24 Factsheet Sociale veiligheid hoger onderwijs

Aan de orde is het tweeminutendebat Factsheet Sociale veiligheid hoger onderwijs van de Inspectie van het Onderwijs (31288, nr. 992).

De voorzitter:

Een hartelijk woord van welkom aan de minister. Fijn u weer te zien.

Aan de orde is eerst het tweeminutendebat Factsheet Sociale veiligheid hoger onderwijs van de Inspectie van het Onderwijs (31288, nr. 992). We hebben drie deelnemers van de zijde van de Kamer. De eerste is de heer De Hoop van de fractie van de Partij van de Arbeid. Hij kent de traditie dat de eerste spreker die het woord voert bij een jarig bewindspersoon altijd even "lang zal ze leven" gaat zingen. De heer De Hoop krijgt dus een extra minuutje spreektijd voor deze oude traditie.

De heer De Hoop (PvdA):

Voorzitter, ik moet zeggen dat ik die uitdaging bijna zou aangaan! Zonder gekheid: leuk om vanavond toch allemaal aanwezig te zijn bij het verjaardagsfeestje van deze minister. We mogen het de hele dag over het belangrijkste onderwerp in de Kamer hebben, namelijk onderwijs. Dat is dus hartstikke fijn.

Voorzitter. Ik begin bij de sociale veiligheid in het onderwijs. Ik heb daarover één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de KNAW dit jaar de gids Sociale veiligheid in de Nederlandse wetenschap heeft opgesteld, waarin een pad wordt geschetst naar een cultuur waarin problemen met ongewenst gedrag worden voorkomen of vroegtijdig bijgestuurd;

overwegende dat de KNAW daarin de aanbeveling doet om in de nabije toekomst specifieker te kijken naar de rol en positie van studenten op het gebied van sociale veiligheid;

verzoekt de regering ook zo'n onderzoek te doen naar de wijze waarop er voor studenten een cultuur van preventie en vroegtijdige signalering van sociale veiligheid kan worden geschapen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Hoop.

Zij krijgt nr. 1006 (31288).

Heel goed. Mevrouw Westerveld van GroenLinks ziet af van haar spreektijd. Dan zijn we meteen door alle sprekers heen. O, mevrouw Van der Laan. Nou, dan mag u, want we hebben nu ineens tijd genoeg.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dank u wel, voorzitter. Dank ook dat u mij dit toestaat. Binnenkort debatteren we over het Nationaal Actieplan grensoverschrijdend gedrag. Daar gaat veel aan de orde komen. Ik wil het dan ook even hebben over de sociale veiligheid op de instelling.

Eergisteren was via Pointer in het nieuws dat studentenverenigingen niet goed voorbereid zijn om seksueel wangedrag aan te pakken. Mevrouw Hamer was daarover ook duidelijk: ze moeten een pakket aan maatregelen op orde hebben, zoals een vertrouwenspersoon, een huishoudelijk reglement en sancties. Wat mij betreft ligt daar ook wel een gedeelde verantwoordelijkheid bij de instellingen: eigenaarschap. Ik vind eigenlijk dat zij harde afspraken moeten maken met studentenorganisaties en ze moeten begeleiden en misschien zelfs wel opleiden.

Voorzitter. Ik heb nu geen motie, maar wel een vraag aan de minister. Het antwoord daarop vind ik echt heel belangrijk. Hoe ziet de minister de verantwoordelijkheid van instellingen op het gebied van sociale veiligheid bij studenten- en studieverenigingen? Wat kunnen of moeten zij doen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Prima; heel goed. Tot zover de termijn van de Kamer. Kan de minister reeds antwoorden? Dat is het geval, terwijl de moties zijn kant op komen. Het woord is aan hem.

Minister Dijkgraaf:

Dank u, voorzitter. Het is een voorrecht om mijn verjaardag hier te mogen vieren met een mooi gesprek over, in dit geval, twee zaken die mij goed bezighouden, namelijk het onderwijs, waarvoor wij allemaal een warm hart hebben, en sociale veiligheid. Zoals ik al eerder aan de Kamer heb bekendgemaakt, willen wij een hoop gaan doen rondom sociale veiligheid. We hebben afspraken gemaakt in het bestuursakkoord dat afgelopen zomer is afgesloten, met daarin ook een bedrag van 4 miljoen euro per jaar ten behoeve van de aanpak van sociale onveiligheid door de instellingen. Ik heb u ook een integrale aanpak sociale veiligheid toegezegd, die ik u in het voorjaar ga toesturen, zowel voor medewerkers als voor studenten.

Voorzitter. Ik kom dan op de motie van de heer De Hoop. Eigenlijk is dat een vraag: moet de KNAW, zoals ze dat ook heeft gedaan voor het wetenschappelijke veld, een studie doen naar de sociale veiligheid van studenten? Ik wil deze motie ontraden, omdat we bij dit onderwerp wat mij betreft de fase van het onderzoek voorbij zijn. Ik denk dat het de hoogste tijd is om actie te gaan ondernemen. Dat heb ik trouwens ook aangekondigd in het Nationaal Actieplan tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag, dat natuurlijk nauwe relaties heeft met de sociale veiligheid. Ik noemde al een aantal initiatieven die we gaan nemen. We komen in het voorjaar met dat plan. Daarnaast is er ook al heel veel nuttig onderzoek, onder andere van de onderwijsinspectie, van ResearchNed in opdracht van het ISO, de studentenvereniging. In mijn ogen is ook het onderzoek van de academie zeer bruikbaar. Het gaat namelijk echt over de vraag hoe je als instelling, als organisatie, functioneert om die sociale veiligheid te garanderen. Er is aandacht voor preventie. Hoe werk je aan een cultuuromslag? Het zijn allemaal elementen die heel goed zijn over te dragen aan studenten. Bovendien loopt nog een onderzoek van de inspectie naar sociale veiligheid van studenten bij kunst- en modeopleidingen. Die opleidingen zijn ook in het nieuws geweest met incidenten. De aanbevelingen die daaruit komen, kunnen in mijn ogen heel goed voor de hele sector nuttig zijn.

We hebben in het bestuursakkoord ook afgesproken dat we dit thema blijven monitoren. Het is iets van een blijvende zorg. Zo'n integrale aanpak leent zich ook voor het uitwisselen van goede praktijken tussen de instellingen, zodat er blijvend geleerd kan worden. Ik kan mij voorstellen dat wij in een latere fase misschien zeggen: wacht even, we hebben niet de kennis om op dit moment succesvol daartoe over te gaan. Op dit moment zou ik de motie willen ontraden, omdat ik de volgende stap wil zetten. Er ligt al veel, er komt nog meer. Het is echt een urgent probleem dat vaak vanuit de studentenorganisaties wordt gemeld: minister, doe er wat aan. Dat gaan we dit voorjaar doen.

Dan de vraag van mevrouw Van der Laan over de verantwoordelijkheid van de instellingen rondom de sociale veiligheid van studenten- en studieverenigingen. Ik denk dat dat heel belangrijk is. Allereerst hebben die verenigingen zelf natuurlijk een verantwoordelijkheid om hun sociale veiligheid op orde te maken. Maar de instellingen hebben hierin ook een bijzondere rol. Vaak is er een financiële relatie. Ze subsidiëren die verenigingen eigenlijk met bestuursbeurzen et cetera. Daarmee hebben ze een bijzondere rol. Ze kunnen de verenigingen daarop aanspreken. Wij komen dit voorjaar met een integraal plan rondom sociale veiligheid binnen de instellingen. Ik lees de vraag als een nadrukkelijke aansporing om de organisaties die nauw bij de instelling aangesloten zijn, niet te vergeten.

Wij zijn met het Nationaal Actieplan tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag gekomen. Daar gaan we nog over in debat. In dat plan onderstrepen we die bewustwording, ook bij deze verenigingen. Iedereen, met name de rijksoverheid, die een subsidierelatie heeft met deze organisaties, zou ze daarop moeten aanspreken. Overdrachtelijk geldt dat ook voor de universiteiten. Ze hebben een nauwe band, ze kunnen ze aanspreken. Ook in het kader van het nationaal actieplan ben ik van plan om met de verenigingen zelf in gesprek te gaan. Ik weet dat heel veel studentenorganisaties zelf initiatieven ondernemen en bij de verenigingen op bezoek gaan. De vraag is eigenlijk vrij scherp: wat is de rol van de instellingen? In mijn ogen hebben ze een rol en ik ga ze daarop ook aanspreken. Ik zal het meenemen in ons integrale plan sociale veiligheid.

De voorzitter:

Prima. Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag stemmen wij over de motie.

Naar boven