18 Rechtmatig en behoorlijk gebruik afkomst- en seksegerelateerde indicatoren

Rechtmatig en behoorlijk gebruik afkomst- en seksegerelateerde indicatoren

Aan de orde is het tweeminutendebat Uitvoering onderzoek naar rechtmatig en behoorlijk gebruik van afkomst- en seksegerelateerde indicatoren (36200-VIII, nr. 224).

De voorzitter:

We gaan gelijk door met het tweeminutendebat Uitvoering onderzoek naar rechtmatig en behoorlijk gebruik van afkomst- en seksegerelateerde indicatoren. Ik wil de Kamer verzoeken of u bereid bent om te accepteren dat mevrouw Westerveld ook het woord voert. Er was administratief iets misgegaan in het schriftelijk overleg. Ik constateer dat de Kamer akkoord is, dus dat gaat dan ook zo gebeuren. Er zijn vier Kamerleden die spreektijd hebben aangevraagd. Allereerst de heer Peters namens het CDA en die geef ik het woord. Gaat uw gang.

De heer Peters (CDA):

Dank u wel, voorzitter. In november 2020 hebben we een motie ingediend om de eerste generatie studenten te helpen. Deze studenten hebben nog altijd minder kans om hun opleiding af te ronden. Veel instellingen hebben nauwelijks zicht op hoeveel eerstegeneratiestudenten bij hen studeren, doordat bij de inschrijving überhaupt niet gevraagd wordt naar de achtergrondkenmerken van de ouders zoals het opleidingsniveau. Zicht krijgen op deze groep is nodig om ze te helpen om hun opleiding succesvol af te ronden. Dit draagt bij aan kansengelijkheid. Er zijn een aantal instellingen die dit goed oppakken, waaronder bijvoorbeeld de Hogeschool van Amsterdam. Het is dan ook wel teleurstellend dat de minister, nadat we in het schriftelijk overleg gevraagd hadden wanneer we het onderzoek naar de resultaten kunnen verwachten, de motie een beetje afdoet door te zeggen dat hij ervan uitgaat dat de instellingen wel aan de slag zullen gaan om die groep eerstegeneratiestudenten te begeleiden. Daarom deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat steeds meer instellingen bezig zijn met het begeleiden van eerstejaarsstudenten;

constaterende dat de meeste instellingen nauwelijks zicht hebben op hoeveel eerstegeneratiestudenten bij hen studeren en hoe het hen tijdens de opleiding vergaat, doordat bij de inschrijving niet gevraagd wordt naar de achtergrondkenmerken van de ouder(s) of verzorgers, zoals het opleidingsniveau;

van mening dat het mede in het licht van kansengelijkheid belangrijk is dat instellingen zicht krijgen op deze groep, zodat het succesvol afronden van hun opleiding kansrijker gemaakt kan worden;

verzoekt de regering om samen met de instellingen in kaart te brengen op welke wijze er bij de inschrijving gevraagd kan worden naar het opleidingsniveau van de ouders en hierbij de ervaringen van de instellingen die dit al doen te betrekken, en de Kamer hierover te informeren voor de begrotingsbehandeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Peters.

Zij krijgt nr. 233 (36200-VIII).

Dank u wel voor uw inbreng, meneer Peters. De volgende spreker is de heer Van Baarle, die het woord gaat voeren namens de fractie DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter. Hebben we te maken met een nieuw toeslagenschandaal? Het was schrikken toen we met elkaar lazen dat jongeren met een migratieachtergrond oververtegenwoordigd zijn in de zaken die gevoerd worden naar aanleiding van fraudeonderzoek door DUO. Een rondgang langs advocaten liet zien dat het in 97% van de gevallen ging om jongeren met een migratieachtergrond. We lezen verhalen over rammelende thuisbezoeken waarbij een stagiair is ingezet om te constateren of iemand wel of niet thuis woont. Het rammelt en het riekt naar discriminatie. Het is goed dat de minister heeft aangegeven dit te gaan onderzoeken, maar daar willen we graag richting aan geven. Wij willen dat daarbij minimaal een aantal aandachtspunten worden meegenomen. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat studenten met een migratieachtergrond volgens journalistiek onderzoek vaker worden beschuldigd van fraude als gevolg van het huidige algoritme en de controlepraktijk die door Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) worden gebruikt;

overwegende dat het algoritme in het algemeen ook onvoldoende gevalideerd zou zijn, waardoor mensen in het algemeen onterecht als mogelijke fraudeur aangemerkt zouden kunnen worden;

overwegende dat alle studenten gelijk en eerlijk behandeld dienen te worden;

verzoekt de regering met spoed een onafhankelijk en extern onderzoek uit te laten voeren naar de handhavingspraktijken van DUO en hierbij expliciet aandacht te hebben voor:

  • -de totstandkoming van het algoritme, de validatie ervan en de mogelijk (indirect) discriminerende werking ervan in de praktijk;

  • -de gegevenshuishouding en het vraagstuk van mogelijke zwarte lijsten;

  • -de mogelijk (indirect) discriminerende werking van de persoonlijke beoordeling en de handhavingspraktijken, alsmede de bejegening hierin van onderzochten;

  • -het aantal gevallen waarin een mogelijk (indirect) discriminerende werking mogelijk tot schade heeft geleid bij betrokkenen;

verzoekt de regering tevens om op basis van het onderzoek bindende maatregelen voor te stellen om mogelijke geïdentificeerde misstanden direct en permanent te corrigeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 234 (36200-VIII).

De heer Van Baarle (DENK):

Tot slot heb ik nog twee vragen. Klopt het dat er op dit moment geen instructie is om de handhaving onbevooroordeeld te maken? Kan die er z.s.m. komen? Is de minister bereid een meldpunt in te stellen voor mensen die denken dat ze slachtoffer zijn van bevooroordeeld handelen?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Het woord is aan mevrouw Van der Laan. Zij zal namens D66 het woord voeren. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ook ik ben geschrokken van het nieuws rondom DUO: bij ongeveer een kwart van de beschuldigingen van fraude heeft DUO het mis en het is zeer waarschijnlijk dat onder degenen die van fraude worden beschuldigd, studenten met een migratieachtergrond zijn oververtegenwoordigd. Dan zouden alle alarmbellen af moeten gaan, ook hier in deze Kamer, want er mag geen sprake zijn van vooringenomenheid. Daarom vind ik het hartstikke goed dat de minister zelf direct een extern en onafhankelijk onderzoek heeft aangekondigd, maar ik zou daar graag meer aan willen verbinden. Naast dat onderzoek: stop gewoon per direct met deze wijze van fraudebestrijding en ga over tot een steekproefsgewijze controle. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat DUO in ruim een kwart van de gevallen waarin studenten bezwaar maakten of procedeerden tegen DUO, in het gelijk werd gesteld;

constaterende dat studenten die rechtszaken voeren na te zijn beschuldigd van fraude met studiefinanciering opvallend vaak een migratieachtergrond hebben;

overwegende dat dit een concreet signaal is dat er mogelijk bias optreedt bij de fraudebestrijding van DUO;

constaterende dat de minister van OCW heeft aangegeven het controleproces grondig door te lichten en dit onafhankelijk en extern te laten onderzoeken;

verzoekt de regering om totdat meer duidelijk is over de werkwijze van DUO de fraudesignalering te beperken tot steekproeven en te stoppen met het gebruik van risicoprofielen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Laan, Dekker-Abdulaziz en Van Baarle.

Zij krijgt nr. 235 (36200-VIII).

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Tot slot is aan de zijde van de Kamer het woord aan mevrouw Westerveld. Zij zal spreken namens de GroenLinksfractie. Gaat uw gang.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. We zouden moeten leren van de toeslagenaffaire. Daarom is wat we de afgelopen dagen hebben kunnen lezen, wat onderzoeksjournalisten teweeg hebben gebracht met hun onderzoek, natuurlijk heel pijnlijk. Ik wil de minister vragen waarom dit niet eerder bij het ministerie onder de aandacht is gebracht, juist ook omdat naar aanleiding van de toeslagenaffaire behoorlijk wat vragen zijn ingediend over algoritmes op andere terreinen. De minister stuurde ons 25 januari 2023 een brief over het eindrapport van de Pilot Onnodige Sekseregistratie. Daarin zegt de minister: het onderzoek laat zien dat gebruik van indicatoren van herkomst en geslacht rechtmatig en behoorlijk geschiedt. Die woorden, "herkomst en geslacht", kan ik misschien begrijpen. Er is inderdaad niet sec gekeken naar herkomst of geslacht, maar we weten wel dat bij deze studenten, die hierdoor geraakt zijn, bijvoorbeeld familiebanden sterker een rol speelden. Waarom is dat dus niet eerder naar voren gekomen bij het ministerie?

Voorzitter. Ik heb daar ook een motie over.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat met de wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het treffen van diverse maatregelen ter bestrijding van het ten onrechte ontvangen van de uitwonendenbeurs, de bewijslast bij de student is komen te liggen;

constaterende dat DUO hierdoor alleen maar aannemelijk hoeft te maken dat een student eigenlijk ergens anders woont, terwijl studenten een verdenking met hard bewijs moeten weerleggen en dat dat in de praktijk bijna ondoenlijk is;

overwegende dat studenten nu zonder wederhoor als fraudeur worden bestempeld door DUO;

overwegende dat in alle rechtszaken die studenten aanspannen, de rechter bij een op de vier zaken de student in het gelijk stelt, wat fors is;

verzoekt de regering om bij de herinvoering van de basisbeurs de bewijslast weer te beleggen bij DUO voor alle studenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld.

Zij krijgt nr. 236 (36200-VIII).

Dank u wel voor uw inbreng. Dat was de inbreng van de zijde van de Kamer. Ik kijk even naar de minister. We gaan even vijf minuten schorsen en dan krijgen we het oordeel over de vier ingediende moties.

De vergadering wordt van 22.35 uur tot 22.41 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van het tweeminutendebat Uitvoering onderzoek naar rechtmatig en behoorlijk gebruik van afkomst- en seksegerelateerde indicatoren. We zijn toe aan de termijn van de zijde van de regering, waarin de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een appreciatie gaat geven over de vier moties. Gaat uw gang.

Minister Dijkgraaf:

Voorzitter, dank u. Ik wil graag beginnen met de moties op de stukken nrs. 234, 235 en 236, en de vragen die daaromheen zijn gesteld. Uw Kamer stelt namelijk terecht veel vragen, indringende vragen, over de verontrustende berichtgeving van gisteren dat studenten met een migratieachtergrond oververtegenwoordigd lijken te zijn bij controles van DUO op uitwonendheid in het kader van de studiefinanciering. Ik neem dat signaal bijzonder serieus. Ik ben echt geschrokken van de berichtgeving. Het kan gewoon niet zo zijn dat bepaalde specifieke groeperingen er bij controles worden uitgepikt, zelfs als dat onbedoeld is. De pijnlijke lessen van de kinderopvangtoeslagaffaire, die hier net ook werden genoemd, maken het dat het kabinet en DUO het, meer dan ooit, denk ik, aan hun stand verplicht zijn om elk signaal van discriminatie tot op de bodem te onderzoeken. Dat ga ik dan ook doen. In de brief die ik uw Kamer gisteren stuurde, heb ik aangegeven dat ik stevig in gesprek ga met DUO over het grondig doorlichten van het hele controleproces. Ik heb opdracht gegeven om dit proces onafhankelijk en extern te laten onderzoeken. Ik wil u in juli nog informeren over het verdere verloop van dit proces.

Ik voeg daar ook graag aan toe — dan loop ik al enigszins vooruit op een motie — dat ik ten opzichte van de huidige werkwijze de volgende stap neem. Ik wil tot nader order dat er alleen gecontroleerd wordt via een willekeurige steekproef van uitwonende studenten, zonder enige andere zoekcriteria. Vanuit de zorgvuldigheid die dit hele proces gaat vereisen, zal ik vanavond ook niet in staat zijn om op alle vragen, vooral de feitelijke, uitgebreid in te gaan, maar u kunt er natuurlijk wel van uitgaan dat ik dit allemaal meeneem in het proces.

Dan begin ik met de motie van de heer Van Baarle op stuk nr. 234. Veel in deze motie spreekt mij zeer aan, maar in het slot van de motie vraagt u net iets te veel. Het gaat dan over de laatste bullet en de vervolgalinea daarna. De verwachting is namelijk dat ik het effect van het algoritme en de procesgang niet kan isoleren. Dus die laatste twee aandachtspunten kan ik op dit moment gewoon niet waarmaken. Als de heer Van Baarle bereid is om die laatste twee punten te schrappen, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven, want de andere punten zijn absoluut relevant en belangrijk. Als dat niet zo is, dan moet ik 'm helaas ontraden.

De voorzitter:

Kunt u dit nog even verduidelijken? Het gaat dan om de laatste twee bullets?

Minister Dijkgraaf:

Nee, de laatste bullet, waarin gevraagd wordt over "het aantal gevallen waarin een mogelijk indirecte discriminerende werking mogelijk tot schade heeft geleid bij betrokkenen", en dat laatste "om op basis van het onderzoek bindende maatregelen voor te stellen om mogelijke geïdentificeerde misstanden direct en permanent te corrigeren". Van dat laatste moet ik zeggen dat dat op dit moment gewoon niet relevant is. Dus als die twee punten geschrapt zouden kunnen worden, dan geef ik 'm graag oordeel Kamer.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter. Ik vind het belangrijk dat we deze stappen minimaal doorlopen. En als de minister aangeeft dat het misschien onderzoekskundig of in de systemen lastig is om na te lopen of er schade is geweest, vind ik het wel belangrijk dat we op z'n minst aan externe onderzoekers meegeven of ze kunnen kijken naar de mogelijkheid om in ieder geval na te gaan of er schade is geweest. Want het kan zijn dat mensen onterecht als fraudeur zijn bestempeld, in bezwaar zijn gegaan, niet hebben geprocedeerd, of niet eens in bezwaar zijn gegaan op basis van een vooringenomen model. Ik zou de minister tegemoet willen komen. Ik vind wel dat we als Kamer moeten meegeven dat er maatregelen moeten komen als er mogelijk geïdentificeerde misstanden zijn. Dat lijkt me logisch. Maar bij de bullet over het onderzoeken van schade zou ik willen zeggen: laten we dat meegeven aan de onderzoekers als mogelijkheid om na te gaan. De vraag of er mogelijk mensen gedupeerd zijn, moet wel blijven staan. Anders doen we een onderzoek voor niks.

Minister Dijkgraaf:

Met die wijziging kan ik leven. Dan ga ik dit dus meegeven aan de onderzoeksopdracht. Dat betreft de laatste bullet. Het laatste item, de laatste paragraaf, gaat om het direct en permanent corrigeren van mogelijk geïdentificeerde misstanden. Misschien even een toelichting. Als het gaat om een soort compensatie voor specifieke personen gaat dat mij nu echt veel te ver, maar als het gaat om het identificeren van misstanden in de algoritmes, dan is dat wel de insteek van het onderzoek. Als ik het zo mag interpreteren, kan ik daar wel mee leven.

De voorzitter:

Even voor mijn helderheid: betekent dat dat de tekst van de motie dan moet worden aangepast of houdt de minister het nu bij de overeenstemming over de interpretatie?

Minister Dijkgraaf:

Ik zou dan graag bij de laatste bullet "onderzoeken of" in plaats van …

De voorzitter:

Het aantal gevallen.

Minister Dijkgraaf:

Dat is wat u wilt corrigeren, toch?

De heer Van Baarle (DENK):

Bij de laatste bullet komt het erop neer dat we dus aan de onderzoekers gaan meegeven of ze kunnen nagaan of ze de schade kunnen vaststellen, omdat de minister aangeeft dat dat in de systemen lastig is. Het gedeelte van schade is dus de wijziging die u bedoelt.

Minister Dijkgraaf:

Met "misstanden" bedoelt u dus misstanden in de zoekopdrachten en de werkwijze?

De heer Van Baarle (DENK):

Ja, dus niet vooruitlopend op de vraag of er schade is geweest. Dat gaan we dus proberen mee te geven aan de onderzoekers. Het gedeelte over de misstanden gaat erom dat als uit het onderzoek blijkt dat er in het systeem iets fout zit, we dat bindend corrigeren.

Minister Dijkgraaf:

Ja. Nou, ja ... Ik kan me gewoon voorstellen dat we breed moeten onderzoeken wat precies het systeem is en hoe het anders moet. Dat is absoluut het geval. Ik lees het nu alsof er een stap is in een algoritme of in een zoektocht en dat je die dan moet corrigeren. Ik denk zelf dat we even heel breed moeten kijken. Op dat punt zou ik echt willen zeggen: laat ik daarop terugkomen in de brief die ik in juli stuur.

De voorzitter:

Is het misschien niet toch goed dat er een gewijzigde versie wordt ingediend? Het is al 22.50 uur 's avonds. Er zijn weinig fracties aanwezig. Om misverstanden te voorkomen …

De heer Van Baarle (DENK):

Mag ik een voorstel doen, voorzitter? Kunnen we met elkaar afspreken dat we op dit moment geen appreciatie doen, dat er voor de stemmingen nog een brief komt en dat we aan de slag gaan met een mogelijk gewijzigde tekst? Is dat een optie?

Minister Dijkgraaf:

Ja, absoluut.

De heer Van Baarle (DENK):

Als we er dan uit komen, wat ik hoop, kunnen we ernaartoe werken.

De voorzitter:

Dan is het handiger als u 'm nu even aanhoudt, want wij moeten echt een oordeel registreren. Als u de motie aanhoudt en zorgt dat er voor de stemmingen een nieuwe is, zorgt de minister dat er een appreciatie is. Is dat goed?

De heer Van Baarle (DENK):

Dan houd ik de motie nu formeel aan, maar ik ga 'm wel dinsdag in stemming brengen. Dat zeg ik er wel bij.

De voorzitter:

Dat snap ik. Dat is helder. Het moet vast lukken om de gewijzigde versie op tijd af te hebben met de appreciatie.

Minister Dijkgraaf:

Dank u, voorzitter. Dan krijgt u ook mijn appreciatie.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Baarle stel ik voor zijn motie (36200-VIII, nr. 234) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Van Baarle heeft toch nog een vraag.

De heer Van Baarle (DENK):

Excuses. Ik had ook nog twee inhoudelijke vragen gesteld. Komt de minister daar nog op?

De voorzitter:

Daar komt hij nog op terug. Hij vervolgt zijn betoog.

Minister Dijkgraaf:

Ja, daar kom ik nog op. Ik doe eerst even de moties.

De motie op stuk nr. 235: oordeel Kamer. Ik begrijp dit signaal goed. Ik heb zelf ook al aangegeven dat ik dit tot op de bodem wil uitzoeken. Ik heb al gezegd dat ik daarmee voorlopig op een veel simpelere manier ga onderzoeken. Ik geef u wel mee dat die aselecte steekproef ongetwijfeld minder effectief is, maar gezien de omstandigheden lijkt het me het meest verstandige wat we kunnen doen.

Dan de motie op stuk nr. 236. Ik begrijp heel goed dat mevrouw Westerveld vraagt om de onderste steen boven te laten komen, maar ik wil dit netjes doen, dus eerst het onderzoek en daarna pas kijken of het beleid ook aangepast moet worden. Ik vind dus eerlijk gezegd dat deze motie wat op de zaken vooruitloopt en iets te vroeg in de tijd komt. Als de motie niet wordt aangehouden, moet ik haar ontraden, maar ik laat het graag aan mevrouw Westerveld over om deze motie aan te houden. Als we meer weten, als we weten wat er uit dat onderzoek is gekomen, kan zij deze motie eventueel alsnog indienen.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld heeft zich verontschuldigd, maar dit kan worden nagelezen. Op dit moment heeft de motie het oordeel "ontraden".

Minister Dijkgraaf:

Ja. Dan komen we nog bij een paar vragen. Geen instructie voor onbevooroordeeld handelen: daarover had de heer Van Baarle een vraag. Zoals ik heb gezegd, heb ik DUO opdracht gegeven voorlopig alleen uitwonenden met een willekeurige steekproef te controleren, dus op dit moment geef ik geen andere criteria mee.

Dan de vraag van de heer Van Baarle over het denkpunt, pardon, het meldpunt. Dat is een goede vraag. Kunnen mensen zich nu op een juiste manier melden of zijn er barrières? Daar kom ik in mijn brief van juli graag op terug.

De voorzitter:

Heel goed.

Minister Dijkgraaf:

Dan de vraag van mevrouw Westerveld: waarom wisten we dit niet eerder, gegeven alles wat er gebeurd is rondom de kindertoeslagaffaire? Die vraag heb ik ook, en die ga ik zeker betrekken bij het onderzoek. Het is zeker zo dat DUO zich deze vraag heeft gesteld, maar het is duidelijk dat de feiten die nu boven water gekomen zijn, daarbij niet aan het licht zijn gekomen. Daarom is er de noodzaak om dit verder te onderzoeken.

De voorzitter:

De heer Van Baarle nog, op het vorige punt.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik dank de minister dat hij in zijn brief terugkomt op de suggestie van het meldpunt. Dat horen we dus snel.

Dan de instructie. Ik snap dat de minister — dat vind ik heel terecht en dat juich ik toe — het model dat nu gebruikt wordt en die praktijk stopzet, maar de praktijk dat er handhavers dan wel private bedrijven ingeschakeld worden om een beoordeling te doen in het veld, om het zo maar te zeggen, blijft nog staan. Om die reden, omdat dat ook een risico op vooroordelen met zich mee kan brengen, zou ik de minister willen meegeven dat het toch belangrijk is om te gaan werken aan een eenduidige instructie daarvoor, omdat in het artikel stond dat die er niet is. Kan de minister in de brief van juli hierop terugkomen, het liefst met de mededeling dat die instructie er dan wel is?

Minister Dijkgraaf:

Het lijkt me uitstekend om daar in de brief op terug te komen.

De voorzitter:

Heel goed.

Minister Dijkgraaf:

Dan schakel ik even over naar de motie op stuk nr. 233 en het punt van de heer Peters over de speciale situatie van eerstegeneratiestudenten. Daar kan ik mij alles bij voorstellen. Ik was dat zelf ook. Het staat de instelling nu vrij om om deze gegevens te vragen, maar studenten moeten daarvoor wel toestemming geven, want er zijn privacyrelaties omheen. Daarom ligt het niet voor de hand om dit als ministerie generiek te vragen. Voor zover wij weten vanuit het gesprek dat wij hebben gehad met studenten, kunnen studenten zelf dit soort vragen om informatie als betuttelend en stigmatiserend ervaren. Ik sta zeer sympathiek tegenover het punt dat studenten die eerste generatie zijn of die misschien vanuit het buitenland komen, op alle mogelijke manieren extra aandacht krijgen. Ik denk dat het zeer goed is als instellingen proactief gaan kijken of daar behoefte aan is en aankomende studenten gaan wijzen op extra ondersteuning, informatieavonden, kennismakingsactiviteiten en speciale communities. Er is een heel scala aan mogelijke activiteiten en daar kan ik mij goed in vinden, maar ik laat dat toch echt aan de instellingen. In deze vorm moet ik de motie dus ontraden.

De heer Peters (CDA):

Ik begrijp het als u 'm zo interpreteert, maar zo staat het er niet en zo bedoel ik het ook niet. Ik citeer even een stukje van de Hogeschool van Amsterdam.

"Binnen de Hogeschool van Amsterdam vinden wij het belangrijk dat iedereen zich welkom voelt en de ondersteuning kan krijgen die nodig is. Om die reden willen we graag weten of iemand in jouw directe omgeving ervaring heeft met studeren in het hoger onderwijs. Je hoeft deze informatie niet te verstrekken, maar we willen dit graag weten, zodat we in staat zijn om studenten gerichter ondersteuning te bieden, bijvoorbeeld op het gebied van extra studievaardigheden. Heeft een van jouw ouders of verzorgers ooit een opleiding gevolgd op een hogeschool of universiteit? Ja of nee? Mijn ouders of verzorgers niet, maar iemand in mijn directe omgeving wel: ja, nee, weet ik niet, wil ik niet zeggen."

4% zegt "weet ik niet" of "wil ik niet zeggen" en de rest vult dat gewoon in. Dat is geen verplichting, dat is helpend. Dat bedoel ik ook; het kan dus gewoon. Ze doen dat op de Hogeschool van Amsterdam en niemand vindt dat betuttelend, althans 96% niet. En het helpt, want je kunt die studenten dan gewoon vinden en je kunt kijken of zij de programma's die je voor hen hebt gemaakt, überhaupt volgen en hoe het eigenlijk zit met hun studieverloop. U leest het als een verplichting en ik zie het als een service. Als je het zo formuleert als de Hogeschool van Amsterdam, dan is het dat volgens mij ook. Meer zou ik er niet van willen maken.

Minister Dijkgraaf:

We hebben veel gesprekken met de koepels over hoe we studiesucces kunnen verbeteren en hoe we ervoor kunnen zorgen dat studenten zich welkom weten. Het is belangrijk om te weten wat hun achtergrond is. In het licht van het gesprek dat we net hadden, vind ik dat ik echt een stap te ver ga door te kijken hoe we in kaart kunnen brengen hoe we de achtergrond en het opleidingsniveau van de ouders en de studenten kunnen registreren. Ik denk ook eerlijk gezegd niet dat dat is wat de heer Peters vraagt. Als het erom gaat of we met elkaar het gesprek kunnen voeren over de vraag hoe instellingen, hogescholen en universiteiten er meer alert op kunnen zijn dat er eerstejaarsstudenten zijn die eigenlijk geen enkel idee hebben wat er precies van hen wordt gevraagd, wat ze allemaal tegemoet gaan et cetera, dan wil ik dat zeker doen. Maar ik ben niet bereid om te zeggen: goh jongens, hoe kunnen we met elkaar registreren wat de achtergrond van je ouders is? Dat vind ik gewoon te ver gaan. Wederom met in het achterhoofd de discussie die we net hadden.

De heer Peters (CDA):

Heel kort hoor, voorzitter. Ik kan heel gemakkelijk die zin aanpassen en zeggen: kijk eens hoe je het kunt vragen aan die studenten, zoals bij de Hogeschool Amsterdam. Dan weet je het ook.

Minister Dijkgraaf:

Ja, of kijken hoe we meer aandacht kunnen hebben voor de speciale noden van betrokkenen.

De heer Peters (CDA):

Daar ben ik het mee eens, maar je moet weten wie het zijn. Als je het niet weet, dan kun je zeggen: ik heb aandacht voor de noden, maar ja, als ik het niet heb gevraagd, kan ik het niet weten. Hier in Amsterdam vragen ze gewoon heel simpel: ben jij toevallig eerste generatie student, of wil je het niet zeggen? Dat is ook prima, maar dan weet je van 96% van de studenten die het betreft dat ze in ieder geval hebben gezegd: help mij maar.

Minister Dijkgraaf:

Ik kom toch terug op het punt dat volgens onze informatie de meeste instellingen aangeven dat ze geen noodzaak zien om dit na te vragen. Ze kunnen het natuurlijk wel doen. Ik zei al: het staat hun totaal vrij. Zij zien dus niet de noodzaak om na te vragen bij studenten wat het opleidingsniveau van hun ouders is. Sommige vinden dat er al veel activiteiten zijn ondernomen. Er zijn andere instellingen die het wel doen. Dus nogmaals, de algemene noden van deze eerstejaarsstudenten wil ik onder de aandacht brengen, maar ik ga niet aan instellingen vragen: wilt u dit gaan doen en hoe gaat u dit doen?

De heer Peters (CDA):

Dat vraag ik niet.

De voorzitter:

Nee, maar de tekst suggereert dat misschien. U gaf al aan dat u nog naar de tekst wilde kijken. U kunt de motie op dit moment ook aanhouden en misschien nog met een gewijzigde tekst komen en net als bij de andere motie de minister vragen om nog een appreciatie te geven voor de stemmingen.

De heer Peters (CDA):

Ik zal 'm aanhouden en herschrijven, precies zoals ik bedoel.

De voorzitter:

Ja, prima, dan spreken we dat af.

Op verzoek van de heer Peters stel ik voor zijn motie (36200-VIII, nr. 233) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Dijkgraaf:

Dan kijken we daar nog even naar met elkaar.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de moties, ook als er een nieuwe motie komt, inclusief appreciatie, gaan we dinsdag 27 juni stemmen.

Naar boven