15 Arbeidsmigratie

Arbeidsmigratie

Aan de orde is het tweeminutendebat Arbeidsmigratie (CD d.d. 24/05).

De voorzitter:

We gaan door met het tweeminutendebat Arbeidsmigratie. Wederom welkom aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Er hebben zich negen sprekers aangemeld. Als eerste zal spreken de heer De Kort, die namens de VVD het woord gaat voeren.

De heer De Kort (VVD):

Voorzitter. Paspoorten die worden afgepakt, intimidatie die plaatsvindt op de werkvloer en zelfs knokploegen die worden ingezet. Dit zijn helaas voorbeelden van misstanden die plaatsvinden, ook in Nederland, met arbeidsmigranten. Die misstanden moeten we natuurlijk keihard aanpakken. De Arbeidsinspectie doet er al het een en ander op, maar wij denken dat we juist door de burgemeester en zijn of haar team nog meer in positie te brengen in samenwerking met de Arbeidsinspectie die malafide werkgevers nog beter kunnen aanpakken. Want het zijn juist de buitengewoon opsporingsambtenaren die vroegsignaleren, die als eerste weten wat er gebeurt in het buitengebied of op de bedrijventerreinen in hun gemeente. Daarom kom ik met een motie. In verband met mijn visuele handicap, zal de voorzitter die namens mij voordragen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat artikel 13b van de Opiumwet en artikel 174a van de Gemeentewet burgermeesters de bevoegdheid bieden om niet-publiektoegankelijke panden te sluiten, in het licht van de handhaving van de openbare orde en veiligheid;

constaterende dat artikel 17 van de Woningwet colleges de bevoegdheid geeft om bij herhaalde overtredingen van gezondheids- en veiligheidsvoorschriften woningen te sluiten;

constaterende dat de onlangs aangenomen Wet goed verhuurderschap erop toeziet dat woongerelateerde misstanden met arbeidsmigranten worden aangepakt;

overwegende dat er helaas nog steeds misstanden plaatsvinden met arbeidsmigranten, die ook de openbare orde raken;

overwegende dat het belangrijk is dat een malafide werkgever hard in zijn portemonnee wordt gepakt wanneer zijn of haar bedrijf moet sluiten;

overwegende dat de buitengewoon opsporingsambtenaren van gemeenten de oren en ogen zijn in de samenleving en vaak inzichtelijk hebben wat er speelt in het buitengebied en op bedrijventerreinen;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk met de VNG en de Arbeidsinspectie in overleg te gaan over een meer effectieve en laagdrempelige werkwijze, zodat meldingen en signalen door burgemeesters over misstanden met arbeidsmigranten sneller leiden tot handhaving bij malafide werkgevers, en de Kamer over deze uitkomsten te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Kort, Van den Brink en Ceder.

Zij krijgt nr. 101 (29861).

De heer De Kort (VVD):

Dank.

De voorzitter:

Bedankt voor uw inbreng. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Van der Plas, die namens BBB het woord gaat voeren. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. We hebben destijds, een paar weken geleden, een goed debat gehad, waarin ik ook de suggestie heb gedaan voor een oranje kaart. Daar hebben we inmiddels al wat verder over gesproken. Er waren Kamerleden die zeiden: misschien willen we ook kijken hoe we dat kunnen doen. In Frankrijk werkt een soortgelijk systeem heel goed. Mensen komen voor seizoenswerk tijdelijk naar Frankrijk, gaan daar aan het werk en gaan vervolgens gewoon weer terug naar, in dit geval, Marokko. Dan moeten ze een stempel halen en dan kunnen ze gewoon weer terugkomen indien dat gewenst is om te gaan werken in Frankrijk. Zoiets zien we ook voor ons voor Nederland. Daar gaan we ook een voorstel voor uitwerken. Ik ga daar dus geen motie op indienen, want ik heb liever dat we gewoon zelf met een voorstel komen. Dus nogmaals een uitnodiging aan de collega's om mee te denken over de vraag of we dat misschien op een soortgelijke manier als in Frankrijk kunnen regelen.

Ik heb wel één motie. In het debat heb ik ook aandacht gevraagd voor de ongedocumenteerde kinderen die nu als ze 18 jaar zijn eigenlijk gewoon buiten de boot vallen. Ik vind dat onmenselijk. Deze kinderen kunnen er niks aan doen. Die zijn hier nou eenmaal geboren en opgegroeid. Die hebben eigenlijk doordat hun ouders niet het helemaal goed hebben aangepakt geen documenten. Daar wil ik graag een motie op indienen, om te kijken of we die kinderen kunnen helpen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat werkgevers vragen om onorthodoxe maatregelen voor UWV-krapteberoepen;

constaterende dat we mensen uit het verre buitenland halen zonder scholing, terwijl niet iedereen in Nederland die kan werken, werkt;

overwegende dat kinderen van ongedocumenteerden worden opgeleid in Nederland en rond hun 18de uitstromen uit het onderwijs zonder echte kans op werk;

overwegende dat deze kinderen vaak niet betrokken zijn bij asielprocedures, geen uitkering ontvangen en worden beoordeeld op het handelen van ouders in het verleden;

overwegende dat Duitsland en Frankrijk laten zien dat deze jongeren iets kunnen betekenen voor de Nederlandse maatschappij als verplegers, lassers, techneuten en bouwvakkers, zonder dat het beleid leidt tot aanzuigende werking;

overwegende dat regelingen rondom arbeidsmigratie gericht zijn op hoge opleidingsniveaus, in plaats van arbeidsmarktkrapte;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe ongedocumenteerde jongeren die een Nederlandse beroepsopleiding volgen of recent stonden ingeschreven, stage kunnen lopen en gebruik kunnen maken van een zoekjaar voor een baan in de (UWV-)krapteberoepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 102 (29861).

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Kröger. Zij gaat namens GroenLinks het woord voeren. Gaat uw gang.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik ga heel rap lezen, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet de onderbrekingstermijn in de ketenbepaling schrapt, maar dit niet voor seizoenswerkers doet, waardoor zij hun hele werkzame leven voor dezelfde werkgever kunnen werken zonder uitzicht op een vast contract;

van mening dat seizoenswerkers, waaronder vele arbeidsmigranten, geen tweederangsburgers zijn, net zoals andere werkenden na drie jaar voor dezelfde baas te werken, zekerheid verdienen en dat het verdienmodel van arbeidsuitbuiting gestopt moet worden;

overwegende dat seizoenswerk weliswaar niet het hele jaar door werk biedt, maar wel terugkerend en voorzienbaar werk biedt;

verzoekt de regering het schrappen van de onderbrekingstermijn in de ketenbepaling ook toe te passen voor seizoenswerkers en hierbij uit te werken hoe seizoenswerkers een vast contract kunnen krijgen voor het seizoen waarin zij werkzaam zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Piri.

Zij krijgt nr. 103 (29861).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vakbonden op grond van ILO-verdragen toegang hebben tot de werkplek, maar dat vakbonden stelselmatig de toegang wordt ontzegd;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat vakbonden vanaf uiterlijk einde van dit jaar toegang krijgen tot de werkvloer en met prioriteit aandacht te besteden aan toegang tot de werkvloer in de vleessector,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Piri.

Zij krijgt nr. 104 (29861).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Tot slot.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Raad van State kritisch is op de vormgeving van het certificeringsstelsel, bijvoorbeeld omdat de keuze voor certificaten in plaats van vergunningen onvoldoende gemotiveerd is en zelfregulering onvoldoende werkt;

overwegende dat via een vergunningsplicht beter toezicht gehouden wordt op de activiteiten van uitzendbureaus en de voorwaarden waaronder inlening plaatsvindt;

verzoekt de regering een vergunningsstelsel uit te werken als volwaardig alternatief,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Piri.

Zij krijgt nr. 105 (29861).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

U ook bedankt. De heer Van Baarle gaat nu spreken namens de fractie van DENK. Gaat uw gang.

De heer Van Baarle (DENK):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Tijdens het commissiedebat ben ik vervangen door mijn zeer gewaardeerde collega Kuzu. Hij deed het woord namens mijn fractie.

Voorzitter. De inbreng van de fractie van DENK heeft zich onder andere gericht op het thema arbeidsmarktdiscriminatie. Dat is helaas nog een hardnekkig fenomeen. De minister heeft het plan om een verplichte certificering in te voeren voor uitzendbureaus. Wat DENK betreft is het zinvol om dat instrument ook in te zetten om arbeidsmarktdiscriminatie te bestrijden. Dan kan je namelijk eisen stellen aan uitzendbureaus om niet te discriminatie en daar maatregelen tegen te nemen.

Op dat punt heb ik twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering werkt aan een stelstel van verplichte certificering voor uitzendbureaus;

overwegende dat arbeidsdiscriminatie ook in de uitzendbranche immer nog een onderwerp is dat inspanningen van de overheid behoeft;

overwegende dat met de Wet gelijke kansen bij werving en selectie de regering een belangrijke stap heeft gezet in de bestrijding van arbeidsdiscriminatie;

verzoekt de regering om het voldoen aan de eisen in de Wet gelijke kansen bij werving en selectie op te nemen als eis voor de certificering van uitzendbureaus,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 106 (29861).

De heer Van Baarle (DENK):

Ik dien deze motie in, in acht nemende dat het wetsvoorstel nog wel door de Eerste Kamer moet worden aangenomen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering werkt aan een stelstel van verplichte certificering voor uitzendbureaus;

overwegende dat arbeidsdiscriminatie ook in de uitzendbranche immer nog een onderwerp is dat inspanningen van de overheid behoeft;

verzoekt de regering in de verplichte certificering voor uitzendbureaus op te nemen dat een onherroepelijke veroordeling voor arbeidsdiscriminatie tot een verlies van de certificering kan leiden en te onderzoeken of dit ook mogelijk is bij een oordeel van ongelijke behandeling door het College voor de Rechten van de Mens,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 107 (29861).

De heer Van Baarle (DENK):

Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Kent, die namens de Socialistische Partij het woord voert.

De heer Van Kent (SP):

Dank, voorzitter. De SP vindt dat er een tijdelijke stop moet komen op arbeidsmigratie en dat Nederland daarna zeggenschap moet hebben over wie er in Nederland komt werken. De minister is het daarmee niet eens. Zij vindt niet dat er binnen Europa grenzen gesteld moeten kunnen worden. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er 156.000 kamers nodig zijn om het verwachte aantal arbeidsmigranten op te vangen;

constaterende dat dit aantal door het vrije verkeer van werknemers in de Europese Unie zo hoog is;

spreekt uit dat er grenzen aan deze groei zijn en er daarom maatregelen moeten worden genomen om de ongereguleerde instroom van arbeidsmigranten in te perken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Kent.

Zij krijgt nr. 108 (29861).

De heer Van Kent (SP):

We moeten goed zorgen voor de arbeidsmigranten die in Nederland werkzaam zijn. Dat zegt iedereen. Iedereen zegt ook dat we de aanbevelingen van de commissie-Roemer moeten overnemen, maar dat gebeurt niet. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet en veel partijen in de Kamer aangeven dat zij voor het volledig overnemen van het rapport-Roemer zijn;

constaterende dat veel arbeidsmigranten in de bestaande huisvesting niet beschikken over een eigen slaapkamer en er geen enkele harde afspraak is dat zij hier in de toekomst wel over zullen beschikken;

spreekt uit dat iedere arbeidsmigrant de beschikking moet hebben over een eigen slaapkamer;

verzoekt de regering hiertoe een voorstel aan de Kamer te zenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Kent.

Zij krijgt nr. 109 (29861).

De heer Van Kent (SP):

Dank u wel.

De voorzitter:

U ook bedankt. De heer De Graaf gaat nu spreken namens de PVV.

De heer De Graaf (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik denk dat de eerste motie van de heer Van Kent sowieso al op steun van de PVV zal kunnen rekenen volgende week. De eerste dus sowieso en over de tweede gaan we praten.

Zelf heb ik een motie om een deel van de gekkigheid aan te geven die gepaard gaat met al te veel migratie, wat voor soort migratie het dan ook is. We komen in een situatie terecht waarop de minister geen antwoord had. Ik heb dit vervat in een motie. Als ik deze indien, hoef ik verder geen tekst te gebruiken. Ik heb nog 1 minuut en 30 seconden; dat gaat lukken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet hotels vordert om statushouders te huisvesten;

constaterende dat het kabinet de belangrijkste strategie om de druk van de migratieketel af te halen, zijnde dichte grenzen, weigert te hanteren;

overwegende dat Nederland een erg klein land is, waar de maximaal leefbare bevolkingsgrootte allang is overschreden;

verzoekt de regering de te verwachten sociaal-economische gotspe, alsmede het bestuurlijk potsierlijke scenario, waarbij er gerede kans bestaat dat er straks arbeidsmigranten van buiten de EU moeten worden aangetrokken om ex-asielzoekers in Nederlandse hotels van zwaar gesubsidieerde service te moeten voorzien, uit alle macht te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf.

Zij krijgt nr. 110 (29861).

Dank voor uw inbreng. De volgende spreker is mevrouw Piri, die namens de Partij van de Arbeid het woord gaat voeren.

Mevrouw Piri (PvdA):

Voorzitter. Een viertal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat alle werkenden in Nederland recht hebben op het minimumloon;

constaterende dat werkgevers de mogelijkheid hebben om tot 25% van het loon van arbeidsmigranten in te houden voor onder andere huisvesting;

verzoekt de regering deze mogelijk af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Piri en Kröger.

Zij krijgt nr. 111 (29861).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat toezicht en handhaving door gemeenten en instanties alleen mogelijk is als bekend is waar arbeidsmigranten wonen;

verzoekt de regering om uitzendbureaus verantwoordelijk te houden voor accurate registratie in de BRP van gemeenten van hun buitenlandse werknemers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Piri en Kröger.

Zij krijgt nr. 112 (29861).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de ETK-regeling zorgt voor een ongewenst kostenvoordeel voor werkgevers die buitenlandse werknemers in dienst nemen;

verzoekt de regering om de ETK-regeling voor niet-Nederlandse werknemers die werkzaam zijn in Nederland, af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Piri en Kröger.

Zij krijgt nr. 113 (29861).

Mevrouw Piri (PvdA):

De vierde en laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat inmiddels ongeveer de helft van de gedetacheerde werknemers in Nederland derdelander is;

overwegende dat in beginsel vergunningen voor de tewerkstelling van derdelanders alleen geldig zijn in de lidstaat die het visum heeft afgegeven;

verzoekt de regering zich in Brussel in te zetten om schijndetachering van derdelanders aan te pakken, onder andere door het invoeren van een Europees socialezekerheidsnummer;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met de EU-landen die op grote schaal werkvisa aan derdelanders afgeven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Piri.

Zij krijgt nr. 114 (29861).

Mevrouw Piri (PvdA):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. De heer Van den Brink gaat het woord voeren namens het CDA. Gaat uw gang.

De heer Van den Brink (CDA):

Voorzitter, dank u wel. We hebben verschillende dingen besproken. Ik heb vooral aandacht gevraagd voor de praktijk dat paspoorten en bankpassen worden ingenomen. Daarover de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de Monitor arbeidsuitbuiting en ernstige benadeling van de Arbeidsinspectie blijkt dat de langdurige inname van paspoorten en bankpassen van arbeidsmigranten vaak als ernstige benadeling of enkel met een geldboete conform artikel 447b van het Wetboek van Strafrecht wordt afgedaan;

overwegende dat de inspectie aangeeft dat het aantal tactische onderzoeken dat wordt gestart relatief klein is en dat dat verklaarbaar is vanuit de huidige juridische interpretatie van een ander artikel, namelijk 273f van het Wetboek van Strafrecht;

van mening dat wanneer arbeidsmigranten geen beschikking hebben over hun paspoort of hun bankpas omdat ze deze hebben moeten afgeven bij hun uitlener of huisbaas er sprake is van vrijheidsbeperking;

verzoekt de regering om voor de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken met een plan te komen hoe het oneigenlijk innemen van reisdocumenten en bankpassen van arbeidsmigranten met als oogmerk het inperken van diens vrijheden niet enkel via artikel 447b van het Wetboek van Strafrecht kan worden bestraft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Brink en De Kort.

Zij krijgt nr. 115 (29861).

Dank voor uw inbreng. Er is nog een vraag van mevrouw Piri over uw motie.

Mevrouw Piri (PvdA):

Ik ben toch een beetje verbaasd. Niet zozeer over deze motie, want ik denk: op het moment dat het paspoort van mensen wordt ingenomen, is het hartstikke goed dat daar werk van wordt gemaakt. Maar ik hoor het CDA nu al maanden over migratie, ook over arbeidsmigratie. We hebben ongeveer eens per jaar een debat met de minister van Sociale Zaken over arbeidsmigratie. Zijn er ook nog andere wensen die het CDA zou hebben naast deze motie?

De heer Van den Brink (CDA):

Als dit een uitnodiging is om het verkiezingsprogramma van het CDA voor te lezen op het punt van migratie, zijn we wat langer bezig. Wij hebben volgens mij een vrij helder standpunt over zowel arbeidsmigratie als asiel. Bij arbeidsmigratie is de vraag hoe wij daar grip op krijgen binnen de afspraken die we daarover hebben gemaakt in Europa. Een van die afspraken is dat wij Roemer gaan uitvoeren. Daar zijn we op dit moment volop mee bezig. In dat rapport staan verschillende voorstellen, waaronder een certificeringsplicht, het beter op orde krijgen van de registratie en het in staat stellen van gemeenten om daar ook naar te handelen.

Mevrouw Piri (PvdA):

Laat ik dan vragen: hoe vindt het CDA dat het gaat met de uitvoering van het rapport-Roemer?

De heer Van den Brink (CDA):

Nou, we zien het liefst dat die uitvoering sneller gaat, maar we zien ook dat er in de praktijk allerlei problemen zijn, bijvoorbeeld met registratie en toepassing van het Wetboek van Strafrecht. Van mij zou dat veel sneller en veel scherper mogen. In die zin vindt u mij aan uw zijde. Alleen, gras gaat niet altijd sneller groeien door eraan te trekken.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Mevrouw Podt gaat spreken namens D66.

Mevrouw Podt (D66):

Voorzitter. Twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor arbeidsmigranten het verliezen van hun baan te vaak leidt tot dakloosheid;

overwegende dat het bestrijden van dakloosheid de Nederlandse samenleving per jaar meer dan 450 miljoen kost;

overwegende dat het bestrijden van dakloosheid verder gaat dan alleen het bieden van onderdak, maar dat het ook gaat om het bevorderen van re-integratie op de arbeidsmarkt of terugkeer naar herkomstland;

constaterende dat slechts een klein deel van de werkgevers zijn verantwoordelijkheid neemt om dakloosheid te bestrijden;

overwegende dat de minister reeds in gesprek is met verschillende veldpartijen om hier verandering in aan te brengen;

verzoekt de regering om te onderzoeken op welke manier meer werkgevers een grotere rol zouden kunnen spelen bij het tegengaan van dakloosheid en het bevorderen van re-integratie, en hierin de optie van een gezamenlijk fonds ter bestrijding van dakloosheid expliciet als optie mee te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Podt.

Zij krijgt nr. 116 (29861).

Mevrouw Podt (D66):

Dan de tweede.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel arbeidsmigranten nu afhankelijk zijn van één werkgever, of dat in ieder geval zo ervaren;

constaterende dat een afhankelijkheidsrelatie uitbuiting door malafide werkgevers vergemakkelijkt;

overwegende dat deze afhankelijkheidsrelatie beïnvloed wordt door verschillende factoren, waaronder mogelijk maar niet uitsluitend de arbeidsmarkttoets en de beperkte zoektermijn van drie maanden voor een nieuwe baan;

van mening dat er een balans gevonden moet worden tussen grip op arbeidsmigratie van buiten de EU en de afhankelijkheid van arbeidsmigranten van één werkgever;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe deze afhankelijkheidsrelatie nu in de praktijk tot stand komt en ervaren wordt;

verzoekt de regering te onderzoeken of en hoe deze afhankelijkheidsrelatie beperkt zou kunnen worden, waarbij de eerdergenoemde factoren in ieder geval worden meegenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Podt.

Zij krijgt nr. 117 (29861).

Mevrouw Podt (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Tot slot van de zijde van de Kamer geef ik het woord aan de heer Ceder. Hij gaat namens de ChristenUnie spreken. Gaat uw gang.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank, voorzitter. Volgens mij hebben wij een goed debat gehad, waarin we een aantal afspraken over de bedrijfseffectrapportage hebben gemaakt. We zijn nog met andere punten gekomen. Volgens mij zijn we goede stappen aan het zetten. Ik zag ook wat goede moties voorbijkomen.

Voorzitter. Ik heb één motie, over de ketenaansprakelijkheid. Dat is tijdens het debat ook naar voren gekomen. Ik zou hier graag gelijk een politieke uitspraak over willen, omdat ik echt denk dat dit een belangrijke stap is en dat wij dit volgens mij allemaal zouden moeten willen. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ondanks heldere wet- en regelgeving, bijvoorbeeld vastgelegd in de Arbowet, er nog steeds vaak grove en overduidelijke misstanden worden gesignaleerd rond arbeidsomstandigheden;

constaterende dat de ketenaansprakelijkheid voor arbeidsomstandigheden nu enkel ziet op verplichtingen rond loonbetaling;

overwegende dat arbeidsmigranten kwetsbaar zijn voor situaties van uitbuiting en onveilige arbeidsomstandigheden;

overwegende dat veel opdrachten, bijvoorbeeld in de bouw, worden uitbesteed aan onderaannemers, waardoor de opdrachtgever, inlener en tussenpersonen bij signalering van grove misstanden buiten schot blijven;

verzoekt de regering om conform het eerste tussenrapport van de commissie-Roemer uit te zoeken of er ketenaansprakelijkheid voor arbeidsomstandigheden kan komen, en indien blijkt dat ketenaansprakelijkheid mogelijk is, de Kamer (in de Arbovisie 2040) te informeren over een concreet voorstel en tijdspad,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder en De Kort.

Zij krijgt nr. 118 (29861).

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik had de heer De Kort er alleen nog niet onder gezet, dus ik maak nu mijn kostbare tijd op aan het opschrijven van de naam van de heer De Kort. Dat is gelukt, voorzitter.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Daarmee zijn we aan het einde van de termijn van de Kamer. Er zijn achttien moties ingediend. Ik kijk even naar de minister hoelang ze wil schorsen. Om 21.10 uur gaan we weer verder. Ik zou de minister willen vragen om bij de reactie op de moties kort te zijn, want we hebben nog vier debatten hierna. Ik wil toch proberen te voorkomen dat we in de volgende dag terechtkomen.

De vergadering wordt van 20.53 uur tot 21.10 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is het vervolg van het tweeminutendebat Arbeidsmigratie. Er zijn achttien moties ingediend. De minister zal bondig haar appreciatie geven over deze moties.

Minister Van Gennip:

Dat is een uitdaging voor deze minister.

De voorzitter:

Ja, maar u hoeft ze ook niet meer voor te lezen, want alle leden hebben een setje op tafel, dus ik wens u succes. Gaat uw gang.

Minister Van Gennip:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 101 van de heren De Kort, Van den Brink en Ceder: oordeel Kamer. Deze gaat over de bevoegdheid van gemeenten om bedrijven te sluiten, maar vooral om erover in gesprek te gaan, zodat alle signalen en meldingen beter en sneller opgepakt worden.

Over de motie op stuk nr. 102 hebben we in het debat flink wat gewisseld. Ik denk dat veel mensen sympathie voelen voor de ongedocumenteerde jongeren, maar zoals u ook weet, is uw motie in tegenspraak met het huidige, staande kabinetsstandpunt. Op basis daarvan moet ik deze motie ontraden.

De motie op stuk nr. 103 gaat over het schrappen van de onderbrekingstermijn in de ketenbepaling voor seizoenswerkers. U hebt het arbeidsmarktpakket gezien. Daarin is dit niet opgenomen. Op basis daarvan wil ik deze motie ontraden. Dat is de motie van mevrouw Kröger en mevrouw Piri.

Over de motie op stuk nr. 104 over toegang tot de werkvloer in de vleessector wou ik even iets meer zeggen, want dat is eigenlijk een staande motie van de leden Maatoug, Palland en Piri. Daar hebben we het in het commissiedebat over gehad. We zijn nu aan het inventariseren in welke cao's afspraken zijn gemaakt over toegang tot de werkvloer. Ik heb ook uitgelegd dat het een glas halfvol/glas halfleeg-discussie is en dat we rond de zomer willen komen met de uitkomst van de gesprekken, onder andere met de sociale partners, maar ook van ons eigen denkwerk over hoe we die toegang tot de werkvloer voor elkaar kunnen krijgen.

Ik ben een beetje in verwarring over wat u extra met uw motie wilt, want dit is precies waarmee we aan het werk zijn. Het enige nieuwe is dat u expliciet de vleessector noemt, maar voor de rest is dit precies de motie-Maatoug/ Palland/Piri die we aan het uitvoeren zijn, dus u kunt 'm aanhouden en als u straks niet tevreden bent met de uitvoering van de oorspronkelijke motie-Maatoug/Palland/Piri, wat zou kunnen …

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Deze motie vraagt het "met prioriteit", maar het is natuurlijk een motie die dat ook breder vraagt. Het is een motie die verder gaat dan de eerdergenoemde motie en die ook een tijdlijn schetst naar het eind van het jaar.

Minister Van Gennip:

Ik vind dit toch een beetje lastig. Wij zijn echt heel serieus een motie van uw collega's Maatoug, Palland en Piri aan het uitvoeren. We zijn aan het kijken hoe we kunnen zorgen dat we inderdaad toegang tot de werkvloer hebben. We hebben er een uitgebreid debat over gevoerd, een aantal commissiedebatten geleden. Ik heb u in dit commissiedebat uitgelegd waar we staan met de uitvoering van die motie. We zijn dus ook echt heel ver met de uitvoering van die motie. En dan komt u er overheen met een motie waarin u eigenlijk hetzelfde zegt en de vleessector eraan toevoegt. Laat ons nou gewoon die motie uitvoeren! We zijn er heel ver mee. U krijgt deze zomer antwoord. Ik heb al meerdere malen in het commissiedebat uitgelegd waar we staan. Die oorspronkelijke motie is een hele mooie motie. Daar zijn we heel erg hard mee bezig.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

De minister is in ieder geval gepassioneerd over de uitvoering van de al aangenomen motie. Dan houd ik deze aan totdat ik in de zomer de antwoorden over die uitvoering zie.

Minister Van Gennip:

Ja, na het zomerreces krijgt u die antwoorden. Als u dan ontevreden bent, dient u deze alsnog in.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ja, prima.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Kröger stel ik voor haar motie (29861, nr. 104) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Dan de motie op stuk nr. 105.

Minister Van Gennip:

Ja, die is ook van mevrouw Kröger en mevrouw Piri samen. Zoals u weet, hadden wij een wetsvoorstel in voorbereiding voor de certificering van uitzendbureaus. We hebben een best zwaar dictum van de Raad van State gekregen, dus we zijn nu dat advies van de Raad van State serieus aan het uitwerken. Ik heb ook in het commissiedebat gezegd dat ik kort na de zomer kom met een nieuw wetsvoorstel. Ik stel voor om dan de discussie te voeren over certificering of vergunning; hoe dat eruit moet zien. Hier zijn we heel erg ver met het serieus nemen van dat best zware dictum van de Raad van State, dus ik vermoed dat u vlak na het zomerreces een nieuw wetsvoorstel tegemoet kunt zien. Ik zou u willen vragen om deze dan aan te houden, want dit loopt echt vooruit op dat wetsvoorstel dat we nu helemaal aan het uitwerken zijn, op basis van de Raad van State.

De voorzitter:

Ik kijk even naar mevrouw Kröger. Nee? Er wordt nee geschud. Wat wordt dan het oordeel?

Minister Van Gennip:

Als mevrouw Kröger deze motie niet wil aanhouden, is het oordeel "ontraden". Zij loopt echt vooruit op een discussie. Daar hebben we het ook een aantal keren over gehad: het certificeringsstelsel, het vrij zware advies van de Raad van State. We zijn dat nu aan het uitwerken. Daar komen we gewoon mee.

Mevrouw Piri (PvdA):

Het is natuurlijk helemaal niet zo raar. Het kabinet heeft gekozen voor een certificeringsstelsel. Daar is, denk ik, heel veel kritiek van de Raad van State op gekomen. De motie van GroenLinks en de Partij van de Arbeid zegt: zorg er nu voor dat je komt met een serieus voorstel voor een vergunningsstelsel. Alle respect voor de minister, maar als we eerst moeten afwachten of er misschien toch nog iets wordt gepoogd met certificering, dan is het helemaal niet zo raar om deze motie in te dienen.

Minister Van Gennip:

Oké, maar dan moet ik deze motie nog steeds ontraden, want u wilt nu een volwaardig alternatief uitgewerkt hebben naast het alternatief waar wij al vol gas mee aan werk zijn. En dat doen we op basis van de kritiek van de Raad van State. Er gaan dus ook echt veranderingen komen ten opzichte van het stelsel dat voorlag. Ik denk dat het veranderingen zijn die goed zullen zijn. Maar we gaan nu niet een volwaardig ander alternatief uitwerken naast de trein die, ook op basis van de discussies met uw Kamer, nu heel hard rijdt.

De voorzitter:

De motie blijft ontraden. Dan de motie-Van Baarle op stuk nr. 106.

Minister Van Gennip:

Dan de motie op stuk nr. 106 van de heer Van Baarle. Die wil ik graag oordeel Kamer geven. Ik hecht erg aan de Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie. Hij moet natuurlijk nog wel worden aangenomen in de Eerste Kamer. Met dat voorbehoud kan ik die meenemen bij de certificering van uitzendbureaus.

De voorzitter:

De heer Van Baarle knikt instemmend.

Minister Van Gennip:

Dan de motie-Van Baarle op stuk nr. 107. Ik zie dat de heer Van Baarle die herschreven heeft. Hij vraagt ons nu om arbeidsdiscriminatie mee te nemen bij de certificering en hij vraagt ons om te onderzoeken of een oordeel van het College voor de Rechten van de Mens daarin ook een rol kan spelen. Ik waardeer het dat de heer Van Baarle het zo herschreven heeft, want een oordeel van het College voor de Rechten van de Mens is niet hetzelfde als een rechterlijke uitspraak. Dat is, flauw gezegd, een rapport. En daarom moeten we dus kijken of en hoe we dat mee kunnen nemen. Maar de intentie om veroordelingen voor arbeidsdiscriminatie een rol te laten spelen bij de certificering deel ik. Dus op deze manier: oordeel Kamer.

De motie-Van Kent op stuk nr. 108 is een spreekt-uitmotie. Daar ga ik niet over.

De motie-Van Kent op stuk nr. 109. De heer Van Kent volgt het nieuws goed, zou ik zo zeggen. In de Wet goed verhuurderschap is de mogelijkheid opgenomen dat gemeentes de eis van één persoon per kamer stellen. Het is dus per 1 juli van dit jaar aan gemeentes om dat dan ook te doen. Ik wil de gemeentes er best toe oproepen om dat te doen. Ik wil daar met de VNG het gesprek over aangaan en haar vragen of ze dat inderdaad doen. Maar u hebt dat voorstel dus al. U hebt de Wet goed verhuurderschap zelf goedgekeurd. Daarbij gaat het om een eigen slaapkamer. Er is een ingroeiperiode van, ik meen, twee, drie of vier jaar. Ik weet het niet precies uit mijn hoofd. Men heeft een aantal jaren om dat voor elkaar te krijgen. Dat is dus het voorstel dat al door uw Kamer is goedgekeurd. Het is in de handen van de gemeenten.

De voorzitter:

En uw oordeel over de motie?

Minister Van Gennip:

Nou, dan is het eigenlijk overnemen, want we hebben dit al gedaan. Maar ik denk dat de heer Van Kent wil dat we de gemeentes gaan dwingen. En dat kunnen we niet.

De heer Van Kent (SP):

Mijn partijgenoot Emile Roemer raadde in zijn rapport aan: iedere arbeidsmigrant een eigen slaapkamer. Wat er nu gebeurt, is dat gemeenten de mogelijkheid krijgen om bij nieuwe huisvesting te eisen dat er een eigen slaapkamer moet zijn. De gemeenten krijgen de mogelijkheid om dat te doen. Dat is geen garantie. Maar mijn motie gaat ook over de bestaande huisvesting. Arbeidsmigranten slapen nu met meer mensen in één kamer zonder ramen, of in een soort veredelde schaftkeet. Ook zij verdienen toch een eigen slaapkamer? Dat is ook wat Roemer aangeeft: geef arbeidsmigranten een eigen slaapkamer. Deze motie vraagt de regering om dat te gaan organiseren.

Minister Van Gennip:

Het onderscheid tussen bestaande en nieuwe huisvesting … Misschien spreek ik met gemeentes die koploper zijn, die dit uiteindelijk bij alle huisvesting voor elkaar willen hebben en dus met mij in gesprek gaan over de overgangstermijn omdat ze dat anders nooit voor alle huisvesting voor elkaar denken te krijgen. U zegt dat het alleen voor nieuwe huisvesting is. Dat is dan interessant. Misschien dat er gemeentes zijn die het alleen op nieuwe huisvesting van toepassing laten zijn. Ik ben nu even overvraagd, want hoe dit precies is uitgewerkt, ligt natuurlijk bij mijn collega De Jonge. Maar ik deel wel echt uw intentie en de intentie van de heer Roemer, namelijk dat arbeidsmigranten over een eigen slaapkamer moeten kunnen beschikken. Daar zijn wij het dus over eens. Volgens mij is daar in die Wet goed verhuurderschap specifiek voor gezorgd.

De heer Van Kent (SP):

Dat is niet het geval; de wet zorgt er niet voor dat alle arbeidsmigranten een eigen slaapkamer krijgen. Maar ik begrijp dat de minister overvraagd is op dit punt. Ik zou het voorstel willen doen dat ik de motie aanhoud en dat de minister — want we zijn het met elkaar eens dat alle arbeidsmigranten een eigen slaapkamer moeten krijgen — met een collega kijkt hoe dat precies zit en wat er eventueel nog aanvullend georganiseerd moet worden om inderdaad alle arbeidsmigranten een eigen slaapkamer te laten krijgen.

Minister Van Gennip:

Ik stel voor dat ik in samenspraak met collega De Jonge reageer op uw motie, wat er dan wel en niet precies in staat en hoe dat vis-à-vis de gemeentes geregeld is. Het is wel zo dat wij, op het moment dat wij de verantwoordelijkheid bij de gemeentes leggen, de gemeentes niet kunnen dwingen, maar ik kan wel heel veel in de gesprekken met VNG en met oproepen. Dat is dus wat ik in het begin zei. We kunnen ook even kijken naar de overgangstermijn, of het voor bestaande en nieuwe huisvesting is. Dan komen wij daar gewoon gezamenlijk op terug. Dat lijkt mij het beste.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Kent stel ik voor zijn motie (29861, nr. 109) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 110.

Minister Van Gennip:

De motie op stuk nr. 110 ontraad ik.

De motie op stuk nr. 111. Ik zeg naar mevrouw Piri en mevrouw Kröger toe: hier hebben we ook een discussie over gehad. Ik heb aangegeven dat er verschillende meningen zijn, ook binnen vakbonden, ook binnen allerlei belangenorganisaties, over of je het nou wel of niet moet afschaffen. Ook daarover heb ik u in het commissiedebat toegezegd dat ik in het najaar zal komen met een opinie. Deze motie loopt daarop vooruit, dus als u 'm nu indient, moet ik 'm ontraden. U kunt 'm ook aanhouden totdat ik met dat antwoord ben gekomen. Dat is een lastige afweging. Ik heb de voor- en nadelen genoemd in het commissiedebat.

De voorzitter:

Mevrouw Piri schudt nee, dus de motie is ontraden.

Minister Van Gennip:

Dan wil mevrouw Piri vooruitlopen op de antwoorden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 112.

Minister Van Gennip:

De motie op stuk nr. 112 gaat over de zorgplicht van werkgevers. Dat is een belangrijke motie. Hoe zorgen we dat we inderdaad zicht hebben op al die arbeidsmigranten in Nederland? Daarbij speelt registratie een cruciale rol. Die registratie moet ook actueel gehouden worden. We zijn nu aan het uitzoeken hoe we die rol vorm kunnen geven. U hebt het hier over de uitzendbureaus, maar we kunnen die verantwoordelijkheid ook leggen bij de inleners of bij de huisvestingsorganisaties. Soms zijn dat natuurlijk dezelfde spelers. Dat is één.

Twee. Ik wil echt dat het echt tot resultaat leidt, dat het niet alleen een papieren exercitie is. Alle wethouders met wie ik het hierover heb, willen dat ook zo. We zoeken nu dus samen met BZK, VNG, allerlei betrokken partijen, naar de beste manier om hier invulling aan te geven, om ervoor te zorgen dat het niet een papieren exercitie is en dat je de juiste persoon erop aanspreekt. Ik zou u dus willen vragen om deze motie aan te houden. U krijgt hier in de tweede helft van dit jaar duidelijkheid over, omdat het ook te maken heeft met die certificering.

Mevrouw Podt (D66):

Ik was heel even benieuwd, want ik zat ook naar deze motie te kijken. Volgens mij zegt de minister: ik wil graag ruimte voor het hoe en hoe we dit gaan doen, want met de intentie ben ik het eens. Volgens mij zegt deze motie niks over het hoe en kan de minister dat nog geheel naar eigen wens invullen, maar dan kijk ik ook even naar de rechterkant.

Minister Van Gennip:

Ja, behalve dat de motie sowieso de verantwoordelijkheid bij de uitzendbureaus legt en er ook een rol kan zijn voor werkinleners en misschien zelfs voor de huisvestingsorganisaties, de verhuurders. We zijn dus ook aan het zoeken naar ... Laat ik het zo zeggen: als ik 'm zo mag interpreteren dat wij de zorgplicht zorgvuldig aan het uitwerken zijn en kijken wie die zorgplicht moet dragen, waaronder dus de uitzendbureaus, om te zorgen dat die registratie actueel is en dat het geen papieren exercitie is, dan is de motie oordeel Kamer. Maar als u zegt: het moet sowieso de uitzendbureaus zijn, dan moet ik even ... Dat is nu iets te snel en het gaat terugkomen in de discussie over de certificering, want daar zit het in.

Mevrouw Piri (PvdA):

Kijk, waar het mij om gaat, is dat degenen die verantwoordelijk zijn om mensen hierheen te halen, ook een verantwoordelijkheid hebben naar die werknemers. We weten gewoon dat de hele handhaving afhankelijk is van of die registratie goed klopt, dus of het nou de uitzendbureaus zijn of de inleners of op wat voor manier dan ook de werkgevers ... Met die interpretatie ben ik het eens.

De voorzitter:

Prima.

Minister Van Gennip:

Ja, misschien kunt u het dictum daarop dan iets aanpassen. Dan is de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dan constateer ik dat, als ze niet is gewijzigd, ze ontraden is. We moeten het oordeel registreren.

Mevrouw Piri (PvdA):

Volgens mij staat het, met de uitleg die de minister gaf en als we het daarmee eens zijn, in de notulen, en dan hoeft de motie volgens mij niet te worden aangepast. Ik ben het eens met de uitleg die de minister geeft.

De voorzitter:

Prima.

Minister Van Gennip:

Dan is dat ook prima zo.

De voorzitter:

Dan is het dus oordeel Kamer. We gaan naar de dertiende motie, die op stuk nr. 113.

Minister Van Gennip:

Die motie op stuk nr. 113 is ook van mevrouw Piri en mevrouw Kröger. De ETK-regeling afschaffen ... Die wordt nu geëvalueerd door Financiën. Daar kan ik nog niet op vooruitlopen. Eind van dit jaar of begin 2024 kunnen we uitsluitsel geven over die evaluatie. Een onderdeel van die evaluatie zal ongetwijfeld dit stukje zijn. Maar ik kan daar niet op vooruitlopen, dus dan moet ik óf vragen of u 'm aanhoudt óf 'm ontraden.

De voorzitter:

Er wordt nee geschud bij "aanhouden", dus de motie is ontraden. Nu de motie op stuk nr. 114.

Minister Van Gennip:

Die motie gaat over derdelanders. Dat is een hele belangrijke motie. Waarom? Omdat wij zien dat het aantal derdelanders enorm toeneemt, en ook omdat — en volgens mij heb ik dat ook in het commissiedebat met u gewisseld — ik in mijn persoonlijke contacten met collega's van landen waar die postbussen zijn, ook zie dat daar echt wel belangstelling is om dit gesprek te voeren. Dus wat dat betreft is deze motie oordeel Kamer. Het is ook geen detachering. En het is mij echt een doorn in het oog; dat heb ik ook al eerder gezegd. Het is echt iets waar we wat aan moeten doen. Ik zet me daar proactief voor in. En ik zal ook die optie van dat Europese socialezekerheidsnummer daarin serieus bekijken.

De voorzitter:

Dus?

Minister Van Gennip:

Voor de motie op stuk nr. 114: oordeel Kamer.

De motie van de heer Van den Brink en de heer De Kort op stuk nr. 115 is heel belangrijk. Wij hebben namelijk nog vrij weinig middelen om op het moment dat documenten worden ingenomen, degene die de documenten inpikt aan te pakken, behalve zorgen dat die documenten terugkomen. Dat is ook een recent signaal van de NLA, dus daarom krijgt deze motie een stevig "oordeel Kamer".

Dan de motie op stuk nr. 116 van mevrouw Podt over dakloosheid. Die wil ik graag oordeel Kamer geven. We voeren die gesprekken al. Het is een schrijnend probleem dat wij dakloze arbeidsmigranten hebben in Nederland. Het onderzoeken hoe we daar meer aan kunnen doen en vooral hoe we de werkgevers daarbij kunnen betrekken, steun ik zeer. Deze motie krijgt dus oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 117 vind ik een lastige motie. Ik begrijp waar mevrouw Podt naartoe wil, omdat die afhankelijkheidsrelatie voor werknemers juist zo lastig is, maar ik vind het ook belangrijk om grip te houden op arbeidsmigratie uit derde landen. Daar ging de motie van mevrouw Piri net ook over. De arbeidsmigratie van buiten de EU is echt een sluitstuk. Op het moment dat je de relatie met de werkgever vergemakkelijkt en mensen dus een kans geeft daar eerder van af te stappen, zet je de deur voor migranten uit derde landen verder open. Dat is precies wat we niet willen als we grip op migratie willen.

Mevrouw Podt (D66):

Maar dan toch even heel precies, want dit staat letterlijk in de motie. Er staat ook: laten we zorgen dat er een balans is tussen enerzijds de grip op migratie, wat volgens mij heel veel mensen belangrijk vinden, en anderzijds dat die arbeidsmigranten niet in een situatie komen waarin ze slachtoffer worden van misbruik, wat we volgens mij ook allemaal heel belangrijk vinden. In het dictum staat zelf nog: "waarbij die eerdergenoemde factoren in ieder geval worden meegenomen". Dan roept de motie op tot een onderzoek. Volgens mij komt de motie de minister een enorm end tegemoet. Ik vraag me toch af waar die aarzeling dan in zit.

Minister Van Gennip:

Die zit in het feit dat u mij verzoekt te onderzoeken hoe de afhankelijkheidsrelatie beperkt zou kunnen worden en ik die afhankelijkheidsrelatie niet wil beperken. Dat betekent namelijk dat derdelanders die hier komen, door kunnen stromen op de Nederlandse arbeidsmarkt, zonder dat ze bijvoorbeeld opnieuw een tewerkstellingsvergunning moeten aanvragen en opnieuw die toets moeten doen. Dat is juist waar het om gaat.

Mevrouw Podt (D66):

In de afgelopen debatten zag ik de minister als iemand die sterk opkomt voor arbeidsmigranten in een benarde situatie. Dan zegt zij toch dat ze de afhankelijkheidsrelatie belangrijk vindt, terwijl veel organisaties die met deze mensen werken, zeggen: de afhankelijkheidsrelatie is enorm bezwaarlijk, juist omdat het arbeidsmigranten vaak in de positie plaatst dat ze geen kant meer op kunnen. Hoe ziet de minister het dat ze zegt dat ze de afhankelijkheidsrelatie zo belangrijk vindt, terwijl dit het signaal is dat we krijgen van de organisaties?

Minister Van Gennip:

Ik ben het met mevrouw Podt eens dat we moeten onderzoeken hoe wij de situaties van deze mensen kunnen bevorderen, maar het beperken van de afhankelijkheidsrelatie vind ik niet de juiste weg. Dat is namelijk echt de deur openen voor migratie van derdelanders, voor mensen die hier komen en dan kunnen doorstromen op de Nederlandse arbeidsmarkt. Wij zijn nu onderzoek aan het doen naar allerlei verschillende schijnconstructies, waarbij ook mensen met schijndetacheringen Nederland binnenkomen. Dat wil ik gewoon tegengaan. Ik wil dus graag onderzoeken hoe ik de situatie voor deze mensen kan verbeteren, juist ook omdat ze met deze moeilijke constructies Nederland binnenkomen en wij het zicht erop echt verliezen. We weten niet waar ze zijn en we weten niet wat voor leven ze leiden. Maar ik wil niet dat het een nieuwe schijnconstructie, een nieuwe schijndetachering, wordt waarmee mensen derdelanders makkelijker naar Nederland kunnen halen.

De voorzitter:

Volgens mij wordt u het niet eens met elkaar. Echt afrondend, mevrouw Podt, want dit kost allemaal veel tijd en ik zie geen toenadering.

Mevrouw Podt (D66):

Kan de minister dan niet bedenken dat die twee dingen ook naast elkaar kunnen bestaan: het feit dat er kwalijke schijnconstructies zijn en dat er giftige afhankelijkheidsrelaties zijn? Die twee dingen kunnen naast elkaar bestaan. Volgens mij moeten we die allebei tegengaan. Is de minister het daarmee eens?

Minister Van Gennip:

Ik ben het ermee eens in die zin dat ik schijnconstructies, schijndetacheringen en schrijnende omstandigheden wil tegengaan. Maar in mijn strijd tegen de schijndetacheringen wil ik niet iets doorbreken waardoor er meer schijndetacheringen kunnen ontstaan. Uw oproep om te kijken naar de leef- en werkomstandigheden van derdelanders neem ik zeer serieus; we zijn er al heel erg mee bezig, maar die oproep omarm ik. Dat is dus ook een toezegging. Maar ik kan helaas niet meegaan in het beperken van de afhankelijkheidsrelaties, want daardoor kunnen er nieuwe schijndetacheringen ontstaan.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 117 is ontraden. Dan de laatste motie, op stuk nr. 118.

Minister Van Gennip:

Dit is een van de zaken waarnaar we aan het kijken zijn in de Arbovisie: hoe kunnen we de signalementen rondom arbeidsomstandigheden en de ketenaansprakelijkheid daarvan beter in kaart brengen? Daarmee kan ik de motie dus oordeel Kamer geven, maar dan wel als ik die zo mag lezen dat we het meenemen in de uitwerking van de Arbovisie, want daarin komen wij erop terug.

De voorzitter:

Meneer Ceder? Is dat een nee, een ja of iets ertussenin? De minister geeft aan de motie oordeel Kamer te willen geven met de interpretatie die ze er net aan heeft gegeven. Bent u het eens met die interpretatie? Ja, oké. Dan krijgt de motie op stuk nr. 118 oordeel Kamer. Goed. Daarmee zijn we klaar?

Minister Van Gennip:

Ik denk het wel.

De voorzitter:

Ja, dat denk ik ook.

Minister Van Gennip:

Het was de laatste op mijn telefoon, want papier hadden we even niet.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van het tweeminutendebat Arbeidsmigratie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties wordt aanstaande dinsdag, 27 juni, gestemd.

Naar boven