4 Toezicht en handhaving

Toezicht en handhaving

Aan de orde is het tweeminutendebat Toezicht en handhaving (CD d.d. 13/03).

De voorzitter:

We gaan in ongeveer dezelfde samenstelling door met het tweeminutendebat Toezicht en handhaving. De eerste spreker is de heer Van Houwelingen namens Forum voor Democratie. Gaat uw gang.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank u wel, voorzitter. We hebben in dit debat een lans gebroken voor de Isaac Beeckman Academie. Dat is een school voor voortgezet onderwijs in Zeeland, in Kapelle. Die school doet het heel goed. De ouders zijn tevreden, de leerlingen zijn tevreden en de docenten zijn tevreden over het onderwijs daar. De inspectie is dat ook. Het laatste rapport van de inspectie laat zien dat de onderwijskwaliteit daar prima is en zelfs is verbeterd. De slagingspercentages waren heel hoog, tijdens het coronajaar zelfs 100% voor de vwo-leerlingen.

Maar toch dreigt die school gesloten te worden. De minister heeft de financiering per 1 augustus ingetrokken. Dat is een ramp, om te beginnen natuurlijk voor de leerlingen. We weten namelijk — we hebben het te horen gekregen — dat zij nergens anders terechtkunnen, want er is in de omgeving niet voldoende capaciteit of het is een andere onderwijsmethode. Dat is dus erg. Maar ook voor de docenten is het een ramp. Zij hebben ons laten weten dat ze misschien wel helemaal stoppen met het geven van onderwijs. Zo teleurgesteld zijn ze in dit besluit van de minister. In onze ogen is het ook echt onbegrijpelijk, want uiteindelijk, zo bleek in het debat, was eigenlijk de enige reden om die school te sluiten dat er aan allerlei bureaucratische vereisten niet wordt voldaan. Daarvan wist de school trouwens ook niet dat hij erop beoordeeld zou worden. Het ging over het invullen van allerlei systemen, leerlingvolgsystemen. Dat kan wat ons betreft nooit een reden zijn om een school te sluiten.

Ik begrijp dat de BBB met een motie komt om deze school in ieder geval nog de kans te geven om aan die bureaucratische vereisten te voldoen. Daar ben ik heel blij mee. Het lijkt me dat die kans op z'n minst geboden moet worden, al was het maar omdat de school in het verleden ook al verbetering heeft laten zien. Als ze de kans krijgen, kunnen ze hier dus ongetwijfeld ook aan voldoen.

Voorzitter, tot slot wil ik zelf een meer algemene motie indienen hierover.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat onderwijskwaliteit altijd leidend moet zijn;

overwegende dat bureaucratische vereisten hieraan hoogstens ondersteunend kunnen zijn;

verzoekt de regering niet langer de bekostiging van scholen te stoppen uitsluitend en alleen op basis van bureaucratische tekortkomingen (zoals niet goed ingevulde registratiesystemen en leerlingvolgsystemen) zolang de onderwijskwaliteit (zoals dat blijkt uit bijvoorbeeld het slagingspercentage van de school of de reken- en taalvaardigheid van de leerlingen) in orde is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Houwelingen.

Zij krijgt nr. 571 (31289).

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Stoffer namens de SGP. Gaat uw gang.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Ik spreek niet alleen namens de SGP, maar ook namens het CDA. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een duidelijk wettelijk kader ontbreekt voor de wijze waarop in het informeel onderwijs toezicht wordt uitgeoefend in situaties van radicalisering en strijdigheid met de democratische rechtsorde en dat het Burgerlijk Wetboek slechts een algemeen artikel bevat voor het verbieden van organisaties op grond van de openbare orde;

overwegende dat toezicht op informeel onderwijs zich niet dient te richten op misstanden die primair in het strafrecht thuishoren, zoals haat, geweld en discriminatie, maar dat het uitdrukkelijk verband dient te houden met radicalisering en strijdigheid met de rechtsorde;

verzoekt de regering het bestuursrechtelijk toezicht op informeel onderwijs te richten op situaties van radicalisering en strijdigheid met de rechtsorde en het signaalgestuurd toezicht daarbij in te richten op basis van signalen van overheidsinstanties zoals het Openbaar Ministerie en de AIVD;

verzoekt de regering tevens te laten onderzoeken in hoeverre voor het bestrijden van haat, geweld en discriminatie in het informeel onderwijs een aanvulling van het strafrecht nodig is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stoffer, Krul en Ceder.

Zij krijgt nr. 572 (31289).

De heer Stoffer (SGP):

De tweede motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de werkdruk in het onderwijs ook verband houdt met regeldruk;

constaterende dat het aantal voorschriften en wettelijke verplichtingen in het funderend onderwijs in de afgelopen jaren is toegenomen en als gevolg van de plannen nog verder zal toenemen;

verzoekt de regering een serieuze heroverweging van de bestaande regelgeving in het funderend onderwijs uit te voeren met het oog op een merkbare verlichting van de lasten in de praktijk en zo nodig dilemma's aan de Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Stoffer.

Zij krijgt nr. 573 (31289).

De heer Stoffer (SGP):

Dat was het, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Stoffer. Dan is het woord aan mevrouw Van Zanten namens de BBB. Gaat uw gang.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Dank u, voorzitter. Tijdens het commissiedebat heeft BBB net als de heer Van Houwelingen grote zorgen geuit over het besluit van de minister om de Pvo-school in het Zeeuwse Kapelle, de Isaac Beeckman Academie, te sluiten. Op de school, die in een krimpgebied staat, zitten 298 leerlingen met veelal een speciale behoefte. Ondanks het feit dat het voor elk kind verschrikkelijk is als hun school sluit, is het voor deze kinderen extra wrang, want de kans is groot dat zij niet zullen aarden op een reguliere middelbare school. Omdat de school daarnaast een hoog slagingspercentage heeft, op het gebied van onderwijskwaliteit en veiligheid een voldoende scoort en al stappen vooruit heeft laten zien op het gebied van administratie, dient BBB de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Pvo Kapelle - Isaac Beeckman Academie (IBA) in een krimpregio staat en een regiofunctie vervult;

constaterende dat de IBA vooral onvoldoende scoort op administratieve taken, maar daarnaast een hoog slagingspercentage kent, een voldoende scoort op onderwijskwaliteit en veiligheid en op andere vlakken in korte tijd al behoorlijke stappen vooruit heeft gemaakt;

overwegende dat wanneer een school in een krimpregio staat en/of een regiofunctie vervult er een uitzondering op het beëindigen van de bekostiging kan worden gemaakt wanneer de opheffingsnorm niet wordt gehaald;

overwegende dat de leerlingen met veelal een speciale behoefte waarschijnlijk lastig zullen aarden op een reguliere middelbare school;

overwegende dat de communicatie vanuit het ministerie naar de school over het al dan niet kunnen openblijven zeer onduidelijk is geweest;

verzoekt de regering de bekostiging voor Pvo Kapelle niet per 1 augustus 2024 te beëindigen, maar de IBA de kans te geven te voldoen aan de herstelopdrachten uit het op 2 januari 2024 gepubliceerde herstelonderzoek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Zanten.

Zij krijgt nr. 574 (31289).

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Ceder namens de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter. We hebben een goed debat gehad over toezicht en handhaving. De ChristenUnie heeft haar zorgen geuit over het voorgenomen voorstel voor informeel onderwijs. Wij steunen de gedachtegang dat je voor de weerbaarheid van de samenleving goed zou moeten kijken naar broeihaarden waar foute dingen geleerd worden, maar de reikwijdte van het voorstel omvat nu ook scoutings, zondagsscholen en heel veel andere plekken waarvan er volgens mij geen indicaties zijn dat dat broeihaarden van terrorisme of vergelijkbaar gedachtegoed zouden zijn. Daar maken wij ons wel zorgen over, omdat het de kern van onze samenleving raakt.

We hebben hierover het debat gehad met de minister, maar we hebben nog onvoldoende waarborgen gehoord. We hopen het in het wetgevingstraject nog te kunnen inkaderen. We hebben ook gehoord dat de onderwijsinspectie hierin een bepaalde rol kan hebben, om een visie hierop te geven. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties heeft geconcludeerd dat de Kamer een blinde vlek heeft voor de uitvoering (35387, nr. 2);

overwegende dat genoeg voeling met de uitvoeringspraktijk om beleid te maken dat uitvoerbaar is, van groot belang is en de commissie daarvoor nadrukkelijk verder kijkt dan uitvoeringstoetsen en bijvoorbeeld wijst op het belang van direct contact tussen Kamerleden en medewerkers van uitvoeringsorganisaties;

overwegende dat de onderwijsinspectie, die verantwoordelijk zou worden voor de uitvoering van het toezicht op informeel onderwijs, ernstige zorgen over deze voorgenomen taak heeft geuit in de media en bij de minister, maar dat er van direct contact tussen inspectie en Kamer geen sprake is geweest;

overwegende dat vroegtijdige betrokkenheid van de Kamer bij de totstandkoming van nieuwe wetgeving van belang is, zoals geadviseerd door de werkgroep versterking functies Tweede Kamer;

verzoekt de regering om aan de onderwijsinspectie de wens van de Kamer over te brengen om op korte termijn van haar een brief te ontvangen over haar visie op de voorgestelde rol van de inspectie bij het toezicht op informeel onderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder, Krul en Van Zanten.

Zij krijgt nr. 575 (31289).

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter, nog één motie. Ik heb nog een paar tellen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de ambitie heeft om het aantal onaangekondigde schoolbezoeken van de onderwijsinspectie op te hogen;

constaterende dat de onderwijsinspectie momenteel onderzoekt bij welke situaties het waardevol is een bezoek niet aan te kondigden;

overwegende dat het antwoord kan zijn dat het zelden of nooit waardevol is om een bezoek niet aan te kondigen;

verzoekt de regering zich in het besluit over het al dan niet ophogen van het aantal onaangekondigde schoolbezoeken te baseren op de resultaten van het onderzoek van de inspectie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder, Krul en Stoffer.

Zij krijgt nr. 576 (31289).

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Pijpelink van GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):

Dank u, voorzitter. In het commissiedebat heb ik mijn grote zorgen geuit over de situatie van de talentvolle en tegelijk kwetsbare leerlingen van het Auris College Goes. Ook heb ik mijn ongenoegen geuit over de manier waarop het bestuur van Auris met leerlingen, ouders, docenten en naar blijkt ook de omliggende scholen heeft gecommuniceerd. "Communicatieve blunders" en "bestuurlijk opportunisme" zijn woorden die ik daaraan toevoeg. Het is een brevet van onvermogen, wat onze fractie betreft. Wat nu resteert, is dat we zorgen dat de leerlingen een passende plek krijgen en de ontvangende scholen een toereikende financiering. Dat laatste is geen vanzelfsprekendheid door de scheiding in de financiering van de zogenaamde cluster 1/2-leerlingen en de cluster 3/4-leerlingen en de samenwerkingsverbanden, die alleen voor cluster 3/4 financiering krijgen. Daarom dien ik namens onze fractie en de fracties van D66 en de VVD een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Auris College Goes voor kinderen met een taalontwikkelingsstoornis die doof of slechthorend zijn, gaat sluiten;

overwegende dat onderwijs in de omgeving van deze school niet vanzelfsprekend inclusief genoeg is om alle leerlingen van deze school elders passend onderwijs te bieden;

van oordeel dat geen van deze leerlingen door de sluiting tussen wal en schip mag belanden;

verzoekt de regering om erop toe te zien dat niet een van deze leerlingen door de sluiting verstoken blijft van passend onderwijs binnen een redelijke afstand met de bijbehorende toereikende financiering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pijpelink, Paternotte en De Kort.

Zij krijgt nr. 577 (31289).

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Ergin van de fractie van DENK.

De heer Ergin (DENK):

Dank u wel, voorzitter. Tijdens het commissiedebat over toezicht en handhaving heb ik namens de fractie van DENK mijn zorgen geuit over de situatie bij de ISA-scholen. Ik begrijp dat de minister zich ervoor inzet om ervoor te zorgen dat er goed onderwijs wordt gegeven en dat is heel belangrijk, maar we zien dat het besluit van de minister 1.200 leerlingen raakt. 1.200 leerlingen tasten in het duister over de vraag of ze in de toekomst nog onderwijs kunnen krijgen. Ouders maken zich zorgen of hun kinderen aan het einde van deze maand of volgende maand nog les krijgen. Heel veel docenten en leerkrachten hebben dezelfde vraag. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister van OCW heeft besloten om 80% van de financiering van de ISA-scholen in Amsterdam in te houden;

constaterende dat verspreid over drie scholen 1.200 leerlingen onderwijs aangeboden krijgen;

overwegende dat veel kinderen in onzekerheid verkeren en ouders zorgen hebben over de toekomstbestendigheid van de scholen;

verzoekt de regering zich maximaal in te spannen om te voorkomen dat 1.200 leerlingen van de ISA-scholen in Amsterdam thuis komen te zitten of anderszins afgezonderd worden van onderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ergin.

Zij krijgt nr. 578 (31289).

De heer Ergin (DENK):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Paternotte namens de fractie van D66.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. Ik maak me zorgen over scholen die terechtkomen in een vicieuze cirkel door het lerarentekort. Daarom wil ik graag een toezegging van de minister om een verkenning uit te voeren naar de gevolgen van een negatief inspectieoordeel op het lerarentekort van een school, waarbij ook wordt meegenomen hoe een oplopend tekort in de toekomst kan worden voorkomen zonder dat je afdoet aan de onderwijskwaliteit.

Voorzitter. Daarnaast hebben we het ook gehad over informeel onderwijs en specifiek over weekendscholen van onvrije landen. We maken ons zorgen over het gebrek aan toezicht hierop. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sommige onvrije buitenlandse mogendheden ongewenste invloed uitoefenen op (voormalige) burgers en hun kinderen door middel van weekend- en avondscholen;

constaterende dat er weinig zicht is op weekend- en avondscholen met een antidemocratisch en/of anti-integratief karakter;

overwegende dat het wel wenselijk is om signaalgestuurd toezicht te houden op dit soort scholen en dat de regering werkt aan een wetsvoorstel om toezicht te houden op deze vorm van informeel onderwijs;

verzoekt de regering om in aanloop naar het wetsvoorstel informeel onderwijs alvast in overleg te gaan met dit soort landen die voor langdurig in Nederland verblijvende diaspora informeel onderwijs sponsoren, om te bekijken om hoeveel scholen en kinderen het gaat en om de komst van toezicht en de wenselijkheid van openbaarmaking van lesmateriaal te bespreken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en De Kort.

Zij krijgt nr. 579 (31289).

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. Dit is mijn laatste debat als woordvoerder primair en voortgezet onderwijs, dus ik wil graag alle collega's heel hartelijk bedanken voor de buitengewoon prettige samenwerking. Vanaf volgende week komt Ilana Rooderkerk voor ons terug in de Tweede Kamer ter vervanging van u. Zij heeft op tien scholen voor de klas gestaan en lesgegeven en zij heeft zich in de gemeenteraad van Amsterdam jarenlang beziggehouden met onderwijs. Ik heb er dus alle vertrouwen in dat zij onze bijdrage op het gebied van primair en voortgezet onderwijs naar een nog hoger niveau weet te tillen. Desondanks heb ik buitengewoon genoten van de afgelopen vier maanden en de prettige samenwerking.

Ik wil nog één verzoek aan alle collega's doen. Er zullen zeker weer Kamerleden opstaan die denken dat er extra vakken op scholen moeten komen om een maatschappelijk probleem te lossen. Laten we er nou met elkaar voor zorgen dat we de focus gaan houden op het kinderen in Nederland weer leren lezen. De leesvaardigheid moet omhoog, en dat heeft te maken met de kansen van iedereen.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Paternotte (D66):

En ik wil nog even mijn fantastische beleidsmedewerker Jente Koopmans bedanken, met wie ik dan ook niet meer mag samenwerken, maar die ons wel fantastisch ondersteund heeft. Dus dank je wel!

De voorzitter:

Kijk. Dat staat nu ook in de Handelingen. Dan geef ik het woord aan de heer Soepboer namens het NSC.

De heer Soepboer (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Dit debat ging over toezicht. Wat de fractie van Nieuw Sociaal Contract betreft zijn toezicht en het daarbij behorende toezichtkader van de inspectie niet een doel op zich, maar een middel om te komen tot het doel, namelijk zo goed mogelijk onderwijs. Daartoe dienen wij de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat toezicht en handhaving erg belangrijk zijn voor het borgen van goed onderwijs en goed bestuur, waarvoor een evenwichtig toezichtmodel een belangrijk middel is;

overwegende dat duidelijk uit de evaluatie van het onderwijsresultatenmodel naar voren komt dat er een reëel risico is dat schoolbesturen en schoolleidingen de uitkomst van het toezichtmodel als doel op zich zien en daarbij het belang van individuele leerlingen soms uit het oog verliezen;

overwegende dat dit ten koste kan gaan van de gelijke kansen van leerlingen;

verzoekt de minister bij het overleg met de inspectie te komen tot een geconcentreerder toezichtmodel, waarbinnen goed onderwijs en goed bestuur het belangrijkst zijn en ook als dusdanig moeten worden gewogen, en in ieder geval de indicatoren "doorstroom in de onderbouw" en "niveau in het derde leerjaar ten opzichte van het schooladvies van de basisschool" niet meer mee te wegen in het eindoordeel;

verzoekt de minister om, zodra het nieuwe toezichtkader met de inspectie is besproken en door de kamer is gevalideerd, een bewustwordingscampagne op te zetten om bestuurders en schoolleiders maar ook leraren meer bewust te maken van wat er niet en vooral ook wat er wel van hen wordt verwacht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Soepboer.

Zij krijgt nr. 580 (31289).

Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer De Kort namens de VVD. Gaat uw gang.

De heer De Kort (VVD):

Voorzitter. Ik houd het kort. Ik heb twee moties: één over de onaangekondigde bezoeken door de onderwijsinspectie en één over de differentiatie in de inspectieoordelen. In verband met mijn visuele beperking verzoek ik de voorzitter om de moties namens mij voor te dragen.

De voorzitter:

Dat doe ik graag.

De heer De Kort (VVD):

Dank.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er bij de onderwijsinspectie een pilot loopt voor het afleggen van onaangekondigde inspectiebezoeken;

overwegende dat vooraf aangekondigde inspectiebezoeken een vertekend beeld van de werkelijkheid zouden kunnen geven;

overwegende dat naast reguliere bezoeken, onaangekondigde bezoeken een aanvulling en/of alternatief zijn voor het vaststellen van de onderwijskwaliteit;

overwegende dat een significant aantal van de inspectiebezoeken — denk hierbij aan 25% — onaangekondigd zouden moeten plaatsvinden;

verzoekt de regering om de onderwijsinspectie als richtinggevend kader mee te geven dat ten minste 25% van haar inspectiebezoeken onaangekondigd dient plaats te vinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Kort.

Zij krijgt nr. 581 (31289).

En dan ook meteen de tweede motie?

De heer De Kort (VVD):

Ja.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer dit voorjaar voorstellen ontvangt voor het versterken van de stimulerende rol van de inspectie, waaronder alternatieven voor de waardering "goed" en het predicaat "excellent";

constaterende dat de onderwijsinspectie dit eerder had toegezegd voor het najaar van 2023 en dat veel scholen een alternatief hiervoor willen;

verzoekt de regering in de Kamerbrief van dit voorjaar voorstellen op te nemen voor vormen van gedifferentieerde inspectieoordelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Kort.

Zij krijgt nr. 582 (31289).

De heer De Kort (VVD):

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we gekomen aan het eind van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De minister heeft verzocht om zeven minuten schorsing, dus we maken daar ongeveer tot 11.30 uur van, met enige uitloop.

De vergadering wordt van 11.24 uur tot 11.31 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs voor haar appreciatie van de moties. Gaat uw gang.

Minister Paul:

Voorzitter, dank u wel. Ik begin met de motie op stuk nr. 571 van de heer Van Houwelingen. Die motie moet ik ontraden. Het besluit over het stoppen van de bekostiging hangt namelijk altijd af van de concrete feiten en omstandigheden omtrent die situatie. Ik ga daar in algemene zin dus geen uitspraken over doen. Daarom ontraad ik deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 572 van de heer Stoffer, over onderzoek naar aanvullingen op het strafrecht. Dit ging over informeel onderwijs. Alle vormen van onderwijs die aanzetten tot haat, discriminatie of geweld keuren we af, ongeacht waar dat vandaan komt. Mijn wetsvoorstel richt zich echt op specifieke signalen. Op basis van die signalen komen we in actie. Die signalen zullen we uiteraard zorgvuldig moeten bestuderen. Daarom ontraad ik deze motie.

Ik ga door naar de motie op stuk nr. 573, ook van de heer Stoffer, SGP. Ik zou eigenlijk willen vragen om deze motie aan te houden. De Algemene Rekenkamer doet namelijk onderzoek naar administratieve lasten, regels en regeldruk. We wachten daar allemaal met smart op. Maar begin volgend jaar zijn die bevindingen daar. Daarom zou ik de heer Stoffer willen vragen deze motie aan te houden zolang dat onderzoek loopt.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Stoffer stel ik voor zijn motie (31289, nr. 573) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Paul:

Prima. Dank.

Dan de motie op stuk nr. 574 van mevrouw Van Zanten van BBB, over de Pvo-school in Kapelle. Ik vind het onverantwoord om een school open te houden die structureel te weinig leerlingen heeft en waarbij de kwaliteit van het onderwijs tekortschiet. We hebben daarover in het debat uitgebreid gewisseld. Daarom kom ik niet terug op mijn besluit en ontraad ik deze motie ten stelligste. Pvo Kapelle zat in oktober voor de derde keer onder de opheffingsnorm. In principe wordt de bekostiging dan altijd beëindigd. Ik heb voor de Isaac Beeckman Academie een uitzondering gemaakt door de school nog een jaar respijt te geven, maar daar heb ik wel de expliciete voorwaarde aan verbonden dat de kwaliteit van het onderwijs bij het herstelonderzoek voldoende zou zijn. Dat was niet het geval. Daarom stopt de bekostiging per 1 augustus 2024.

De motie op stuk nr. 575, van de ChristenUnie, moet ik ontraden. Die motie gaat over een brief die gevraagd werd van de inspectie. Het punt is dat de inspectie betrokken is bij het ontwerpen van het toezicht. Zij doet, zoals altijd, een uitvoeringstoets bij wetgeving. Dat gaat dus ook bij deze wet gebeuren. Zorgen die leven en concrete input vanuit de inspectie worden daarbij meegenomen en zijn dus een integraal onderdeel van de hele totstandkoming van die wet.

De motie op stuk nr. 576, ook van de heer Ceder, gaat over onaangekondigde inspectiebezoeken. Die motie kan ik oordeel Kamer geven. De inspectie doet momenteel onderzoek naar de effectiviteit van de onaangekondigde onderzoeken. Zodra die bevindingen, de uitkomsten van dat onderzoek, beschikbaar zijn, kunnen we daar onze verdere acties op baseren.

Dan de motie op stuk nr. 577 van mevrouw Pijpelink, GroenLinks-PvdA, over het Auris College. Die motie geef ik oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 578 van de heer Ergin van DENK, over de islamitische scholen in Amsterdam, geef ik ook oordeel Kamer.

De heer Paternotte vroeg mij om nader onderzoek te doen naar de relatie tussen het lerarentekort en de kwaliteit van scholen. Die toezegging kan ik doen. Daar gaan we mee aan de slag.

Dan de motie op stuk nr. 579 van de heer Paternotte samen met de VVD, over informeel onderwijs. Die motie kan ik oordeel Kamer geven met de volgende kanttekening. Ik wil natuurlijk met alle plezier samen met mijn collega van Buitenlandse Zaken in overleg gaan met de landen waaraan de heer Paternotte refereerde. Ik zou daar wel aan willen toevoegen dat ik samenwerking met hen natuurlijk niet kan afdwingen. Maar ik wil graag de inspanning doen om in gesprek te gaan. Voor mij is wel heel belangrijk dat ik, met de inspanningen die we leveren naar aanleiding van de motie van de heer Paternotte, niet, op wat voor manier dan ook, zorg dat dat vertraging oplevert bij het wetsvoorstel. Ik kan mijn eigen mensen ook maar op één ding tegelijk inzetten. Daarom wil ik echt volle kracht verder met dat wetsvoorstel over informeel onderwijs, want dan hebben we de wettelijke grondslag om het toezicht op een goede manier te effecturen.

Dan ga ik door naar de motie op stuk nr. 580 van de heer Soepboer van NSC. Die ging over een geconcentreerder toezichtkader. Ik moet helaas ook de heer Soepboer vragen of hij zijn motie zou willen aanhouden. Hij is heel snel met een aantal zaken. De motie suggereert namelijk dat de evaluatie van het onderwijsresultatenmodel al is afgerond, maar dat is nog niet het geval. Die evaluatie is nog volop bezig. Een uitgebreide evaluatie vindt momenteel plaats, met inbreng vanuit het onderwijsveld en vanuit de wetenschap. Zodra die evaluatie is afgerond, kom ik uiteraard terug bij de Kamer. Ik zou eigenlijk aan de heer Soepboer willen vragen om zijn motie aan te houden.

De voorzitter:

De motie wordt niet aangehouden en daarmee ontraden.

Minister Paul:

Dan wordt die ontraden. Oké.

Dan ga ik door naar de motie op stuk nr. 581 van de heer De Kort over onaangekondigde inspectiebezoeken. Die motie leek een beetje op de motie van de ChristenUnie, maar er zat heel duidelijk één ander punt in, namelijk om nu al op voorhand een percentage vast te leggen voor het aantal af te leggen onaangekondigde inspectiebezoeken. Ik moet die motie ontraden, omdat op dit moment de inspectie zelf aan het kijken is naar de effectiviteit van dat instrument. Ik vind het raar om daar vooruitlopend op hun onderzoek zelf al een percentage aan te hangen. Als de heer De Kort zijn motie zou willen aanhouden en wachten op dat onderzoek, dan zou dat heel mooi zijn. Als hij in de motie nu toch een minimumpercentage wil opnemen en die motie op deze manier in stemming wil laten brengen, dan moet ik de motie helaas ontraden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer De Kort stel ik voor zijn motie (31289, nr. 581) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Paul:

Prima, dank u wel. Dan ga ik door naar de motie op stuk nr. 582, ook van de heer De Kort. Die ging over stimulerend toezicht. Die motie kan ik oordeel Kamer geven. Er volgt in het najaar een brief over stimulerend toezicht. Dan kunnen we er verder over uitweiden hoe we dat nu aan het uitwerken zijn.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is er een vraag van de heer Van Houwelingen.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Ik heb op mijn motie, de motie op stuk nr. 571, geen onderbouwing of appreciatie gehad, terwijl die motie wordt ontraden. Daarom nogmaals de vraag die eigenlijk al in de motie staat. Stel dat het zo is dat een school onderwijs van goede kwaliteit levert, maar de registratie niet op orde heeft. Dan zegt de motie: dat kan geen reden zijn om die school vervolgens te sluiten. De minister ontraadde deze motie tot mijn verbazing. Mijn vraag is dus: waarom?

De voorzitter:

Het gaat om een enkele vraag. We gaan niet het debat overdoen. Het woord is aan de minister.

Minister Paul:

De heer Van Houwelingen wijst in zijn motie op bureaucratische tekortkomingen en hij gebruikt bepaalde termen. Uiteindelijk is het zo dat de inspectie een heel duidelijk kader heeft op basis waarvan zij toezicht uitoefent. Dat is een toezichtkader waarvan wij ook vanuit de Kamer hebben gezegd dat we het op die manier willen doen. Ik wil mij er niet aan committeren om dan in algemene zin te zeggen: als er met de bureaucratische tekortkomingen iets aan de hand is, ga ik nooit de bekostiging stoppen. Elke situatie is specifiek en elke situatie heeft duidelijke redenen en gronden waarom je zou moeten ingrijpen in het belang van de leerlingen. Ik ga mij daar dus niet in algemene zin aan committeren. Ik moet die motie ontraden.

De voorzitter:

De heer Stoffer met een enkele vraag.

De heer Stoffer (SGP):

Een opmerking, voorzitter. Over de motie op stuk nr. 572. Ik had natuurlijk graag een ander oordeel gezien. Dat zou ook verstandig zijn. Maar wat ik nog wilde opmerken, is dat de heer Ceder mijn motie op stuk nr. 572 mede wil ondertekenen.

De voorzitter:

Dat staat genoteerd in de Handelingen.

De heer Paternotte (D66):

Ik kreeg net een toezegging van de minister, maar ik heb van de Griffie geleerd dat een toezegging pas een toezegging is als er ook een bepaald moment wordt genoemd waarop de minister aan die toezegging tegemoetkomt. Wanneer komt de minister dus tegemoet aan die toezegging? Dan kunnen we dat moment opschrijven.

Minister Paul:

Ik moet daar even op terugkomen. Ik kan wel een toezegging doen maar als die uiteindelijk niet haalbaar is, dan heeft de heer Paternotte daar niets aan. Ik moet dus even kijken wanneer het realistisch is dat we dat onderzoek kunnen waarmaken.

De voorzitter:

Daar komt de minister aan het eind van haar termijn nog even op terug.

De heer Paternotte (D66):

Ik heb meer aan een niet-haalbare toezegging dan aan geen toezegging.

De voorzitter:

De minister heeft geantwoord.

De heer Paternotte (D66):

Dan heb ik nog een vraag over mijn motie. Het is goed wat de minister zegt. Ik zou willen vragen om ook de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarbij te betrekken. Zo ging het vijf jaar geleden met die Turkse weekendscholen. Uiteindelijk heeft het gesprek aangaan met de Turkse regering geleid tot veel meer transparantie dan we eigenlijk hadden verwacht en ook, denk ik, tot wat minder inzet op die sponsoring van weekendscholen. Dat is natuurlijk wat we hopen te bereiken: in ieder geval dat gesprek aangaan en inderdaad snel met die wet komen.

Minister Paul:

Prima.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

De minister geeft tot mijn grote teleurstelling aan mijn motie, die verzoekt de Isaac Beekman Academie de kans te geven te voldoen aan de herstelopdrachten, ten stelligste te ontraden. Ik vroeg me af: gaat de minister deze motie niet uitvoeren, ook al wordt deze motie aangenomen?

De voorzitter:

Dit gaat over de motie op stuk nr. 574.

Minister Paul:

Ik ga de motie niet uitvoeren.

De voorzitter:

Dat is een helder antwoord.

De heer Soepboer (NSC):

Ik hoor de minister zeggen: de evaluatie is nog niet afgerond. Dat zou best kunnen, maar ik heb tegelijkertijd al wel in een evaluatierapport gelezen dat dit aan de hand is. Daarnaast zijn er überhaupt gewoon signalen uit het veld, dus we hebben niet per se een afgeronde evaluatie nodig om dit te kunnen constateren. U zegt: u bent snel, meneer Soepboer. Dat ben ik graag, want de Kamer zit graag aan de voorkant, zodat we u wat kaders kunnen meegeven. Dat behelst deze motie. U heeft in het debat tegen mij gezegd dat u in gesprek gaat met de inspectie. Ik wil u graag meegeven — dat is ook wat deze motie zegt — om dan tot een smaller toezichtkader te komen en deze twee specifieke indicatoren, maar misschien nog wel veel meer, te schrappen. Ook zonder evaluatie kan het dictum van deze motie blijven staan, toch?

De voorzitter:

Dit gaat over de motie op stuk nr. 580.

Minister Paul:

Ik blijf bij wat ik zojuist zei: ik wil niet vooruitlopend op het onderzoek dit toezeggen. Ik wil afwachten wat het totaalplaatje is en op basis daarvan met de Kamer in gesprek. Ik vind dat dit vooruitloopt op een aantal zaken en dat is, denk ik, niet de juiste weg.

De voorzitter:

Tot slot de heer Ceder, ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

De motie op stuk nr. 575 over een brief krijgen van de onderwijsinspectie is ontraden, omdat de minister aangeeft dat in de uitvoeringstoets en tijdens de behandeling ook die visie wordt meegenomen. Mijn betoog is juist dat de Kamerleden gewoon contact kunnen hebben met de onderwijsinspectie en dat het heel zelden voorkomt dat de uitvoeringsorganisatie in de media ernstige zorgen uit. Binnen de Kamer leven er al zorgen over dit wetsvoorstel. Gezien de reikwijdte dreigt het mogelijk een enorme aantasting te zijn van onze democratische rechtsstaat. Mijn vraag is als volgt. De minister geeft aan dat het in de uitvoeringstoets naar voren komt. Maar wat is het bezwaar tegen het opvragen van deze brief? Dat heb ik niet gehoord.

De voorzitter:

De minister, tot slot.

Minister Paul:

Mijn bezwaar is dat de inspectie een duidelijke en reguliere plek heeft in de hele behandeling van de wet, in aanloop naar de wet, door de uitvoeringstoets te doen. Ik zie geen enkele reden om daarvan af te wijken. De heer Ceder suggereert dat deze wet onze hele rechtsstaat overhoop zou gooien.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Mogelijk.

Minister Paul:

Ja, mogelijk. Hij nuanceert het nu al een beetje, gelukkig. Ik betoog juist dat deze wet gaat bijdragen aan de versterking van onze rechtsstaat. We komen daar uitgebreid over te spreken bij de behandeling van die wet. Dan ga ik graag met de Kamer daar verder over in gesprek. Alle bezwaren en zorgen die er leven, van welke belanghebbenden dan ook, inclusief de inspectie, nemen we daar uiteraard in mee.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we gekomen aan het eind van het tweeminutendebat Toezicht en handhaving.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen zijn aanstaande dinsdag. Hoe leuk was het dat we een volle tribune vol met scholieren hadden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven