen willen nemen als duidelijk is wat hun opgave is, zodat ze maatregelen kunnen nemen die passen op het bedrijf en in de teelten, en dat de meest effectieve wijze om dit invulling te geven via een gebiedsgerichte aanpak is;
overwegende dat het landelijk uitvoeren van de gebiedsgerichte aanpak sturing en regie tussen de partijen vraagt, alsmede voldoende middelen voor de uitvoering van de gebiedsprocessen;
verzoekt de regering om in samenwerking met het NAJK, de organisatie voor jonge boeren, en de LTO met prioriteit uitvoering te geven aan hun plan van aanpak voor verbetering van de waterkwaliteit,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Grinwis namens de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb één motie en een vraag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat verduurzaming van teelten en hygiënemaatregelen bijdragen aan reductie in het gebruik en de impact van gewasbeschermingsmiddelen, en de sector hier uitvoering aan geeft middels teeltvoorschriften;
constaterende dat de handhavingscapaciteit op momenten tekortschiet, wat een prangend issue is, mede gelet op de toename in ziektedruk en van weersextremen en een krimpend pakket aan gewasbeschermingsmiddelen;
overwegende dat voldoende handhavingscapaciteit een randvoorwaarde is voor het effectief kunnen uitvoeren van teeltvoorschriften;
verzoekt de regering de naleving van teeltvoorschriften te ondersteunen middels het garanderen van voldoende flexibele handhavingscapaciteit bij de NVWA, NAK, BKD en Naktuinbouw, waarbij het mogelijk gemaakt wordt het jaarlijks beschikbare budget over verschillende jaren te benutten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dan heb ik nog een vraag naar aanleiding van het debatje over de alternatieven voor de toepassing van glyfosaat. Het kan toch niet zo zijn dat de door de minister gestelde randvoorwaarde aan de regeling, die het gebruik van alternatieven voor glyfosaat verplicht stelt, het machinaal onderwerken op achterstand zet, enkel omdat het meer brandstof verbruikt? We weten allemaal dat meer brandstofverbruik sec impact heeft op het klimaat. Jarenlang is het of-of: óf glyfosaat toepassen óf machinaal onderwerken. Het zou raar zijn als door de randvoorwaarde die de minister stelt, in één keer het machinaal onderwerken op achterstand zou komen te staan. Kan de minister bevestigen dat dat niet haar oogmerk is bij de door haar gestelde randvoorwaarde?
Mijn laatste vraag gaat over de uitvoering van een motie inzake het in overeenstemming brengen van de toelating van gewasbeschermingsmiddelen met de KRW-normen. Hoe gebeurt dat nu precies? De bedoeling is natuurlijk dat dat op een ragfijne manier gebeurt en dat dat niet een soort van "one out, all out"-principe wordt. Het moet wel hanteerbaar zijn en het moet niet een soort argument worden om generiek niks meer toe te laten. Hoe gaan dit kabinet en deze beide bewindspersonen hiermee om, aangezien dit een gesprek is tussen beide bewindspersonen?
De voorzitter:
U moest echt afronden. Dank aan de heer Grinwis voor zijn inbreng. De heer Flach gaat nu spreken namens de SGP. Gaat uw gang.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Ik neem aan dat de minister straks het amendement over gewasbeschermingsmiddelen dat ik bij de Najaarsnota heb ingediend gaat appreciëren. Dat is daar gisteren niet aan de orde gekomen. Het verzoek aan de minister is om daar straks op in te gaan, juist omdat het amendement regelt dat er geld via de eindejaarsmarge beschikbaar blijft voor onderzoek op het gebied van gewasbescherming. Het is bij uitstek een taak van de minister om daar keuzes in te maken. Ik ben benieuwd naar haar oordeel op dat punt.
Dan heb ik nog een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de inperking van de beschikbaarheid van gewasbeschermingsmiddelen gevolgen kan hebben voor de continuïteit van teelten als de vollegronds groenteteelt en de uienteelt;
verzoekt de regering de Kamer jaarlijks te informeren over de verwachte teeltknelpunten in de vijf volgende jaren, en voor kwetsbare teelten, zo nodig, een aparte werkgroep in te stellen waarin, naast sectorvertegenwoordigers en teeltadviseurs, ook het ministerie, NVWA en Ctgb deelnemen, ten behoeve van onder meer advisering over vrijstellingen, de inzet van groene middelen en effectieve geïntegreerde gewasbescherming,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank. Dan gaan we nu luisteren naar de heer Van Campen namens de VVD-fractie.
De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter. Ik heb twee moties en een vraag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de verantwoordelijkheid voor de naleving van gebruiksvoorschriften van gewasbeschermingsmiddelen bij de professional ligt;
overwegende dat iedere toepasser en adviseur die werkt met gewasbeschermingsmiddelen over een bewijs van vakbekwaamheid dient te beschikken;
verzoekt de regering het wettelijke systeem van vakbekwaamheidseisen — via Bureau Erkenningen — aan te scherpen met eisen op het gebied van vermindering van het gebruik van hoogrisicomiddelen én betere naleving van de gebruiksvoorschriften,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit NVWA-onderzoek blijkt dat naleving van gebruiksvoorschriften van gewasbeschermingsmiddelen in de kersenteelt ondermaats is;
van mening dat slechte naleving van deze voorschriften volksgezondheid, diergezondheid en milieu schaden;
verzoekt de regering in overleg met de NVWA te komen tot een verbeteraanpak van de naleving van gebruiksvoorschriften van gewasbeschermingsmiddelen;
verzoekt de regering de NVWA te verzoeken om in navolging van het kerstenteeltonderzoek ook de naleving van voorschriften voor andere teelten te onderzoeken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter. Mijn vraag ziet eigenlijk op de resultaten van zo'n onderzoek. Er zijn ongetwijfeld mensen die bewust "het zal mij allemaal een zorg zijn" denken. Maar er zijn ongetwijfeld ook heel veel telers die te goeder trouw zijn en het misschien niet weten als er wat misgaat of als ze op het gebied van de gebruiksvoorschriften, wat allemaal nogal technisch is, iets verkeerd doen. Ik zou de minister willen vragen of er een terugkoppeling plaatsvindt richting de telers en of ze daarnaar wil vragen bij de NVWA. Wij horen namelijk signalen dat bij telers de NVWA langskomt, er onderzoek gedaan wordt en het stil blijft. Die teler denkt: heb ik het nou goed gedaan of heb ik het nou niet goed gedaan? Ik denk dat het, gezien het belang van zelflerend vermogen en het constant toewerken naar verbetering, ook bij telers zelf, mooi zou zijn als de NVWA ervoor zou zorgen dat ze die terugkoppeling geeft. Ik zou de minister willen vragen of zij daar aandacht voor wil hebben.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Nijhof-Leeuw namens de PVV-fractie. Gaat uw gang.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Dank u, voorzitter. Ik heb ook twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het gebruik van het gewasbeschermingsmiddel glyfosaat onder druk staat door mogelijke schade voor de volksgezondheid;
overwegende dat cijfers van het CBS aantonen dat 93% van het glyfosaat afkomstig is uit de riool- en waterzuivering en 7% uit de landbouwsector;
overwegende dat het onderzoek laat zien dat afbraakproducten van glyfosaat mogelijk ook via wasmiddelen et cetera in het water komen;
overwegende dat het belangrijk is bij gezondheidsrisico's de oorzaak en bron te achterhalen en erop te anticiperen;
verzoekt de regering te onderzoeken wat de bron is van de 93% glyfosaat in de Nederlandse riool- en waterzuivering,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
De tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de cijfers met betrekking tot de hoeveelheid gebruikte gewasbeschermingsmiddelen bij het CBS periodiek gebaseerd worden op basis van een enquête;
overwegende dat de diverse sectoren in transitie zijn en het wenselijk is om het feitelijk gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in beeld te hebben om te kunnen sturen in beleid;
overwegende dat het wenselijk is terughoudendheid te betrachten bij het nemen van onomkeerbare besluiten totdat er op basis van feitelijk gebruik keuzes gemaakt kunnen worden;
verzoekt de regering te komen met een degelijke monitoring voor gewasbeschermingsmiddelen zodat beleid op basis van feiten en keuzes tot stand komt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Holman namens Nieuw Sociaal Contract. Gaat uw gang.
De heer Holman (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Wij hebben deze keer geen moties. Ik wil alleen even terugblikken op het laatste commissiedebat. Dat vond ik een uitstekend debat, met ook een rondetafel en een technische briefing in de aanloop ernaartoe. Wat mij betreft was dat van hoge kwaliteit en met een goeie discussie.
Wat mij is bijgebleven en wat volgens mij extra aandacht verdient, is de enorme hoeveelheid emissie die er is van middelen door de lucht en het effect daarvan. Dat was voor mij een hernieuwd inzicht. Volgens mij zijn de degeneratieve gevolgen voor de mens het grootste aandachtspunt dat we moeten hebben bij het gebruik van middelen. Mijn vraag aan de minister is of zij dat deelt en of dat bij de minister hoog op haar prioriteitenlijstje staat.
Voorzitter. Het is leuk dat ik naar aanleiding van het debat van McDonald's een uitnodiging heb gehad om in een restaurant naar keuze een keer patat te komen eten. Dat is dus een mooie bijkomstigheid van het debat.
De voorzitter:
Mevrouw Vedder namens het CDA, tot slot van de zijde van de Kamer in deze termijn. Mevrouw Vedder heeft het woord.
Mevrouw Vedder (CDA):
Dank u, voorzitter. Om ook in de toekomst nog de patat-frietdiscussie te kunnen voeren, heb ik twee moties over gewasbescherming.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat weerbare teelten en rassen, innovaties op het terrein van gewasbescherming en projecten die verantwoord gebruik bevorderen bijdragen aan de verduurzaming van gewasbescherming en het terugdringen van normoverschrijdingen in het oppervlaktewater;
constaterende dat het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 hierop inzet en dat sectorpartijen, overheid en maatschappelijke organisaties hebben uitgesproken om dit programma te continueren;
constaterende dat in het regeerprogramma is opgenomen dat het uitvoeringsprogramma wordt voortgezet, maar er in de begroting nog geen specifiek budget voor is vrijgemaakt;
verzoekt de regering vanuit de beschikbare middelen voor de agrarische sector uit het hoofdlijnenakkoord minimaal 20 miljoen euro per jaar beschikbaar te maken voor de uitvoering van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030, en, waar mogelijk, een deel van deze middelen naar voren te halen voor 2025;
verzoekt de regering deze financiële middelen in ieder geval in te zetten voor de continuering van de subsidieregeling voor geïntegreerde gewasbescherming, stimulering van biologische en laagrisicomiddelen, innovaties en projecten die bijdragen aan een verantwoord gebruik en vermindering van de milieu-impact,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat door sectorpartijen wordt gewerkt aan een systeem van benchmarking waarmee telers samen kunnen werken aan het verder terugbrengen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de milieu-impact van de toepassing daarvan;
constaterende dat de minister hierover in gesprek is met de sector, maar het hoofdlijnenakkoord pas vanaf 2026 voorziet in financiering;
overwegende dat het, ook gezien de deadline van de Kaderrichtlijn Water, van belang is om zo snel mogelijk de hiervoor beschikbare middelen in te zetten en niet te wachten tot 2026;
verzoekt de regering ervoor te zorgen dat er reeds in 2025 financiële middelen beschikbaar komen voor benchmarking op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen, bijvoorbeeld door voor dit doeleinde de uitgave van een klein deel van de middelen voor de agrarische sector uit het hoofdlijnenakkoord naar voren te halen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Vedder (CDA):
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. We zijn aan het einde gekomen van de termijn van de Kamer. Ik zit echt nu al met een tijdsprobleem; we lopen al uit. We hebben nog zestien debatten. Ik begrijp dat de bewindslieden zich moeten voorbereiden, maar ook hun vraag ik bij dezen om dat zo snel mogelijk te doen. Ik vind een kwartier eigenlijk wat aan de lange kant, maar dat ga ik u wel geven. Ik ga geen interrupties toestaan op de gestelde vragen, maar alleen op de appreciatie van de moties, anders komen we niet door deze dag heen. We schorsen nu voor een kwartier.
De vergadering wordt van 11.10 uur tot 11.24 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortzetting van het tweeminutendebat Gewasbeschermingsmiddelen. We zijn toe aan de termijn van de zijde van het kabinet. Als eerste geef ik het woord aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Jansen:
Dank, voorzitter. Ik heb een ander debat, vandaar dat is als eerste mag. Ik ben de minister daar zeer dankbaar voor.
Ik had een vraag van het lid Bromet van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Wat gaat de staatssecretaris doen nu het wetsvoorstel inzake gewasbeschermingsmiddelen is ingetrokken? Het oorspronkelijke wetsvoorstel bevatte bevoegdheden om maatregelen verplicht te stellen bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw. Het is redelijk dat ook terreinbeheerders zoals gemeenten inspanningen plegen om de waterkwaliteit te verbeteren. Ik sta achter het oorspronkelijke wetsvoorstel en ik ben dan ook bereid om het oorspronkelijke wetsvoorstel op korte termijn opnieuw in te dienen bij de Kamer.
Voorzitter. Dan heb ik één motie. Dat is de motie op stuk nr. 693, van mevrouw Nijhof van de PVV. Die verzoekt de regering om te onderzoeken wat de bron is van 93% glyfosaat in de Nederlandse riool- en waterzuivering. Die achten wij overbodig.
De voorzitter:
Dank aan de staatssecretaris voor zijn bijdrage. Dan gaan wij luisteren naar de minister van LVVN. Gaat uw gang.
Minister Wiersma:
Dank, voorzitter. Ik begin met de moties, en dan heb ik ook nog een set vragen waar ik antwoord op zal geven.
Ik begin met de motie op stuk nr. 685, van mevrouw Podt van D66. Ik moet deze motie ontraden, maar ik wil daar wel graag duiding aan geven. Ik snap de strekking van de motie. Ik vind het ook van belang dat er meer transparantie komt. Dat is ook de reden dat we op dit moment vanuit het kabinet de ontwikkeling van de benchmarksystematiek stimuleren en ondersteunen. Maar ik vind het ook van belang dat het benchmarksysteem in eigenaarschap blijft van de sector zelf. In die benchmarksystematiek kan het gebruik nauwkeuriger geregistreerd worden, en vindt ook de vergelijking tussen telers plaats. Ik vind het dus van groot belang dat de sector dit zelf initieert en daar eigenaarschap over heeft. Ik zal het verzoek van mevrouw Podt daarin wel meenemen, maar moet de motie ontraden.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 686 van het lid Kostić. Daarin wordt verzocht om een stappenplan naar de cumulatieve effecten en deze in kaart te brengen. Ik moet deze motie ook ontraden vanwege het feit dat het Ctgb op dit moment betrokken is bij de ontwikkeling van een toetsingskader voor cumulatieve effecten. Maar dit toetsingskader wordt Europees ontwikkeld en dat duurt nog even. Daar zijn ze nu mee bezig, maar dat moet echt in Europa, omdat het van belang is dat dat in de verordening zit, zodat het voor alle 27 lidstaten geldt.
Dan nog een motie van het lid Kostić, op stuk nr. 687. Die gaat over de voor- en nadelen van het invoeren van een heffing voor chemische gewasbeschermingsmiddelen. Het antwoord is dat dit onderzoek al gedaan is. In oktober 2023 heeft uw Kamer daar ook de resultaten van ontvangen. Ik moet deze motie dus ontraden. Ik zet wel in op het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming. Conform het regeerprogramma zet het kabinet de rijkstaken in dat programma voort. Een heffing is in dat kader niet waar ik nu voor kies. Ook is het onderzoek reeds gedaan.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 688, van BBB, mede ingediend door mevrouw Vedder, over ondersteuning van het LTO/NAJK-sectorplan. Die geef ik oordeel Kamer. Daar zal ik in het kader van de tijd geen toelichting op geven.
Dan de motie op stuk nr. 689 van de heer Grinwis over de teeltvoorschriften. Ik wil deze motie in principe oordeel Kamer geven, met dien verstande dat het huidige budget voldoende toereikend is voor de handhavingscapaciteit. Er zijn op dit moment ook absoluut geen signalen bekend dat dat niet het geval is. Dus daar wil ik niet aan komen. De teeltvoorschriften zijn al een goed voorbeeld van de samenwerking tussen de sector en het ministerie, dus: oordeel Kamer.
De voorzitter:
De heer Grinwis knikt instemmend.
Minister Wiersma:
Mooi.
De motie op stuk nr. 690 van de heer Flach gaat over de kwetsbare teelten. De motie verzoekt mij om daar een orgaan voor op te richten waar de NVWA, het Ctgb, teeltadviseurs en het ministerie aan deelnemen. Ik moet 'm ontraden, maar ik wil wel even een toelichting geven, want in de basis vind ik het een positief idee. Maar ik pleit ervoor dat de sectororganisaties daarin zelf het initiatief blijven nemen. Zij hebben namelijk echt de deskundigheid over en het inzicht in de teelten. Zo hebben de Coördinatoren Effectief Middelen Pakket inzicht in de knelpunten die op de korte en lange termijn kunnen optreden. Die brengen zij op dit moment ook al in kaart. In het debat dat we met elkaar hadden, heb ik u toegezegd om uw Kamer die lijst van actuele vraagstukken die door de sector is opgesteld, begin 2025 toe te sturen. Dat zijn de knelpunten. Het is mijn voornemen om uw Kamer daar ieder jaar over te informeren.
De heer Flach (SGP):
Een korte vraag. Er staat in de motie "zo nodig een werkgroep", dus de minister heeft de vrijheid om het ook op een andere manier te doen. Wellicht biedt dat nog ruimte.
Minister Wiersma:
Dat is dan met de interpretatie dat ik jaarlijks informeer over de knelpunten bij de teelten die we aangereikt krijgen. Dat ben ik van plan. Als ik 'm zo mag lezen, dan krijgt ie oordeel Kamer.
De voorzitter:
De heer Flach knikt instemmend. Oordeel Kamer voor de motie op stuk nr. 690.
Minister Wiersma:
Dan gaan we daar dus geen werkgroep voor instellen, want het werkt op dit moment goed.
De motie op stuk nr. 691. Zou het spreekgestoelte iets hoger kunnen?
De voorzitter:
Ja, hoor.
Minister Wiersma:
Dank. Het is goed zo.
De motie op stuk nr. 691 van de heer Van Campen gaat over het aanscherpen van de eisen via Bureau Erkenningen. Ik sta positief tegenover initiatieven. Ik geef de motie oordeel Kamer. In het kader van de tijd laat ik het daarbij.
De heer Van Campen heeft ook de motie op stuk nr. 692 ingediend. Die gaat over de naleving in de kersenteelt. Ook deze motie krijgt oordeel Kamer.
Mevrouw Nijhof van de PVV heeft de motie op stuk nr. 694 ingediend. Die gaat over degelijke monitoring van gewasbeschermingsmiddelen, zodat beleid op basis van feitelijke keuzes tot stand komt. Ik zie deze motie als ondersteuning van mijn beleid. Ik hecht aan de benchmarkingsystematiek. Daar hebben we uitvoerig over gesproken. Daar wordt gebruik nauwkeuriger geregistreerd en vergeleken tussen telers. In die lijn geef ik deze motie oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 695 van mevrouw Vedder verzoekt om vanuit de beschikbare middelen 20 miljoen beschikbaar te maken voor het toekomstprogramma en die middelen naar voren te halen. Ik zou mevrouw Vedder eigenlijk willen vragen om deze motie aan te houden. Anders zou ik 'm het oordeel "ontijdig" moeten geven. Ik begrijp het verzoek heel goed. Ik vind het een begrijpelijk verzoek. Ik sta er positief tegenover. Ik heb alleen te maken met een begrotingsproces. In dat kader is de motie ontijdig, want die keuzes worden gemaakt bij de Voorjaarsnota.
Mevrouw Vedder (CDA):
Ik heb wel begrip voor dat verzoek. Ik ben alleen bang dat het uitvoeringsprogramma dan in een gat valt, omdat er een stuk financiering afloopt en ze geen zekerheid hebben over een doorstart. Ik denk dus dat ik 'm toch indien. Maar ik snap de appreciatie.
De voorzitter:
Hij is al ingediend, maar hij krijgt dan het oordeel "ontijdig". We gaan naar de motie op stuk nr. 696.
Minister Wiersma:
Fijn dat er in deze Kamer wederzijds begrip is.
Mevrouw Vedder heeft nog een motie ingediend: de motie op stuk nr. 696. Die krijgt dezelfde appreciatie. Dit is de motie in het kader van financiën voor de benchmarking. Ik vraag opnieuw om deze motie aan te houden. Anders wordt ie ontijdig verklaard. Zoals u weet sta ik heel positief tegenover de benchmarkingsystematiek. Voor de financiering daarvan kijk ik naar de middelen vanuit 2026 uit het hoofdlijnenakkoord, maar ik ben wel gehouden aan de aankomende voorjaarsbesluitvorming. De besluiten over die middelen zullen dus daar plaatsvinden. Dat is de appreciatie van deze motie.
Mevrouw Vedder (CDA):
Dit is een nieuw programma, geen lopend programma. Hiervoor hou ik de motie dus inderdaad aan.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Vedder stel ik voor haar motie (27858, nr. 696) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Dan nog een antwoord op een enkele vraag.
Minister Wiersma:
Ja. Ik begin met een vraag van mevrouw Podt: waar blijven de groene alternatieven voor gewasbeschermingsmiddelen? Het antwoord daarop is natuurlijk dat we voor het uitvoeringsprogramma samen met sectorpartijen maar ook met ngo's werken aan alternatieven. Ook het Ctgb werkt daaraan mee, maar als overheid kunnen we die alternatieven natuurlijk niet zelf ontwikkelen. Zoals in het commissiedebat ook uitvoerig is besproken, doen we er alles aan om te stimuleren en te faciliteren dat groene alternatieven met voorrang behandeld worden en dat die er komen, maar het is wel echt aan de initiatieven en de ontwikkelaars zelf om daar ook mee te komen. Ik deel dus de wens dat ze zo spoedig mogelijk beschikbaar komen.
Mevrouw Podt had ook de vraag of ik de oproep van de Kamer over glyfosaat negeer. Ik wil daarop antwoorden dat er geenszins sprake is van het negeren van de Kamer. Ik heb de Kamer ook geïnformeerd over de stappen die ik zet om het gebruik van alternatieven te kunnen verplichten. Ik stel wel voorop dat ik vind dat alternatieven die we verplichten, echt goed beoordeeld moeten worden, juist om ervoor te zorgen dat het alternatief niet slechter uitwerkt, onder andere voor het milieu, maar ook dat het uitvoerbaar is.
Dan had ik nog een vraag van de heer Grinwis; dat is vraag nummer 3: kan ik bevestigen dat de randvoorwaarde niet moet leiden tot verslechtering van het machinaal onderwerken? Het antwoord is dat de randvoorwaarden van de AMvB een voor een zullen worden nagegaan. Daarbij zal dus bijvoorbeeld aan de orde kunnen zijn of het alternatief opweegt tegen de gebruikelijke werkwijze. In het licht van haalbaarheid en uitvoerbaarheid voor boer en tuinder moet het wel op de verschillende criteria worden beoordeeld. Wel is het belangrijk dat het alternatief uiteindelijk bij de totale weging niet slechter is voor het milieu dan waar het alternatief voor bedoeld is. Het is dus niet per definitie daarvoor bedoeld. Ik zie ook dat machinaal onderwerken een belangrijk alternatief kan zijn, maar we willen dat wel vanuit de gestelde criteria in het totaalpakket beoordelen, omdat we aan verschillende doelen moeten werken en omdat de afwenteling wel ook een van de wegingsfactoren is.
De voorzitter:
Nee, sorry, meneer Grinwis. Er is al heel veel gedebatteerd op dit terrein en we hebben daar vandaag geen tijd voor.
Minister Wiersma:
Ook in het machinepark is er overigens in toenemende mate sprake van elektrificatie, waardoor de afwenteling op dat gebied natuurlijk ook steeds gunstiger uitpakt.
De heer Flach had een vraag over het amendement dat gisteren is ingediend op de Najaarsnota: wat vind ik van het toekennen van het budget voor het uitvoeringsprogramma? Het antwoord daarop is dat er in 2025 budget beschikbaar is voor het programma. Dat is voor de lopende projecten. Net zoals ik zojuist aangaf in verband met de moties van mevrouw Vedder, kan ik nu geen middelen toezeggen voor nieuwe initiatieven. De besluitvorming daarover loopt nog, met name over de middelen vanaf 2026. Dat is de reden waarom ik het amendement moet ontraden.
De heer Grinwis had ook een vraag, eigenlijk een gezamenlijke vraag, over de uitvoering van de motie over gewasbeschermingsmiddelen ten aanzien van de KRW-eisen en de hanteerbaarheid. Wij zijn echt goed in gesprek over die KRW-eisen in relatie hiermee. Uiteraard houd ik daarbij ook rekening met de hanteerbaarheid van eventuele maatregelen. Daarover zijn we nog volop in gesprek overigens, maar ik denk dat ik de onderliggende zorg gehoord heb. Dat is absoluut iets wat wij meewegen.
De heer Van Campen vroeg naar de mogelijkheid dat de NVWA een terugkoppeling geeft als er controle geweest is bij de telers. In principe geeft de NVWA bij een controle direct een terugkoppeling over de geconstateerde feiten aan de teler, ten tijde van de controle dus. Daarnaast vindt er twee keer per jaar een breed sectoroverleg plaats, waarbij op geanonimiseerde wijze geconstateerde bevindingen breed gedeeld worden. Dat wordt doorgesproken. Er vindt in die zin, direct en twee keer per jaar sectoraal, een terugkoppeling plaats. Ik ben het eens met de heer Van Campen dat het van groot belang is dat de feedback gegeven wordt, zodat de telers daarvan kunnen leren.
De heer Holman had ook een vraag. Dat is de laatste. Hij vroeg naar de degeneratieve gevolgen voor de mens en of dat een prioriteit is voor deze minister. Uiteraard vind ik het van groot belang dat er onderzoek gedaan wordt naar de relatie tussen gewasbeschermingsmiddelen en degeneratieve ziekten. Op het moment dat er wetenschappelijke aanwijzingen zijn dat daar echt een verband is, en het Ctgb dat aantoont, dan zal een middel direct uit de markt worden genomen. Want de gezondheid van mensen is natuurlijk van groot belang. Dat is ook de reden waarom het RIVM inmiddels opdracht gekregen heeft om nader onderzoek te doen, juist naar het verband hiertussen en naar de vraag of dat er is. Het is dus zeker een prioriteit.
Dit waren mijn antwoorden op de vragen, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
We zullen vannacht stemmen over de ingediende moties.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20242025-39-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.