25 Ondersteuning Nederlandse deelnemers aan Europese Universiteiten

Aan de orde is het tweeminutendebat Ondersteuning voor de Nederlandse deelnemers aan Europese Universiteiten (22452, nr. 82).

De voorzitter:

We gaan in één beweging door met het tweeminutendebat Ondersteuning voor de Nederlandse deelnemers aan Europese universiteiten. We hebben één spreker van de zijde van de Kamer, maar dat is wel de heer De Hoop van de Partij van de Arbeid. Ik geef graag het woord aan hem.

De heer De Hoop (PvdA):

Voorzitter. Ik had mij het verjaardagsfeestje van de minister iets leuker voorgesteld. Toen ik hem daarnet feliciteerde, zei hij: vandaag ben ik zo vrolijk en blij dat elke motie oordeel Kamer krijgt. Al in het eerste debat maakte hij die woorden niet waar. Ik zal dus nog een extra poging wagen.

De voorzitter:

U heeft nog tien moties in uw binnenzak zitten, neem ik aan.

De heer De Hoop (PvdA):

Nou, zover wilde ik niet gaan, voorzitter, maar ik heb er nu wel weer eentje.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de European Student Union bevreesd is dat studenten binnen de Europese universiteitenallianties geen formele rol krijgen en studentenparticipatie wordt bemoeilijkt;

overwegende dat het vertrouwen van de minister in de toekomst van de medezeggenschap binnen de allianties en zijn verwachting dat besturen zich hard zullen maken voor voldoende tegenmacht van studenten, docenten en medewerkers, zoals hij zelf ook toegeeft, geen garanties bieden;

verzoekt de regering om de rol van studenten binnen de Europese universiteitenallianties te formaliseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Hoop.

Zij krijgt nr. 83 (22452).

Tot zover de termijn van de Kamer. Ik geef het woord aan de minister.

Minister Dijkgraaf:

Voorzitter. Ik ben bang dat ik de heer De Hoop misschien ga teleurstellen. Allereerst wil ik hem in ieder geval complimenteren omdat hij nadrukkelijk vraagt naar de rol van medezeggenschap binnen dit nieuwe verband van Europese universiteitenallianties. Hierbij gaat het om gezamenlijke programma's van een aantal Europese universiteiten, die overigens aanzienlijk worden gesubsidieerd door de Europese Commissie. Ik deel absoluut met u het belang van goede medezeggenschap in het hoger onderwijs en dus ook in deze speciale allianties. Eerlijk gezegd kunnen wij er best trots op zijn hoe wij de medezeggenschap in Nederland hebben georganiseerd.

De participatie van studenten in die samenwerkingsverbanden is erg belangrijk. We moeten echter wel vaststellen dat deze initiatieven geen vaste vorm hebben. Die verschillen enorm. Sommige zijn heel kleinschalig toegespitst op een enkel programma of een masteropleiding, met een aantal universiteiten gezamenlijk. Daarnaast hebben ze geen grondslag in de Nederlandse wetgeving. Het formaliseren van de rol van studenten daarin, zoals u van mij vraagt, is dus echt niet mogelijk. Maar ik ga wel van de Nederlandse instellingen verwachten dat ze zich hard gaan maken voor de organisatie van voldoende tegenmacht en de betrokkenheid van de studenten bij deze allianties; dat doen ze volgens mij ook.

Het is trouwens wel zo dat veel van die Europese universiteiten, en juist ook de allianties waaraan Nederlandse universiteiten deelnemen, al dat soort medezeggenschapsraden hebben georganiseerd. Ik zeg uw Kamer graag toe dat ik het onder de aandacht van mijn Europese collegae ga brengen. Ik wil het ook inbrengen bij de Europese Commissie, die natuurlijk dit soort programma's vormgeeft, om ervoor te zorgen dat er een goede studentenparticipatie is. Daarnaast kan natuurlijk binnen de Nederlandse inbreng de medezeggenschap van een Nederlandse universiteit overal ongevraagd advies over geven, ook over deze allianties. De opleidingscommissies die zich bemoeien met de inzet van Nederlandse universiteiten binnen zo'n gezamenlijk programma hebben daar natuurlijk ook dezelfde inspraak in als die ze bij een nationaal programma zouden hebben.

Er kan dus inbreng komen vanuit de landen en daarnaast organiseren heel veel van die allianties het al, maar ik moet wel toegeven dat die allianties hele wisselende vormen hebben en de medezeggenschap dus ook. Als dit een beweging is die verder doorgaat, wat zeker ook de intentie van de Eurocommissaris is, dan komen we uiteindelijk wel op een punt waarbij we dit dus aan de orde moeten stellen. Maar eigenlijk is de governance, de organisatievorm, op dit moment zo fluïde dat ik eerlijk gezegd ook niet zou weten hoe we dat moeten organiseren. We moeten in deze experimentele fase kijken wat daar goede modellen voor zijn. Ik onderschrijf dus volledig de aandacht hiervoor, maar ik moet de motie ontraden omdat ik echt geen technische weg zie om dit te implementeren.

De voorzitter:

Volgend jaar is de minister weer jarig, dus dan kunt u het nog een keer proberen. Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag stemmen wij over de motie van de heer De Hoop.

Naar boven