8 Vergunningverlening, toezicht en handhaving

Aan de orde is het tweeminutendebat Vergunningverlening, toezicht en handhaving (CD d.d. 13/09).

De voorzitter:

Dan heet ik de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van harte welkom. Zij is bij ons voor drie tweeminutendebatten. We vangen aan met het eerste tweeminutendebat: Vergunningverlening, toezicht en handhaving.

De eerste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren. Haar geef ik graag het woord.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Voorzitter. Ik heb drie moties, dus ik ga snel van start.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de evaluatie van het beleid voor Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) blijkt dat er nog geen compleet overzicht is van emissies en bronnen van de 1.700 ZZS;

overwegende dat er door het RIVM wordt gewerkt aan een database waarin de ZZS-emissies op nationaal niveau zichtbaar zullen worden gemaakt;

overwegende dat deze database naar verwachting pas in 2024 klaar is en dat dit veel te laat is, aangezien ZZS gevaarlijk zijn voor mens en milieu en we zo snel mogelijk alle ZZS moeten uitfaseren;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat er voor 31 december 2022 een actueel overzicht is met welke bedrijven er welke ZZS lozen of uitstoten en waar zij dat doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Esch en Bouchallikh.

Zij krijgt nr. 338 (22343).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er bedrijven zijn met vergunningen voor het in het milieu brengen van stoffen die schadelijk zijn voor mens, dier en natuur, zoals Chemours voor pfoa en GenX, Schiphol voor pfos, Tata Steel voor lood en Chemelot voor microplastics;

overwegende dat bedrijven in dit land dus legaal, met vergunning, de leefomgeving ziek mogen maken;

overwegende dat het voor het bereiken van een gezonde leefomgeving essentieel is dat schadelijke stoffen worden uitgefaseerd, maar tot die tijd in ieder geval niet worden geloosd of uitgestoten in het milieu;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat vergunningen waarmee bedrijven ziekmakende stoffen in het milieu mogen brengen, zo snel mogelijk worden ingetrokken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Esch.

Zij krijgt nr. 339 (22343).

Mevrouw Van Esch (PvdD):

De volgende, en tevens de laatste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de commissie-Van Aartsen concludeerde dat regie door het Rijk in het huidige stelsel ontbreekt;

constaterende dat de aanbeveling van de commissie-Van Aartsen is dat die dit moet rechttrekken en dat het instellen van rijkstoezicht door de ILT noodzakelijk is;

constaterende dat de staatssecretaris deze aanbeveling slechts deels uitvoert, waardoor de ILT een veel kleinere rol krijgt in tegenstelling tot wat de aanbeveling voorschrijft;

overwegende dat het noodzakelijk is om rijkstoezicht in te stellen om de gezondheid van mens, dier en milieu te beschermen;

verzoekt de regering de aanbeveling over het instellen van rijkstoezicht door de ILT volledig uit te voeren zoals de commissie-Van Aartsen dit bedoeld heeft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Esch en Bouchallikh.

Zij krijgt nr. 340 (22343).

Helemaal prima, tot op de seconde nauwkeurig.

Het woord is aan de heer Haverkort, en hij zal spreken namens de VVD.

De heer Haverkort (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Onze leefomgeving verdient het om schoner te worden. Bodem, lucht en water worden belast met emissies uit bedrijven en fabrieken. Ons stelsel van vergunningverlening, toestemming en handhaving geeft ons de middelen om die bedrijven en fabrieken te faciliteren, en om ze indien nodig ook aan te spreken op hun activiteiten. Provincies en gemeenten maken daarvoor beleid, en uiteraard doen de omgevingsdiensten dan het werk.

De verbeteringen voor het stelsel zijn gestart, en deze staatssecretaris zit erbovenop. Wij zijn dan ook tevreden met de uitwerking van de aanbevelingen van de commissie-Van Aartsen en kijken met vertrouwen naar de eerstvolgende voortgangsrapportage. Op één punt zijn we echter wat bezorgd, en dat betreft de vele vergunningen die nodig zijn om de energietransitie en de circulaire economie te realiseren. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het interbestuurlijk programma (IBP) moet leiden tot een sterker en onafhankelijker stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) voor milieu;

constaterende dat het IBP vooral gericht is op informatieverbetering, toezicht en handhaving en niet zozeer op vergunningverlening;

constaterende dat de energietransitie en de transitie naar een circulaire economie zullen leiden tot een toename in vergunningaanvragen door bedrijven voor het aanpassen van hun productiefaciliteiten zodat ze schoner en energiezuiniger worden;

overwegende dat omgevingsdiensten momenteel onvoldoende toegerust zijn om deze aanvragen tijdig en adequaat af te handelen;

verzoekt de regering te onderzoeken om hoeveel vergunningsaanvragen het de komende vijf jaren zal gaan;

verzoekt de regering, in overleg met de partners binnen het IBP, te onderzoeken welke extra maatregelen kunnen worden genomen om ervoor te zorgen dat de energietransitie en de circulaire economie niet in gevaar komen door ontbrekende vergunningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Haverkort, Van der Molen en Hagen.

Zij krijgt nr. 341 (22343).

De heer Haverkort (VVD):

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Bouchallikh. Zij zal spreken namens GroenLinks.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. We hebben het tijdens het debat vaak gehad over het belang van omgevingsdiensten en met name ook over het belang van het rapport van de commissie-Van Aartsen. Omdat wij het superbelangrijk vinden dat het rapport volledig wordt uitgevoerd, hierbij een motie om dat te bespoedigen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er onzekerheid is over de toereikendheid van het budget dat in het coalitieakkoord gereserveerd is voor het versterken van omgevingsdiensten;

constaterende dat het huidige budget onvoldoende lijkt te zijn voor de uitvoering van alle aanbevelingen van de commissie-Van Aartsen, waaronder het vergroten van de omvang van omgevingsdiensten en investeringen in kennisontwikkeling;

overwegende dat de landelijke criteria voor de ondergrens bij omgevingsdiensten dit najaar geformuleerd worden;

verzoekt de regering om gelijktijdig in kaart te brengen hoeveel aanvullend budget er structureel nodig is om de capaciteit en kennis bij omgevingsdiensten daadwerkelijk te vergroten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bouchallikh en Van Esch.

Zij krijgt nr. 342 (22343).

Hartelijk dank. Tot slot aan de zijde van de Kamer is het woord aan mevrouw Van Hagen. Zij zal spreken namens de fractie van D66.

Mevrouw Hagen (D66):

Dank, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zowel de commissie-Mans als de commissie-Van Aartsen adviseert om het territoir van de omgevingsdiensten samen te laten vallen met dat van de veiligheidsregio's;

overwegende dat het samenvallen van de grenzen van de omgevingsdiensten en de veiligheidsregio's de samenwerking met politie en OM bevordert en bureaucratie voorkomt;

verzoekt de regering om de adviezen over het territoir van de omgevingsdiensten van de commissie-Mans en de commissie-Van Aartsen op te volgen en de grenzen van de omgevingsdiensten gelijk te stellen aan de veiligheidsregio's en het aantal omgevingsdiensten daarmee terug te brengen van 29 naar 23,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hagen.

Zij krijgt nr. 343 (22343).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat milieucriminaliteit een ernstige bedreiging vormt voor onze gezondheid, onze leefomgeving en onze natuur;

overwegende dat ondanks de ernstige gevaren die gepaard gaan met milieucriminaliteit, de straffen op milieudelicten niet in verhouding staan tot de overtreding en derhalve onvoldoende afschrikwekkend zijn;

overwegende dat Europese Richtlijn 2008/99/EG voorschrijft dat sanctionering op milieudelicten doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend moet zijn, maar dat deze elementen niet expliciet in de Wet op de economische delicten zijn opgenomen waardoor de strafmaat op milieudelicten in de praktijk niet aan deze vereisten voldoet en derhalve te laag is;

verzoekt de regering om expliciet in de Wet op de economische delicten op te nemen dat de sancties op milieudelicten doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend moeten zijn, zodat de rechter beter in staat wordt gesteld om straffen op te leggen die in verhouding staan tot de overtreding,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hagen en Sneller.

Zij krijgt nr. 344 (22343).

Mevrouw Hagen (D66):

Voorzitter. Dan nog een enkele vraag, aangezien ik nog 30 seconden overheb. In het debat hebben we het even gehad over de aanpak van de provincie Zuid-Holland. Die richt zich niet alleen op de zeer zorgwekkende stoffen, maar ook op de potentieel zeer zorgwekkende stoffen. Ik hoorde de staatssecretaris zeggen dat ze eigenlijk wel voornemens was om dit te doen, of in ieder geval dat ze dit een warm hart toedroeg, net als ik in mijn inbreng aangaf. Ik vraag me vooral af hoe de staatssecretaris het voor zich ziet hoe deze werkwijze van de provincie Zuid-Holland verder over het land kan worden uitgerold.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat was aardig fluks van de zijde van de Kamer. Ik denk een schorsing van enkele minuten? Ja, we schorsen enkele minuten en dan gaan we direct door.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat voor de beoordeling van de moties en het beantwoorden van één vraag.

Staatssecretaris Heijnen:

Dank u wel, voorzitter. De motie op stuk nr. 338 van mevrouw Van Esch en mevrouw Bouchallikh over het overzicht van de stoffen moet ik ontraden. De informatie is op dit moment bekend bij de bevoegde gezagen. De database moet zorgen voor een overkoepelend beeld van de emissies van zeer zorgwekkende stoffen. Het systeem moet geborgd worden. De borging is in 2024 gereed. Eerder is niet mogelijk omdat het juridisch verankerd moet worden in de Omgevingswet en het aanleveren van informatie door de bevoegde gezagen tijd kost. Ik wacht niet op de database, want er wordt nu al actie ondernomen tegen de emissies van zeer zorgwekkende stoffen. Bovendien zijn bedrijven al verplicht om hun emissies van zeer zorgwekkende stoffen te minimaliseren.

Dan de motie op stuk nr. 339 van mevrouw Van Esch met het verzoek aan de regering om ervoor te zorgen dat vergunningen waarmee bedrijven ziekmakende stoffen in het milieu mogen brengen zo snel mogelijk worden ingetrokken. Ik ontraad die motie. Met milieuwetgeving worden grenzen gesteld aan activiteiten die invloed hebben op de leefbaarheid van mens en milieu. Met deze regels wordt geprobeerd een balans te vinden tussen gebruik en behoud van de leefomgeving. Dat vindt zijn weerslag in de vergunningverlening. Overigens ben ik ook niet het bevoegd gezag voor het intrekken van vergunningen. Dat is aan het daarvoor wel bevoegde gezag.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 339 wordt ontraden.

Staatssecretaris Heijnen:

De motie van mevrouw Van Esch op stuk nr. 340 over het instellen van rijkstoezicht wil ik graag ontraden, omdat rijkstoezicht een stelselwijziging betekent waarvoor de VTH-bevoegdheden bij provincies en gemeenten moeten worden weggehaald en bij omgevingsdiensten moeten worden gelegd. Daarvoor is een forse wetswijziging nodig die grote gevolgen heeft voor de interbestuurlijke verhoudingen. Er is ook geen enkele steun voor bij provincies, gemeenten en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ook de commissie-Van Aartsen boogde met haar advies geen forse stelselwijziging met de gedane aanbevelingen.

De motie op stuk nr. 341 van de heer Haverkort vraagt de regering te onderzoeken om hoeveel vergunningaanvragen het de komende vijf jaar zal gaan. Ik wil die motie graag oordeel Kamer geven. Het aantal aanvragen is afhankelijk van de bedrijven die de aanvraag doen. Het is aan bedrijven om te beslissen over investeringen en om vergunningaanvragen te doen. Samen met de minister van Economische Zaken en Klimaat onderzoek ik het versnellen van het vergunningenproces naar aanleiding van de motie-Erkens/Boucke van 2 juni jongstleden. Het resultaat wordt u voor het kerstreces toegestuurd.

De motie op stuk nr. 342 van mevrouw Bouchallikh en mevrouw Van Esch gaat over het in kaart brengen van het aanvullend budget dat structureel nodig is om de capaciteit bij omgevingsdiensten te vergroten. Deze motie wil ik ontraden omdat de omgevingsdiensten sinds jaar en dag gefinancierd worden door de provincies en gemeenten met geld uit het Provincie- en Gemeentefonds. We hebben dat ook besproken tijdens de commissievergadering. De gelden uit het coalitieakkoord zet ik ter uitvoering van de aanbevelingen van de commissie-Van Aartsen in voor overkoepelende zaken rondom alle omgevingsdiensten. Dat geld is een significante impuls en versterkt in ieder geval op korte termijn het VTH-stelsel en daarmee ook op de lange termijn.

De voorzitter:

Mevrouw Bouchallikh heeft een interruptie.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Ik heb een aanvullende vraag hierover. De motie gaat er niet zozeer over waar de geldstromen vandaan moeten komen en waar ze naartoe gaan, maar vraagt juist om in kaart te brengen hoe het er nu voor staat. Want op het moment dat we moeten constateren dat het niet genoeg is — of het nou van het Rijk komt of vanuit de provincie — hebben we een probleem. Dus dat is waar deze motie toe oproept. Mijn vraag is dan ook waarom de staatssecretaris de motie ontraadt. Het gaat om een onderzoek en niet om een wijziging van de manier waarop het budget wordt toegekend.

Staatssecretaris Heijnen:

Dan snap ik nu de motie iets beter. Dan is die eigenlijk overbodig, want dat doen we al. Op het moment dat er indexatie nodig is bij die omgevingsdiensten wordt er door de andere bevoegde gezagen die ook gaan over de financiering, bijgeplust. Ik snap het verzoek achter de motie maar omdat het gefinancierd wordt uit andere bronnen en omdat die al met elkaar in contact staan, is de motie overbodig. Wat ik wel met mevrouw Bouchallikh wil afspreken, is dat we ook de komende tijd echt een vinger aan de pols houden, wat ik de Kamer ook al heb toegezegd. Op het moment dat er meer gelden nodig zijn om de omgevingsdiensten verder te versterken, zal ik mij wat betreft het deel waar wij landelijk over gaan, daarover bij de Kamer melden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 342 blijft ontraden. Dan de motie op stuk nr. 343.

Staatssecretaris Heijnen:

De motie op stuk nr. 343 wil ik ontraden. Mogelijk kan mevrouw Hagen haar ook aanhouden. In het interbestuurlijk programma Versterking VTH-stelsel wordt namelijk open onderzocht wat de best passende omvang van een omgevingsdienst is. De commissie-Van Aartsen had daarvoor ook niet echt een exacte omvang voor ogen. Er wordt wel gekeken naar hoe de omvang, gelet op alle maatschappelijke opgaven, toekomstbestendig kan worden gemaakt. Voordat ik zorgvuldig een besluit kan nemen, wil ik die adviezen graag afwachten. We doen dan ook recht aan alle adviezen die zijn uitgebracht en aan welke toekomstige opgaven we hebben.

De voorzitter:

Mevrouw Hagen gaf mij aan dat ze de motie op stuk nr. 343 wil aanhouden.

Staatssecretaris Heijnen:

Dat is heel fijn. Dank u wel.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Hagen stel ik voor haar motie (22343, nr. 343) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 344.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik zou willen vragen om die ook aan te houden. Dit is namelijk een onderwerp dat binnen de verantwoordelijkheid van de minister van Justitie en Veiligheid valt. Op dit moment ben ik samen met de minister van JenV aan een brief aan het werken die ik in het laatste commissiedebat aan de commissie heb toegezegd. In dat licht verzoek ik mevrouw Hagen de motie aan te houden.

Mevrouw Hagen (D66):

Ik wil prima wachten. Wanneer verwacht de staatssecretaris de brief te versturen?

Staatssecretaris Heijnen:

Ik wil u die graag zo snel mogelijk toezenden. Dat doe ik zodra we in de afrondende fase zitten met het ministerie van JenV. Ik kan het niet helemaal sturen, omdat ik ook afhankelijk ben van andere collega's. Maar ik snap de gevoelde urgentie. Ik zal daar dus ook zelf nog wat extra op duwen. Het komt zo snel mogelijk richting Kamer.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Hagen stel ik voor haar motie (22343, nr. 344) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Nog één vraag.

Staatssecretaris Heijnen:

Er was nog een vraag van mevrouw Hagen over de potentieel zeer zorgwekkende stoffen en de aanpak van Zuid-Holland. In Zuid-Holland is er natuurlijk wel sprake van een heel specifieke situatie. Er zit daar een heel groot cluster van allerlei industrieën bij elkaar. In het kader van de evaluatie van het stoffenbeleid bekijk ik dat nu ook vanuit het impulsprogramma. Het gaat te ver om nu te zeggen dat dat voor heel Nederland een goede aanpak is, maar uiteraard vind ik wel dat we van goede voorbeelden moeten leren. We zullen ook zeker nog met elkaar het gesprek aangaan over de vraag hoe je ervoor kunt zorgen dat je de kennis over de goede voorbeelden in den lande op een goede manier deelt, of dat nou voorbeelden uit Zuid-Holland of andere voorbeelden zijn. Ik dank mevrouw Hagen dat ze daar nog eens op gewezen heeft.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie de heer Haverkort nog naar de interruptiemicrofoon schrijden.

De heer Haverkort (VVD):

Ik wil nog even terugkomen op de motie op stuk nr. 342. Het oordeel van de staatssecretaris aanhorend, zou ik het me kunnen voorstellen dat GroenLinks en de Partij voor de Dieren overwegen om de motie, als die toch overbodig is, in te trekken. Die vraag zou ik dus willen voorleggen.

De voorzitter:

Dat kunnen ze allemaal zelf beslissen. Daar gaan we hier geen debat over voeren. Die suggestie is bij dezen aan hen overgebracht. Dank u wel, staatssecretaris. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen zijn volgende week dinsdag voorzien.

Naar boven