4 Seksueel geweld en kindermisbruik

Seksueel geweld en kindermisbruik

Aan de orde is het tweeminutendebat Seksueel geweld en kindermisbruik (CD d.d. 06/03).

De voorzitter:

Ik hervat de vergadering van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van woensdag 13 maart met het tweeminutendebat Seksueel geweld en kindermisbruik. De Kamer heeft daar vorige week een commissiedebat over gevoerd. Mevrouw Synhaeve van D66 heeft gevraagd om een tweeminutendebat. Er zijn tien deelnemers van de Kamer. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Synhaeve van de D66-fractie.

Mevrouw Synhaeve (D66):

Dank u wel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat acute slachtoffers van seksueel geweld bij de Belgische Zorgcentra na Seksueel Geweld aanzienlijk vaker aangifte doen, vaker medische zorg ontvangen en vaker forensisch onderzoek zijn ondergaan dan in de Nederlandse Centra Seksueel Geweld;

overwegende dat dit mogelijk te verklaren is door de beschikbaarheid van 24 uur per dag geopende fysieke centra in België, met inloopmogelijkheden, verhoorkamers voor de politie en consultatieruimtes voor psychologen, waar ter plaatse forensisch en medisch onderzoek wordt uitgevoerd;

overwegende dat dit jaar het CSG Amsterdam-Amstelland een fysiek inloophuis zal openen en dat er binnenkort een fysiek inlooppunt opent in Rotterdam voor slachtoffers van seksueel en huiselijk geweld en kindermishandeling;

overwegende dat er reeds een traject loopt waarin het kabinet met alle betrokken hulporganisaties verkent hoe zorg aan slachtoffers van seksueel geweld het meest laagdrempelig kan worden aangeboden, waarvan de uitkomst in het najaar met de Kamer wordt gedeeld;

verzoekt de regering binnen dit traject de mogelijkheden te verkennen van fysieke centra voor seksueel geweld in Nederland naar voorbeeld van België, en daarbij naast de inloopmogelijkheid ook de andere verschillen met België mee te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Synhaeve.

Zij krijgt nr. 99 (34843).

Mevrouw Synhaeve (D66):

Voorzitter. Verder heb ik in het debat aandacht gevraagd voor seksueel geweld in de jeugdzorg. Dit is extra urgent geworden na het rapport over misstanden in de gesloten jeugdzorg, dat gisteren is verschenen. Bij het plenaire debat over dit rapport zal mijn partij dit punt opnieuw agenderen en met voorstellen komen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Synhaeve. Ik had nog nagelaten om de minister van Justitie en Veiligheid welkom te heten. Welkom, minister Yeşilgöz. Meneer Van Nispen van de SP-fractie krijgt nu het woord.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Mevrouw Uitermark zal zo mede namens mij een belangrijke motie indienen over het expertisecentrum voor georganiseerd en gewelddadig misbruik van kinderen. Dit alles, met het hele rapport van de commissie-Hendriks, kwam aan het rollen door onderzoeksjournalistiek, door Huub Jaspers en Sanne Terlingen van Argos. Zij verdienen een heel groot compliment. Maar inmiddels zijn hun onderzoek en het hele dossier verwijderd, geschrapt, weggegooid door de VPRO. De Vereniging van Onderzoeksjournalisten neemt het nu voor hen op, en terecht. In een open brief schrijven zij dat het verwijderen van publicaties ingaat tegen de codes die kwaliteitsmedia hanteren. Je onttrekt berichtgeving niet aan het publieke en maatschappelijke debat; als een boek wordt misbruikt voor complottheorieën, dan bestrijd je dat misbruik en die complottheorieën, maar dan gooi je dat boek niet op de brandstapel, zo schrijven zij. Ik wil onderzoeksjournalisten Huub en Sanne vanaf hier een hart onder de riem steken en ik wil de minister vragen hier kort op te reageren.

Dan de misstanden binnen de gemeenschap van Jehova's getuigen. Vanaf vandaag is de documentaire Jehova, van God los te zien. Het is heftig en indrukwekkend en het maakt duidelijk hoe slecht er met mensen wordt omgegaan binnen de gemeenschap van Jehova's getuigen. Dat moet stoppen. Vrijheid van godsdienst betekent niet dat je je aan de wet kunt onttrekken. We moeten er zijn voor de slachtoffers. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat binnen de gemeenschap van Jehova's getuigen misstanden plaatsvinden, zoals het intern afdoen van seksueel misbruik en het ontmoedigen hier aangifte van te doen en het sociaal doodverklaren van mensen die uit de gemeenschap van Jehova's getuigen stappen, met ernstige psychische gevolgen;

constaterende dat diverse onderzoeken in het verleden niet tot structurele veranderingen hebben geleid;

spreekt uit dat de wet geldt voor iedereen en dat een beroep op vrijheid van godsdienst of levensovertuiging niet met zich meebrengt dat er vrijheid is om seksueel misbruik onder het tapijt te vegen en intern af te doen en dat de vrijheid van godsdienst juist ook met zich meebrengt de vrijheid om niet langer te geloven of deel uit te maken van een geloofsgemeenschap;

verzoekt de regering te bezien wat er concreet gedaan kan worden voor slachtoffers van deze misstanden van misbruik en sociaal doodverklaren en met voorstellen naar de Kamer te komen;

verzoekt de regering voorts naar effectieve manieren te zoeken om deze praktijken binnen besloten gemeenschappen te stoppen om nieuwe slachtoffers te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.

Zij krijgt nr. 100 (34843).

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Nispen. Voordat u de katheder verlaat, heeft mevrouw Michon een vraag voor u.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

De motie is in lijn met de bijdrage van de heer Van Nispen. Ziet hij ook de samenhang met het meldpunt over sektes en gesloten gemeenschappen, waar wij samen zo voor hebben gestreden? In de ogen van mijn fractie zouden dergelijke religieuze gemeenschappen daar ook onder kunnen vallen.

De heer Van Nispen (SP):

Als het gaat om het tweede punt dat ik maakte over de gemeenschap van Jehova's getuigen: ja, absoluut. Ik denk dat het heel belangrijk is dat mensen een plek hebben waar ze terechtkunnen en waar de juiste expertise gebundeld is, zoals we dat vroeger zo mooi hadden met Sektesignaal. Dat meldpunt is zeer tegen de wens van, volgens mij, onze beide fracties wegbezuinigd, terwijl het om een heel klein bedrag ging met hele goede resultaten voor mensen. Dat is ontzettend zonde. Dat willen wij al heel lang terug hebben. Maar dat zou zeker ook een punt zijn waar deze mensen terechtkunnen. Zolang we dat niet hebben, moet ik mij wenden tot de minister om in het belang van die mensen met de motie aan de slag te gaan.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Nispen. Mevrouw Mutluer, het woord is aan u namens de fractie van GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik denk dat we allemaal onderschrijven dat we alles op alles moeten zetten om te voorkomen dat kinderen slachtoffer worden van seksueel geweld. En als dat niet kon worden voorkomen, moeten ze de nodige zorg ontvangen en moet de dader zo snel mogelijk worden vervolgd. Dat geldt ook voor georganiseerd en gewelddadig misbruik van minderjarigen, waarvan het bestaan volgens de commissie-Hendriks onomstotelijk vaststaat. Het is nu van belang om de aard en de omvang van het vreselijke feit nader te onderzoeken.

Ik moet zeggen dat ik erg blij ben dat de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld Tegen Kinderen dit wil gaan oppakken. Omdat die onafhankelijk opereert, weet ik dat ik geen motie moet gaan indienen. Ik heb wel een verzoek — ik weet dat ze meeluisteren — en hoop dat ze dat eventueel kunnen meenemen. Dat is het verzoek om bij aanvullend onderzoek niet alleen te kijken naar de aard en omvang, maar om ook de organisatie van deze vorm van georganiseerd misbruik en de positie van slachtoffers mee te nemen, zodat we daar als Kamer mee verder kunnen.

Ondertussen kunnen we natuurlijk niet wachten. Er moet adequate hulp zijn voor slachtoffers, nu en in de toekomst. Dat moet wat mij betreft onze prioriteit hebben. In dat licht wil ik zeker de motie van D66 over de fysieke centra zoals die in België bestaan, steunen. Ik heb zelf nog een andere motie over een onderzoek naar georganiseerd misbruik van kinderen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de commissie-Hendriks harde conclusies trekt over georganiseerd en gewelddadig misbruik van minderjarigen;

overwegende dat de gevolgen van dergelijk misbruik voor slachtoffers immens zijn;

van mening dat het een maatschappelijke plicht is om deze slachtoffers adequate hulpverlening te bieden;

verzoekt de regering om in lijn met de aanbevelingen van de commissie-Hendriks een wetenschappelijk onderzoek in te stellen naar de effectiviteit van de aanpak en behandeling van de psychosociale en fysieke gevolgen van georganiseerd en gewelddadig misbruik van minderjarigen, en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Mutluer.

Zij krijgt nr. 101 (34843).

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Wij zullen ook het voorstel van mevrouw Uitermark over een expertisecentrum voor minderjarige slachtoffers van georganiseerd en gewelddadig misbruik steunen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Mutluer. De heer Krul is aan het woord. Hij spreekt namens de CDA-fractie.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter. Ik zei het al in mijn inbreng in het commissiedebat: er zijn zelden onderwerpen die je als nieuw Kamerlid, als nieuwe portefeuillehouder oppakt die zo'n aangrijpend effect als seksueel geweld en kindermisbruik. De commissie-Hendriks heeft onomstotelijk vastgesteld dat dat op georganiseerde schaal gebeurt. Dat is nog steeds iets wat maar moeilijk bij je binnenkomt: op georganiseerde schaal worden kinderen misbruikt. Daar zit dus een organisatie achter. Dat is iets wat we als overheid ongelofelijk fel moeten bestrijden. We moeten alles op alles zetten om dat tegen te gaan en dat te voorkomen.

Dat begint toch bij de daders, want daders zijn geen slachtoffers. Maar als we ten aanzien van die daderproblematiek iets kunnen en kunnen voorkomen dat er mensen zijn die overgaan tot deze gruwelijke daden, hebben we dus ook gewoon minder slachtoffers. Daarover wil ik een motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat daders van seksueel geweld in bijna 90% van de gevallen minimaal één criminele ouder, broer, partner of zus hebben;

constaterende dat binnen die families vaak sprake is van een vicieuze cirkel van sociale problematiek in combinatie met criminaliteit en geweld;

constaterende dat de Tilburgse aanpak om criminaliteit die van generatie op generatie overgaat te doorbreken, zeer succesvol blijkt te zijn;

overwegende dat gemeentes waarin dezelfde problematiek als in Tilburg aan de orde is veel kunnen leren van de aanpak van de gemeente Tilburg;

verzoekt de regering om in kaart te brengen hoeveel gemeentes in Nederland de familieaanpak in Tilburg hebben overgenomen;

verzoekt de regering om gemeentes met dezelfde problematiek rondom criminele families die nog niet de aanpak van Tilburg hebben overgenomen, hierop sterk te wijzen en te onderzoeken of er gemeentes zijn die dit beleid wel willen uitvoeren maar waar dat om praktische redenen niet lukt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krul.

Zij krijgt nr. 102 (34843).

De heer Krul (CDA):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Krul. Meneer Eerdmans, het woord is aan u namens de fractie van JA21.

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb mij in het debat voornamelijk druk gemaakt over de gevolgen van sexting: het rondsturen van naaktfoto's en de dramatische gevolgen daarvan. Helaas gebeurt dat veel online. Dat heeft onze aandacht nog nodig. Daarom richten wij ons op Telegram, een veelgebruikte berichtenservice. Die wordt ook veel anoniem gebruikt en is zeer goed beveiligd. Het is een alternatief voor WhatsApp. In die chatgroepen gaan gigantisch veel naaktfoto's rond, met grote gevolgen.

Voorzitter, ik doe daarom de volgende oproep.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op berichtenplatform Telegram duizenden ongewenste naaktbeelden rondgaan;

constaterende dat dit varieert van wraakporno tot kinderporno;

constaterende dat Telegram niet meewerkt aan verzoeken van het ministerie om hier zelf op in te grijpen;

overwegende dat het OM wel degelijk instrumenten heeft om strafbare inhoud op Telegram te laten blokkeren;

constaterende dat dit in 2021 slechts één keer lukte;

roept de minister op om in haar reguliere overleg met het OM aan te dringen op meer inzet tegen deze strafbare zaken op Telegram,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 103 (34843).

De heer Eerdmans (JA21):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Eerdmans. Mevrouw Helder ziet af van haar termijn. Mevrouw Uitermark, dan is het woord aan u namens de fractie van Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw Uitermark (NSC):

Dank u wel, voorzitter. We hebben in het commissiedebat gesproken over de bevindingen van de commissie-Hendriks. Die gaan over georganiseerd gewelddadig seksueel misbruik van kinderen. Dat zijn hele ernstige strafzaken. In mijn carrière als strafrechter heb ik die zaken niet gezien. Dat strookt eigenlijk ook met de constatering dat ondanks dat deze zaken bestaan, daders niet of nauwelijks worden opgespoord, vervolgd of berecht. We vinden dat de inzet op de bestrijding hiervan echt versterking verdient. Om meer zicht te krijgen op dit soort zaken vinden we het belangrijk dat er een expertisecentrum wordt opgericht, waar zaken ook kunnen worden gemeld. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister in het commissiedebat op 6 maart de conclusie van de commissie-Hendriks heeft overgenomen dat georganiseerd en gewelddadig seksueel misbruik van kinderen in Nederland bestaat;

overwegende dat de opsporing en vervolging van de daders van dergelijke gruweldaden meer dient te worden versterkt en benaderd vanuit het perspectief van het georganiseerd verband waarin deze misdrijven plaatsvinden;

overwegende dat er meer expertise noodzakelijk is om het zicht op en de opsporing van deze bijzonder ernstige categorie van zedendelicten te verbeteren;

overwegende dat het instellen van een expertisecentrum/meldpunt van belang is, zodat vertrouwelijk melding kan worden gedaan en slachtoffers worden bijgestaan;

verzoekt de regering om te bevorderen dat een expertisecentrum georganiseerd en gewelddadig misbruik van kinderen wordt opgericht en dat de Stichting Misbruikt! en het Kenniscentrum Transgenerationeel Georganiseerd Geweld bij de vormgeving en de coördinatie daarvan worden betrokken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Uitermark, Mutluer, Van Nispen en Michon-Derkzen.

Zij krijgt nr. 104 (34843).

Dank u wel, mevrouw Uitermark. Dan geef ik het woord aan de heer Diederik van Dijk namens de fractie van de SGP.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil toch eventjes aanhalen dat er vandaag in heel veel kerken biddag wordt gehouden, waarbij wordt gebeden voor de overheid. Ik denk daarbij aan de woorden van een Engelse predikant die in de zeventiende eeuw een preek hield voor het Engelse parlement. Hij zei toen tegen de parlementariërs: "Als wij niet ophouden te bedelen, zal God niet ophouden te geven." Waarvan akte.

Voorzitter. Naar aanleiding van het commissiedebat wil ik graag twee moties indienen. De eerste gaat over de zogenaamde "first offenders".

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor slachtoffers van verkrachting of aanranding niet te verkroppen is dat daders wegkomen met een taakstraf omdat zij zogeheten "first offenders" zijn;

overwegende dat het taakstrafverbod bij zedendelicten het opleggen van een enkele taakstraf onmogelijk maakt, maar dit in de praktijk wordt omzeild door het opleggen van één dag gevangenisstraf met aftrek van voorarrest;

constaterende dat het Openbaar Ministerie op dit moment beziet of aanpassing van de strafvorderingsrichtlijn naar aanleiding van het wetsvoorstel Wet seksuele misdrijven nodig is;

verzoekt de regering om in gesprek met het OM te benadrukken de strafvorderingsrichtlijnen voor first offenders tegen het licht te houden en hierbij de kans op secundaire victimisatie expliciet mee te wegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Diederik van Dijk.

Zij krijgt nr. 105 (34843).

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Mijn tweede motie heeft betrekking op de porno-industrie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met de uitgevoerde verkenning bepaald niet uitgesloten is dat er binnen de porno-industrie geweld, verkrachting en seks met minderjarigen plaatsvindt;

overwegende dat er geen sprake is geweest van een diepgravende verkenning;

constaterende dat er in Frankrijk een grootschalig en breedgedragen offensief is gestart tegen misstanden in de porno-industrie naar aanleiding van een rapport waaruit blijkt dat bijna een derde van al het internetverkeer porno betreft en dat in zo'n 90% van de bestudeerde films geweld werd gebruikt;

verzoekt de regering om naar Frans voorbeeld, samen met politie en justitie, een grootschalig en breedgedragen offensief te starten tegen misstanden in de porno-industrie waarbij onderzoek gedaan wordt naar de omvang van de industrie, het gebruik van geweld, de impact op slachtoffers en de impact op jongeren, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Diederik van Dijk, Krul en Bikker.

Zij krijgt nr. 106 (34843).

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dijk. Dat brengt ons bij de laatste spreker van de zijde van de Kamer en dat is meneer Van Meijeren namens Forum voor Democratie.

De heer Van Meijeren (FVD):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Het leed dat slachtoffers van satanisch ritueel misbruik moeten ondergaan, is zo duister en zo gruwelijk dat alleen een zeer zorgvuldig samengestelde commissie, die aantoonbaar onafhankelijk en onbevooroordeeld haar werk kan doen, betrouwbaar onderzoek naar dit afschuwelijke fenomeen kan verrichten. Dit is zeker het geval omdat veel slachtoffers aangeven dat ook hooggeplaatsten bij deze netwerken betrokken zouden zijn. Het is op geen enkele manier te rechtvaardigen dat er in strijd met de expliciete wensen van slachtoffers en hun behandelaars werd gekozen voor een commissie, die onder de totale controle stond van het ministerie van Justitie en werd voorgezeten door de omstreden Jan Hendriks. Niet voor niets hebben alle belangengroepen uit het werkveld forse en uitvoerig onderbouwde kritiek geuit op de wijze waarop dit onderzoek is ingesteld en uitgevoerd. Wie de slachtoffers van dit misbruik een warm hart toedraagt, mag zich niet neerleggen bij deze onacceptabele gang van zaken. Het is nu onze plicht om koste wat kost te voorkomen dat dit dossier weer voor vele jaren in de doofpot verdwijnt. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het door de commissie-Hendriks verrichte onderzoek naar georganiseerd sadistisch misbruik niet voldoet aan de minimale eisen die daar redelijkerwijs aan gesteld mogen worden;

constaterende dat alle belangengroepen uit het werkveld forse kritiek hebben geuit op de wijze waarop dit onderzoek is ingesteld en uitgevoerd;

roept de regering op een second opinion te laten uitvoeren door een onafhankelijke commissie, met inachtneming van de namens de slachtoffers geschetste randvoorwaarden zoals uiteengezet in de aan de Kamer gezonden brandbrief,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meijeren.

Zij krijgt nr. 107 (34843).

Dank u wel, meneer Van Meijeren. Ik zie dat meneer Krul een interruptie heeft.

De heer Krul (CDA):

Ik zeg het maar gewoon zoals ik het voel. Er zit voor mijn gevoel zo veel onzin in de bijdrage van de heer Van Meijeren dat het moeilijk is om een goed punt wel te benoemen. Maar ik ga het toch doen. De heer Van Meijeren heeft een inbreng gehad in het commissiedebat en sindsdien hebben wij ook wat signalen ontvangen. Ik zou via hem — dan maar via hem — aan de minister willen vragen hoe we omgaan met slachtoffers die aangeven niet te hebben meegedaan aan het onderzoek, omdat ze de voorzitter van de commissie niet onpartijdig genoeg hebben geacht. Los van alle beschuldigingen die de heer Van Meijeren uit, en die op geen enkele manier aantoonbaar zijn, met betrekking tot het ministerie en dat soort zaken, is dit wel een punt dat een beetje ondergesneeuwd blijft in zijn betoog. Ik ben wel heel benieuwd naar de reflectie van de minister.

De voorzitter:

Maar u heeft dus eigenlijk geen vraag voor de heer Van Meijeren, als ik goed luister.

De heer Krul (CDA):

Nou ja, dan zou het een oproep zijn aan de heer Van Meijeren om misschien af en toe het goede punt gewoon even het goede punt te laten zijn en de rest achterwege te laten.

De voorzitter:

Heel kort.

De heer Van Meijeren (FVD):

Voorzitter, zou ik een persoonlijk feit mogen maken?

De voorzitter:

Een persoonlijk feit kan altijd, natuurlijk.

De heer Van Meijeren (FVD):

De heer Krul geeft aan dat ik onzin verspreid en beschuldigingen uit die niet waar zouden zijn. Zou hij dat kunnen toelichten?

De voorzitter:

Nee hoor, dat is geen persoonlijk feit. Dit is gewoon een debat.

De heer Van Meijeren (FVD):

Dit is een hoogstpersoonlijk feit, want ik word hier beschuldigd van iets wat niet juist is.

De voorzitter:

Meneer Van Meijeren, dit is gewoon een debat. Meneer Krul.

De heer Krul (CDA):

Uit het onderzoek blijkt dat het in stand houden van complottheorieën die op geen enkele manier te bewijzen zijn een negatief effect heeft op slachtoffers. De heer Van Meijeren doet dat. Dat neem ik hem wel kwalijk. Dat hij dan een goed punt heeft, waarop wij elkaar echt wel kunnen vinden, namelijk op het gebied van hoe slachtoffers reageren op een specifiek geval inzake de commissievoorzitter ... alla! Maar complottheorieën in stand houden die niet te bewijzen zijn, heeft impact op slachtoffers. Dat moeten we niet doen. Dat neem ik hem kwalijk.

De voorzitter:

Een korte reactie van de heer Van Meijeren.

De heer Van Meijeren (FVD):

Het is zo'n enorm zwaktebod dat we keer op keer zien dat, wanneer ik bepaalde misstanden en zorgen ter sprake wil brengen die ik deugdelijk onderbouw, waarbij ik mij baseer of feiten die overal te vinden zijn, dat hier heel gemakzuchtig wordt weggezet als complottheorie, om niet meer op de inhoud te moeten ingaan. Slachtoffers die ik spreek, voelen zich hierdoor enorm geschoffeerd, want het zijn ook hun verhalen die op deze manier als complottheorie worden weggezet. Ik vind dat echt een grove schoffering van de slachtoffers en ik zou de heer Krul willen uitdagen om voortaan met een inhoudelijk argument te komen. Geef dan aan wat er niet zou kloppen, wat onzin zou zijn. Maar dat blijft weer achterwege en het is weer dat gemakzuchtige flauwekulargument "o, een complottheorie, daar gaan we maar niet op reageren". Het is echt een zwaktebod.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Meijeren. Dat betekent dat we aan het eind zijn gekomen van de inbreng van de Kamer. We kunnen gelijk door, zie ik, dus het woord is aan minister Yeşilgöz om de negen moties te appreciëren en nog een aantal vragen te beantwoorden.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dank u wel, voorzitter. We hebben onlangs gesproken over de aanpak van seksueel geweld en kindermisbruik. Het werd heel duidelijk dat belangrijke stappen worden gezet en ook nog gezet moeten worden in de aanpak van dit maatschappelijk zeer ernstige en hardnekkige probleem.

Belangrijk is dat in de aanpak ook het wetsvoorstel Seksuele misdrijven wordt behandeld. Dat gebeurt volgende week. Daarmee is helaas het probleem niet opgelost, maar zetten we weer een heel relevante stap en zorgen we ervoor dat we zo dicht mogelijk om de slachtoffers heen blijven staan.

Volgens mij heb ik nu alles voorliggen en ga ik meteen door naar de moties. De motie op stuk nr. 99 van D66 krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 99: oordeel Kamer.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik doe er een hele korte appreciatietekst bij, omdat het mijn collega voor Rechtsbescherming zal zijn die daar verder mee aan de slag gaat. Er is een werkbezoek in België afgelegd en we zullen ook de lessen vanuit België, maar ook die vanuit Rotterdam en Amsterdam betrekken bij wat we aan het bouwen zijn. Die motie krijgt dus oordeel Kamer.

Ik doe het gewoon op volgorde van de inbreng. De vraag van de heer Van Nispen ging ook richting mij. Ik snap dat en ik snap ook dat hij hier een punt van maakt, maar het is niet aan mij om een antwoord te geven op hoe de media omgaan met bepaalde uitzendingen of dat op dit moment ook de vereniging wordt aangesproken. Ik denk dat het aangegeven punt belangrijk is, maar het is niet aan mij als minister van Justitie en Veiligheid.

Dan ben ik bij de motie op stuk nr. 100, ook van de heer Van Nispen. Die krijgt ook oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dat gaat u nu toelichten, voordat ik het woord geef aan ...

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja. Een korte toelichting, omdat er twee verzoeken in zitten. Met betrekking tot het eerste verzoek heeft de minister voor Rechtsbescherming naar aanleiding van eerdere moties, destijds van de leden Van Nispen en Van Wijngaarden, al aan de Kamer gemeld dat slachtoffers van misstanden binnen de gemeenschap van Jehova's getuigen net als slachtoffers van andere gesloten groeperingen moeten kunnen rekenen op goede hulp en ondersteuning. Daarom zijn er bijvoorbeeld gesprekken gevoerd met stichting Fier, die beschikt over kennis en expertise op het terrein van geweld in afhankelijkheidsrelaties. De minister voor Rechtsbescherming heeft uw Kamer tijdens de begrotingsbehandeling laten weten uw Kamer in maart te informeren over de uitkomst van deze gesprekken. Ik kan vooruitlopend op de brief waarin de precieze werkwijze zal worden toegelicht, alvast melden dat de gesprekken hebben geleid tot een overeenkomst met Fier om hulp te bieden aan deze groep. Zij zullen ook bezien hoe effectief kan worden samengewerkt en hoe informatie gedeeld kan worden met onder andere het Openbaar Ministerie. Daarnaast verricht momenteel ook het WODC hier onderzoek naar. Ik denk dat ik daarmee wat meer duiding heb gegeven aan de inhoud van mijn oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 100: oordeel Kamer. Ik denk dat meneer Van Meijeren een interruptie heeft op uw eerdere antwoord op de vraag.

De heer Van Meijeren (FVD):

Dat gaat even over het aspect van het offline halen van de uitzendingen door Argos. De Nederlandse Vereniging voor Onderzoeksjournalistiek heeft inderdaad forse kritiek geuit op dat besluit, juist omdat er niets in die uitzending zit dat aantoonbaar onjuist zou zijn. Dat heeft ook de hoofdredactie van Argos niet als argument genoemd. Ze hebben zelfs gezegd: er zit niets in die uitzending dat offline is gehaald. Vervolgens hebben ze het om een onnavolgbare reden onder druk toch offline gehaald.

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Van Meijeren (FVD):

De minister geeft hier aan dat het niet aan haar is om te reageren op besluiten van media, maar zij heeft zelf dit besluit aangehaald in het commissiedebat en daarbij gesuggereerd dat de reden van het offline halen zou zijn dat er aantoonbare onjuistheden in die uitzending zouden zitten. Mijn vraag is of de minister in ieder geval kan erkennen, ook richting de slachtoffers die hebben meegewerkt aan dit programma en dit onderzoek, dat dat níét de reden is geweest en dat het dus niets te maken heeft ermee dat iets aantoonbaar onjuist zou zijn. Als de minister wél van oordeel is dat iets aantoonbaar onjuist zou zijn, vraag ik haar om daar ten minste één voorbeeld van te noemen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het is aan de omroep om daarover een standpunt in te nemen, niet aan mij.

De voorzitter:

Meneer Van Meijeren, kort, in vervolg.

De heer Van Meijeren (FVD):

Nogmaals, waarom kon de minister hier wel een standpunt over innemen tijdens het commissiedebat? Nu blijkt dat zelfs de Nederlandse vereniging voor onderzoeksjournalistiek hier forse kritiek op heeft, verschuilt ze zich, deinst ze terug en zegt ze in een keer: het is niet aan mij om hier iets over te zeggen. In het commissiedebat heeft de minister dit zelf aangehaald en zelf gesuggereerd dat Argos die uitzendingen offline zou hebben gehaald omdat er iets aantoonbaar onjuist is. Het is feitelijke informatie. Kan de minister erkennen dat dat in ieder geval niet de reden is geweest van Argos, om dat misverstand uit de wereld te helpen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Zoals ik uitvoerig heb toegelicht tijdens het commissiedebat, ben ik ingegaan op het onderzoek van het Openbaar Ministerie naar aanleiding van die uitzending. Dat is de reden waarom ik daar natuurlijk wel wat over zeg, want ik ben minister van Justitie en Veiligheid. Over een afweging van een omroep om iets online te zetten en offline te halen, en hun redenen en nu dat wordt weersproken … Dat is niet waar ik over ga en de heer Van Meijeren weet dat. Hij was bij het debat. We hebben het daar uitvoerig over gehad. Hij doet nu alsof dat niet gebeurd is en daarmee doet hij zichzelf ook tekort, denk ik.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 101.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja. Ik wil vragen om die motie aan te houden, omdat ik daarvoor in overleg moet met VWS. Ik zal proberen — want u gaat aan mij vragen hoelang dat duurt — om voor de zomer een bericht te sturen aan de Tweede Kamer, maar daar heb ik VWS voor nodig.

De voorzitter:

Ik kijk even of mevrouw Mutluer daar een reactie op heeft. Ja.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Dat duurt mij te lang. Ik wil de motie best aanhouden, maar kan ik de minister vragen om in ieder geval voor de stemming van volgende week contact te leggen met VWS om na te gaan of dit kan?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Nee, dat is echt te kort dag. Dan moet mevrouw Mutluer 'm ook bij VWS indienen en daar het gesprek aangaan. U kunt mij niet vragen om op iets wat ik met een ander departement moet afstemmen, binnen anderhalve dag een afgewogen antwoord te geven.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Dat snap ik, maar tot de zomer vind ik ook een beetje lang, dus ik ben even aan het kijken of we met de minister …

De voorzitter:

Laten we er geen koehandel van maken, mevrouw Mutluer.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Wij hebben geen aansporing nodig om dit onderwerp belangrijk te vinden, maar onder druk een antwoord afdwingen gaat natuurlijk ook niet helpen. We hebben natuurlijk met alle prioriteit dit onderwerp … Nogmaals, daar heb ik geen aansporing vanuit de Kamer voor nodig, maar die is altijd welkom. Maar het is er zodra het er is.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Ik ga de motie niet aanhouden. Ik ga 'm indienen, ook gelet op het feit dat dit een duidelijk advies was in het rapport van een commissie die in het leven is geroepen door deze regering. Dus dan laat ik het ook aan het oordeel van de Kamer.

De voorzitter:

De motie is niet aangehouden. Ik kijk even naar de minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan wordt de motie ontraden. Het zou ook fijn zijn als de Kamer het kabinet en degenen die het moeten uitvoeren in het verlengde daarvan zou helpen om moties ook echt te kunnen uitvoeren. Want dan komt er straks een briefje dat we daar tijd voor nodig hebben. Dat zijn dus extra ambtenaren die aan het werk moeten om het antwoord te geven dat ik hier al heb gegeven. Ik vraag me af hoe dat slachtoffers helpt.

De motie op stuk nr. 102 wordt ontraden. Ik snap wel wat de heer Krul zoekt. Alleen, die Tilburgse aanpak is niet gericht op slachtoffers van seksueel geweld. Ik heb daar een heel lang antwoord bij, maar de korte samenvatting is dat die niet helemaal synchroon loopt met wat hier verzocht wordt.

De heer Krul (CDA):

Dat klopt. We weten dat 90% van de daders van seksuele uitbuiting uit een criminele familie komt. Dan is het toch ook aannemelijk dat als het ons lukt om de vicieuze cirkel rond die criminele families te doorbreken, je dus ook minder daders en minder delicten van seksuele uitbuiting hebt? Dat is toch gewoon een rekensom?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik ga toch iets meer tekst gebruiken. Het onderzoek waarnaar in de motie wordt verwezen, ziet niet op daders van seksueel geweld, maar op daders van binnenlandse seksuele uitbuiting. Er lopen echt allerlei dingen door elkaar. Daarom is het ook moeilijk om de motie vervolgens oordeel Kamer te geven en als zodanig uit te voeren. In de motie wordt ook een verband gelegd met de Tilburgse familieaanpak, zoals de heer Krul aangeeft, en de daders van seksueel geweld, maar de focus van de Tilburgse familieaanpak is gericht op intergenerationele overdracht van zware en georganiseerde vormen van criminaliteit. Daarbij is inderdaad sprake van een opstapeling van problematiek, waaronder criminaliteit, en waarbij soms ook sprake is van geweld. Maar Tilburg heeft binnen deze aanpak geen ervaring met families waar daderschap van seksueel geweld of seksuele uitbuiting een rol speelt. Daarom denk ik dat het niet wijs is om dat te verbinden, maar om wel samen op zoek te gaan naar wat de heer Krul hier terecht probeert te agenderen. U kunt de motie ook aanhouden of intrekken om te kijken hoe het dan wel kan, maar hier loopt te veel door elkaar.

De heer Krul (CDA):

Dat begrijp ik. Dan ga ik de motie in ieder geval aanhouden, denk ik. Ik heb toch nog even een heel korte opmerking. De motie heeft twee verzoekpunten. Eén: breng in kaart hoeveel gemeentes die aanpak hebben overgenomen. Twee: ga gemeentes erop wijzen dat die aanpak werkt. Als de minister zegt dat ze wel wat met die twee beslispunten kan, maar dat de rest van de motie verbanden legt die zij niet ziet, dan houd ik 'm aan en vind ik wel een ander moment. Het gaat erom dat ze met die twee verzoekpunten uit de voeten kan.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik ben wel positief over die twee elementen, maar ik heb in het debat al uitgelegd dat ik er niet over ga. Ik kan dus bij de VNG navragen of zij dat overzicht hebben. Ik adviseer de heer Krul om niet een aparte opdracht om dat op te halen aan het ministerie te geven, want dan ben je honderden gemeentes aan het nabellen. Dat is ook niet waar hij naar op zoek is, maar hij wil daar iets meer gevoel bij. Ik kan dus proberen om dat op te halen, maar ik kan niet toezeggen dat hij dat gegarandeerd krijgt. Ik kan dan wel toelichten waarom het niet op te halen was. Wij weten van heel veel gemeenten dat die daar wel een voorbeeld aan nemen en elementen doen. Dan kan ik het antwoord dus verrijken met wat wij in ieder geval weten.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Krul stel ik voor zijn motie (34843, nr. 102) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan gaan we door naar de motie op stuk nr. 103.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat is de motie-Eerdmans. Die krijgt oordeel Kamer. Ik lees de motie zo dat extra inzet erop ziet dat er meer aandacht voor moet zijn en niet per se ziet op het regelen van extra capaciteit. Ik kan de redenatie van de heer Eerdmans, zoals hij die deed in het debat, goed volgen. Ik herken het beeld dat, hoewel we voldoende instrumenten beschikbaar hebben, sommige media, waaronder Telegram, echt heel erg moeilijk bereikbaar zijn, ondanks het feit dat daar strafbare content op zichtbaar is. Met die lezing: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 103 krijgt oordeel Kamer.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan de motie op stuk nr. 104. Die krijgt oordeel Kamer, met de lezing dat we vanuit mijn departement samen met VWS zullen kijken waar het expertisecentrum het beste ingebed kan worden, dus wat het beste is voor slachtoffers. Ik wil wel opmerken — dat is een belangrijk punt, gezien het dictum — dat Stichting Misbruikt! tot op heden niet heeft willen meewerken met politie en justitie. Met deze lezing en met deze kanttekeningen krijgt de motie dus oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ik zie dat dat een vraag oproept bij mevrouw Synhaeve.

Mevrouw Synhaeve (D66):

Volgens mij vinden we allemaal dat er aandacht moet komen voor het georganiseerde en gewelddadige seksueel misbruik dat plaatsvindt. We zijn ook zoekende naar wat de meest passende vorm is om dat te realiseren. Vorig jaar is er Kamerbreed een motie aangenomen die oproept tot één punt waar eigenlijk alle signalen binnenkomen als het gaat om kindermisbruik en seksueel geweld. Dat was een expliciet verzoek van de Nationaal Rapporteur. Hier wordt opgeroepen tot een nieuw expertisecentrum. Wij denken dat dat misschien tot fragmentatie kan leiden. Is het mogelijk om daar een korte reflectie op te krijgen?

De voorzitter:

Een korte reflectie.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Zoals we in het debat met elkaar hebben besproken, bekijken we samen met VWS en de minister voor Rechtsbescherming hoe we de extra expertise die nodig is, goed kunnen borgen, maar ook hoe we het zo compact mogelijk kunnen regelen, zodat je als slachtoffer niet eindeloos hoeft te zoeken tussen alle meldpunten die we daarvoor met elkaar inrichten; vandaar dat ik die lezing aangeef. We moeten echt met VWS bekijken hoe het het beste ingebed kan worden. Volgens mij ging het debat daar ook over. We willen allemaal graag dat de expertise beschikbaar is en dat slachtoffers die goed kunnen vinden en, even heel simpel samengevat, dat wij niet vanuit Den Haag gaan bepalen hoe dat er dan uitziet, maar dat we vooral met het veld en VWS bekijken hoe dat kan. Volgens mij past dat helemaal in de lijn van wat hier wordt gevraagd en wat we hebben besproken.

De voorzitter:

Meneer Van Nispen, heeft u nog een vraag over de motie op stuk nr. 104?

De heer Van Nispen (SP):

Ik heb slechts een hele korte opmerking. De minister zegt net: ik moet wel opmerken dat de Stichting Misbruikt! tot op heden niet heeft meegewerkt met de politie. Ik denk dat hier een werkelijkheid achter zit die veel ingewikkelder en genuanceerder is dan de minister zojuist heeft gezegd. Als dat al zo is, dan heeft dat redenen voor de slachtoffers waar die stichting serieus rekening mee heeft te houden. Ik wil dus dat de minister die uitspraak een klein beetje nuanceert, of in ieder geval zegt dat daar een ingewikkeldere werkelijkheid achter schuilgaat. Anders lijkt het net alsof we hier zeggen: wat raar dat zo'n stichting niet meewerkt. Nee, die stichting heeft het beste voor met de mensen. Ik vind het dus belangrijk dat de minister er iets meer woorden over zegt of die uitspraak terugneemt; dat kan ook.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

We hebben het er in het debat uitvoerig met elkaar over gehad. Daar heb ik dergelijke dingen niet gezegd. Omdat er in het dictum expliciet naar wordt verwezen, moet ik het wel zeggen, ook om duidelijkheid te bieden richting de Kamerleden. Wij — dan spreek ik namens de politie en Justitie, wat soms kan en soms niet kan, maar de heer Van Nispen begrijp wat ik bedoel — zullen er alles aan doen en staan ervoor open, maar het is tot op heden niet gebeurd. Ik heb in het debat benadrukt dat ik het heel belangrijk vind dat alle hulpverlening die we organiseren zo laagdrempelig mogelijk is voor eenieder die zegt zich ergens anders niet gehoord te voelen of daar niet naartoe te willen. Dus dat zeg ik in het verlengde daarvan. De reden waarom ik het nu aanhaal is het dictum, want daardoor moet ik daar wel iets over zeggen. Ik zei dat dus vanwege die balans. Verder neem ik gewoon kennis van de mededeling, ook vanuit politie en justitie. Maar ik deel de mening van de heer Van Nispen over het belang van goede hulpverlening volledig. Dan gaat het vooral om het zo laagdrempelig mogelijk maken, zodat iedereen zich veilig voelt om zich ergens te melden. Daar begint het mee.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 104: oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 105.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

De heer Van Dijk en ik zijn het regelmatig eens, maar niet altijd. Ik geloof dat dit zo'n onderwerp is waar we samen niet uit gaan komen, want ik ga zijn motie ontraden. De heer Van Dijk heeft het al een paar keer geprobeerd en gaat dat nu met een motie doen. Dat snap ik, maar hij weet ook waarom ik 'm ontraad. Dat is omdat ik denk dat in de Nederlandse context …

Wacht, ik ben nu eigenlijk met de motie op stuk nr. 106 bezig. Mag ik eerst de motie op stuk nr. 106 doen, voorzitter?

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 106. Die wordt dus ontraden.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Die is ook ontraden. Ze zijn allebei ontraden. Nu heb ik het al verklapt, meneer Van Dijk. Dit gaat over een diepgaand onderzoek, naar Frans voorbeeld. Wij hebben, mede op verzoek van de heer Van Dijk, al een onderzoek gedaan naar de porno-industrie in Nederlandse context. Ik denk dat een diepergaand onderzoek op dit moment niet opportuun is. Ik zou de capaciteit en de inzet ook liever gebruiken voor andere zaken op JenV-terrein. De motie op stuk nr. 106 is dus ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 106: ontraden.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

De motie op stuk nr. 105 is ook ontraden. Nogmaals, ik heb ook hierbij waardering voor de betrokkenheid van de heer Van Dijk bij slachtoffers van seksueel geweld en uitbuiting. Ik ga als minister van Justitie en Veiligheid niet over de toepassing van de strafvorderingsrichtlijn. Dat is wel wat de motie van me vraagt. Er wordt bij de strafvorderingsrichtlijn trouwens al rekening gehouden met de belangen van het slachtoffer. Als dat dus een zorg was, kan ik zeggen: dat is al de stand van zaken. Dat wordt al zo gedaan. Maar om de scheiding der machten goed te waarborgen, kan ik hier echt geen stap verder op zetten.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Ik wil heel kort iets zeggen over de laatste motie, want die heb ik toch vrij bewust genuanceerd.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 105.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Sorry, het is inderdaad de motie op stuk nr. 105, over de first offenders. Ik begrijp heel goed wat de minister zegt over de scheiding der machten et cetera, maar er vindt geregeld een gesprek plaats tussen de minister en het OM. Dat mag ook inderdaad. Ik overvraag de minister toch niet wanneer ik haar vraag om bij zo'n gesprek expliciet dit punt te maken?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik probeer altijd met de heer Van Dijk mee te denken, maar we kunnen niet in de modus belanden dat ik elke week naar aanleiding van moties voor een gesprek bij het OM zit. De heer Van Dijk weet wat ik hier bedoel.

Wij komen wel voor de zomer met een eventuele aanpassing van de strafvorderingsrichtlijn naar aanleiding van de Wet seksuele misdrijven, die ik volgende week in de Eerste Kamer verdedig. Ik zal daar voor de zomer over berichten. Laten we afspreken dat we daarin in ieder geval ook op dat punt ingaan. Dan vinden we elkaar in het midden en misschien wil de heer Van Dijk 'm dan zelfs even aanhouden.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Ik waardeer de vriendelijke woorden van de minister, maar ik laat mijn motie toch nog wel even staan voor de stemmingen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik kon het proberen.

De voorzitter:

Dus de motie op stuk nr. 105 wordt niet aangehouden. U heeft wel een halve toezegging, maar de motie op stuk nr. 105 zelf is ontraden. Dat roept nog een vraag op bij meneer Eerdmans.

De heer Eerdmans (JA21):

Mijn motie deed precies eenzelfde oproep om met het OM te overleggen over, in dit geval, Telegram. Uw nuancering maakt het misschien wat duidelijker, maar bij mijn motie zei u dat dat geen probleem is. Het is dus inderdaad bijzonder dat het nu ineens over de scheiding der machten gaat.

De voorzitter:

En wat is uw vraag, meneer Eerdmans?

De heer Eerdmans (JA21):

Mijn vraag is: waarom bent u nu negatief tegen de heer Van Dijk en positief tegen mij?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het gaat echt over de invulling van de richtlijn. Dat is iets anders dan onder de aandacht brengen, wat ik heel vaak doe en wat ik inmiddels ook heb gedaan naar aanleiding van een aantal moties van de heer Van Dijk, vandaar mijn eerste opmerking richting de heer Van Dijk. Ik probeer toch onderscheid te maken en aan te geven waarom en hoe we het dan wel een plek kunnen geven. Maar ik wil zijn motie best ontraden als de heer Eerdmans dat wil.

De voorzitter:

Ik weet niet of we hier een heel uitgebreid debat over moeten gaan voeren, meneer Eerdmans.

De heer Eerdmans (JA21):

Het zal mijn stem niet beïnvloeden. Toch een vraag. Het OM … Rechters zeggen het ook: "Ik kan geen gevangenisstraf opleggen voor dit zedendelict. Ik geef maar één dag. Dat moet, want er is een taakstrafverbod." Kan de minister mij een voorbeeld geven van een taakstraf in een geval van ontucht of aanranding — ik dacht dat het over kinderen ging, maar dit is algemeen — of verkrachting? Kunt u een voorbeeld geven waarvan u zegt: het is heel logisch dat daarvoor een taakstraf wordt opgelegd en geen gevangenisstraf?

De voorzitter:

Dit klinkt als een onderwerp voor een heel uitgebreid commissiedebat. Ik weet niet of ik dat goedvind als interruptie op een motie van ook nog iemand anders, meneer Eerdmans. Ik kijk even naar de minister. Als zij hiervan geen commissiedebat gaat maken …

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Laat ik voor nu het korte antwoord geven. Dat is altijd aan de rechter. Laten we in de brief over een eventuele aanpassing van de strafvorderingsrichtlijn hier langer bij stilstaan. Er geldt een taakstrafverbod bij bijvoorbeeld ernstige zedendelicten en zo is er wel meer nuancering in aan te brengen. Ik kan kijken of ik voor de zomer met een brief kan komen waarin we iets meer duiding kunnen geven. Maar uiteindelijk is het uiteraard altijd aan de rechter. Dat is denk ik het volledige antwoord.

De voorzitter:

Mevrouw Faber, u bent geen deelnemer aan dit debat, dus ga ik u niet het woord geven. De heer Eerdmans neemt toch nog een halve toezegging mee, dus dat heeft hij weer goed uitonderhandeld. De laatste motie is de motie op stuk nr. 107.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Die ontraad ik. Het rapport van de commissie-Hendriks is zeer waardevol en wordt overigens internationaal ook zeer gewaardeerd. Om verschillende redenen die we tijdens het debat uitvoerig hebben besproken, ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

Helder. Meneer Van Meijeren, ik heb niet zo de behoefte om de discussie die u net al voerde nog een keer over te doen. Meneer Van Meijeren heeft dus een nieuwe vraag hierover.

De heer Van Meijeren (FVD):

De Kamer had verzocht om een onafhankelijk onderzoek. Dat is niet verricht. De minister heeft herhaaldelijk aangegeven, ook in het commissiedebat, dat dat onderzoek wel onafhankelijk zou zijn. Zij lijkt daarbij te denken dat als je een onjuistheid maar vaak genoeg herhaalt, mensen gaan geloven dat het waar is. Maar het is toch een feit dat de minister van Justitie zelf die commissie in het leven geroepen heeft en zelf de voorzitter en de leden benoemd heeft? Het is een feit dat de minister zichzelf de bevoegdheid gegeven heeft om die leden te schorsen en te ontslaan en dat zij de leden betaalt. Het is een feit dat het plan van aanpak en de uitkomsten eerst naar de minister gestuurd moeten worden. Het is een feit dat de voorzitter van die commissie zich in het verleden heeft uitgesproken voor het behartigen van de belangen van pedo's. Het is een feit dat slachtoffers hebben aangegeven om deze reden niet mee te willen werken. Ik heb een hele oprechte vraag. Als de minister er zo van overtuigd is dat dit rapport van Hendriks helemaal klopt, terwijl die commissie zelf niet heeft gedaan aan waarheidsvinding …

De voorzitter:

Kort, vroeg ik. Uw vraag?

De heer Van Meijeren (FVD):

… waarom zet de minister dan toch alles op alles om een onafhankelijk onderzoek te voorkomen? Het zou toch voor haar een kans moeten zijn om juist al die geruchten de wereld uit te helpen, als die volgens haar niet waar zijn? Waarom moet dit koste wat het kost onder de totale controle van Justitie onderzocht worden?

De voorzitter:

Ik heb wel het gevoel dat er toch opnieuw een debat wordt gevoerd.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Absoluut. Dit is een vrij letterlijke herhaling van de inbreng van de heer Van Meijeren. Hij brengt, een beetje zoals de heer Krul ook al aangaf, zelf een gerucht en een complot in en zegt daarna: help die de wereld uit en ga alles doen zoals ik het wil. A we hebben het hier niet over personen en b de Kamer was totaal betrokken bij de opzet van het onderzoek; daar hoeft de heer Van Meijeren zich totaal niet aan te committeren. Maar dit is wat het is. Ik laat noch hier, noch in het commissiedebat mensen diskwalificeren op basis van de onderbuikgevoelens van de heer Van Meijeren.

De voorzitter:

Meneer Van Meijeren, kort. Dat betekent één zin of misschien twee zinnen. Dit is namelijk een tweeminutendebat en u heeft vorige week uitgebreid kunnen debatteren.

De heer Van Meijeren (FVD):

De voorzitter van die commissie, de heer Hendriks, heeft zich publiekelijk uitgesproken voor het legaliseren van het bezit van kinderporno. Het zijn de slachtoffers die aangeven dat ze daarom niet aan zo'n commissie willen meewerken. Als de minister dit goed zou willen laten onderzoeken, dan is het toch vanzelfsprekend te krankzinnig voor woorden om het op deze manier te laten onderzoeken? Dat de minister hier maar aan vast blijft houden, roept gewoon de vraag op wat zij te verbergen heeft.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Voorzitter, een punt van orde. Die laatste zin over wat ik te verbergen heb, laat ik lekker voor de rekening van de heer Van Meijeren. Hij weet dondersgoed dat hij hier op de allereerste plaats de slachtoffers echt tekortdoet. Ik vind het nogal wat als je het voor een paar stemmen extra op deze manier doet, maar be my guest. Als dat de lijn is, ga ervoor. Het is niet oké om een persoon die hier niet staat, die zich niet kan verdedigen, te diskwalificeren. Het onderzoeksrapport is door de Kamer gezien. Iedereen was het ermee eens. Drie jaar lang is niemand erop aangeslagen en nu wordt … Meneer Van Meijeren. Meneer Van Meijeren. Meneer Van Meijeren, ik heb het tegen u.

De voorzitter:

De minister is aan het woord.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik heb het tegen u. En u heeft een grote mond over iemand die hier niet staat. U herhaalt het op basis van geen enkel bewijs, op basis van helemaal niks. U diskwalificeert mensen. U zorgt dat slachtoffers zich niet veilig voelen bij justitie, politie en hulpverleners. Het is nogal wat waar het hier over gaat. Het is echt nogal wat. Doe dat niet op deze manier. Pak een ander onderwerp.

De voorzitter:

Via de voorzitter. Dat geldt voor iedereen. Meneer Van Meijeren, het is een tweeminutendebat. We gaan geen herhaling doen van het commissiedebat dat er vorige week was. U heeft twee keer mogen interrumperen en dat heeft u redelijk ruim gedaan. Ik ga u geen gelegenheid meer geven om hier nog verder op in te gaan. Ja, een persoonlijk feit mag, maar dat gebruikt u soms voor een ander debatargument. Ik ga kijken of u echt een persoonlijk feit maakt.

De heer Van Meijeren (FVD):

Ik word er hier van beschuldigd dat ik complottheorieën zou verspreiden, dat ik de slachtoffers tekort zou doen en dat ik afga op mijn onderbuikgevoel. Ik baseer mij op feiten.

De voorzitter:

En wat is uw persoonlijke feit dan?

De heer Van Meijeren (FVD):

Alles wat ik heb gezegd is een feit.

De voorzitter:

Dit is een debatargument.

De heer Van Meijeren (FVD):

Er is een valse beschuldiging van de minister aan mijn adres en ik zou willen dat zij die onderbouwt of terugneemt. Anders is het werkelijk schandalig om op deze manier met een parlementariër om te gaan, die gewoon oprechte zorgen hier ter sprake wil brengen.

De voorzitter:

Dit is niet wat we verstaan onder een persoonlijk feit, meneer Van Meijeren.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik denk dat heer Van Meijeren wel leert leven met mijn inbreng.

De voorzitter:

Goed, dit is het einde van het tweeminutendebat Seksueel geweld en kindermisbruik.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Voor de negen ingediende moties hebben wij volgende week dinsdag de stemmingen op de agenda staan. Een daarvan is aangehouden. Ik roep de leden op om af en toe ook tevreden te zijn met een toezegging. We gaan kort schorsen en dan gaan we verder met de behandeling van de Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten. Na een korte schorsing gaan wij dus verder.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven