17 Integrale aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag

Integrale aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag

Aan de orde is het tweeminutendebat Integrale aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag (CD d.d. 24/05).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Integrale aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag. Ik zie dat mevrouw Mutluer er is. Zij gaat namens de Partij van de Arbeid als eerste het woord voeren in dit tweeminutendebat.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Voorzitter. Ik heb een paar moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat relationele en seksuele vorming van kinderen en jongeren op een betere en effectievere manier gestalte moet krijgen met het oog op seksueel grensoverschrijdend gedrag;

overwegende dat deze mede in het onderwijs hoort plaats te vinden;

verzoekt de regering in overleg met de regeringscommissaris en partijen uit het onderwijs een onderzoek te doen naar een doorlopende lijn van aanpak en leren aangaande relationele en seksuele vorming, van het p.o. tot aan het wo, die passend is bij de ontwikkelingsfase van de kinderen en jongeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Mutluer.

Zij krijgt nr. 78 (34843).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van oordeel dat bij seksueel grensoverschrijdend gedrag herstelrecht van grote betekenis kan zijn om bij seksueel grensoverschrijdend gedrag recht te doen aan de beleving van het slachtoffer;

overwegende dat het herstelrecht niet alleen een zaak is van JenV maar ook van andere beleidsterreinen;

verzoekt de regering na te gaan hoe herstelrecht bij seksueel grensoverschrijdend gedrag in de uitvoering van het Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld kan worden meegenomen en de Kamer dit najaar te informeren over de voortgang vóór het debat over de begroting van OCW,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Mutluer.

Zij krijgt nr. 79 (34843).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ook universiteiten en hogescholen helaas niet zijn gevrijwaard van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld;

constaterende dat de Universiteit Maastricht daarom MeToolessen zal geven aan eerstejaarsstudenten tijdens onder andere introductieweken;

van oordeel dat voorlichting op dit punt bij hogeronderwijsinstellingen cruciaal is voor het vastleggen van gedragsnormen;

verzoekt de regering om aansluitend bij het initiatief Studenten Pact voor de start van het onderwijs in het najaar van 2024 te verkennen hoe de voorlichting aan studenten en medewerkers over seksueel grensoverschrijdend gedrag verankerd kan worden tijdens de introductieweken en in de curricula van alle hogeronderwijsinstellingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Mutluer.

Zij krijgt nr. 80 (34843).

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dan de laatste, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regeringscommissaris in zijn handreiking waardevolle suggesties doet voor voorbereiding op een melding van grensoverschrijdend gedrag, onderzoek daarnaar en de afhandeling;

overwegende dat in het kader van de handreiking ook principiëlere, morele en normatieve keuzes bij het gedrag in arbeidsrelaties nodig zijn;

constaterende dat diverse grote bedrijven al beschikken over goede gedragscodes voor wat wel en niet past omtrent gedrag in een arbeidsrelatie;

van oordeel dat het wenselijk is dat er ook duidelijkheid in dezen bestaat bij andere werkgevers;

verzoekt het kabinet haast te maken met het wettelijk opnemen dat bedrijven en organisaties moeten beschikken over een door hen zelf opgestelde en gedragen gedragscode;

verzoekt het kabinet de regeringscommissaris te vragen de handreiking aan te vullen met elementen die in een dergelijke gedragscode thuishoren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Mutluer.

Zij krijgt nr. 81 (34843).

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Excuses. Dit was belangrijk. Vandaar deze vier moties over dit onderwerp.

De voorzitter:

Dank u wel. De volgende spreker is mevrouw Westerveld namens GroenLinks. Gaat uw gang.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank, voorzitter. Bij het commissiedebat hebben we het over veel verschillende onderwerpen gehad. Dat was ook wel te horen aan de moties van mevrouw Mutluer. Ik heb mijn bijdrage enigszins toegespitst op seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sector gehandicaptenzorg, omdat mensen met een beperking vaak fysiek of mentaal niet in staat zijn … Nee, ik moet zeggen dat mensen fysiek niet in staat zijn of om een andere reden — soms kunnen ze niet praten — niet in staat zijn om een melding te doen, terwijl er toch flink wat meldingen liggen bij de inspectie. Daarover heb ik een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal meldingen van grensoverschrijdend gedrag bij Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd verreweg het hoogste is in de gehandicaptensector en de sector jeugd;

constaterende dat de wettelijke kaders in de Jeugdwet inmiddels zijn aangepast, waardoor vertrouwenspersonen toegang hebben tot jeugdzorglocaties, er wettelijk recht is op een vertrouwenspersoon en er een onafhankelijke organisatie met vertrouwenspersonen is;

constaterende dat mensen met een beperking in een zorgrelatie door de afhankelijkheid van de zorgverlener minder snel een melding maken en dat ze vanwege de beperking niet of moeilijk in staat zijn om een melding te maken, terwijl een onafhankelijke organisatie ontbreekt, evenals sterke wettelijke randvoorwaarden;

constaterende dat er veel aanbieders van gehandicaptenzorg zijn die ook niet in het zicht zijn van vertrouwenspersonen en waar ook geen regulier inspectiebezoek plaatsvindt, zodat er nauwelijks onafhankelijk toezicht is, terwijl deze mensen in een afhankelijkheidsrelatie zitten;

verzoekt de regering om met de gehandicaptensector en met organisaties van vertrouwenspersonen te inventariseren of er voldoende gespecialiseerde vertrouwenspersonen zijn voor de sector;

verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat er op regelmatige basis gespecialiseerde vertrouwenspersonen langskomen bij mensen met een beperking die verblijven in zorginstellingen en zorgboerderijen, en over beide verzoeken de Kamer te informeren in het najaar van 2023,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld.

Zij krijgt nr. 82 (34843).

Dank voor uw inbreng. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Werner. Zij voert het woord namens het CDA. Gaat uw gang.

Mevrouw Werner (CDA):

Dank, voorzitter. Ook dank aan beide ministers voor het voeren van het debat.

Ik heb het tijdens het debat speciaal gehad over de melders. Ik vind dat we die beter in bescherming moeten nemen. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een derde van de mensen verwacht dat het melden van seksueel grensoverschrijdend gedrag nadelig is voor hun baan;

overwegende dat in het arbeidsrecht een melder beschermd is, maar in de praktijk dit vaak anders uitpakt;

overwegende dat een goede begeleiding van een melder daarom cruciaal is en gewaarborgd moet zijn, om het gevoel van veiligheid te vergroten;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat deze goede begeleiding van melders wordt gegarandeerd in gedragscodes en meldprotocollen;

verzoekt de regering er tevens voor te zorgen dat deze begeleiding makkelijk en laagdrempelig toegankelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Werner.

Zij krijgt nr. 83 (34843).

Mevrouw Werner (CDA):

Dank u.

De voorzitter:

U ook hartelijk dank. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Van der Laan. Zij gaat het woord voeren namens D66. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dank u wel, voorzitter. We hebben een indringend debat gehad over een indringend onderwerp. Seksueel grensoverschrijdend gedrag is een structureel, maatschappelijk probleem. Dat heeft een lange adem nodig om aangepakt te worden, zodat het tij gekeerd kan worden.

Anderhalf jaar geleden heb ik al een motie aangenomen gekregen in de Kamer om in ieder geval de digitale dimensie van geweld tegen vrouwen en meisjes te onderzoeken, zodat we weten wat ervoor nodig is om het Istanbulverdrag ook in Nederland te implementeren. Ik hoef nu dus niet opnieuw een motie daarover in te dienen. Ik wil gewoon graag dat de resultaten van dat onderzoek heel snel komen. De minister heeft aangegeven dat hij die binnen een paar maanden verwacht. Ik zou echter ieder moment willen aangrijpen, of het nou in een commissiezaal is of in de plenaire zaal, om aan te geven dat het niet normaal is wat er ook online gebeurt. Het onlinegeweld en de onlinehaat, met name tegen vrouwen en meisjes, zijn een voedingsbodem om uiteindelijk mogelijk tot fysiek geweld te komen. Hierbij wil ik nogmaals aandacht vragen voor die aangenomen motie. Ik vraag om de dimensie van onlinehaat mee te nemen in de aanpak en de bestrijding van grensoverschrijdend gedrag.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de termijn van de Kamer. Er zijn zes moties ingediend. Ik denk dus dat we over zes minuten, maar misschien sneller, een oordeel gaan krijgen van de beide bewindslieden. We schorsen even.

De vergadering wordt van 22.02 uur tot 22.08 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van het tweeminutendebat Integrale aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag. Er zijn zes moties ingediend in de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Het is nu aan het kabinet om daar een oordeel over te geven.

Ik geef als eerste het woord aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Gaat uw gang.

Minister Dijkgraaf:

Dank u, voorzitter. Met uw welnemen wil ik, buiten de orde van de vergadering, kort even iets zeggen over het nieuws dat vanavond tot ons kwam, namelijk dat mijn directe collega, minister Wiersma, heeft aangekondigd af te treden. Ik wil hier, in deze Kamer, graag zeggen met hoeveel respect ik die beslissing bekijk. Ik denk dat dit een van de moeilijkste beslissingen is die je als bewindspersoon kan nemen. Ik heb hem leren kennen als een bijzonder gedreven bewindspersoon. Ik ga zijn grote inzet en passie voor het onderwijs missen. Ik kijk ook terug op een bijzonder prettige en betekenisvolle gezamenlijke aanpak van thema's als kansengelijkheid, basisvaardigheden en de ontwikkeling van onze leraren. Nogmaals, ik ga zijn inzet missen. Ik vind het goed om dat toch even hier, in deze Kamer, met u te delen.

Dan wil ik overgaan tot de orde van de dag en de appreciatie van de moties. Ik begin bij de motie op stuk nr. 78 van mevrouw Mutluer, waarin zij vraagt naar een doorlopende lijn van aanpak en leren aangaande relationele en seksuele vorming van het p.o. tot aan het wetenschappelijk onderwijs. Zij praat niet over een doorlopende leerlijn. Dat zou ook heel moeilijk zijn geweest, want in het hoger onderwijs heb ik geen directe zeggenschap over de curricula. Op deze wijze kan ik het verzoek wel onderschrijven. Ik wil de motie dan ook oordeel Kamer geven, in de zin dat we al hard werken aan een doorlopende leerlijn van het primair onderwijs tot en met het middelbaar beroepsonderwijs in het kader van onder andere de curriculumbijstelling in het funderend onderwijs en de aanpassing van de kwalificatie-eisen burgerschap in het mbo. Dat is een mooi aandachtspunt. Ik stimuleer en faciliteer voorlichting over seksuele vorming in het hoger onderwijs. Zoals u kortgeleden in mijn brief over sociale veiligheid in het hoger onderwijs heeft kunnen lezen, neem ik daar ook een aantal stappen, onder andere de wettelijke zorgplicht en het uitbreiden van meld-, overleg- en aangifteplicht. Ik zie dus al een aantal elementen, maar deze motie roept ons op om daar een coherent geheel van te maken. Nogmaals, met aandacht voor de handelingsvrijheid in de verschillende domeinen in het onderwijs kan ik deze motie oordeel Kamer geven.

Dan de motie op stuk nr. 79 over het breed inzetten van het herstelrecht. Ook deze wil ik oordeel Kamer geven. Ik denk dat met het inzetten van het herstelrecht problemen op betekenisvolle wijze kunnen worden opgelost. Het wordt op het ministerie van Justitie en Veiligheid in toenemende mate ingezet in zedenzaken. Daarover zal de minister voor Rechtsbescherming u informeren. In het kader van het nationaal actieplan gaan wij nog verder onderzoeken of het herstelrecht ook in andere domeinen een rol kan spelen. Ik wil alleen vragen of het in orde is als ik u daarover informeer in de voortgangsbrief over het nationaal actieprogramma die u dan in het eerste kwartaal van 2024 zult ontvangen.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Daar kan ik lastig mee akkoord gaan, want als wij in het licht van het nationaal programma zien dat bepaalde ministeries iets minder doen aan herstelrecht, kunnen wij eventueel nog voorstellen doen tijdens de begrotingsbehandeling. Ik heb wat nodig — JenV is niet voldoende — om eventueel richting de begroting mijn eigen financiële voorstellen te kunnen doen.

Minister Dijkgraaf:

We gaan ons best doen.

De voorzitter:

Heel goed. De motie op stuk nr. 79 heeft oordeel Kamer.

Minister Dijkgraaf:

Dan de motie op stuk nr. 80 over voorlichting over seksualiteit in het hoger onderwijs. Zoals ik al zei, stimuleer en faciliteer ik onderwijsinstellingen op verschillende manieren om hiervan werk te maken. Het voorbeeld van de Universiteit Maastricht spreekt mij zeer aan. Ik onderschrijf dan ook de gedachte achter de motie. Ik neem bijvoorbeeld al de volgende maatregelen: subsidie voor GELIJKSPEL en Rutgers om voorlichting te geven in alle grote studentensteden — dat is al in 2023, dus komend studiejaar, tijdens de introductieweken — gratis workshops voor studenten en studenten- en studieverenigingen, advies over beleid. Ik noemde al mijn aanscherping van het beleid in het hoger onderwijs, maar zoals de motie nu is geformuleerd, vraagt u mij om iets te verankeren in het curriculum. Vanwege de academische vrijheid in het hoger onderwijs kan ik niets verplichten in de curricula. In die zin moet ik de motie dus ontraden. Maar als u mij toestaat om op een andere manier uitvoering te geven aan deze motie, door in gesprek te gaan met de instellingen en dit initiatief onder de aandacht te brengen — ik heb al gezegd dat ik een aantal heel concrete maatregelen heb genomen die al komend studiejaar ingaan — dan kan ik de motie oordeel Kamer geven. Maar als u mij echt vraagt om te gaan onderzoeken hoe ik dingen in het curriculum kan gaan vastleggen, ben ik bang dat ik buiten mijn bevoegdheid moet treden. Dan moet ik 'm ontraden.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik wil het debat niet overdoen. Ik hoor de minister. Volgens mij heeft de minister zelf ook gezegd gecharmeerd te zijn van de wijze waarop Maastricht dat doet. "Ik kan het niet verplichten, maar ik ga het gesprek voeren." Dat is prima. Ik zie dit meer als een duwtje in de rug. De Kamer wil ook dat andere universiteiten dit vanzelf doen, maar sommige dingen gaan niet vanzelf. Ik wil dat de minister onderzoekt, ook in die gesprekken, hoe het dan kan. Als hij terugkomt met "het kan niet", hebben we een andere discussie. Maar dit is een wat zwaarder duwtje in zijn rug dan hoe de minister de motie nu interpreteert. Dat zonder dat ik hem wil verplichten om morgen tegen de universiteit te zeggen: je doet het. Maar het is meer dan wat hij voornemens is om te gaan doen. Begrijpen wij elkaar?

Minister Dijkgraaf:

Ik ben enthousiast over het initiatief en ik wil graag het gesprek aangaan en het stimuleren, maar als de Kamer mij vraagt om te onderzoeken hoe ik kan bewerkstelligen dat iets in het curriculum van alle instellingen terechtkomt, ga ik echt over een grens heen. Dat kan ik niet beloven, maar ik kan wel met alle duwtjes in de rug heel stevig dat gesprek voeren, het onder de aandacht brengen en het stimuleren. Nogmaals, ik heb een aantal hele concrete dingen die in dezelfde richting gaan. Maar ik kijk toch eventjes naar mevrouw Mutluer of zij met deze interpretatie kan leven. Als zij een stap verder vraagt, dan moet ik 'm echt ontraden.

De voorzitter:

Ik begreep de woorden van mevrouw Mutluer zo dat zij op dit moment geen stap verder wil gaan.

Minister Dijkgraaf:

Goed. Dank u wel.

De voorzitter:

Toch? Of? Kunt u leven met de interpretatie van de minister? Niet? In dat geval moet de minister een ander oordeel geven, want als het blijft hangen, dan hebben we …

Minister Dijkgraaf:

Als het verder gaat dan mijn interpretatie, zal ik de motie moeten ontraden.

De voorzitter:

Als mevrouw Mutluer daarover na wil denken, dan kan dat, maar dan schrijven we nu op dat de motie ontraden is.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dan één vraag: wanneer komt de minister hiermee terug? Wanneer heeft hij die gesprekken?

Minister Dijkgraaf:

Ik denk dat het najaar een goed moment is om deze gesprekken te voeren, zeker omdat we dan ook de ervaring hebben met alle initiatieven die we rondom de introductiedagen hebben opgedaan. Dan kunnen we kijken hoe die hebben uitgepakt en of de instellingen daar goede ervaringen mee hebben. Ik denk dat het najaar een goed moment is om dit gesprek te houden.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dan kan ik nu leven met de interpretatie van de minister. Als hij komt met een terugkoppeling van dat gesprek waaruit blijkt dat dit niet is gelukt, dien ik een steviger motie in.

De voorzitter:

Helder.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dan moeten we even kijken wanneer en hoe we dat doen.

Minister Dijkgraaf:

Ik zeg toe dat ik deze gesprekken in het najaar ga voeren. Ik laat uw Kamer dan ook weten wat de resultaten daarvan zijn.

De voorzitter:

Prima. Daarmee heeft ook de motie op stuk nr. 80 dus oordeel Kamer. Dan dank ik de minister. Dan is het nu aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om de andere moties van een oordeel te voorzien, te beginnen bij de vierde motie, namelijk die op stuk nr. 81.

Minister Van Gennip:

Dank u wel, voorzitter. Het is overigens niet mijn vierde motie vanavond!

De motie van mevrouw Mutluer op stuk nr. 81 gaat over het verplichten van een gedragscode. Net als zij vind ik het belangrijk dat bedrijven een gedragscode hebben over wat er wel en niet past in die arbeidsrelatie. In het NAP is opgenomen dat we daarvoor de wettelijke mogelijkheden verkennen. Die verkenning is afgerond en de uitkomst is positief. We zijn dan ook hard aan de slag met de voorbereiding van een wetsvoorstel om die gedragscode voor werkgevers te verplichten. In dat wetsvoorstel, dat nog naar uw Kamer moet komen, verplichten we de werkgever om in overleg met de werknemers in de gedragscode op te nemen welk gedrag gewenst dan wel ongewenst is op de werkvloer. Snelheid is belangrijk, zorgvuldigheid net zo goed, en zeker een zorgvuldige voorbereiding. De planning is dat dit najaar de consultatie van het wetsvoorstel start, waaronder de advisering door sociale partners. Dan streef ik ernaar om het wetsvoorstel in de tweede helft van 2024 bij u in te dienen. Indien ik "haast maken" mag opvatten als "zo snel mogelijk met deze planning", dan is uw motie oordeel Kamer. Dat is de planning die ik u net heb toegelicht.

De voorzitter:

Mevrouw Mutluer knikt.

Minister Van Gennip:

Inhoudelijk ben ik het dus zeer eens.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 81 heeft oordeel Kamer.

Minister Van Gennip:

De motie op stuk nr. 82 is zeer sympathiek, zeg ik tegen mevrouw Westerveld. Ik beantwoord natuurlijk mede namens mijn collega voor Langdurige Zorg. Ik deel met u het belang dat cliënten, juist in de gehandicaptenomgeving, melding kunnen maken van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Daarbij spelen vertrouwenspersonen een belangrijke rol. Een vertrouwenspersoon heeft geen toezichtrol. Dat is een belangrijk onderscheid. Die rol ligt echt bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Zorgaanbieders hebben zelf de keuze om een vertrouwenspersoon in te huren. Die zijn niet verplicht. Zolang dat wetsvoorstel niet in de Eerste Kamer is aangenomen — daar moet het nog behandeld worden — zijn ze dus niet verplicht. Daarom kan ik de frequentie, dus dat het op regelmatige basis gebeurt, niet opleggen aan zorginstellingen. Die vertrouwenspersonen zijn immers niet verplicht. Er zijn al heel veel functionarissen. Veel zorginstellingen hebben vertrouwenspersonen, maar er zijn ook verplichte klachtenfunctionarissen, cliëntvertrouwenspersonen en cliëntondersteuners.

Ik kan u wel toezeggen dat wij in gesprek gaan met de verschillende koepels om te bespreken hoe de vertrouwenspersonen of die andere functionarissen in de praktijk een rol kunnen spelen rond grensoverschrijdend gedrag, wat de ervaringen daarmee zijn van mensen met een beperking, medewerkers en de vertrouwenspersonen, en wat er beter kan. Uw eerste verzoek, het inventariseren, kan ik sowieso steunen. Maar uw tweede verzoek kan niet, omdat die vertrouwenspersonen nog niet verplicht zijn. Ik kan tegen niemand zeggen "gij zult iets met een vertrouwenspersoon doen", en ik kan zeker niet zeggen met welke frequentie dat zou moeten.

De voorzitter:

En dat leidt per saldo tot welk oordeel?

Minister Van Gennip:

Dan is het oordeel ontraden, op basis van dat tweede verzoek. Maar ik heb u wel toegezegd dat wij in gesprek willen gaan, omdat wij uw zorgen delen. Wij delen uw passie voor de gehandicaptenzorg. Dat zeg ik ook namens mijn collega voor Langdurige zorg. Maar het tweede dictum lukt niet.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank aan de minister voor de uitleg. Zij koppelt het tweede dictum meteen aan een wettelijke basis. Natuurlijk zou ik heel graag een wettelijke basis willen hebben. Dat is ook de reden dat ik het in de motie bewust vergelijk met de sector jeugd, waar heel lang onvoldoende wettelijke basis was. De afgelopen jaren is er heel bewust voor gekozen om dat aan te scherpen. We weten ook dat de organisatie Jeugdstem steeds meer berichten binnenkrijgt. Dat is aan de ene kant natuurlijk niet goed, maar aan de andere kant is het wel goed dat ze vaker gevonden worden. Ik heb de wet vergeleken met wat erin staat over de gehandicaptensector. Daarin is de wettelijke basis echt niet op orde. Mijn doel is dat we dat aanscherpen, zodat mensen met een beperking — neem bijvoorbeeld mensen die in een rolstoel zitten, die zich niet kunnen bewegen, die soms geen mobiele telefoon hebben en die volledig afhankelijk zijn — niet zelf aan de bel moeten trekken, maar dat iemand proactief naar hen toekomt. Ik ga even kijken of ik het kan aanpassen, want ik hoor in ieder geval fijne woorden van de minister over het doel van deze motie.

Minister Van Gennip:

Ja. Ik kan mezelf herhalen. Als u in deze motie kiest voor die wettelijke basis voor verplichte vertrouwenspersonen, dan is dat eigenlijk de discussie die we over de initiatiefwet van uw collega Maatoug hebben gehad. Die is nu naar de Eerste Kamer. Maar als u vraagt hoe we kunnen zorgen dat we het met degenen die er zijn, zo goed mogelijk regelen, dan is dat een discussie die we graag aan willen gaan.

De voorzitter:

En betekent dat dat u de motie even aanhoudt?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik ga even contact zoeken met de collega van deze minister, van VWS, om te kijken of we voor dinsdag iets kunnen regelen. Anders mailen wij de Griffie dat we de motie aanhouden.

De voorzitter:

Dan noteren we nu even ontraden. Mogelijk komt er een nieuwe versie met een andere appreciatie.

Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 83.

Minister Van Gennip:

De motie op stuk nr. 83 is van mevrouw Werner. Ik ben het zeer met mevrouw Werner eens dat het essentieel is dat melders geen nadeel ondervinden van hun melding. Dat gebeurt in de praktijk nog wel, vaak ook omdat melders in een ondergeschikte positie zitten ten opzichte van degene die het gedrag vertoont. Vaak, niet altijd, zijn het de lageren in rang. Het is heel belangrijk dat die melders er geen nadeel van ondervinden. Ik steun die gedragscode ook. Ik heb net ook bij de appreciatie van de motie van mevrouw Mutluer gezegd dat ik voornemens ben om die gedragscode wettelijk te verplichten. Dat wetsvoorstel over de gedragscode regelt straks dat de werkgever moet opnemen waar een werknemer terechtkan voor ondersteuning en voor het indienen van een klacht. Daar nemen we ook de bescherming van de melder in mee. Verder begeleidt de vertrouwenspersoon werknemers bij een melding als die wet er komt, want het wetsvoorstel ligt nu nog voor bij de Eerste Kamer. In Nederland heeft een werknemer ontslagbescherming, dat is hierbij ook belangrijk, dus je kunt iemand niet zonder redelijke grond ontslaan. U vraagt om een regeling die gemakkelijk te vinden en toegankelijk is. Daarvoor zijn werkgevers verantwoordelijk. Het is maatwerk. Maar er is natuurlijk ook algemene informatie over ontslagbescherming en rechten van werknemers.

Als ik het zo mag lezen, kan ik u zeker toezeggen dat we die informatie goed beschikbaar gaan stellen, bijvoorbeeld op het Arboportaal. Hoe kunnen we dat dan vastleggen en opnemen in gedragscodes? Dat gaan we dus regelen bij die aanstaande verplichte gedragscodes. Meldprotocollen kan ik niet garanderen, want die zijn niet wettelijk verplicht, maar ik kan wel een oproep doen aan werkgevers om het erin op te nemen. De gedragscodes zijn wettelijk verplicht, mits uw Kamer dat straks goedkeurt. Daar kan ik het in opnemen. Meldprotocollen, dat is een sidestep. Dat is dus meer een oproep om daarvoor te zorgen, want die meldprotocollen zijn niet verplicht. Als ik de motie zo mag meenemen, dan geef ik dit een warm oordeel Kamer.

De voorzitter:

Mevrouw Werner knikt ja. Daarmee krijgt ook de motie op stuk nr. 83 oordeel Kamer en daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat. Speciale dank aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en haar staf. Zij kan nu andere dingen gaan doen.

Minister Van Gennip:

Ja, precies.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Fijne avond verder! De minister van OCW blijft nog even zitten, want we hebben nog twee debatten. Daar wou ik meteen mee doorgaan.

Naar boven