Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | nr. 97, item 13 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | nr. 97, item 13 |
Voorzitter: Van der Lee
Fraude Signalering Voorziening
Aan de orde is het tweeminutendebat Fraude Signalering Voorziening (FSV) (CD d.d. 25/05).
De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Fraude Signalering Voorziening. Ik heet de staatssecretaris van Financiën van harte welkom. Dat geldt ook voor de leden. Er hebben zich vijf leden ingeschreven, waarvan er drie ook daadwerkelijk minuten willen spreken. Als eerste is het woord aan de heer Van Baarle, die namens de fractie van DENK het woord gaat voeren. Gaat uw gang.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, dank u wel. 270.000 mensen stonden in de Fraude Signalering Voorziening. Sommige mensen stonden daarin op basis van kenmerken als ras, etnische afkomst, nationaliteit, religie of politieke voorkeur. Het betreft duizenden gevallen. Voor heel veel mensen heeft dit ook gevolgen gehad. Zij zijn aangemerkt als potentieel fraudeur en hebben daar schade van ondervonden. Dit is een van de grootste dieptepunten in hoe de Nederlandse overheid is omgegaan met de eigen burgers.
De overheid heeft daar een schaderegeling voor opgesteld. Die schaderegeling is niet royaal genoeg. Voor het feit dat je geregistreerd was op basis van je ras is er geen genoegdoening; je krijgt dan slechts een excuusbriefje. Als je onderzocht bent op basis van die lijst en stukken moest aanleveren, dan val je niet onder de regeling, terwijl je wel in het mandje bent geplaatst en onderzocht bent. Dit zijn diep traumatiserende ervaringen, waardoor het vertrouwen van mensen in de overheid wordt geschaad. Het moet breder en het moet royaler. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat 270.000 mensen zich op de Fraude Signalering Voorziening bevonden;
overwegende dat de FSV wordt gezien als een zwarte lijst, die in verband wordt gebracht met fraude;
overwegende dat onder andere gegevens werden bijgehouden over ras, etnische afkomst, nationaliteit, religie en politieke voorkeur;
overwegende dat de FSV niet voldeed aan de privacyregels en duizenden ambtenaren jarenlang toegang hadden tot privégegevens;
verzoekt de regering om tot een bredere tegemoetkomingsregeling te komen dan de regering nu voorstelt;
verzoekt de regering om in ieder geval mensen waarbij ras, etnische achtergrond, nationaliteit, religie of politieke voorkeur in de FSV werd bijgehouden, een tegemoetkoming te geven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Veel mensen tasten tot op de dag van vandaag in het duister over de vraag of hun registratie gevolgen heeft gehad, of die is gedeeld. Daarvoor is door de staatssecretaris een meldpunt opgezet. Ik zou hem willen vragen wat hij de komende tijd gaat doen om ervoor te zorgen dat dat meldpunt in praktijk ook toegankelijk is en dat overal bekend wordt dat mensen zich daar kunnen melden. Wat gaat de staatssecretaris daaraan doen?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
U krijgt nog een interruptie van de heer Alkaya. Gaat uw gang.
De heer Alkaya (SP):
Ik heb een vraag over de motie. De SP gaat die motie hoogstwaarschijnlijk gewoon steunen. Wat er is gebeurd, is heel ernstig. Maar ik heb een vraag over dat tweede verzoek: waarom zou je die ene groep anders behandelen dan mensen die bijvoorbeeld vanwege hun politieke opvatting of vanwege lidmaatschap van een vakbond op de lijst terechtkwamen? Zij zijn toch net zo goed getraumatiseerd, benadeeld en in een hokje gestopt? Waarom zouden die dan geen tegemoetkoming moeten krijgen?
De heer Van Baarle (DENK):
Naar ik meen, heb ik die opgenoemd. Ik kan het zo even checken in de motie. Het gaat dus om de bijzondere persoonsgegevens, die een speciale behandeling hebben in het wettelijk regime.
De heer Alkaya (SP):
Oké. Dus iedereen die in de FSV opgenomen stond, om wat voor reden dan ook en om wat voor bijzondere gegevens en persoonskarakteristieken dan ook, zou een tegemoetkoming moeten krijgen? Kan ik de motie zo interpreteren?
De heer Van Baarle (DENK):
"In alle gevallen" is een wat bredere interpretatie. Het gaat om die gevallen die wat de fractie van DENK betreft een inherent discriminatoir karakter hebben. Registratie op basis van politieke voorkeur of ras heeft een inherent discriminatoir karakter. Er zal wellicht een veelheid van karakteristieken in de FSV-lijst opgenomen zijn waarvan je dat niet per definitie in die opzet kunt stellen. "Alle kenmerken" is dus een wat brede formulering. Het gaat mij om die elementen waarvan we door de oogharen direct kunnen zien dat ze een inherent discriminerende opzet hebben.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Ja, afrondend, voorzitter. Valt het lidmaatschap van een vakbond er dan ook onder?
De heer Van Baarle (DENK):
Wat mij betreft is dat een onderdeel van wat te scharen valt onder "politieke voorkeur" en dat vind ik een discriminerend karakter hebben. Er zullen nog veel meer kenmerken in staan waarvan we dat met elkaar niet zeggen, maar het gaat mij om bijzondere persoonsgegevens van die aard.
De voorzitter:
Helder. Dank voor uw inbreng. De volgende spreker is de heer Omtzigt, die ook spreekt namens de heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dat is wel consistent, toch?
De voorzitter:
Ja, dat is het zeker. Ga uw gang.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dank u wel, voorzitter. Zwarte lijsten passen niet bij een democratische rechtsstaat en al helemaal niet als ze jarenlang gebruikt zijn, duizenden ambtenaren er toegang toe hadden en ze duizenden levens de vernieling in gejaagd hebben. Nu blijken er nog andere zwarte lijsten te bestaan, zoals de RAM-lijst. Honderdduizenden mensen stonden erop. Wat was dat nou precies? Er zou onderzoek zijn naar de andere tientallen lijsten die bestaan. Hoe staat het met dat onderzoek? Die vraag hebben we gesteld en het antwoord hoor ik graag. Aangezien bleek dat nog steeds vele honderden ambtenaren met USB-sticks informatie kunnen downloaden en dat dat niet gelogd wordt, zal het niemand verbazen dat die informatie overal terechtgekomen is en we geen idee hebben wat ermee gedaan wordt. En nu kunnen we het niet oplossen. Dat kan niet. Ik vraag de staatssecretaris dus om de vragen die we gesteld hebben deze week spoedig te beantwoorden. Ik heb twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat informatie uit de FSV via gemeenten is verspreid;
overwegende dat rectificatie van onterechte o/gs- of fraudekwalificatie via de gemeenten kan plaatsvinden;
verzoekt de regering met de VNG in overleg te treden om tot een plan tot rectificatie door gemeenten te komen en hierover binnen drie maanden de Kamer te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er brieven aan FSV-geregistreerden zijn verzonden waarin staat dat er geen gevolgen zijn, terwijl niet duidelijk is aan wie gegevens uit FSV zijn verstrekt;
overwegende dat deze handelwijze leidt tot onjuiste informatieverstrekking en beschadiging van het vertrouwen;
verzoekt de regering de in FSV geregistreerden naar waarheid te informeren dat niet bekend is aan wie informatie uit FSV is verstrekt, of door wie het is gedownload, en geregistreerden zich bij het nieuw opgerichte meldpunt kunnen melden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Tot slot van de zijde van de Kamer is het woord aan de heer Hammelburg, die namens D66 het woord gaat voeren.
De heer Hammelburg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Het leed dat de slachtoffers van de fraudelijst in veel gevallen hebben ondevonden, is natuurlijk verschrikkelijk. We hebben inmiddels het tiende debat over de Fraude Signalering Voorziening gehad, als het niet meer is. De zorgen in de Kamer, ook bij mijn fractie, de D66-fractie, blijven simpel: weten we zeker dat alle lijsten inderdaad niet meer in gebruik zijn bij de Belastingdienst? Zoals de staatssecretaris in het debat een paar weken geleden aangaf, is het nog onbekend of weten we niet zeker of die lijstjes niet ergens anders bij andere overheidsdiensten terecht zijn gekomen.
Ik heb toen ook met een aantal collega's aangegeven dat ik zeker wil weten dat de Belastingdienst de volle verantwoordelijkheid neemt. Stel dat mensen denken dat ze ergens bij een overheidsdienst worden geconfronteerd met een fraudelijst die afkomstig zou kunnen zijn van de Belastingdienst. Dan wil ik zeker weten dat de Belastingdienst daar ownership in neemt en zorgt dat het meldpunt zo functioneert dat de Belastingdienst volledig begeleidt en volledig meegaat in het onderzoek naar wat er is gebeurd, als er iets is gebeurd, en Nederlanders daarbij helpt. De brief van de staatssecretaris voorziet daar ook in, dus ik dank de staatssecretaris daarvoor. Maar ik wil het als Kamer kunnen blijven volgen, vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in veel gevallen niet uit te sluiten is dat de Belastingdienst informatie uit de ondeugdelijke Fraude Signalering Voorziening (FSV), bijvoorbeeld telefonisch, met andere publieke organisaties heeft gedeeld;
overwegende dat de staatssecretaris op verzoek van de Kamer een meldpunt heeft opgericht voor mensen die vermoeden dat zij van hun rondzwervende FSV-registratie nadelige gevolgen hebben ondervonden bij andere publieke organisaties, om hen te helpen en om in kaart te brengen hoe verstrekkend de gevolgen waren;
verzoekt het kabinet in reguliere rapportages informatie te delen over het aantal FSV-melders, de vermoedelijke gevolgen en de betrokken instanties, opdat de Kamer beter inzicht krijgt in hoeveel mensen het betreft, of er bij publieke organisaties sprake is van informatie uit FSV en, zo ja, bij welk type en bij hoeveel organisaties,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Hammelburg (D66):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Dat was de termijn van de Kamer. De staatssecretaris heeft een paar minuten nodig. Dan gaan we even schorsen en daarna krijgen we de appreciatie van de vier ingediende moties.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van het tweeminutendebat Fraude Signalering Voorziening. We zijn toe aan de termijn van de zijde van de regering en ik geef de staatssecretaris van Financiën het woord.
Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter. Ik wil eerst ingaan op de vraag die door de heer Van Baarle is gesteld over het meldpunt dat we geopend hebben. Dat meldpunt hebben we naar aanleiding van het debat op 25 mei op 1 juni geopend. Dat hebben wij ook aangekondigd in de brief die wij 15 juni verstuurd hebben. Inmiddels hebben meer dan 200 mensen 204 meldingen gedaan. Inmiddels is met 104 van de melders ook daadwerkelijk gesproken in gevallen die verband hielden met UHT. Daar komen er 39 bovenop, waar het meldingen betrof over gegevensdeling met een gemeente, 22 met het UWV en 5 met de politie. 20 mensen hebben hun melding ingetrokken. Wij zullen, want dat was het verzoek van de heer Van Baarle, nog meer bekendheid aan dat meldpunt geven. Wij weten dat ook rechtshulpverleners dit weten, maar wij zullen alles op alles zetten dat mensen zich kúnnen melden. Dit is de laatste stand van zaken.
Dan de moties, voorzitter. De motie op stuk nr. 1244 van de heer Van Baarle van DENK. Ik blijf het iedere keer herhalen en ik ben het met de Kamer eens dat FSV nooit had gemogen. Laat ik dat nog een keer zeggen. Ik heb het ook in het debat van 13 september vorig jaar gezegd. Wij hebben ook in de brief van 15 juni nog een keer precies aangegeven welke mensen een effect hebben gehad en welke mensen overigens ook terecht op de lijst stonden in die zin dat de signalering geleid heeft tot een correctie van hun aangifte. Wij hebben dat verder afgepeld en zijn zeer zorgvuldig bezig met de gevallen waarin het wel effect gehad heeft, ook in situaties — daar komen we natuurlijk nog op terug bij de Kamer — waarin er aftrek van giften geweigerd is of aftrek van buitengewone lasten in verband met de zorgkosten, op basis van een achternaam of op basis van etniciteit.
Dat had nooit gemogen. Ook dat heb ik al in het debat van 25 mei gezegd. Wij komen met een ruimhartige vergoeding als wij dat hebben gedaan, want die mensen krijgen niet alleen het bedrag terug dat ze anders teruggekregen hadden van de fiscus als die aftrek wel was toegestaan, maar ze krijgen dan het hele bedrag terug. Daar moeten we wel een wettelijke grondslag voor hebben en die hopen we op 1 januari aanstaande in de wet te hebben. Het tweede zijn de mensen van de minnelijke schikking. Ik hecht eraan om dat nog een keer goed toe te lichten.
Deze motie is eigenlijk te ruim geformuleerd, want dan zouden ook mensen die geen effect gehad hebben — en dan gaat het, nogmaals, dus niet om de hele populatie van 270.000, maar slechts om een veel kleinere groep — een vergoeding moeten krijgen. Ik ontraad dus deze motie.
De heer Van Baarle (DENK):
Erkent de staatssecretaris dat louter het door de overheid op een onrechtmatige manier geregistreerd worden op basis van de kleur van je huid, je politieke voorkeur, je seksuele geaardheid of je geboorteplaats, eigenlijk al een vorm van schade bij mensen teweegbrengt, dat het hun vertrouwen in de overheid schaadt, dat het ze raakt als mens, dat het ze emotioneel raakt? Erkent de staatssecretaris dat?
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, en dat heb ik ook in het debat gezegd. Natuurlijk, iedereen die op die lijst heeft gestaan, zeker in de situaties die de heer Van Baarle noemt ... Nogmaals, dat had niet gemogen. Dat raakt mensen. Dat raakt mensen diep en emotioneel. Dat is inderdaad een heel slechte beurt van de overheid geweest. Dat erken ik.
Vervolgens hebben wij natuurlijk gezegd: is er effect? Dat hebben we ook aan de landsadvocaat voorgelegd: is er immateriële schade? In de situaties dat er sprake is van een effect, stellen wij ook een vergoeding voor. Dat hebben we in de brief van 15 juni gezegd en eigenlijk ook in het debat. Wat we toen extra gedaan hebben, is het meldpunt openen voor met name de mensen die ondanks het feit dat ze een brief met oprechte excuses hebben gekregen, toch van mening zijn dat er een effect was en dat er gegevens gedeeld zijn. Zij kunnen zich melden en daar gaan wij als Belastingdienst ook verder dan alleen wat de Belastingdienst normaal zou moeten doen. Wij nemen ook contact met die gemeenten. Bij die 204 meldingen wordt er met die gemeenten contact opgenomen. Wij schrijven zelfs brieven in concept waarmee die mensen zich vervolgens bij de andere overheidsinstanties kunnen melden. Ik heb eerder gezegd dat zij niet in dat oerwoud terecht mogen komen.
De heer Van Baarle (DENK):
De staatssecretaris geeft toe dat dat eigenlijk ook een vorm van schade is, het luttele feit dat je al vanwege die kenmerken op die lijsten stond. Het frustreert mijn fractie, die van DENK, gewoon zeer dat de regering zich er zo gemakkelijk vanaf maakt en zo krenterig vanaf maakt, in de richting van mensen die dus op basis van hun huidskleur geregistreerd zijn. Sommigen hebben daar ook een effect van gehad, namelijk dat ze onderzocht zijn. Die mensen krijgen helemaal niks. Die mensen krijgen niks: een excuusbriefje en over tot de orde van de dag. Wat voor signaal is dat naar die mensen en ook naar de overheid, dat je dat dan blijkbaar niet hoeft te repareren, dat mensen die dat hebben aangericht een excuusbriefje mogen sturen en over mogen gaan tot de orde van de dag? Ik vind dat echt een onacceptabel signaal.
Staatssecretaris Van Rij:
Nogmaals, wij gaan met de grootst mogelijke zorgvuldigheid te werk. Mijn voorgangers hebben meteen FSV stopgezet. Er zijn vijf onderzoeken door externe bureaus gedaan. Er zijn continu 200 mensen mee bezig. Ik wil hier nogmaals gezegd hebben dat het niet zo is — dat hoor ik de heer Van Baarle ook niet zeggen — dat alle mensen die op die lijst stonden, daar onterecht op stonden. Er zijn gewoon ook in 113.000 gevallen aangiftes gecorrigeerd. Het gaat nu om situaties waarin er geen effect is. Daar zijn we ook zeer zorgvuldig te werk gegaan. Dat hebben we van geval tot geval bekeken. We hebben dat gerubriceerd, zoals ik zojuist heb aangegeven. We hebben aan de landsadvocaat gevraagd wat een passende vergoeding is. Dat heb ik ook in de brief geschreven. Dat zijn vergoedingen in de sfeer van de immateriële schade die in de jurisprudentie tussen de €250 en €500 voorkomen. Ik hoor wat de heer Van Baarle zegt, maar wij vinden dat we daar met die €375 goed bij aansluiten. In andere gevallen, als er een dubbeling van effecten is, kan het bedrag ook hoger zijn.
De voorzitter:
We gaan naar de motie op stuk nr. 1245.
Staatssecretaris Van Rij:
De motie op stuk nr. 1245 is de motie van de heer Omtzigt waarin hij de regering verzoekt om met de VNG in overleg te treden om tot een plan tot rectificatie door gemeenten te komen en hierover binnen drie maanden aan de Kamer te rapporteren. Dat past in het beleid zoals ik dat ook in het commissiedebat op 25 mei heb uitgelegd. We zijn nu ook met het meldpunt bezig, dus oordeel Kamer. Ik zeg er alleen wel bij dat ik alleen maar voor FSV kan spreken. Met die interpretatie — ik denk dat de heer Omtzigt ook bedoeld heeft dat dit alleen voor de FSV-gevallen is, want daar hebben het nu over — geef ik haar oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 1246 verzoekt de regering de in FSV geregistreerden naar waarheid te informeren dat niet bekend is aan wie informatie uit FSV is verstrekt en dat geregistreerden zich bij het nieuw opgerichte meldpunt kunnen melden. Wij hebben een oprechte excuusbrief gestuurd aan alle mensen die geregistreerd stonden bij de FSV van wie wij na nauwkeurig onderzoek hebben vastgesteld dat dat onterecht was. Wij hebben ook in die brief gezet dat als mensen het daar niet mee eens zijn, zij zich kunnen melden. Daarbovenop hebben we nu een meldpunt geopend. Als ik de zin in de motie zo mag lezen dat je je bij het meldpunt moet melden als je het niet eens bent met de brief die door ons ontvangen is, dan zou ik zeggen: oordeel Kamer. Ik weet echter niet of ik de zin helemaal goed geïnterpreteerd heb.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Is de brief die de mensen gekregen hebben, er een in het kader van de Algemene wet bestuursrecht?
Staatssecretaris Van Rij:
Nee. Dat heb ik ook al in het commissiedebat gezegd. Die brief is op basis van artikel 82 van de AVG. Het is geen brief in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Het gaat niet om een beschikking waartegen bezwaar openstaat.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Mijn motie dient als zodanig geïnterpreteerd te worden dat in alle brieven die nog verstuurd worden, vermeld moet staan dat mensen bij het meldpunt terechtkunnen. In de brieven die verstuurd zijn, staat het listige zinnetje "binnen de Belastingdienst". Dat snap ik, want binnen de Belastingdienst is echt goed onderzocht of deze mensen hier nog nadeel van ondervinden en of ze nog ergens staan. Tegelijkertijd moest de regering erkennen — dat stond ook in het PwC-rapport — dat deze gegevens waarschijnlijk ook op andere plekken zijn terechtgekomen en dat ze niet meer kunnen achterhalen waar die gegevens allemaal zijn. Het zou fijn zijn als daar een beschikking voor komt. Het zou fijn zijn dat als je denkt dat je hier nadeel van ondervonden hebt, je je kunt melden bij dat meldpunt. Het zou fijn zijn dat dat dan ook geldt voor de mensen die al een keer een brief gehad hebben. Zo worden de mensen goed geïnformeerd. Dan weten ze dat ze zich kunnen melden als ze denken dat ze nog steeds een fors probleem hebben. Ik ga dus niet op de schadevergoeding in. Ik wil echter wél dat de mensen weten dat het niet opgelost is.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik stel vast dat de brieven die wij gestuurd hebben, geen beschikking zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Ik vind dat echt belangrijk. Wij hebben alle betrokkenen die brief gestuurd, met daarin de passage waarnaar de heer Omtzigt verwijst. Ten tweede heb ik in het debat op de vraag van de heer Omtzigt — hij vroeg of ik nu alles weet en of er gegevens gedeeld zijn met derden — gezegd: voor wat wij wél weten, hebben we een aparte categorie gemaakt. Ik weet echter niet wat ik niet weet. Sterker nog, de heer Omtzigt heeft terecht gezegd — dat heb ik ook in het debat gezegd — dat er bijvoorbeeld telefoontjes gegaan kunnen zijn van de Belastingdienst naar de gemeenten of het UWV. Daarom hebben we dat meldpunt ingesteld. Ik ga niet nu weer 270.000 brieven sturen waarin staat dat er een meldpunt geopend is. Ik wil echter wél alles in het werk stellen om nog eens, breder dan we tot nu toe gedaan hebben, ruchtbaarheid te geven aan het meldpunt waarbij belastingplichtigen, betrokkenen, zich kunnen melden.
De heer Hammelburg (D66):
Ik begrijp ergens wel dat je niet al die 270.000 mensen een brief gaat sturen. Velen van hen hebben namelijk waarschijnlijk nergens meer mee te maken. Dat zou natuurlijk ook weer onrust kunnen creëren. Daar worstel ik een beetje mee. Tegelijkertijd vraag ik me af hoe de staatssecretaris dan die ruchtbaarheid geeft aan dat meldpunt. Dat blijft bij mij nog wel onzeker. Ik snap de queeste van de heer Omtzigt daarin ook. Hoe gaat de staatssecretaris dat doen?
Staatssecretaris Van Rij:
Dat hebben we natuurlijk meteen al gedaan. Dat heb ik ook in de brief van 15 juni gezegd. Op 1 juni hebben we een meldknop ingesteld op de website. Daar zijn allemaal rechtshulpverleners bij betrokken. Ik denk dat we nog eens goed moeten nadenken over de vraag of we hier nog breder publiciteit aan kunnen geven, bijvoorbeeld in de media. Daar sta ik zeker voor open. Zo interpreteer ik de motie dan ook. Er zitten nu nog steeds mensen thuis — het gaat niet om de hele populatie, maar om een deel daarvan — met het idee: "Ik heb deze brief gekregen. Ik heb het vermoeden dat mijn gegevens gedeeld zijn met een andere overheidsinstantie." Ik heb in het debat ook gezegd dat wij een ultieme poging moeten doen om iedereen die twijfelt op deze mogelijkheid te wijzen. Wij gaan gewoon nog een keer kijken of we het nog beter kunnen doen. Ruim 200 is wel goed, maar wij moeten iedereen zien te bereiken die thuiszit en denkt "ik ben niet goed behandeld en ik heb een vermoeden" maar niet goed weet wat te doen.
De heer Hammelburg (D66):
Ik weet even niet meer of dat in die brief van 15 juni staat, maar we weten dat sinds het meldpunt op 1 juni is geopend — we zijn nu drie weken verder — er al meer dan 200 meldingen zijn. Dat is fiks. Waarschijnlijk zal het nog veel meer worden. Vraag één: is er voldoende capaciteit bij de Belastingdienst om dit aan te kunnen? Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat het UWV en de gemeenten, misschien middels de VNG, zich er echt van bewust zijn dat dit meldpunt er is? Hoe worden de organisaties die uit de meldingen naar voren komen proactief geattendeerd op het meldpunt, zodat ze weten dat ze terug kunnen verwijzen naar het meldpunt; "de Belastingdienst helpt u bij twijfel"?
Staatssecretaris Van Rij:
Dat laatste hebben we al gedaan, ook daar waar we weten dat er van gegevensdeling sprake is geweest. Wij zijn hier actiever — terecht, dat zijn we gewoon verplicht, dat zijn we moreel verplicht — dan nodig op basis van de wet- of de regelgeving; daar heb ik dan eerlijk gezegd niet zo veel mee te maken. We zijn daarin zeer proactief. Wat die andere overheidsinstanties betreft gaan wij, zoals u weet, dus nog een keer kijken.
Dat in toelichting op de motie. Als ik 'm zo mag interpreteren, zeg ik: oordeel Kamer. Maar dat betekent dus niet … Nou ja, dat is mijn toelichting.
De voorzitter:
Dan kijk ik toch even naar de heer Omtzigt, omdat de staatssecretaris een interpretatie heeft toegevoegd aan zijn oordeel. Is dat acceptabel voor de heer Omtzigt?
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ik betwist sowieso of dit geen beschikking is waartegen je in bezwaar kunt of een AVG-verzoek kunt indienen. Maar ik verzoek de staatssecretaris om, zoals ik in zijn eerste stuk hoorde, brede bekendheid te geven aan het feit dat de gegevens verder gedeeld zijn. Dat kan per mail, dat kan door het nog een keer bij de belastingbrieven te voegen en dat kan via een campagne of iets op de website van de Belastingdienst. Maar tot mijn grote spijt volgen niet 17 miljoen mensen dit Kamerdebat vanavond.
Staatssecretaris Van Rij:
Met die laatste veronderstelling ben ik het eens, denk ik. Wij hebben het al op de website staan. Nogmaals, wij gaan onze uiterste best doen om er nog meer ruchtbaarheid aan te geven. Wij blijven met elkaar van mening verschillen — dat kan — over dat het geen beschikking is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Ik ga niet alle 270.000 aanschrijven, maar ik ga echt alles en alles in het werk stellen om hieraan ruchtbaarheid te geven.
De voorzitter:
Mag ik concluderen dat de heer Omtzigt het eens is met de interpretatie die de staatssecretaris geeft? Anders gaat hij een ander oordeel geven.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ja, maar ik verwacht heel veel van dat "alles in het werk stellen". Ik heb hoge verwachtingen van de staatssecretaris.
De voorzitter:
Ja. Dan blijft het oordeel Kamer wat de motie op stuk nr. 1246 betreft. Dan gaan we naar de laatste motie.
Staatssecretaris Van Rij:
Dat is de motie op stuk nr. 1247 van de heer Hammelburg. Die heeft eigenlijk ook met het laatste te maken, net als met de monitoring. Die twee zijn nauw met elkaar verbonden. U kunt mij hierop aanspreken bij het volgende debat dat we over dit onderwerp hebben begin september. Dus ook dit is oordeel Kamer.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. Ik dank ook de leden.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
We gaan hierover stemmen op dinsdag 27 juni. We gaan even een wisseling krijgen, zowel qua bewindspersonen als qua woordvoerders. Ik zie nog niet iedereen, dus wacht ik nog een ogenblik totdat alle woordvoerders in de zaal zijn.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20222023-97-13.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.