6 Landbouw, klimaat en voedsel

Landbouw, klimaat en voedsel

Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw, klimaat en voedsel (CD d.d. 15/02).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw, klimaat en voedsel. Ik heet de leden van de Kamer van harte welkom, evenals minister Adema in vak K. Ik nodig graag de eerste spreker van de zijde van de Kamer uit, mevrouw Nijhof-Leeuw. Gaat uw gang.

Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):

Dank u, voorzitter. PAS-melders waren tijdens het Programma Aanpak Stikstof vrijgesteld van de vergunningsplicht vanwege beperkte stikstofdepositie. De Raad van State zette daar in 2019 een streep door, waardoor deze boeren alsnog een vergunning moesten aanvragen. Deze boeren zijn ondernemers die te goeder trouw handelden en die buiten hun schuld om door slecht overheidsbeleid in deze situatie terecht zijn gekomen. De Kamer heeft al verschillende keren om een snelle legalisatie van de PAS-melders gevraagd. Die boeren staan onderhand met hun rug tegen de muur. De handhaving staat in hun nek te hijgen, banken geven geen lening meer voor de nodige stalaanpassingen enzovoorts. In december is er een motie over een actieplan PAS-melders ingediend en aangenomen, evenals een motie om de drempelwaarde op 1 mol te zetten. De laatste ligt nog voor voor een advies van de Raad van State, maar we weten ook dat er steekhoudende jurisprudentie onder ligt. Omdat niet alle boeren de tijd hebben tot medio 2025, dient de PVV wederom een motie in tot legalisatie van de PAS-melders.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de PAS-melders sinds 2019 in de illegaliteit beland zijn;

overwegende dat deze situatie door omissies in overheidsbeleid ontstaan is;

verzoekt de regering een werkende kortetermijnaanpak uit te werken om de PAS-melders die buiten hun schuld om in de illegaliteit beland zijn, voor 1 juli 2024 te legaliseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nijhof-Leeuw en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 155 (30252).

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Waar denkt de PVV aan bij het oplossen van het probleem van de PAS-melders?

Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):

Die route zou divers kunnen zijn. Wij verwachten dat er een positief advies komt met betrekking tot de 1 mol-richtlijn, dus de motie van NSC. Daarmee zouden de PAS-melders ook al gelegaliseerd zijn. Wat voor richting de minister ook bedenkt — voor mijn part wordt het een generaal pardon — deze mensen zijn buiten hun schuld om in de illegaliteit beland. Het water staat hun aan de lippen. Wij hebben dit als overheid veroorzaakt en wij moeten het als overheid ook oplossen.

De voorzitter:

Mevrouw Bromet, kort.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Het is inderdaad treurig dat deze mensen in deze situatie zijn gebracht, maar er is maar één oplossing: de stikstofuitstoot naar beneden brengen, zodat er ruimte komt voor de PAS-melders. Weet de PVV dat?

Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):

Als we naar de onderliggende data gaan kijken, dan hebben we volgens mij helemaal geen stikstofprobleem. Maar goed, dat is een hele andere discussie; daar gaat het nu niet om. Het gaat nu om de pijn die de boeren hebben. Zij staan met hun rug tegen de muur en gaan anders gewoon failliet. Zij staan echt met hun rug tegen de muur. Dit moet dus gewoon op korte termijn opgelost worden.

De voorzitter:

Dit geeft nog aanleiding tot een vraag van de heer De Groot. Gaat uw gang.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Geldt uw voorstel ook voor de interimmers, of alleen voor de PAS-melders?

Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):

Deze motie gaat over de PAS-melders die buiten hun schuld om in de illegaliteit beland zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan nodig ik de heer Pierik van BBB uit.

De heer Pierik (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Naar aanleiding van het commissiedebat heb ik de volgende moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie een versneld plan maakt om RENURE toe te laten;

overwegende dat RENURE een waardevolle bijdrage kan leveren aan duurzame landbouwpraktijken, het bevorderen van circulaire landbouw en het halen van een aantal klimaatdoelen;

overwegende dat de toelating van RENURE de druk op de Nederlandse mestmarkt kan verlichten;

verzoekt de regering om vooruitlopend op het besluit van de Europese Commissie te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn wat betreft het toepassen van RENURE in de Nederlandse veehouderij, eventuele belemmeringen die er zijn weg te nemen, en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pierik en Flach.

Zij krijgt nr. 156 (30252).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voedselzekerheid een essentiële pijler is voor het welzijn en de stabiliteit in de Europese Unie;

overwegende dat een langjarige strategische landbouwvisie binnen de Europese Unie van cruciaal belang is om de continuïteit van voedselzekerheid te waarborgen en te bevorderen;

overwegende dat Nederland beschikt over de expertise, kennis en ervaring om het voortouw te nemen in het opstellen van een langjarige strategische landbouwvisie;

roept de regering op actief leiderschap te tonen door het initiatief te nemen tot het opstellen van een langjarige strategische landbouwvisie binnen de Europese Unie waarbij de continuïteit van voedselzekerheid vooropstaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pierik en Flach.

Zij krijgt nr. 157 (30252).

De heer Pierik (BBB):

Dan de laatste motie.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, heeft mevrouw Bromet een vraag. Gaat uw gang.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Volgens mij lag er zo'n visie. Die wordt nu op dit moment helemaal uitgekleed. Is dat niet de visie waar de BBB aan denkt? Heeft de BBB het over een visie waarbij de biodiversiteit niet wordt hersteld en geen rekening wordt gehouden met de klimaatopgave, maar waarbij alleen het verdienvermogen en het verzet van de boeren beloond wordt?

De heer Pierik (BBB):

BBB heeft het altijd over een integrale aanpak en nooit alleen over voedselzekerheid. We hebben donderdag een debat over het natuurimpactassessment. Daar zien we ook al die dingen bij elkaar komen. Het gaat echt niet alleen om voedselzekerheid. Je weegt altijd meerdere dingen, om uiteindelijk te bekijken: wat is goed voor het land, wat is goed voor de boer en wat is goed voor de burger?

De voorzitter:

Gaat u verder met uw laatste motie.

De heer Pierik (BBB):

Mijn laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er door de afbouw van de mestderogatie een tekort aan mestplaatsingsruimte is ontstaan;

overwegende dat een generieke korting op dierfosfaatrechten onwenselijk is en de angst daarvoor gedurende de tijd begrijpelijk groter wordt;

overwegende dat het mestplafond eerder bereikt wordt doordat boeren hun stal voor de zekerheid en uit wantrouwen voor mogelijk nog meer komend beleid zo vol mogelijk houden;

verzoekt de regering om de sector een zekerheid te bieden door toe te zeggen, mocht er een telling komen bedoeld voor de vaststelling van een eventuele generieke dier- of fosfaatrechtenkorting, dat de referentieperiode van de diertelling zal liggen vóór 1 januari 2024, zodat er voor boeren die er vrijwillig voor kiezen hun koppel nu al te laten inkrimpen geen nadelige consequenties zijn voor hun productierechten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Pierik.

Zij krijgt nr. 158 (30252).

Ik nodig u allen uit om wat kortere moties in te dienen en de moties betrekking te laten hebben op het voorgaande debat. Ik zie dat de heer Holman en de heer Van Campen een korte vraag hebben.

De heer Holman (NSC):

Ik wil graag de heer Pierik het volgende voorleggen. Ik deel de gedachte dat het heel wel mogelijk is dat er een generieke korting komt. Die angst van u begrijp ik ook. Hoe denkt de heer Pierik dat dan vorm te geven? Ik heb de indruk — u moet het maar even bevestigen — dat u dat vooral doet omdat al de boeren, zoals je alweer ziet gebeuren, extra vee gaan aanhouden om slim met de generieke korting om te gaan. Hoe denkt u dat vorm te geven? Waar denkt u dan precies aan?

De heer Pierik (BBB):

Dat staat heel duidelijk in de motie. Laat één ding duidelijk zijn: BBB is niet voor een generieke korting. Maar mocht die generieke korting er komen, dan zeggen we: de boeren die nu al kiezen voor het inkrimpen van de veestapel uit angst dat er een referentieperiode of ijkpunt komt in de toekomst, moeten nu in ieder geval al ruimte kunnen creëren in de stal om wat vee te verkopen.

De voorzitter:

Heel kort.

De heer Holman (NSC):

Dan denkt de heer Pierik bijvoorbeeld aan de hoeveelheid vee die vorig jaar aanwezig was.

De heer Pierik (BBB):

Dat zou een ijkpunt kunnen zijn. We hebben natuurlijk bij het vaststellen van de generieke korting in 2016 gezien dat bij die 8,3% één datum werd gekozen. Ik kan me heel goed voorstellen dat je naar een wat bredere periode kijkt. Dan kijk je naar het gemiddeld aantal dieren in een bepaalde periode, als je dan toch onverhoopt voor een generieke korting zou moeten kiezen.

De heer Van Campen (VVD):

Eerder hebben we in deze Kamer onze zorgen geuit die vanuit de sector worden gevoeld over de naderende mestcrisis die op ons afkomt door de afbouw van derogatie. De minister is vaak in Brussel om daarvoor te pleiten. Het is eenvoudig voor ons hier om hem nu in de wind te zetten en te zeggen "ga het maar fiksen". Ik zou de heer Pierik willen vragen wat de inschatting van de BBB-fractie zelf is als het gaat om de bereidheid van de Europese Commissie om Nederland tegemoet te komen in het voorkomen van de harde gevolgen die wij ondervinden van het verlies van derogatie.

De heer Pierik (BBB):

Daar hebben we al verschillende gesprekken over gevoerd. Ik denk dat we in Nederland goede argumenten hebben. De derogatie die we in 2016 gekregen hebben, is niet uit de lucht komen vallen. Er lagen wetenschappelijke rapporten aan ten grondslag om de derogatie aan Nederland toe te kennen. In principe is er niks veranderd aan de wetenschappelijke rapporten die toentertijd op tafel lagen. Die 250 kilo stikstof uit dierlijke mest is een norm die wetenschappelijk onderbouwd is. Die 170 kilo is niet wetenschappelijk onderbouwd. In die zin zou ik zeggen: hou zo veel mogelijk druk op Brussel. Eigenlijk moet je niet één dag, maar één maand in Brussel zijn om alle argumenten uit te wisselen om uiteindelijk de ruimte te creëren in de Nederlandse mestmarkt.

De voorzitter:

Ik ga u nog kort het woord geven, meneer Van Campen, maar ik ga de leden er ook aan herinneren dat we op 11 april een commissiedebat hebben over het onderwerp mestbeleid. Ik geef de heer Van Campen nog kort het woord.

De heer Van Campen (VVD):

Zeker, voorzitter. Ik moet de heer Pierik volkomen gelijk geven: die 170 kilogram stikstof per hectare uit 1989 is natuurlijk krankzinnig. Dat is een gebruiksnorm die geldt in de hele Europese Unie. Dat is niet uit te leggen. Ik geef de heer Pierik ook gelijk als hij zegt dat we door de onderbouwde onderzoeken waar hij het over heeft, weten dat bij derogatiebedrijven de waterkwaliteit beter is. Echter, tot op dit moment hebben al die data, al die onderzoeken en al die steekhoudende argumentatie niet geleid tot een coulantere opstelling van de Europese Commissie. Ik zie de minister het liefst iedere dag in Brussel pleiten en vechten voor die derogatie, maar ik vind dat we in dit parlement ook met elkaar verantwoordelijkheid dragen voor het creëren van de juiste verwachting. Ik zou de heer Pierik willen vragen of hij net zo somber is als ik over de houding van de Europese Commissie. De onderzoeken waar de heer Pierik wellicht inderdaad terecht naar verwijst, betrekt zij namelijk niet bij een eventuele afweging en uiteindelijk komt daardoor alsnog een mestcrisis op ons af.

De voorzitter:

Uw voorzitter heeft een iets andere definitie van "kort". Gaat uw gang.

De heer Pierik (BBB):

Ik zal niet zeggen dat hier een mens staat dat optimistisch is over de mogelijkheden die er in Brussel zijn, maar ik denk wel dat in Brussel dingen aan het bewegen zijn en dat die beweging toch weer wat perspectief biedt.

Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):

Ik ben blij dat meneer Pierik de beweging in Brussel aanhaalt. Ik zou hem willen vragen of hij ermee bekend is hoe die 170 kilogram erin is gekomen. Dat kwam door Frankrijk: twee koeien per hectare. Dan kom je op 170 uit. Dat zou in het gesprek met Brussel, zeg ik dan maar even via u, voorzitter, misschien een optie zijn. Gaan we nu afspraken maken die op die basis in 1991 in het beleid terecht zijn gekomen?

De voorzitter:

Ik stel toch voor om nu niet het debat te voeren over een onderwerp waarover we binnenkort met elkaar van gedachten wisselen. U krijgt de gelegenheid voor een heel korte reactie. Ik nodig de heer De Groot alvast uit om daarna naar voren te komen.

De heer Pierik (BBB):

Ik ben blij met de reactie van mevrouw Nijhof. Ik denk dat we over die 170 kilo met elkaar verder moeten praten in het debat.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer De Groot.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Voorzitter. Ik vind het wel verhelderend. Het is heel transparant hoe de coalitieonderhandelingen zich zo'n beetje afspelen. We kunnen allemaal meegenieten.

Ik heb iets anders. Afgelopen zaterdag stond in Foodlog een heel leuk artikel over de klimaatwinst van kringlooplandbouw. Een veevoederfabrikant, Nijsen, was maar zelf gaan rekenen: met hoeveel kilo CO2 gaat het opfokken van een big tot een varken gepaard? Ze kwamen uit op 217 kilo CO2. Ze gingen de dieren kringloopwaardig veevoer geven en toen kwamen ze uit op 100 kilo. Je kunt de klimaatproblemen dus oplossen door anders te gaan voeren. Nou, dat is precies de kern van het kabinetsbeleid. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van belang is om de uitdagingen in de landbouw zoals verdienvermogen, natuurherstel en klimaatverandering gezamenlijk aan te gaan;

overwegende dat er nog weinig bekend is van de voordelen van kringlooplandbouw voor de uitstoot van CO2 en methaan;

overwegende dat kringloopwaardig veevoer voornamelijk uit voor mensen niet-eetbare reststromen bestaat;

overwegende dat er potentieel veel klimaatwinst te behalen valt bij het circulair inrichten van de Nederlandse landbouw;

verzoekt de regering een onderzoek te doen naar de potentiële klimaatwinst van kringlooplandbouw op nationaal niveau voor wat betreft varkens en kippen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tjeerd de Groot, Van Campen en Bromet.

Zij krijgt nr. 159 (30252).

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank voor uw bijdrage namens D66. Dan nodig ik de heer Holman uit, die gaat spreken namens Nieuw Sociaal Contract.

De heer Holman (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb slechts een vraag aan de minister. Als ik het goed heb begrepen, is de minister gisteren in Brussel geweest. Kunt u met ons delen hoe het daar was? Ik ben daar eigenlijk wel benieuwd naar. Wil Brussel meedenken over het acute mestprobleem in Nederland? Hoe denkt men daar in Brussel over? Kunt u vertellen hoe de Eurocommissaris voor Landbouw en de Eurocommissaris voor Milieu op dit moment in de wedstrijd zitten?

Wat heeft u kunnen regelen op het gebied van verruiming inzake derogatie? Bent u er optimistisch over dat er de komende tijd wat te regelen valt?

Wat hebt u binnengehaald op het gebied van RENURE? Wanneer denkt u dat RENURE echt een bijdrage kan leveren aan de oplossing? Hoelang duurt het voordat het politieke besluit genomen is, het juridisch geregeld is en het op de markt is? Hoeveel verder zijn we dan? Is dat een kwestie van een jaar of van enkele jaren? Kunt u daar iets over vertellen?

Dank u wel, voorzitter. Eén minuut!

De voorzitter:

Heel keurig. Dank u wel. Dan nodig ik mevrouw Bromet uit … O, daar hebt u helemaal gelijk in. Dat heb ik niet goed gezien. Dan nodig ik de heer Van Campen van de VVD uit.

De heer Van Campen (VVD):

Ik zie een strenge blik, voorzitter. Ik zal het heel snel doen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er door het Joint Research Center criteria zijn ontwikkeld waar kunstmestvervangers, ofwel RENURE, aan moeten voldoen;

verzoekt de regering, anticiperend op toestemming van de Europese Commissie voor RENURE, alvast te starten met het opstellen van een landelijk gebruiksvoorschrift;

verzoekt de regering om daarin in ieder geval een werkwijze voor vergunningverlening bij de relevante bevoegde gezagen en afspraken over mogelijke handhaving op te nemen;

verzoekt de regering met fabrikanten voor productielocaties te kijken wat nodig is om verwerking en aanwending schaalbaar te maken;

verzoekt de regering om de Kamer in Q3 hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Campen.

Zij krijgt nr. 165 (30252).

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Ik heb een vraag over die handhaving. Ik moet me nog helemaal verdiepen in die RENURE. Maar je kunt straks zo'n ding kopen met subsidie, bijvoorbeeld, maar dan kun je 'm niet aanzetten. Is dat wat de heer Van Campen bedoelt met handhaving, dat die wel aanstaat?

De heer Van Campen (VVD):

Nee. De wet- en regelgeving daaronder moet gewoon deugen. Op dit moment moet er nog een hoop voor gebeuren. Ik denk alleen dat we in Nederland geen tijd moeten verliezen en in ieder geval onze eigen wet- en regelgeving en voorschriften ervoor klaar moeten zetten. Het kan niet zo zijn dat je nu als boer een dure investering doet, maar dat de wet- en regelgeving nog niet is aangepast, waardoor je het uiteindelijk niet kunt aanzetten. Dus wat het voorbeeld van mevrouw Bromet betreft: dat kan niet de bedoeling zijn. Ik denk ook dat banken er dan niet zo snel in zouden investeren. Maar waar deze motie eigenlijk toe oproept, is: zet in Nederland nou alles klaar om aan de slag te kunnen gaan als de Commissie straks haar papierwinkel op orde heeft.

De heer Holman (NSC):

Hoe snel denkt de heer Van Campen dat dit effectief kan zijn? Is dit daadwerkelijk voor alle delen van de sector aantrekkelijk? Ik heb de indruk dat het voor bepaalde delen wel aantrekkelijk is, maar voor andere delen niet echt een oplossing is.

De heer Van Campen (VVD):

Een van de grote frustraties van het politieke vak is dat dit niet bepaald bekendstaat om zijn snelheid. Ik denk dat het echt nog wel even zal duren. Ik ben heel bang dat dit op de korte termijn geen oplossing is voor de acute problemen in de mestmarkt die door het derogatieverlies op ons afkomen. Ook voor de langere termijn zal het nooit 100% van de oplossing zijn, maar ik denk wel dat we met elkaar de verantwoordelijkheid dragen om hier datgene te doen waardoor we zo snel mogelijk aan de slag kunnen met mogelijke onderdelen van oplossingen.

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering in het tweede kwartaal van 2024 het onderzoek naar een algemene suikerbelasting naar de Kamer stuurt;

overwegende dat een algemene suikerbelasting gevolgen heeft voor de lastendruk op huishoudens;

verzoekt de regering, gezien haar demissionaire status, opvolging van dit onderzoek aan een volgend kabinet te laten en geen nadere besluiten te nemen, of op andere wijze navolging te geven aan het rapport,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Campen en Tielen.

Zij krijgt nr. 160 (30252).

De heer Van Campen (VVD):

Tot slot.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Wageningen Economic Research (WER) in opdracht van het ministerie van LNV onderzoek doet naar het stimuleren van innovaties, in het bijzonder fermentatie (de motie-Gündogan);

constaterende dat met het faillissement van de Bioprocess Pilot Facility (BPF) in Delft in 2022 een belangrijke opschalingsfaciliteit die innovatie en verduurzaming moest aanwakkeren is weggevallen in Nederland;

van mening dat de ontwikkeling van innovatieve technologieën een belangrijke bijdrage kan leveren aan een duurzamere productie van voedsel, materialen en chemicaliën;

van mening dat Nederland koploper zou moeten zijn als het gaat om baanbrekende biotechnologieën, zoals fermentatietechnologie, en dit momenteel geenszins het geval is omdat omringende landen ruimer omgaan met Europese staatssteunregels;

verzoekt de regering het lopende onderzoek te verbreden met een plan van aanpak om te komen tot een gelijk Europees speelveld voor biotechnologie in relatie tot de toepassing van staatssteunregels en daarnaast te verkennen welke faciliteit het wegvallen van BPF zou kunnen ondervangen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Campen, Martens-America en Bromet.

Zij krijgt nr. 161 (30252).

Mevrouw Bromet heeft toegezegd dat ze een heel korte vraag gaat stellen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Ja, ik zou wel mee willen tekenen.

De heer Van Campen (VVD):

Heel graag, dank u wel.

De voorzitter:

Dan is dat geregeld. Dan nodig ik mevrouw Vedder van het CDA uit voor haar bijdrage.

Mevrouw Vedder (CDA):

Dank, voorzitter. We zouden het in alle dagelijkse hectiek bijna vergeten, maar we hebben in het commissiedebat ook veelvuldig over de biologische sector gesproken, en over de ambitie om toe te werken naar 15% biologisch areaal. Voor het CDA is het heel erg belangrijk dat we de sector die nu terecht zijn groei afstemt op de vraag, niet gaan overvragen door ze over hun economische draagvlak heen te duwen. Daarvoor heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat om de ambitie van 15% biologisch landbouwareaal in 2030 te halen zowel het areaal als de vraag naar biologische producten moet worden gestimuleerd;

constaterende dat de consument bereid moet zijn om de meerkosten voor duurzamere productie te betalen, maar dat die betalingsbereidheid vooralsnog een belemmering lijkt te zijn;

overwegende dat er in het beleid meer aandacht nodig is voor de vraag- en prijsvorming en het verdienvermogen van de primaire sector;

verzoekt de regering zorg te dragen voor een goede balans tussen het toewerken naar de ambitie van 15% biologisch landbouwareaal en het verdienvermogen van de primaire sector;

verzoekt de regering op korte termijn samen met de sector nieuwe acties te ontwikkelen die naast het aanbod van biologisch landbouwareaal en producten ook de vraag naar biologische producten stimuleren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vedder, Grinwis en Van Campen.

Zij krijgt nr. 162 (30252).

Dank u wel. Dat geeft aanleiding tot één vraag. We moeten namelijk echt een beetje tempo maken gelet op de collega's die hierna nog komen.

De heer Holman (NSC):

Ik wil mevrouw Vedder graag nog het volgende vragen. Het is een hele goede motie die oproept tot actie. Maar hoe reëel is het om in zes jaar tijd de productie te verviervoudigen? Daar heb je honderden miljoenen voor nodig, als het überhaupt al haalbaar is. Zou je niet een reëel perspectief of een reële doelstelling moeten hebben in de toekomst?

Mevrouw Vedder (CDA):

Ik deel die zorg met de heer Holman volkomen. Als CDA hebben wij daar ook ernstige vraagtekens bij. Daarom kom ik ook met deze motie. Mijn grootste zorg is namelijk dat we alleen sturen op dat percentage en daarmee over het hoofd zien of de sector het ook aankan. Want de biologische sector waar we een warm hart voor hebben, beschermt zichzelf nu niet ten onrechte tegen een te grote productie. Dus die balans gaat wat ons betreft voor ten opzichte van het vastgezette percentage.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan nodig ik het lid Kostic van de Partij voor de Dieren uit voor haar bijdrage.

Kamerlid Kostic (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Als we straks nog voldoende voedsel, water en gezonde lucht willen hebben, dan is het beste wat we kunnen doen, kiezen voor meer plantaardig en biologisch. En dat kan betaalbaar, zo bleek vandaag weer uit het onderzoek van Wageningen. Maar wat gebeurt er ondertussen? Elke kleine stap in de goede richting wordt tegengewerkt door de agro-industrie. Gisteren zei de minister over de gewelddadige boerenacties in Brussel dat de sector op deze manier niets kan afdwingen. Ik vraag de minister om hierop te reflecteren. Hoe geloofwaardig is het als de minister zegt dat boeren niets kunnen afdwingen, terwijl allerlei groene maatregelen worden ingetrokken of uitgesteld? Ziet de minister ook dat het er toch echt op lijkt dat intimidatie loont? Gaat de minister als antwoord op het geweld nu bijvoorbeeld het Groenboerenplan omarmen en stappen nemen naar een gezond groen voedselsysteem? Daarom twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Actieplan biologische landbouw tot doel heeft om de productie en consumptie van biologisch voedsel te stimuleren, maar dat voor de kennisagenda geen budget is vrijgemaakt om dat te realiseren;

constaterende dat er bij reguliere onderzoeks- en innovatiesubsidies sprake is van een ongelijk speelveld voor de biologische sector, omdat bijvoorbeeld bij het missiegedreven innovatiebeleid voor de topsectoren een vereiste is dat bedrijven 50% van het bedrag cofinancieren, wat veel moeilijker is voor de biologische keten;

verzoekt de regering in het topsectorenbeleid de cofinancieringsvereiste voor aanvragen specifiek vanuit en gericht op biologische landbouw en voedselproductie te verlagen naar maximaal 10%,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kostic en Bromet.

Zij krijgt nr. 163 (30252).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sommige boeren gewelddadige acties voeren met het doel om beleidsverandering af te dwingen, recent nog in Brussel waarbij brand werd gesticht, blokkades werden vernietigd, mest werd gedumpt en agenten en brandweerlieden werden bekogeld met eieren en vuurwerk;

spreekt uit pal te staan voor een democratische rechtsstaat en dit soort gewelddadige acties van de agrarische sector te veroordelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kostic.

Zij krijgt nr. 164 (30252).

Kamerlid Kostic (PvdD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De minister heeft aangegeven tien minuten nodig te hebben om te komen tot zeer bondige appreciaties van de ingediende moties. Ik stel voor dat we schorsen tot net iets voor 13.15 uur. Hoe eerder u terug bent, hoe beter. Nee, laten we er toch maar 13.15 uur van maken, want ik zie mensen fronsen.

De vergadering wordt van 13.03 uur tot 13.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw, klimaat en voedsel. Ik geef graag de minister het woord voor zijn bondige appreciaties van de ingediende moties.

Minister Adema:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Er zijn ook een paar vragen gesteld. Daar wilde ik even mee beginnen.

Ik begin maar eventjes met de vraag van het lid Kostic. Het houdt mij namelijk bezig, zal ik u vertellen. Ik spreek heel veel boeren in Nederland die de wanhoop nabij zijn en grote zorgen hebben over de toekomst. Ze weten niet of ze over twee jaar nog bestaanszekerheid hebben. Maar al die boeren zeggen ook tegen mij: wat er gebeurt in Brussel wijzen wij af, want dat is niet de manier waarop wij onze belangen voor het voetlicht moeten brengen. Ik wijs dat dus ook af en veroordeel dat. Ik vind het echt ongelofelijk slecht wat er gebeurt in Brussel. Ik vind het ongelofelijk slecht dat er zelfs gewonden vallen bij protesten van boeren. Hiermee verliezen de boeren de sympathie van de samenleving en het draagvlak in de samenleving, maar ook de sympathie bij mij, kan ik u zeggen. Maar ik weet ook dat er heel veel boeren zijn die dit afkeuren en dat er heel veel boeren zijn die dit niet willen. Zij gaan het gesprek aan. Zij nodigen mij uit aan de keukentafel om hun wanhoop bij mij neer te leggen. Dan kom ik ook. Voor die boeren zijn we aan het werk. We willen die boeren helpen. Wij kijken of we oplossingen kunnen bedenken. Het gaat dus wat mij betreft niet over die boeren. Maar die andere boeren roep ik keer op keer op: stop hiermee, want dit kan echt niet. Ik veroordeel dat dus ten zeerste.

Het is dus wat mij betreft ook niet zo dat dat soort geweld leidt tot aanpassingen van beleid. Het gaat juist om de gesprekken aan de keukentafel. Daarin vertellen geëmotioneerde boeren mij hoe zij denken over de toekomst en over de toekomstige generatie. Daarin leggen zij hun zorgen op tafel. Daarbij hebben we een goed inhoudelijk gesprek over de zorgen. Daarbij worden die zorgen geadresseerd. Dat zijn de gesprekken die mij raken. Daarmee ga ik aan de slag. Dat is de beste manier om zogezegd de belangen van de boeren onder de aandacht van bestuurders zoals ik te brengen. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat er aanpassingen plaatsvinden door geweld. Nee, die aanpassingen vinden plaats omdat ik met boeren heb gesproken. Ik waardeer de plannen op de inhoud en op basis van die gesprekken.

Mevrouw de voorzitter. Dan de vraag van de heer Holman over de onderhandelingen in Brussel. Op basis van een motie van de heer Van Campen zijn wij bezig met het ontwikkelen van een pakket aan maatregelen dat ervoor moet zorgen dat de grote noden die er zijn een klein beetje kunnen worden gelenigd. Als we niks doen, als er niet wordt ingegrepen, dan voorzie ik dat wij met maatregelen te maken krijgen zoals generieke kortingen. Uiteindelijk gaan die er dan toe leiden dat onze boeren grote inkomensverliezen gaan meemaken. Dan gaan bedrijven uiteindelijk omvallen. Het is dus buitengewoon belangrijk dat er een pakket aan maatregelen komt waarmee we die nood kunnen lenigen. Als we het niet doen, dan komt die generieke korting er en dan gaat alles ongelofelijk vastlopen. Ik ben dus ook in gesprek met de Europese Commissie om te kijken welke mogelijkheden er zijn binnen de derogatiebeschikking om ruimte te creëren, en zeker voor de grondgebonden boeren. We zien namelijk gebeuren dat mooie grondgebonden boerenbedrijven van 80 à 150 koeien die behoorlijk geëxtensiveerd zijn, de prijs gaan betalen voor de derogatiebeschikking. We proberen dus juist ook voor die boeren in Brussel ruimte te creëren. Wij voeren daarover gesprekken, zowel op ambtelijk niveau als op Commissieniveau.

Mevrouw de voorzitter. De heer Holman heeft mij gevraagd om de status van die gesprekken met u te delen. Ik kan u verzekeren dat die gesprekken intensief plaatsvinden. Ik breng op een hele intensieve manier de zorgen en de situatie van de agrarische sector onder de aandacht. Maar tot nu toe is het zonder enig resultaat. Ik krijg voortdurend het lid op de neus. Er is geen ruimte om te onderhandelen over de derogatiebeschikking, om dus iets meer ruimte te creëren voor de grondgebonden bedrijven. Als u het mij zou vragen, zou ik zeggen: het gaat er niet komen en daar moeten we serieus rekening mee houden. Dat betekent dat wij goed moeten nadenken — we hebben binnenkort een mestdebat — over wat ons dan te doen staat. Ik werk een aantal voorstellen uit. Die moeten uiteindelijk leiden tot een stuk verlichting voor de agrarische sector en het voorkomen van die grote ramp die we allemaal in slow motion op ons af zien komen. Ik dacht dat de heer Van Campen het "een trein die langzaam in beweging komt en op ons afkomt" noemde. Natuurlijk blijven we ons inzetten in Brussel. Natuurlijk blijven we alle momenten en alle netwerken gebruiken om te kijken waar we ruimte kunnen krijgen. Maar nogmaals, tot nu toe is er geen beweging en als u het mij vraagt, gaat die beweging er ook niet komen. Als we dan geen maatregelen treffen de komende periode, is de generieke korting de enige optie die we nog hebben. Zoals ik al eerder in brieven heb aangegeven, probeer ik dat te allen tijde te voorkomen.

De voorzitter:

Ik schudde al heel fanatiek nee. We hebben 11 april een commissiedebat precies over dit onderwerp, dus ik wil u toch verzoeken om uw vragen tot dan te bewaren. Een hele korte vraag, meneer Van Campen.

De heer Van Campen (VVD):

We zijn er in deze Kamer goed in om oproepen te doen in de richting van de minister, maar ik zou hem na dit betoog willen vragen welke oproep hij zou willen doen in de richting van de Kamer.

Minister Adema:

Wees u bewust van de situatie die op de agrarische sector afkomt, dat we niet kunnen wachten, geen maand, geen twee maanden, met het nemen van maatregelen en dat het commissiedebat van 11 april een buitengewoon belangrijk debat gaat worden. Ik hoop van harte dat de Kamer inziet dat de urgentie buitengewoon hoog is. Ik hoop dat de Kamer inziet dat op de Kamer en het kabinet samen, maar in deze demissionaire status zeker ook op de Kamer, de verantwoordelijkheid rust om bijvoorbeeld de generieke korting te voorkomen en dat er dus op korte termijn maatregelen daartoe moeten worden genomen. Anders krijgen wij namelijk een ramp in slow motion. Dat kunnen we ons niet permitteren. Dat kan de Kamer zich volgens mij ook niet permitteren. Op dit punt voel ik mij in ieder geval niet demissionair.

De voorzitter:

Gaat u verder met de beantwoording of met de moties.

Minister Adema:

Ik ben door beantwoording heen. Ik kom zo nog op RENURE, maar dat doe ik bij de behandeling van de motie op dat punt.

De voorzitter:

Eén moment, want dit geeft toch aanleiding tot een hele korte vraag van het lid Kostic.

Kamerlid Kostic (PvdD):

Ik dacht: ik wacht netjes tot de beantwoording klaar is en ik zeker weet dat mijn vraag niet is beantwoord. Ik heb één vraag. De minister stelde net dat hij het geweld van sommige boeren ten zeerste veroordeelt, waarvoor dank. Hij zegt eigenlijk: naar aanleiding van de gesprekken aan tafel zorgen we ervoor dat groene maatregelen worden geschrapt, want zo redden we de boeren. Is de minister het dan niet met ons eens dat niet die groene maatregelen moeten worden geschrapt, maar dat we om die boeren te helpen om uit dit systeem te komen, waardoor de helft van de boeren al is wegbezuinigd, juist de groene maatregelen moeten voortzetten en met koplopers, zoals de mensen achter het Groenboerenplan, moeten werken? Is de minister daartoe bereid, in plaats van groene maatregelen te schrappen?

Minister Adema:

Het is terecht dat het lid Kostic iets heeft gezegd over de groeneboerenmaatregel. Daarin heb ik het lid Kostic niet goed bediend, dus bij dezen alsnog. Wij hebben in de reactie op de appreciatie op de voorstellen van de Europese Commissie aangegeven dat wij vinden dat de doelen gehaald moeten worden, maar dat we de weg om de doelen te halen aanpassen en dat we kijken hoe we dat gaan doen. We hebben onze zorgen uitgesproken bij de Europese Commissie dat we wel willen dat de doelen op het gebied van duurzaamheid worden gehaald. We hebben daarom bij de Commissie aangedrongen op een impactanalyse om te kijken wat de resultaten zijn van de maatregelen, wat de effecten zijn op de doelen. Als die impactanalyse uitwijst dat er wat bijgestuurd moet worden, moet er bijgestuurd worden. Daar hebben we specifiek aandacht voor gevraagd. Het Groenboerenplan is een prachtig plan. Dat ondersteunen wij van harte. Daar halen we overigens ook heel veel inspiratie uit. Wat dat betreft is dat een uitstekend voorbeeld van hoe het kan.

De voorzitter:

Gaat u verder met de moties.

Minister Adema:

Ja, de moties. De motie van het lid Nijhof op stuk nr. 155, over de PAS-melders, moet ik ontraden. De motie om een actieplan te maken is eind vorig jaar aangenomen. Daar is mijn collega, Christianne van der Wal, op dit moment heel druk mee bezig. Het binnen een paar maanden legaliseren van de PAS-melders is niet mogelijk; dat is inmiddels wel gebleken. Zo makkelijk gaat dat niet, al zou ik het wel willen. Ik ben het zeer met mevrouw Nijhof eens dat PAS-melders ongelofelijk klem zijn komen te zitten en dat het een groot onrecht is. Er zijn meer van dit soort dossiers en dit dossier vind ik er in die zin bij passen. Ik vind dat we er als overheid en als Kamer alles aan moeten doen om de PAS-melders te helpen, maar we zitten ook wel klem. Nogmaals, in april komt het plan van mijn collega, mevrouw Van der Wal, om te kijken of we de PAS-melders versneld kunnen legaliseren. Dan komt ook de reactie op de analyse van de 1 mol. Zoals u weet, wordt die op dit moment uitgevoerd. Op dit moment ontraad ik dus deze motie.

Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):

Voorzitter, deze motie wordt medeondertekend door Van der Plas.

De voorzitter:

Dat noteren we. De motie op stuk nr. 155 wordt ontraden.

Minister Adema:

De motie op stuk nr. 156 moet ik ontraden. Dat klinkt misschien een beetje gek, maar RENURE kan inderdaad een enorme bijdrage leveren aan de verduurzaming van de landbouw, maar we moeten echt de plannen van de Commissie afwachten. De Commissie heeft aangegeven dat ze het gaat toepassen als vervanger voor kunstmest. Dat is een groot voordeel. Daar zaten we ook op te wachten, juist in het kader van de verduurzaming van de landbouw. Maar de voorstellen die versneld komen, moeten we nog beoordelen; die hebben we nog niet. Wat mij betreft komt deze motie op dit moment dus te vroeg. Daarom moet ik 'm ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 156 wordt ontraden. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 157.

Minister Adema:

Dan de motie op stuk nr. 157, over een strategische landbouwdiscussie en voedselzekerheid. Er vindt op dit moment al een discussie plaats, zoals u weet, met de Europese Commissie. Wij zullen die echt moeten afwachten. Wij zijn ook niet in de positie om in ons eentje een strategische discussie te starten in Europa over de positie van de landbouw en voedselzekerheid. Er loopt een discussie. Wij tonen wel leiderschap door een actieve rol in die discussie te spelen; vanzelfsprekend. Dat kunt u van ons verwachten. Ik ontraad dus deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 157 wordt ontraden. We gaan naar de volgende motie.

Minister Adema:

In de motie op stuk nr. 158 wordt gevraagd om de telling aan te passen, of in ieder geval om duidelijk te zijn over de telling, waardoor bedrijven een mogelijk overschot aan dieren zouden kunnen terugbrengen. Ik wil de heer Pierik vragen om deze motie aan te houden tot het mestdebat op 11 april, want daarin zal het juist over dit soort aspecten gaan. Ik zou hem dus willen vragen om de motie aan te houden.

De voorzitter:

Ik kijk even naar mevrouw Van der Plas. Daarover wordt overlegd, begrijp ik. Daar zullen we dan over geïnformeerd worden. Het verzoek van de minister is om de motie aan te houden tot het debat waarin dat onderwerp aan de orde komt. Als de motie niet aangehouden wordt, wat is dan de appreciatie?

Minister Adema:

Ontraden.

De voorzitter:

Ontraden. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 159.

Minister Adema:

Dan gaan we inderdaad naar de motie op stuk nr. 159. Wij delen de overwegingen van het lid De Groot dat er klimaatwinst valt te behalen. Ik heb er op dit moment eigenlijk geen behoefte aan om te weten wat de precieze winst is, want dan gaan we weer onderzoek doen, terwijl we eigenlijk wel weten dat er klimaatresultaat te behalen valt. We moeten overgaan tot actie de komende periode; anders wordt het weer lang wachten op zo'n onderzoek. Maar we werken hier ook al samen, bijvoorbeeld via het dashboard voor duurzaam diervoeder. Er wordt naar de verschillende KPI's gekeken en ook naar het gebruik van onder andere reststromen en de CO2-voetafdruk. Ik ben in afwachting van de resultaten van dat project en van de ambities die de sector opstelt. Dat zal ik voorleggen bij WEcR, zodat kan worden beoordeeld of daarmee ook de doelen van verduurzaming worden gehaald. Daar zijn we mee bezig. Dus eigenlijk is de motie overbodig. Maar ik zou de motie ook anders kunnen appreciëren door te zeggen: als deze motie daartoe oproept en daarmee dat beleid ondersteunt, dan geef ik 'm oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dat wordt dan een uitdaging voor deze voorzitter, want de indiener van de motie is er momenteel niet. Ik ga ervan uit dat hierover nagedacht wordt en dat we het horen als er nog een aanpassing komt. Even voor de precieze duiding: als de motie niet wordt aangepast, dan geeft de minister …?

Minister Adema:

Kijk, het ligt zo dicht bij het beleid van deze minister, dus om het woord "ontraden" over deze motie uit te spreken gaat mij eigenlijk te ver. Laten we nou de interpretatie met elkaar omarmen en daarbij, wat mij betreft, de motie op "oordeel Kamer" houden. Het is jammer dat de heer De Groot er niet meer is, want het is het laatste debat waarin ik met hem de degens kruis. Dus laat ik hem dit als afscheidscadeautje geven!

De voorzitter:

Ik denk dat de heer De Groot dit zelf ook heel jammer vindt. Dan noteren we: omarmen en oordeel Kamer. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 165.

Minister Adema:

Deze motie van de heer Van Campen gaat over de RENURE. In de motie wordt een aantal maatregelen benoemd waarmee we vast aan de slag kunnen. Op de inhoud ben ik het daar zeer mee eens. Ik wil eigenlijk nog wel twee punten aan de motie toevoegen. We moeten de voorstellen die versneld komen, afwachten en we hebben natuurlijk altijd de wettelijke kaders. Als ik de motie zo mag interpreteren dat we dit gaan doen op het moment dat de voorstellen op tafel liggen, binnen de wettelijke kaders, dan wil ik 'm oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Ik zie de heer Van Campen al enthousiast knikken. Dus dan krijgt de motie op stuk nr. 165 oordeel Kamer.

Minister Adema:

De motie op stuk nr. 160 gaat over de suikerbelasting. Het kabinet is niet voornemens om door te gaan met de brede suikerbelasting. Ik kan de motie dus oordeel Kamer geven. Maar zoals u weet, gaan wij uiteraard wel verder, ook op verzoek van de Kamer, met het verbeteren en slimmer, gedifferentieerd, maken van de verbruiksbelasting op dranken. En daar gaan we wel mee door. Maar als het puur gaat om deze brede suikertaks, kan ik 'm oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De heer Van Campen knikt alweer. De motie op stuk nr. 160 krijgt oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 161.

Minister Adema:

Die gaat over de opschaling en het stimuleren van innovaties, in het bijzonder fermentatie. De motie verzoekt de regering het lopende onderzoek te verbreden met een plan van aanpak om te komen tot een gelijk Europees speelveld voor biotechnologie. Als ik de motie zo mag interpreteren dat het een plan is voor de ontwikkeling van een brede, toegankelijke opschalingsfaciliteit, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De heer Van Campen heeft een goede dag. Hij knikt alweer instemmend. De motie op stuk nr. 161 krijgt oordeel Kamer.

Minister Adema:

Nou ja, dan zal ik er ook voor zorgen dat mevrouw Vedder een goede dag heeft, want haar motie over de biologische sector wil ik ook oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 162 krijgt oordeel Kamer.

Minister Adema:

Die ondersteunt namelijk het beleid om ervoor te zorgen dat de markt gaat trekken. Dat beleid zetten we nu in met overheidscampagnes, juist om ervoor te zorgen dat de trekkingskracht uit de markt komt en dat we niet alleen aan de productiekant gaan duwen. Want dat leidt tot lagere prijzen en tot een verslechtering van het verdienmodel. Dat hebben we bijvoorbeeld in Denemarken gezien. Met die interpretatie, ondersteuning van het beleid, geef ik 'm graag oordeel Kamer.

De voorzitter:

Er kwam nog een kleine toevoeging. Ik had namelijk al gezegd dat de motie op stuk nr. 162 oordeel Kamer krijgt, maar mevrouw Vedder klinkt enthousiast, dus ook met deze lezing kan de motie oordeel Kamer krijgen. Dan de motie op stuk nr. 163.

Minister Adema:

Zoals u hoort, verslik ik me bijna in alle positiviteit, na de overigens ook negatieve opening die we hebben gehad. De zorgen blijven groot.

Misschien dat ik ook met het lid Kostic nog een slokje water kan nemen waar ik me bij wijze van spreken in kan verslikken, want ook die motie kan ik oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 163 krijgt oordeel Kamer.

Minister Adema:

Maar wel met de volgende interpretatie, mevrouw de voorzitter. Ik grossier vandaag in interpretaties; het is fantastisch. Het topsectorenbeleid en de inrichting daarvan wordt in de topsector zelf vormgegeven. Ik kan het volgende doen. Ik kan dit punt met nadruk onder de aandacht brengen van de topsector agro, maar zij zullen zelf moeten beslissen hoe ze hiermee omgaan. We zullen dit met een positieve appreciatie aan de topsector overdragen.

De voorzitter:

Gaat het lid Kostic hier nu bij de microfoon akkoord op geven?

Kamerlid Kostic (PvdD):

Ja, maar wel met de vraag of er actief kan worden teruggekoppeld hoe dat dan vervolgens wel of niet wordt opgepakt.

De voorzitter:

Ik vermoed dat de minister daar dan ook enthousiast over is.

Minister Adema:

Dat kost weer extra werk! Hoe kan ik daar nou enthousiast over zijn? Nee, ik doe het vanzelfsprekend graag, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Fijn, dan krijgt motie op stuk nr. 163 ook oordeel Kamer.

Minister Adema:

De motie op stuk nr. 164 was een spreekt-uitmotie. Volgens mij heb ik daarover in mijn inleiding iets gezegd. Ik wacht de uitspraak van de Kamer af.

De voorzitter:

Ik dank alle leden voor hun inbreng en de minister voor zijn aanwezigheid en zijn bondige beantwoording.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 13.33 uur tot 14.02 uur geschorst.

Naar boven