25 Vreemdelingen- en asielbeleid

Vreemdelingen- en asielbeleid

Aan de orde is het tweeminutendebat Vreemdelingen- en asielbeleid (CD d.d. 07/03).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Vreemdelingen- en asielbeleid. Het commissiedebat vond plaats op 7 maart jongstleden. Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris. We hebben negen sprekers van de zijde van de Kamer, die allemaal twee minuten hebben. Ik geef graag als eerste het woord aan de heer Eerdmans van de fractie van JA21. Ik hoop dat we het allemaal kort en puntig kunnen houden, want we hebben straks nog een belangrijk debat dat hierop volgt. Het woord is aan de heer Eerdmans.

De heer Eerdmans (JA21):

Jazeker, voorzitter. Dit is eigenlijk de apotheose van ons commissiedebat. Ik ben blij dat we dat plenair mogen afronden. Ik zal zo vrij zijn om vanuit het debat drie punten naar voren te brengen die ons beleid wat zullen verstevigen. Ik hoop op steun van de collega's.

Voorzitter. De eerste motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de asielinstroom in 2024 tot nu toe 35% hoger ligt dan in precies dezelfde periode in 2023;

constaterende dat deze hoge instroom tot grote (opvang)problemen leidt en dat de instroom richting de zomer traditioneel nog verder toeneemt;

verzoekt de regering voor de zomer, al dan niet tijdelijke, nieuwe instroombeperkende maatregelen te treffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 3216 (19637).

De heer Eerdmans (JA21):

De tweede luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet eerder gebruik heeft gemaakt van het ruimtelijke-ordeningsinstrumentarium, waarbij het Rijk de vergunningverlening overneemt om buiten de gemeente om asielopvang in panden te vestigen;

overwegende dat deze werkwijze voorbijgaat aan de gemeentelijke autonomie en lokaal draagvlak;

verzoekt de regering af te zien van de inzet van het ruimtelijke-ordeningsinstrumentarium voor asielopvang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 3217 (19637).

De heer Eerdmans (JA21):

De laatste, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Zweedse regering, de regering in Zweden, de doelstelling hanteert om het asielbeleid dusdanig te hervormen dat het op geen enkel vlak genereuzer is dan de EU-richtlijnen voorschrijven;

overwegende dat niets Nederland in de weg staat om eenzelfde doel te stellen en dat dit op diverse terreinen een aanzienlijke aanscherping van het asielbeleid zou betekenen;

spreekt uit dat het Nederlandse asielbeleid aan het eind van de nieuwe regeerperiode tenminste aangescherpt moet zijn tot de minimale vereisten die de EU-richtlijnen stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 3218 (19637).

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Keijzer van de fractie van BBB.

Mevrouw Keijzer (BBB):

Dank u, voorzitter. Mijn eerste motie lijkt een beetje aan te sluiten bij de tweede van de heer Eerdmans, maar als dat zo is, komen we vast tot elkaar.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris op 1 maart de Kamer heeft geïnformeerd dat burgemeesters wordt gevraagd om instemming bij de plaatsing van vreemdelingen in hotels in hun gemeente;

constaterende dat de staatssecretaris op 14 maart heeft besloten om statushouders te plaatsen in een Van der Valk Hotel in Akersloot in de gemeente Castricum zonder instemming van de burgemeester, het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad;

overwegende dat het broze draagvlak onder de bevolking voor vreemdelingenopvang verder onder druk komt te staan als de staatssecretaris zonder de Kamer te informeren overgaat tot plaatsing van vreemdelingen zonder instemming van de gemeente;

verzoekt het kabinet om zich aan het beleid te houden dat het zelf op 1 maart 2024 met de Kamer heeft gedeeld en niet over te gaan tot plaatsingen van vreemdelingen in hotels zonder instemming van de betreffende gemeente,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Keijzer.

Zij krijgt nr. 3219 (19637).

Mevrouw Keijzer (BBB):

Onder de vreemdelingenstatus vallen ook statushouders. Dan mijn tweede motie, in de categorie "regeren is vooruitzien".

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Europese Commissie na de verkiezingen in juni een nieuw prioriteitenprogramma opstelt;

overwegende dat Nederland deze prioriteitsstelling maximaal kan beïnvloeden als we goed voorbereid zijn;

verzoekt het kabinet de nodige voorbereidingen te treffen en tijdig kenbaar te maken dat stevige migratiebeperkingen én versnelling van huidige maatregelen topprioriteit zijn voor Nederland tijdens de Europese Commissie 2024-2029,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Keijzer.

Zij krijgt nr. 3220 (19637).

Mevrouw Keijzer (BBB):

Voorzitter. Nog over dat laatste: ik heb de brief gelezen waarin het zogeheten non-paper over het asielpact met de Kamer is gedeeld, maar ik vond dat allemaal een beetje zweverig. Ik wil actie en hoge prioriteit op maatregelen in dat pakket die naar voren kunnen worden gehaald.

Dank u wel.

De voorzitter:

Eén vraag van mevrouw Podt.

Mevrouw Podt (D66):

Even over de motie over statushouders in hotels. Bedoelt mevrouw Keijzer daarmee dat als je geen Nederlands paspoort hebt, maar een verblijfsvergunning, je gewoon niet in een hotel mag verblijven? Dat lijkt mij best wel raar.

Mevrouw Keijzer (BBB):

Nee. Ik heb vorige keer ook de uitleg van de staatssecretaris op dat punt gehoord. Statushouders zijn geen toeristen. Statushouders hebben een verblijfstitel en mogen zich dan natuurlijk in Nederland bewegen. Maar een hotel heeft een bepaalde bestemming in het bestemmingsplan, met een daarbij behorend gebruik. Laten we niet vergeten dat de lokale middenstand ook een belang heeft bij toeristen in dat hotel. Dat is één.

Twee. De staatssecretaris heeft aan de Kamer beloofd dat het plaatsen van vreemdelingen in hotels — statushouders vallen nu eenmaal onder de definitie van vreemdelingen — alleen gebeurt na instemming van de gemeente. Nu we met elkaar steeds verdere stappen zetten in het huisvesten van vreemdelingen vind ik eigenlijk dat dit niet alleen aan de burgemeester kan zijn, maar dat dit in ieder geval aan het college van burgemeester en wethouders moet zijn, maar eigenlijk aan de gemeenteraad, zijnde de lokale volksvertegenwoordiging.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Brekelmans van de fractie van de VVD.

De heer Brekelmans (VVD):

Voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de procesbeschikbaarheidslocatie (pbl) in Ter Apel momenteel niet wordt gebruikt vanwege een rechterlijke uitspraak;

overwegende dat pbl's cruciaal zijn voor een stevige aanpak van overlastgevers, de veiligheid van omwonenden, medewerkers en andere asielzoekers, voor het behoud van draagvlak bij gemeenten die veel overlast ervaren en voor het ontmoedigen van overlastgevers om naar Nederland te komen;

verzoekt de regering om zo snel mogelijk een juridische of praktische oplossing te vinden zodat de pbl in Ter Apel weer spoedig geopend kan worden en het aantal pbl-plekken in Ter Apel en andere plaatsen opgeschaald kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Brekelmans en Keijzer.

Zij krijgt nr. 3221 (19637).

De heer Brekelmans (VVD):

De tweede motie.

De voorzitter:

Eén seconde. Eén vraag van mevrouw Piri.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Ik hoop niet dat dit een overbodige vraag is, maar ik neem aan dat de bedoeling van de motie is om dat wel te doen binnen de huidige kaders van de rechtsstaat.

De heer Brekelmans (VVD):

Uiteraard. Daarom zeg ik ook "een juridische of een praktische oplossing zodat de pbl weer open kan", maar het moet wel passen bij de uitspraak die is gedaan.

Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de tijdelijke regeling voor derdelanders uit Oekraïne op 4 maart beëindigd is voor derdelanders en dat hun tijdelijke verblijfstatus daarmee vervalt;

overwegende dat de meeste derdelanders afkomstig zijn uit een veilige situatie in hun herkomstland en daarom kunnen terugkeren;

constaterende dat de rechtbank in Roermond heeft uitgesproken dat derdelanders toch hun verblijfstatus behouden, welke strijdig is met de uitspraken van andere rechtbanken en de hoogste rechter in het bestuursrecht, de Raad van State;

van mening dat derdelanders die veilig kunnen terugkeren naar hun herkomstland, zo snel mogelijk dienen te vertrekken;

verzoekt de regering zich er maximaal voor in te zetten dat derdelanders uit Oekraïne zo snel mogelijk terugkeren naar hun herkomstland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Brekelmans en Keijzer.

Zij krijgt nr. 3222 (19637).

De heer Brekelmans (VVD):

Dan tot slot, voorzitter. We hebben het in het debat ook gehad over de aanpak van overlastgevers en over de mogelijke samenwerking met omringende landen. Daarbij gaf de staatssecretaris aan dat het ingewikkeld is om een nieuw systeem of een gezamenlijk systeem op te leggen, ook omdat andere landen het niet op dezelfde manier als Nederland registeren. Hij gaf ook aan dat het rond gegevensuitwisseling niet eenvoudig is. Ik heb een vraag aan de staatssecretaris over de huidige gegevens die in de systemen zitten, bijvoorbeeld omdat er meldingen of strafrechtelijke veroordelingen zijn gedaan die worden gemeld in de daartoe relevante systemen. Kunnen die in ieder geval maximaal gebruikt worden om asielzoekers hier zo snel mogelijk door het proces te halen en eventueel een aanvraag voor een asielvergunning af te wijzen? Graag een toezegging van de staatssecretaris daarop.

De voorzitter:

Prima. De heer Van Nispen van de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de meeste asielzoekers worden opgevangen in Groningen en andere regio's waar de welvaart relatief lager ligt en dat daarnaast binnen gemeentes steevast ervoor wordt gekozen om de opvangplekken te plaatsen in wijken met slechtere sociaal-economische omstandigheden in plaats van de rijkere wijken;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat bij het spreiden en plaatsen van de opvangplekken niet alleen rekening wordt gehouden met de sociaal-economische omstandigheden op gemeenteniveau maar ook op wijkniveau, zodat de spreiding eerlijker wordt en kan rekenen op meer draagvlak,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.

Zij krijgt nr. 3223 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog steeds vaak sprake is van grootschalige opvang van asielzoekers in relatief kleine gemeentes, wat funest kan zijn voor het draagvlak;

verzoekt de regering meer werk te maken van en actief in te zetten op kleinschalige opvangvoorzieningen, en met voorstellen te komen hoe dit voor elkaar kan worden gekregen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.

Zij krijgt nr. 3224 (19637).

Ik kijk even op mijn sprekerslijst, maar daar staat u niet op, meneer Markuszower.

De heer Markuszower (PVV):

Als u wilt … Mag ik dan geen interruptie plegen?

De voorzitter:

Nee, dan niet, want u bent geen deelnemer aan dit debat.

De heer Markuszower (PVV):

Kunt u mij toevoegen aan de sprekerslijst?

De voorzitter:

Even dan, maar heel kort. Eén korte vraag aan de heer Van Nispen.

De heer Markuszower (PVV):

En dan zal ik zo daar ook staan. Die moties gaan over draagvlak. Denkt de heer Van Nispen van de SP nou echt dat, als we heel veel asielzoekers gaan spreiden over heel Nederland, want er komen elke dag heel veel asielzoekers in Nederland binnen, er in Nederland met deze aantallen veel draagvlak is voor de asielzoekers?

De heer Van Nispen (SP):

Tegen de heer Markuszower zou ik willen zeggen dat er op dit moment heel erg veel oorlogen zijn. Het is niet verwonderlijk dat er veel mensen op de vlucht zijn, ook wereldwijd. We moeten er alles aan doen om te kijken hoe je dat inderdaad eerlijker kunt spreiden, volgens mij over Europa maar ook binnen Nederland. Als de heer Markuszower een oplossing heeft tegen de oorlogen, houden wij ons dus aanbevolen, maar ik denk dat het wel degelijk belangrijk is om ook te kijken naar spreiding. Ik heb zojuist in mijn tweede motie de kleinschaligheid benadrukt, maar in mijn eerste motie heb ik gezegd dat de opvang nu vooral plaatsvindt in de wijken waar al veel problemen zijn en waar vaak ook allerlei andere opvanglocaties zijn. Altijd worden dezelfde wijken uitgekozen. Ik denk inderdaad dat het verstandiger is om dat meer te spreiden over de gemeenten en dus ook in de rijkere wijken. Ik denk dat dat verstandig is en beter voor het draagvlak.

De voorzitter:

Oké. Eén vraag van mevrouw Keijzer.

Mevrouw Keijzer (BBB):

Is er geen grens, zou ik de heer Van Nispen willen vragen. Komt er een moment waarop de heer Van Nispen zegt: dit gaat niet meer op deze manier?

De heer Van Nispen (SP):

Inderdaad, zoals het nu gaat, gaat het niet meer. Zoals het nu gaat, gaat het niet meer. We hebben ongelofelijk veel migratie in Nederland. Een heel groot deel is arbeidsmigratie, studiemigratie en gezinsmigratie. Asiel is 11%. Het totaal vinden wij op de langere termijn inderdaad niet houdbaar. Zeker wat opvang betreft is het absoluut niet houdbaar wat we nu aan het doen zijn, namelijk mensen vaak opvangen in de wijken die al met veel problemen te maken hebben en dan ook nog eens vaak met hele grootschalige opvang, waardoor een dorp denkt: wat overkomt ons nou? Dus nee, zo is het op enig moment inderdaad niet meer te doen.

De derde motie gaat daar ook over, want nee, dit is niet houdbaar.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het grote tekort aan opvangplekken ervoor zorgt dat commerciële aanbieders nu ook actief gemeentes aan het benaderen zijn met tijdelijke opvang en hoteleigenaren tegen commerciële tarieven opvangcapaciteit verhuren;

van mening dat publiek geld goed besteed moet worden en niet bedoeld is voor winsten van bedrijven en commerciële aanbieders;

verzoekt de regering op korte termijn in kaart te brengen hoeveel publiek geld dat bestemd is voor opvang, terechtkomt bij commerciële partijen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.

Zij krijgt nr. 3225 (19637).

Heel goed. Dank u wel.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u.

De voorzitter:

Eén vraag van de heer Brekelmans, eentje.

De heer Brekelmans (VVD):

Over deze combinatie van moties die de SP hier indient: de heer Van Nispen zegt dat we zo veel mogelijk moeten streven naar kleinschalige opvang, maar dat het niet bij commerciële partijen mag. De staatssecretaris heeft de komende maanden nog duizenden, misschien wel tienduizenden plekken nodig. Het zou dan om vele honderden nodige locaties in Nederland gaan. Maar het mag niet bij commerciële partijen. Waar zit de heer Van Nispen aan te denken?

De heer Van Nispen (SP):

De eerste motie ging over het spreiden van opvangplekken over verschillende wijken, met verschillende welvaartsniveaus. Opvangplekken moeten dus niet altijd in de wijken met slechtere sociaal-economische omstandigheden worden geplaatst. De tweede motie gaat over kleinschalige opvang, omdat een klein dorp zich overvallen kan voelen door een hele grote opvang. De derde motie verzoekt in kaart te brengen waar ons publiek geld naar verdwijnt. De heer Brekelmans weet ook dat er in het verleden door bepaalde partijen veel te stevig is bezuinigd op opvangcapaciteit, op de capaciteit van het COA en de IND, waardoor we nu met een tekort aan opvangplekken zitten. Daardoor zijn we gedwongen — ik heb de oplossing nu ook niet om morgen te zeggen: we bouwen al die publieke voorzieningen weer op — om gebruik te maken van commerciële hoteleigenaren. Er zijn gewoon wethouders die op dit moment aanbiedingen krijgen van — ik noem het geen beunhazen — partijen die nu grof geld denken te verdienen aan deze opvangcrisis. Wij verzoeken daarom alleen, in een nog heel bescheiden motie, om in kaart te brengen waar ons publieke geld blijft. Het kan niet de bedoeling zijn, ook niet van de heer Brekelmans, dat het verdwijnt in de zakken van commerciële bedrijven.

De voorzitter:

Prima. De volgende spreker is mevrouw Podt van de fractie van D66.

Mevrouw Podt (D66):

Voorzitter. Veel gemeenten zijn op dit moment aan de slag met het voorbereiden op de spreidingswet. Ze zijn daarnaast natuurlijk ook verantwoordelijk voor de opvang van heel veel andere groepen. Ze lopen daarbij aan tegen ingewikkelde financiering, en vooral kortetermijnfinanciering vanuit het Rijk. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel gemeenten zich voorbereiden op de uitvoering van de spreidingswet en de bijbehorende opvangopgave voor de lange termijn;

overwegende dat gemeenten ook aan de lat staan voor de opvang van Oekraïners, hetgeen ook met de nodige uitdagingen gepaard gaat;

overwegende dat de spreidingswet ook expliciet de optie biedt om opvanglocaties ook in te zetten voor andere doeleinden, zoals maatschappelijke opvang of de opvang van spoedzoekers;

overwegende dat gemeenten hierdoor verplichtingen aan moeten of willen gaan voor de lange termijn maar financiering steeds is gericht op de korte termijn;

verzoekt het kabinet om samen met de VNG te onderzoeken hoe financiering van opvang en huisvesting van de verschillende doelgroepen kan worden ontschot,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Podt.

Zij krijgt nr. 3226 (19637).

Mevrouw Podt (D66):

Vervolgens vragen veel van diezelfde gemeenten om het mogelijk te maken dat asielzoekers eerder mogen werken. We hebben natuurlijk net een rechterlijke uitspraak gehad. Daar hebben ze goed naar geluisterd, maar ze zien nog veel meer mogelijkheden. Vorige week is er een mooi onderzoek verschenen dat laat zien dat het ook nog eens enorm veel geld en maatschappelijke baten oplevert. Daarom werk ik hard door aan mijn initiatiefwet om dit zo snel mogelijk goed te regelen. Ondertussen zou ik ook heel graag een kabinetsreactie krijgen op dat onderzoek van SEO.

Dank u wel.

De voorzitter:

Heel goed. De heer Van Baarle van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik heb een drietal moties, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een zogeheten besluitmoratorium afgekondigd is voor vluchtelingen uit de Palestijnse gebieden, wat betekende dat er gedurende in ieder geval een halfjaar geen beslissingen over Palestijnse asielverzoeken worden genomen;

overwegende dat de humanitaire situatie in Gaza verschrikkelijk is als gevolg van gevechtshandelingen en hongersnood;

overwegende dat de humanitaire situatie op de Westelijke Jordaanoever zeer slecht is als gevolg van geweld door kolonisten en aangekondigde annexatieplannen;

overwegende dat Denemarken heeft aangekondigd om asielaanvragen van Palestijnen wel te gaan behandelen als gevolg van de humanitaire situatie in de Palestijnse gebieden;

overwegende dat door het besluitmoratorium Palestijnen niet alleen langer moeten wachten op duidelijkheid, maar het ook onmogelijk is om familie te redden uit Gaza;

verzoekt de regering om het besluitmoratorium dat geldt voor Palestijnse asielzoekers uit de Palestijnse gebieden op te heffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baarle en Piri.

Zij krijgt nr. 3227 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de parlementaire enquêtecommissie Fraudebestrijding en Dienstverlening heeft geconcludeerd dat door het niet functioneren van de rechtsstaat mensen zijn vermorzeld en dat het onvergeeflijk zou zijn als hier geen lering uit wordt getrokken;

verzoekt de regering om ook op het terrein van asiel en migratie lering te trekken uit de conclusies van het rapport van de parlementaire enquêtecommissie Fraudebestrijding en Dienstverlening,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 3228 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit dat er géén asielinstroombeperkende maatregelen worden voorgesteld die in strijd zijn met onze Grondwet en met Europese en/of internationale verdragen met betrekking tot vluchtelingen en asielopvang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 3229 (19637).

De heer Van Baarle (DENK):

Ik dank u bijzonder vriendelijk, geachte voorzitter.

De voorzitter:

Dat wordt gewaardeerd. Mevrouw Koekkoek van Volt.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank, voorzitter. Ik heb twee moties over de deal die de EU op 17 maart sloot met Egypte. Daar hebben we het debat ook over gevoerd. Ik begreep van de staatssecretaris dat hij de bilaterale samenwerking met Egypte wilde toelichten, maar dat hij de deliberatie die daaraan ten grondslag ligt niet zonder toestemming kon delen. Daarnaast ben ik benieuwd naar de samenwerking; vooral naar hoe de Nederlandse samenwerking complementair is aan de Europese samenwerking die we inzetten. Vandaar de volgende twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland en Egypte bilaterale samenwerking geformaliseerd hebben in de Declaration of Intent van 2021;

constaterende dat daarin bilaterale afspraken zijn gemaakt over migratiesamenwerking tussen Nederland en Egypte;

overwegende dat het in het licht van het Strategic Partnership tussen de EU en Egypte van belang is dat de Kamer goed geïnformeerd is over de aard van de samenwerking tussen Nederland en Egypte;

verzoekt de regering Egypte te verzoeken de Declaration of Intent met de Kamer te mogen delen;

verzoekt de regering tevens de Declaration of Intent met de Kamer te delen zodra toestemming van Egypte verleend is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koekkoek.

Zij krijgt nr. 3230 (19637).

Mevrouw Koekkoek (Volt):

En de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland en Egypte bilaterale samenwerking geformaliseerd hebben in de Declaration of Intent van 2021;

constaterende dat Nederland financiële en operationele steun levert aan Egypte;

verzoekt de regering per project in kaart te brengen welke financiële en operationele betrokkenheid Nederland heeft in Egypte en dit zo spoedig mogelijk aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koekkoek.

Zij krijgt nr. 3231 (19637).

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Ceder van de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. We hebben volgens mij een goed debat gehad waarin we wat vragen hebben kunnen stellen. Naar onze mening heeft de staatssecretaris geen duidelijkheid kunnen bieden over, of in ieder geval de logica niet kunnen uitleggen van, de situatie van vluchtelingen in Iran. In het meest recente ambtsbericht over Iran staat dat er een verdere verharding heeft plaatsgevonden ten aanzien van zowel erkende als niet-erkende geloofsgemeenschappen. In het nieuwe landenbeleid schrijft de staatssecretaris niettemin dat het ambtsbericht aanleiding geeft om er juist niet meer vanuit te gaan dat christenen die actief zijn voor nieuwe kerken, die evangeliseren, of die lid zijn van huiskerken en bijeenkomsten bijwonen, te maken hebben met groepsvervolging. Deze logica kunnen we niet volgen en vinden we ook gevaarlijk. Christenen uit deze kerken die vluchten, zullen voortaan meer gronden moeten aanvoeren om aan te tonen dat zij persoonlijk met vervolging te maken hebben. Kortom, de vervolging is zwaarder geworden, maar je zult juist meer moeten doen om aan te tonen dat je daardoor bent getroffen. Dat lijkt me niet logisch en het lijkt me ook gevaarlijk. In de afgelopen jaren is het meerdere keren voorgekomen dat terechte gevallen in de eerste aanleg niet geloofd werden. Dat is al bekend. Vanwege deze ervaring voorzien of vrezen wij dat er nog meer misslagen zullen worden begaan. Dat is niet de bedoeling van de staatssecretaris of het kabinet en volgens mij ook niet van de Kamer. Om het zorgvuldig te houden, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het ambtsbericht Iran van september 2023 stelt dat in Iran een verdere verharding plaats heeft gevonden ten aanzien van zowel erkende als niet-erkende geloofsgemeenschappen, dat er meer druk wordt uitgeoefend op de leiders en leden van christelijke gemeenschappen en dat controle en monitoring verder toe zijn genomen;

constaterende dat christenen die actief zijn voor "nieuwe kerken" of evangeliseren, en leden van huiskerken die bijeenkomsten bijwonen in het landenbeleid niet meer als vervolgde groep beschouwd worden;

overwegende dat dit tot een grote verzwaring van de bewijslast leidt voor christenen die vanwege geloofsvervolging gevlucht zijn uit Iran;

verzoekt de regering de aanname van groepsvervolging voor christenen uit deze categorieën in stand te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder, Veldkamp en Diederik van Dijk.

Zij krijgt nr. 3232 (19637).

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. De volgende spreker is de heer Van Houwelingen van de fractie van Forum voor Democratie.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank u, voorzitter. We zijn de controle over onze grenzen en de controle op migratie volledig kwijt. Daarom kom ik nu met twee korte moties, in een poging om die controle weer terug te krijgen.

Dit is de eerste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering het Verdrag van Schengen op te zeggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Houwelingen.

Zij krijgt nr. 3233 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering het Vluchtelingenverdrag op te zeggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Houwelingen.

Zij krijgt nr. 3234 (19637).

Heldere, duidelijke, korte, puntige moties. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Markuszower van de fractie van de PVV.

De heer Markuszower (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Geen moties, maar wel een informatieverzoek aan de staatssecretaris, mede naar aanleiding van het debat en de berichten van de afgelopen maanden. Bij de IND kan een stapel van meer dan 70.000 asielverzoeken nog niet behandeld worden. Het is een soort wachtrij. De IND moet 70.000 asielverzoeken nog doen. Die wachtrij is mede ontstaan, zegt de IND ook zelf, doordat het beoordelingskader openbaar is. Daar is in het verleden ook wel over gesproken. De criteria van het beoordelingskader zijn openbaar. Met andere woorden, asielzoekers, de mensen die hier asiel vragen, weten precies wat ze aan de IND moeten zeggen om een asielstatus te krijgen. Dat is een bekend fenomeen. De staatssecretaris is er ook mee bekend. Ik wil graag van de staatssecretaris weten wat hij gaat doen om te zorgen dat de IND asielverzoeken snel en slagvaardig kan beoordelen en vooral kan afwijzen, want we worden natuurlijk massaal in de maling genomen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Eén vraag van mevrouw Piri.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Ik moest een beetje lachen om die laatste zin: ze moeten beoordeeld en vooral ook afgewezen worden. Dan heb je natuurlijk geen beoordeling nodig. Maar ik heb een andere vraag. De IND heeft volgens mij ook heel veel andere punten aangegeven waardoor die wachtrij zo lang is. Vindt de heer Markuszower dan ook dat ook die punten serieus moeten worden gewogen door de staatssecretaris?

De heer Markuszower (PVV):

Mijn verzoek is een informatieverzoek, waarin de staatssecretaris uitgebreid ingaat op de problematiek bij de IND. Ik weet natuurlijk dat er andere wensen zijn, ook van de IND. Ze zullen vast en zeker allemaal wel meer geld willen en dat soort dingen, maar ik wil dat er voornamelijk wordt ingezoomd op dit probleem, want ik herhaal het: we worden in de maling genomen, die criteria zijn openbaar en iedereen weet precies wat men moet zeggen om door de mazen van onze criteria heen te sluipen en hier uiteindelijk een asielstatus te krijgen.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik constateer dat de heer Markuszower vindt dat er gevallen zijn waarin het verhaal wel klopt, en dat het gevolg daarvan is dat deze mensen wel mogen blijven. Is dat de conclusie die ik in uw verhaal kan horen? Zegt u: zorg dat je duidelijker kan filteren op wie een onzinverhaal vertelt? Daarin kan ik voor een groot deel met u meegaan. Is de gevolgtrekking ook dat mensen die dat niet doen, gewoon de waarheid spreken en vluchtten? Ik heb het in mijn motie gehad over mensen die uit Iran vluchten. We weten dat daar vervolging speelt. Mogen zij volgens de PVV wel blijven?

De heer Markuszower (PVV):

Kijk, dit is een tweeminutendebat. Het is de bedoeling dat we naar aanleiding van het oorspronkelijke debat kort nog wat vragen uitzetten of wat moties indienen. Dat heb ik gedaan. De lijn van de PVV is natuurlijk bekend; er is bekend wat we willen. Ik ontken niet dat er mensen in de wereld op de vlucht zijn voor oorlog en geweld. Maar de PVV heeft natuurlijk al sinds jaar en dag vastgesteld dat Nederland nu prop- en propvol is. De vraag is wat we nog meer aankunnen als land. Wij hebben de conclusie getrokken dat Nederland even niks meer aankan, maar dat is een discussie die we in andere debatten uitvoeriger met elkaar kunnen voeren. In een tweeminutendebat is dat een beetje lastig.

De heer Brekelmans (VVD):

Even een korte opmerking. Ik snap de onderliggende vraag van de heer Markuszower. We hebben eerder een motie ingediend die vroeg om de werkinstructies niet meer openbaar te maken en te bekijken hoe ook het landenbeleid niet meer openbaar kan worden gemaakt. Het kabinet heeft daar nog niet op gereageerd, maar kan ik dit verzoek ook als zodanig lezen dat er snel een uitwerking van die motie moet komen?

De heer Markuszower (PVV):

Ja, zeker. Ik refereerde in mijn korte tekst ook aan eerdere debatten. Het was netjes geweest als ik uw motie daarbij had aangehaald, maar die had ik zo snel even niet paraat. Ik herinner me dat dit onderwerp, deze problematiek eerder behandeld is, maar dat er nog geen reactie is. Dus graag vraag ik via de voorzitter op aanraden van de heer Brekelmans om specifiek de problematiek die in deze motie besproken is mee te nemen, en de Kamer daarover uitvoerig te informeren.

De voorzitter:

Prima. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Veldkamp van Nieuw Sociaal Contract.

De heer Veldkamp (NSC):

Dank u, voorzitter. In het commissiedebat van enkele weken geleden hebben we het onder andere gehad over de voortdurend hoge instroom aan asielzoekers, die ook NSC zorgen baart, inclusief alle gevolgen ervan. Die zien we bijvoorbeeld op het gebied van het inhuren van hotels — de leden Keijzer en Van Nispen hadden het daar vanavond ook al over — à raison van 4,2 miljoen euro per week. Maar denk ook aan alle andere lasten die bij de belastingbetaler en de samenleving terechtkomen.

We hebben het ook gehad over de sterk gestegen instroom van alleenreizende minderjarigen. Ik blijf me zorgen maken over de criminele smokkelnetwerken die daarbij een rol spelen.

We hebben het ook gehad over derdelanders die uit Oekraïne zijn gekomen, maar zelf geen Oekraïners zijn. De heer Brekelmans sprak daar vanavond ook over.

Ik heb in het commissiedebat ook aandacht gevraagd voor de incidenten waaronder lhbt- en dergelijke asielzoekers te lijden hebben van andere asielzoekers in de opvang: intimidatie, geweld, afpakken mobiele telefoons, afpersing en dergelijke. Die zorgen blijven staan. Ik breng die hierbij nog eens onder de aandacht.

Voorzitter, ik heb geen eigen moties vanavond. Ik heb meegetekend met de motie van de heer Ceder rond de vervolging van christenen in Iran. De beschamende mensenrechtensituatie in Iran heeft de aandacht van de NSC-fractie, alsook de serieuze problemen rond de positie van christenen in Iran en de regio.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Tot zover de termijn van de Kamer. Ik schors voor enkele minuten, waarna we gaan luisteren naar de staatssecretaris.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van der Burg:

Voorzitter. Ik begin met de twee vragen die zijn gesteld, door de heer Brekelmans en mevrouw Podt, en dan ga ik verder met de moties.

Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij zich met omliggende landen gaat inzetten voor een gezamenlijke aanpak van overlastgevende asielzoekers? Ja, dat zeg ik bij dezen graag toe. U weet dat we met de pilot procesoptimalisatie in Ter Apel goede resultaten hebben bereikt. Daar wordt ook al gebruikgemaakt van de strafrechtelijke informatie die wij van andere landen krijgen. Dus ik ga daar graag verder mee aan de slag.

Dan de vraag van mevrouw Podt; die ben ik even kwijt. Deze vraag over SEO ligt formeel bij de minister van Sociale Zaken. Ik zal dit met haar opnemen en dan met een reactie komen.

Dan kom ik bij de moties, te beginnen met de motie-Eerdmans op stuk nr. 3216. U kent de inzet van het kabinet als het gaat om instroombeperkende maatregelen. Die zitten onder andere opgesloten in de EU-papers die we hebben neergelegd bij de Europese Commissie. Hier is ook al door mevrouw Keijzer naar verwezen. Die zitten bij de gemaakte afspraken in het pact. Verder vind ik een nieuw pakket aan maatregelen niet passen bij een demissionair kabinet, dat, als ik de onderhandelaars goed begrepen heb, zelfs al binnen een maand of twee vervangen gaat worden door een nieuw kabinet. Binnen acht weken was men tenslotte klaar, heb ik vorige week in het debat mogen beluisteren. Dus deze motie ontraad ik.

Voorzitter. Ik ontraad ook de motie-Eerdmans op stuk nr. 3217. Er is op geen enkele wijze sprake van dat het kabinet ook maar enigszins plannen heeft om het ruimtelijkeordeningsinstrument in te zetten. Dat heeft het kabinet ook geen enkele keer gedaan in de afgelopen twee jaar dat ik staatssecretaris van Justitie mocht zijn.

De motie-Eerdmans op stuk nr. 3218 is een spreekt-uitmotie, dus daar komt van het kabinet geen appreciatie op.

Dan gaan we naar de motie-Keijzer op stuk nr. 3219. Die motie ontraad ik. Er zitten enkele percepties in die niet kloppen. De eerste is dat de staatssecretaris zou hebben besloten om statushouders te plaatsen in het Van der Valk-hotel. Dat besluit de staatssecretaris niet. Dat is iets wat het COA heeft gedaan. Dat is niet een besluit van mij. Dat is één.

Twee: in de brief van 1 maart, waaraan gerefereerd wordt, schrijf ik heel nadrukkelijk dat we allereerst proberen om asielzoekers zo snel mogelijk om te zetten naar statushouders en dat je inderdaad toestemming van burgemeesters nodig hebt om asielzoekers te huisvesten in een hotel. Dat was niet het geval in Akersloot, want daar betrof het statushouders.

Mevrouw Keijzer verwijst, zo zeg ik voordat ze naar de interruptiemicrofoon loopt, naar het begrip "vreemdelingen", dat twee keer in de brief voorkomt. Maar vreemdelingen — en dat is ook gemeld aan mevrouw Keijzer — zijn mensen die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten en niet op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander moeten worden behandeld. Statushouders mogen in Nederland gewoon vrij in hotels worden gehuisvest. Daar is geen toestemming van de burgemeester voor nodig. In het kader van andere zaken, zoals stemrecht, is een statushouder nog steeds een vreemdeling. Maar een statushouder kan gewoon in een hotel ondergebracht worden. Dat heb ik na 1 maart ook letterlijk in het debat gezegd. Ik heb toen letterlijk het voorbeeld van een hotel gegeven. Als de heer Brekelmans en ik vanavond samen naar een hotel willen gaan, zo zei ik letterlijk in het commissiedebat, dan kunnen wij daar hotelkamers voor boeken, maar dat kan ook als wij met statushouders naar een hotel gaan.

De voorzitter:

Mevrouw Keijzer, één vraag.

Mevrouw Keijzer (BBB):

Creatief is de staatssecretaris zeker. Ik zal in de tweede overweging het woord "staatssecretaris" vervangen door het woord "COA". Maar gaat de staatssecretaris hier nu echt vertellen dat hij met ingang van eigenlijk altijd … Want hij vindt het prima om hier nu een woordenspelletje te spelen en te doen alsof in die brief staat "het plaatsen van vreemdelingen in hotels doe ik alleen met instemming van de burgemeester". Daarvan zegt hij nu: hahaha, daar vallen statushouders niet onder. Gaat hij dat nu echt vertellen? Volgens mij ondermijnt de staatssecretaris hiermee de goodwill die hij bij heel veel gemeentebesturen heeft.

Staatssecretaris Van der Burg:

Een paar dingen. De enige reden waarom wij statushouders op dit moment huisvesten, tijdelijk onderbrengen, in hotels is dat de gemeentes in Nederland inmiddels een achterstand hebben van meer dan 8.000 statushouders die zij conform de wet moeten huisvesten. Ik hoor Kamerleden hier continu zeggen dat iedereen zich aan de wet moet houden. Het is artikel 28 van de Huisvestingswet, zeg ik voor mevrouw Keijzer. Gemeentes hebben daarin een achterstand opgebouwd. Dat is één.

Twee. Ik hoor nagenoeg iedereen in deze Kamer — in ieder geval BBB — zeggen, in alle debatten, dat wij ons hebben te houden aan verdragen en dat ook het nieuwe kabinet zich zal houden aan verdragen. Het is een verdragsverplichting om asielzoekers te huisvesten en niemand op straat te laten slapen. Dat is een verdragsverplichting, die ook nog eens is bevestigd door de Raad van State. Ook deze Kamer vindt dat we ons moeten houden aan uitspraken van de rechter.

Het is mijn taak om ervoor te zorgen dat we voldoende plekken hebben, ook op het moment dat gemeentes, om begrijpelijke redenen, soms een achterstand hebben in het huisvesten van statushouders. Op het moment dat er geen statushouders worden gehuisvest in hotels, slapen er dus mensen buiten op straat, wat in strijd is met de wet en verdragen.

En nee, voorzitter, ik breng dit niet nu in tijdens dit debat. Ik heb dit ingebracht tijdens de commissievergadering waarbij mevrouw Keijzer aanwezig was en waaraan mevrouw Keijzer ook heeft deelgenomen, dus dit komt voor mevrouw Keijzer totaal niet als een verrassing. Los daarvan: het COA, mevrouw Keijzer, Philips, het Rode Kruis en iedere andere persoon of rechtspersoon in Nederland mag hotelkamers boeken voor mensen die rechtmatig in Nederland zijn, zoals mevrouw Keijzer en ik en statushouders.

Mevrouw Keijzer (BBB):

Heerlijk, deze passie. Zo kennen we deze staatssecretaris. Maar dat was mijn punt niet. Mijn punt was: gaat hij echt op deze weg voort, zonder dat hij afstemt met het lokale gezag? Dat was mijn punt vandaag.

Staatssecretaris Van der Burg:

Ik moet afstemmen met het lokale gezag als het gaat om asielzoekers, omdat asielzoekers niet tegen de wens van een gemeente kunnen worden gehuisvest, daar dat op dit moment op vrijwillige basis gebeurt. Als het gaat om statushouders kan eenieder, van de voorzitter tot de staatssecretaris, van mevrouw Keijzer tot het COA of van meneer Ceder tot het Rode Kruis, besluiten om hotelkamers te huren voor medewerkers van Philips, voor medewerkers van de BBB-fractie of voor statushouders. Daar is in geen van de gevallen toestemming van gemeenteraad, college, burgemeester, staatssecretaris of deze Tweede Kamer voor nodig, conform de wet- en regelgeving vastgesteld door deze Kamer.

De heer Eerdmans (JA21):

Als de staatssecretaris volhoudt dat, zoals in Tubbergen en het door mij genoemde Albergen, waar een totale gemeente, een dorp, buitenspel wordt gezet door het COA, dat overnacht een hotel koopt en daar asielzoekers in plaatst … Als we dat spelletje door blijven … Ik ben het geheel met mevrouw Keijzer eens. Daar hebben we het al over gehad in de commissie. Ik zal daar geen vragen over stellen, maar dat is de motie op stuk nr. 3217. Onder de dreiging van dat instrumentarium is dat gewoon gebeurd en is het hele lokale gezag buitenspel gezet.

Mijn vraag gaat over de motie op stuk nr. 3216. Als die motie wordt aangenomen, gaat de staatssecretaris die dan uitvoeren?

Staatssecretaris Van der Burg:

Op het moment dat een motie wordt aangenomen die ontraden is, holt meestal een Tweede Kamerlid naar de interruptiemicrofoon en vraagt dan aan de Voorzitter om binnen soms twee dagen, soms drie weken daarover een brief te krijgen van het kabinet. Ik vermoed dat dat ook in dit geval zal gebeuren. Dan krijgt u binnen de x-tijd die door u gevraagd is, een brief van het kabinet.

De voorzitter:

Maar dat was de vraag niet. Gaat u 'm uitvoeren?

Staatssecretaris Van der Burg:

Voorzitter, dat is vooruitlopend op de stemming en het daaropvolgende proces. Dat gaan we dan bekijken. U heeft in ieder geval mijn advies gehoord.

De heer Brekelmans (VVD):

Ik heb nog een vraag over de motie op stuk nr. 3219. Ik hoor de staatssecretaris in antwoord op mevrouw Keijzer zeggen dat waar hier "vreemdelingen" staat, je eigenlijk "asielzoekers" moet lezen als het gaat om de opvang in hotels. Als mevrouw Keijzer het woord "staatssecretaris" vervangt door "COA" en ik lees het dictum, dan komt dat overeen met wat de staatssecretaris doet. In het geval van asielzoekers plaatst hij namelijk vreemdelingen, dus asielzoekers, niet in hotels zonder instemming. Daarom is mijn vraag waarom deze motie geen oordeel Kamer krijgt. Als ik in plaats van het woord "vreemdelingen" het woord "asielzoekers" lees, klopt het volgens mij precies met wat de staatssecretaris doet.

Staatssecretaris Van der Burg:

Dat komt omdat mevrouw Keijzer wel degelijk ook statushouders bedoelt, want ze verwijst hiermee naar de casuïstiek rondom Akersloot, waar het om statushouders ging. Zodra mevrouw Keijzer zegt "in overleg te treden" en niet anders dan na toestemming van de burgemeester dan wel het college, als het gaat om asielzoekers, krijgt de motie meteen oordeel Kamer. Maar ik heb mevrouw Keijzer zo begrepen dat ze dat niet bedoelt.

Mevrouw Keijzer (BBB):

En dat is correct.

De voorzitter:

De volgende motie.

Staatssecretaris Van der Burg:

Dat is de motie op stuk nr. 3220. Die wilde ik oordeel Kamer geven.

Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 3221. Die wilde ik oordeel Kamer geven.

De motie op stuk nr. 3222 wilde ik oordeel Kamer geven.

Dan komen we bij de motie op stuk nr. 3223. Dat is de motie-Van Nispen. We hebben de spreidingswet aangenomen, waarbij ook een motie van de SP is aangenomen om ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met sociaal-economische factoren. Nu ligt het verder bij gemeentes om in overleg aan de provinciale regietafel met elkaar tot afstemming te komen om dat per gemeente te doen. Dan is het aan het lokale bestuur — zo hebben we het in de spreidingswet ook vastgelegd — om vervolgens te bepalen waar men het in de gemeente doet. Ik vind het niet de taak van het kabinet om nu tegen gemeentes te zeggen: u moet het binnen uw gemeente ook nog in een bepaalde wijk doen. Vandaar dat ik de motie ontraad.

De heer Van Nispen (SP):

Maar wat vindt de staatssecretaris? Vindt de staatssecretaris het net als ik opvallend dat de constatering toch wel is dat heel vaak dezelfde typen wijken worden uitgezocht door gemeentes omdat dat makkelijker is? Daar zijn altijd allerlei redenen voor. Daar is het soms ook net wat makkelijker en iets goedkoper om panden te verwerven, waardoor juist de wat rijkere wijken eigenlijk altijd ontzien worden wat dat betreft. Is dat nou verstandig, ook voor het lokale draagvlak?

Staatssecretaris Van der Burg:

Ik geloof niet dat de prijs van de panden bij gemeentes een rol speelt. Die betalen gemeentes namelijk helemaal niet. Dat zijn de kosten die het COA maakt, en via het COA het Rijk. Als gemeenten het zelf doen, krijgen ze ook de kosten vergoed door het Rijk. Kosten zullen bij gemeentes dus niet meespelen. Het is wel zo dat je in wat ik maar eventjes noem achterstandswijken vaak eerder vastgoed hebt dat ingezet kan worden, omdat er bijvoorbeeld leegstaande kantoorpanden zijn. U weet dat ik in mijn vrije tijd inwoner ben van Amsterdam. Daar zie ik inderdaad dat het in Nieuw-West en in Zuidoost, wijken die niet bovenaan staan op de sociaal-economische ladder, makkelijker is om opvang te realiseren. Ik ben ook heel blij dat er in Amsterdam nu gekozen wordt voor de Houthavens, dat toch echt wel een semi-elitewijk is. Ik hoop ook dat er snel in het centrum een aantal plekken bij komen en ik vind dat dit in z'n algemeenheid moet gebeuren.

We hebben ook goede voorbeelden. Een van de topvijfgemeentes in Nederland als het gaat om opvang van asielzoekers is Wassenaar, dat het zeer goed doet en echt in de top vijf zit. Ik ben blij dat we het binnenkort onder leiding van mijn voorgangster, die nu burgemeester is van Bloemendaal, in Bloemendaal ook doen. Want natuurlijk ben ik het met de heer Van Nispen eens: ook wat dat betreft moeten de breedste schouders de zwaarste lasten dragen.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 3224.

Staatssecretaris Van der Burg:

De motie op stuk nr. 3224, die ik per ongeluk al doorgesluisd had, gaat over kleinschalige opvang. Daarvoor geldt dat ik die wil ontraden, omdat we dit nu in de spreidingswet helemaal goed geregeld hebben. Het is nu echt aan de provinciale regietafels om hierin keuzes te maken. Men kán kiezen voor kleinschalig. Dat wordt volledig vergoed en gefaciliteerd. Ik vind niet dat wij daar als kabinet nu nog verder in zouden moeten treden.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Ik neem het even op voor de SP.

Staatssecretaris Van der Burg:

O jee.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Ja, altijd gevaarlijk. Ik vermoed dat de staatssecretaris er tegen de tijd dat de spreidingswet uitgevoerd wordt waarschijnlijk niet meer zit. Ik lees de motie dus niet in relatie tot de spreidingswet. Deze staatssecretaris heeft nú een enorme behoefte aan opvang. Nog steeds horen wij te vaak van gemeenten dat het COA toch vooral aandringt op grootschaligheid. Er wordt in deze motie volgens mij niet gerefereerd aan de spreidingswet. Volgens mij is er een heel breed draagvlak hier in de Kamer dat al lang aandringt op kleinschalige opvang. Moedig dat aan. Dat staat er.

Staatssecretaris Van der Burg:

Zolang ik hier zit, blijf ik dat aanmoedigen ook gewoon doen. Ik heb net tegen mevrouw Keijzer gezegd dat ik verwacht dat ik binnen twee maanden vervangen word door een nieuw kabinet, althans niet ik, maar het kabinet vervangen wordt door een nieuw kabinet. In die twee maanden zal ik het blijven aanmoedigen. Dan pakken we even het dictum erbij. "verzoekt het kabinet om zich aan het beleid te houden …" Nee, dat is de verkeerde motie. Dat was de motie-Keijzer op stuk nr. 3219. Dat was toch echt iets anders.

Mevrouw Keijzer (BBB):

Dat was een goede motie.

Staatssecretaris Van der Burg:

Nee, mevrouw Keijzer, u moet me niet uitdagen.

"verzoekt de regering meer werk te maken van en actief in te zetten op …" Ja, dat doe ik al. Dus daar verandert verder niks aan. Maar dan staat er in het volgende zinnetje: "… en met voorstellen te komen hoe dit voor elkaar kan worden gekregen" Dat heb ik gedaan middels de spreidingswet. Dus het spijt me, mevrouw Piri. Dank voor de verdediging, maar ik blijf bij een negatief oordeel vanwege dat laatste deel van het dictum.

Voorzitter. Ik wil met uw welnemen naar de motie op stuk nr. 3225 toe gaan. Dat is ook een motie van de heer Van Nispen. Ook voor die motie kom ik tot ontrading. En waarom? De meeste panden waarin het COA of de gemeentes opvang verzorgen, of het nu gaat om Oekraïners of asielzoekers, zijn panden in eigendom van particuliere eigenaren. Daar is ook niks mis mee. Het lijkt mij geen goede zaak als al die panden in eigendom komen van de lokale overheid dan wel de rijksoverheid. Het is prima als panden gehuurd worden van derden. Ik ben het dus al niet eens met de perceptie dat het niet goed is dat mensen of in dit geval organisaties hun panden verhuren of dat wij ze niet bij hen zouden moeten huren. En ja, dan worden er ook tarieven geheven die daarbij passen. De beste manier om geen gebruik meer te maken van hotels en vakantieparken, is voldoen aan de spreidingswet en de capaciteitsopgave die daarin zit. Want dan hoeven we geen hotels, geen vakantieparken en zelfs geen ferry's meer te huren. Dat is één.

Twee. Het in kaart brengen hoeveel geld dat bestemd is voor de opvang terechtkomt bij commerciële partijen suggereert dat het geld niet besteed wordt aan opvang. De kritiek van dat deel van de Kamer is nou juist dat we te veel geld uitgeven aan opvang. Het geld komt terecht bij de opvang, want met dat geld regelen we namelijk opvang bij commerciële partijen. Daarom ontraad ik de motie op stuk nr. 3225.

Voorzitter. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 3226. Die geef ik oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 3227 van Van Baarle en Piri. Ik snap wat daar staat en ik zie met u dezelfde beelden. U kent het kabinetsstandpunt aangaande de oorlog die daar op dit moment plaatsvindt. Er moet zo snel mogelijk een staakt-het-vuren komen. Wij stellen dit soort moratoria in op het moment dat sprake is van een oorlogssituatie waarin sprake is van onduidelijkheid. Dat hebben we vorig jaar gedaan bij Sudan. Dat hebben we gedaan bij Afghanistan toen de taliban oprukten. En dat hebben we nu gedaan als het gaat om Gaza.

Op dit moment is de situatie nog niet zodanig dat wij in een individuele zaak een beoordeling kunnen maken met contra-indicaties en uitsluitingen, omdat onze huidige informatievoorziening daarvoor niet goed genoeg is. Vandaar dat ik op dit moment de motie ontraad. Zodra het kan, moeten we het zeker doen, maar dan moeten we het — ik kom daar straks nog op in het kader van de christenen-in-Iran-motie van de heer Ceder — zo min mogelijk in het politieke trekken. Dit moet gebeuren op basis van objectieve criteria, zowel voor Sudan en Afghanistan, zoals in het verleden, als voor Gaza, waar het nu om gaat. Hierin moeten we politiek geen rol laten spelen. Het is simpelweg: wanneer het kan, moeten we het doen. Daarom ontraad ik de motie op dit moment.

De heer Van Baarle (DENK):

De vraag die ik aan de staatssecretaris zou willen stellen, is tweeledig. Eén. Wat is er op dit moment onduidelijk aan de situatie in Gaza? Kijk naar de humanitaire situatie. Het lijkt mij volstrekt duidelijk wat zich daar afspeelt en hoe dat in strijd is met de overtuiging om mensen te kunnen vragen om terug te keren of om te blijven.

Twee. Denemarken, dat in deze Kamer niet bekendstaat om het meest royale asielbeleid, heeft de afweging gemaakt om nu wel per direct die verzoeken te behandelen. Waarom wijkt de staatssecretaris, de Nederlandse regering, daarvan af? En wat is er onduidelijk?

Staatssecretaris Van der Burg:

Dat laatste argument vind ik altijd een ingewikkeld argument. De ene keer moeten we doen wat ze in Denemarken doen, de andere keer niet. De ene keer moeten we doen wat ze in België doen, de andere keer niet. Je moet vooral kijken hoe je er zelf in zit. Dit is een te gevoelig onderwerp om politiek op te bedrijven. Ik beschuldig DENK niet van cherrypicking, maar ik wil in dit geval niet zeggen: in Denemarken doen ze het, dus dan moeten we het hier ook doen. Je moet echt kijken hoe het hier zit.

Nee, er zullen nu geen mensen teruggestuurd worden naar Gaza, nog even los van de vraag of dat technisch mogelijk is. Maar wij moeten wel beoordelen of er contra-indicaties zijn om mensen hier een verblijfsstatus te geven. Dat kan bijvoorbeeld zijn omdat mensen de machthebbers in Gaza aanhangen maar wel weggegaan zijn omdat daar sprake is van een oorlogssituatie. Dan kun je nog zo pro-Hamas zijn, maar die raketten treffen jou ook. We moeten dus gewoon duidelijkheid hebben met betrekking tot die informatie. Dan gaan wij erover oordelen. Nogmaals, dan moet het — dat zeg ik in alle bestuurlijkheid en apolitiekheid tegen u — voor ons niet uitmaken of wij veel of weinig beelden op televisie zien, of ons wel of niet verbonden voelen met een bepaald land, een bepaalde regio of een bepaald gebied. Dat moet niet uitmaken als het gaat om Sudan, Afghanistan of Gaza. In alle gevallen moeten wij het opheffen van een moratorium, of het instellen van een moratorium, op dezelfde merites beoordelen.

Mevrouw Podt (D66):

Natuurlijk, zou ik bijna zeggen, moeten we mensen gelijk behandelen en moeten we ons niet baseren op wat we op televisie zien. Tegelijkertijd zegt het kabinet zelf dat UNRWA, die verantwoordelijk is voor de vluchtelingen in dit gebied, zijn rol niet meer kan vervullen en dat voorlopig ook niet zal kunnen. Wat hebben we dan nog nodig als je zegt: in deze omstandigheden kan de organisatie die het mandaat heeft, het eigenlijk niet meer doen? Ik snap gewoon niet waar we dan nog naar zoeken in de bevestiging van de beoordeling van mensen die hierheen komen. Dat begrijp ik niet.

Staatssecretaris Van der Burg:

Ik betwist niet wat mevrouw Podt zegt met betrekking tot UNRWA. Op dit moment is de situatie in Gaza buitengewoon schrijnend voor de mensen die daar wonen. Daarom stellen we een moratorium in. Dat betekent dus dat er niemand wordt teruggestuurd naar Gaza, want we beoordelen niet. Je hebt dus geen toewijzingen, maar in dit geval ook geen afwijzingen. Op het moment dat je zegt dat je gaat toewijzen, hoort daar automatisch bij dat je ook zou kunnen afwijzen. Het afwijzen doe je bijvoorbeeld op basis van contra-indicaties die er kunnen zijn. Zo zijn er mensen die in Gaza wonen en mogelijk naar Nederland zijn gekomen, die we geen status zouden geven op basis van hun dossier. Dat is nog steeds niet hetzelfde als terugsturen. Alleen is de situatie nu niet zodanig dat we die informatiepositie hebben. Dat is de reden.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Ik hoop dat de staatssecretaris het heeft over theorieën, of heeft hij aanwijzingen dat dat soort mensen in Nederland zijn?

Staatssecretaris Van der Burg:

Nee, uiteraard heb ik geen aanwijzingen dat die mensen hier zijn.

De voorzitter:

Prima. De volgende motie. Nee, mevrouw Piri, ik doe even één opmerking p.p.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Maar dit was naar aanleiding van de beantwoording. Mijn vraag is uiteindelijk de volgende. Tijdens het debat begreep ik van de staatssecretaris dat het moratorium in principe afloopt in juni. Ik begreep ook uit zijn beantwoording dat het kabinet het waarschijnlijk niet wil verlengen. Op het moment dat het voornemen er al ligt en we allemaal weten dat de situatie ook in juni, zelfs al komt er morgen een staakt-het-vuren, niet veel beter is en dat het helaas niet zeven dagen duurt voordat een asielaanvraag beoordeeld is, dan is zo'n motie vanuit de Kamer toch niet zo raar?

Staatssecretaris Van der Burg:

Nee, op dit punt zal ik sowieso niet spreken van "raar". Dat bewaar ik voor andere moties, want daarvoor is deze situatie te gevoelig. Ik heb in het commissiedebat ook tegen de heer Van Baarle gezegd dat zodra wij denken dat het kan, we het ook zullen doen. Alleen in deze motie wordt "nu" gezegd. Ik zeg: nu hebben we dat niet, maar ik ga niet tot 18 juni wachten met het nemen van het besluit, als ik denk dat het opgeheven kan worden.

De voorzitter:

Prima. De heer Van Baarle nog even.

De heer Van Baarle (DENK):

Wat mij betreft siert het de staatssecretaris dat hij het in dit debat probeert weg te houden bij de gevoeligheid en de politieke connotatie. Dat zal ik dan ook proberen te doen, maar ik tast nog wel in het duister. Wat zijn precies de redenen op grond waarvan de staatssecretaris zegt dat er sprake is van onduidelijkheid? Hij richt zich op het begrip "contra-indicatie". Ik zal dan ook zijn terminologie hanteren: mogelijke verbintenis met de machthebbers aldaar. Begrijp ik nou goed dat het standpunt van de regering op dit moment is: alleen al het mogelijke risico dat iemand een verbintenis heeft met een mogelijk machthebber daar? De staatssecretaris zegt dat hij geen aanleiding heeft om te denken dat dat nu speelt, maar je laat daarmee wel een hele groep langer in onzekerheid zitten. Dat zou ik onrechtvaardig vinden.

Staatssecretaris Van der Burg:

Nee. Dit speelt nu toevallig bij Gaza, maar het speelt natuurlijk bij ieder land in de wereld waarvan mensen asiel aanvragen in Nederland. Wij moeten dan kunnen zeggen dat die asielaanvrager terecht asiel aanvraagt of niet. We moeten dan ook kunnen zeggen: u loopt het risico om door de machthebber in een bepaald land vervolgd te worden, op basis van uw zijn, op basis van uw politieke mening et cetera. Dat doen we bij Sudan, bij Afghanistan. Wat betreft Afghanistan is het belangrijk om te weten of de persoon lid is van de taliban of niet. Wat betreft Gaza speelt Hamas bijvoorbeeld een rol, die ik als de feitelijke machthebber zie van het Gazagebied. Kortom, dat zijn zaken waarnaar je kijkt. We hebben laatst een discussie gehad in Nederland over Eritreeërs, omdat er op een gegeven moment een gevecht was in Den Haag tussen voor- en tegenstanders. Mensen die nu naar Nederland komen maar behoren tot de groep die de regering in Eritrea steunt, krijgen hier geen status. Mensen die contra de regering in Eritrea zijn, krijgen die wel. Dat is in het verleden nog weleens gewisseld, vandaar dat je hier nu voor- en tegenstanders hebt zitten. Maar dat wisselt dus wel in je beleid. Ik heb de toezegging aan de Kamer al gedaan, maar nogmaals, zodra de situatie duidelijk is, gaat het eraf.

De voorzitter:

Prima. De motie op stuk nr. 3228.

Staatssecretaris Van der Burg:

Oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3229.

Staatssecretaris Van der Burg:

Dat is een spreekt-uitmotie, dus daar heb ik geen publieke mening over.

De motie op stuk nr. 3230 krijgt wat mij betreft oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 3231 ga ik oordeel Kamer geven, maar ik zeg er wel meteen bij dat ik niet weet of ik het helemaal precies per project kan doen, zoals in de motie staat. Met dat gegeven krijgt de motie oordeel Kamer.

Dan ben ik nu de motie op stuk nr. 3232 kwijt, maar het is de "christenen in Iran"-motie.

De voorzitter:

Nee. O, jawel.

Staatssecretaris Van der Burg:

Voorzitter. Ik vind dat wij bij dit soort beleid, bij landenbeleid, zo min mogelijk politiek moeten bedrijven. Wanneer u als Kamer afwijkt van het landenbeleid zoals geformuleerd — dat zeg ik in dit geval ook specifiek tegen de indieners — neemt u daarmee een groot risico. Als een meerderheid van de Kamer immers op politieke gronden kan zeggen dat zij de ene kant op afwijkt van het landenbeleid zoals op basis van de ambtsberichten en de berichten van de ngo's is opgesteld, namelijk door te zeggen dat zij toch vinden dat een bepaalde groep extra bescherming nodig heeft, dan staat het een andere meerderheid van de Kamer vrij om te zeggen: wij vinden dat deze mensen terug kunnen naar het land van herkomst, los van het landenbeleid. Die discussie hebben we laatst nog in deze Kamer gevoerd, waarbij één partij zei: "ik zie dat bepaalde mensen mogelijk in de toekomst terug kunnen naar een bepaald land". Volgens mij moeten we dat zo neutraal mogelijk beoordelen, op basis van objectieve criteria in het landenbeleid en niet door middel van een motie vanuit de Kamer. Ik zou dus bijna zeggen: ik adviseer het Kamerlid om de motie in te trekken, omdat je hier principieel geen uitspraken over zou moeten willen doen. Anders ontraad ik 'm.

De voorzitter:

Eén vraag van meneer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):

De staatssecretaris geeft aan dat hier politiek bedreven wordt. Dat is juist niet zo. Wij hebben een ambtsbericht dat haaks staat op het landenbeleid. Daar hebben we ook een commissiedebat over gevoerd. De staatssecretaris heeft gewoon niet duidelijk kunnen maken waarom hiervan afgeweken wordt. Het gaat er niet om dat wij nu een speciale categorie uitsluiten. Het gaat nu toevallig om een groep christenen in Iran, maar het had ook om een andere groep kunnen gaan. Het ambtsbericht geeft aan dat er een verslechtering plaatsvindt. De conclusie in het landenbeleid is dat wij mede op grond daarvan voor een verzwaring van de bewijslastverdeling gaan. Is de staatssecretaris het met mij eens dat de conclusie in het landenbeleid niet overeenkomt met het ambtsbericht en dat dit daarmee geen politieke keuze is? De motie vraagt de staatssecretaris wel om het landenbeleid in dit opzicht te heroverwegen en zich aan te sluiten bij de feiten die in het ambtsbericht getoond worden.

Staatssecretaris Van der Burg:

Enerzijds zit ik daar anders in dan de heer Ceder. Anderzijds is het zo dat de individuele beoordeling in het voorstel nog steeds blijft, omdat er nog steeds sprake is van een individuele inwilliging of afwijzing. Dus op het moment dat iemand inderdaad op basis van haar of zijn christen-zijn het risico loopt op vervolging, dan krijgt zij of hij nog steeds gewoon een status in Nederland. We zeggen alleen dat we het wel op individuele basis gaan beoordelen, omdat we ook zien dat christenen niet als een generieke groep moeten worden gehonoreerd. Ik heb ook in het commissiedebat gezegd dat dat aansluit bij de wil van wat ik maar even het linkerdeel van de Kamer noem, dat zei: "doe meer aan maatwerk". Tegelijk sluit het ook aan bij het rechterdeel van de Kamer, dat zei: "doe niet aan collectieve toekenning". De individuele basis van de beoordeling wordt hiermee versterkt.

De voorzitter:

Prima. De motie op stuk nr. 3233.

Staatssecretaris Van der Burg:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 3233. Het zal u niet helemaal verbazen: die …

De voorzitter:

Oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van der Burg:

Haha!

De voorzitter:

O, ik zit er weer naast!

Staatssecretaris Van der Burg:

Ja, voorzitter! U zit er dan waarschijnlijk ook bij de motie op stuk nr. 3234 naast. Ik ontraad namelijk beide moties. Ten eerste is het niet aan het kabinet en ten tweede is het kabinet een groot voorstander van het Verdrag van Schengen, dat enorm veel voordelen oplevert. Het Vluchtelingenverdrag opzeggen is echt aan het nieuwe kabinet, als het nieuwe kabinet dat zou willen.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dat begrijp ik. Ik heb ook nog Kamervragen ingediend om de voor- en nadelen van het opzeggen van het Vluchtelingenverdrag eens op een rijtje te zetten. Die zijn al van bijna drie weken geleden. Kan ik de beantwoording daarvan binnenkort verwachten?

Staatssecretaris Van der Burg:

Ja.

De voorzitter:

Heel goed. Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag stemmen wij over de moties. Dank aan de staatssecretaris. Ik schors tot 20.15 uur.

De vergadering wordt van 19.50 uur tot 20.18 uur geschorst.

Naar boven