Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de continuïteit van de garnalenvisserij in het geding is door onzekerheid over de vergunningverlening in het kader van de Wet natuurbescherming, mede omdat de visserij niet als bestaand gebruik is meegenomen;
overwegende dat de landsadvocaat inzake het aanmerken van de garnalenvisserij als bestaand gebruik in de zin van de Habitatrichtlijn aangeeft dat het terugvallen op een eerdere referentie juridisch en feitelijk complex maar niet onmogelijk is, met inachtneming van het feit dat exacte individuele vaargegevens uit het verleden niet meer beschikbaar zijn;
overwegende dat in het verleden sprake was van afgifte van visserijwetvergunningen met automatische verlenging en dat schepen en vangstmethoden sinds de aanwijzing van Natura 2000-gebieden niet wezenlijk zijn veranderd waarmee onderbouwd kan worden dat de visserij geldt als bestaand gebruik;
overwegende dat wat betreft de stikstofdepositie volgens TNO sprake is van een zeer beperkte directe bijdrage aan de stikstofdepositie, waarbij vanwege de grote afstand tot stikstofgevoelige natuur de exacte locatie van de bron minder van belang is;
verzoekt de regering een koude sanering van de garnalenvisserij te voorkomen en, zolang een sociaal vangnet als een saneringsregeling ontbreekt, in overleg met de sector te bezien in hoeverre visserijbedrijven als referentie terug kunnen vallen op de stikstofdepositie behorend bij het vissen in de belangrijkste visgebieden waar al van oudsher wordt gevist, waarbij in ieder geval de mogelijkheid wordt bekeken om deze depositie collectief te beschouwen en beoordelen,
en gaat over tot de orde van de dag.