13 Water

Aan de orde is het tweeminutendebat Water (CD 07/06).

De voorzitter:

We gaan in één vloeiende beweging door met het tweeminutendebat Water. Het commissiedebat vond recentelijk plaats, op 7 juni. We hebben zes deelnemers van de zijde van de Kamer, maar de heer Madlener verlaat nu het pand, dus dat worden er vijf. De eerste spreker is mevrouw Van Esch van de fractie van de Partij voor de Dieren. Zij heeft, zoals iedereen, twee minuten spreektijd. Het woord is aan haar.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank u, voorzitter. Voortvarend, heel goed. Ik heb twee moties en één korte vraag aan deze minister. Ik ga snel van start.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland een nieuwe crisis te wachten staat wanneer de doelen van Kaderrichtlijn Water niet worden behaald;

constaterende dat Nederland het behalen van de doelen uit de Kaderrichtlijn Water eerder heeft uitgesteld van 2015 naar 2027 en heeft geprobeerd de richtlijn af te zwakken;

constaterende dat in 2013 al de motie-Ouwehand werd aangenomen die de regering verzocht er zorg voor te dragen dat de doelen behaald zouden worden;

constaterende dat Nederland de doelen, ook met de plannen voor 2022-2027, waarschijnlijk niet gaat halen en er dus meer nodig is;

verzoekt de regering zich maximaal in te spannen om de KRW-doelen in 2027 te halen en in ieder geval op korte termijn actieplannen op te stellen om drastisch de uitspoeling van meststoffen te verminderen, het gebruik van landbouwgif te beperken en de lozingsvergunningen van de industrie aan te scherpen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Esch.

Zij krijgt nr. 571 (27625).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat boeren schadeclaims voorbereiden om drinkwaterbedrijven voor honderden miljoenen aansprakelijk te stellen voor een gebrek aan beregeningswater tijdens droge periodes;

constaterende dat Nederland in de toekomst vaker te maken zal krijgen met periodes van extreme droogte en dat in de verdringingsreeks is bepaald dat bij watertekorten de drinkwatervoorziening een hogere prioriteit heeft dan de beregening van gewassen;

verzoekt de regering om de Waterwet te wijzigen zodat drinkwaterbedrijven niet langer met schadeclaims geconfronteerd worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Esch.

Zij krijgt nr. 572 (27625).

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Voorzitter. Tot slot nog een vraag aan de minister. We ontvingen gelukkig net op tijd voor dit tweeminutendebat de antwoorden op onze vragen over het wereldzeeënverdrag. We hebben die antwoorden op onze vragen doorgenomen en we hebben eigenlijk nog één resterende vraag. We zijn benieuwd of de minister bereid is om in augustus naar de conferentie te gaan en er daar voor te zorgen dat we ook echt een zo groot mogelijk aandeel van onze oceanen gaan beschermen. We hopen dat hij daartoe bereid is.

Dank u wel.

De voorzitter:

Heel goed. Dank u wel. Dan de heer Tjeerd de Groot van de fractie van D66.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dank u wel, voorzitter. Een motie en twee vragen. Ik begin met de motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de natuur en waterkwaliteit achteruitgaan door verdroging;

overwegende dat dit mede komt door klimaatverandering, maar ook doordat we nog steeds te weinig water vasthouden bij droogte en er een race op het water plaatsvindt in droge tijden;

constaterende dat achteruitgang van de ecologische waterkwaliteit en de natuur sinds 2009 in strijd is met de Kaderrichtlijn Water en de Vogel- en Habitatrichtlijn, maar dat provincies en waterschappen onvoldoende toezien en handhaven wanneer de ecologische waterkwaliteit achteruitgaat door grondwaterwinning;

constaterende dat de minister van lenW systeemverantwoordelijk is voor de aanpak van de droogte en Nederland verantwoordelijk is voor de naleving van de KRW en de Vogel- en Habitatrichtlijn;

verzoekt de regering de gebiedsprogramma's in het Nationaal Programma Landelijk Gebied te beoordelen op waterbeschikbaarheid en deze niet goed te keuren en terug te sturen voor herziening als deze ondermaats zijn om achteruitgang in diverse watertypes te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tjeerd de Groot.

Zij krijgt nr. 573 (27625).

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Voorzitter. Dan de zorgen van de D66-fractie. In Nederland is het water van iedereen en daarom van niemand. Het is een bestuurlijke kluwen zonder weerga waarbij niet duidelijk is wie nu waarover gaat. Daarom twee vragen aan de minister. Kan de minister in kaart laten brengen wanneer decentrale overheden onvoldoende handhaven of toezien op de achteruitgang van de waterhuishouding en de natuur, omdat deze door bijvoorbeeld te lage waterpeilen en winning van grondwater verdroogt? De tweede vraag: waarom ontwikkelt de minister niet samen met decentrale overheden een verdringingsreeks voor grondwater met waar, wanneer en onder welke omstandigheden grondwater gewonnen mag blijven worden? Dit lijkt mij bij uitstek geschikt voor het Nationaal Programma Landelijk Gebied.

Dank u wel.

De voorzitter:

Heel goed. Dan de heer Grinwis van de fractie van de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter. Twee uit de kluiten gewassen moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een debat is over hoe klimaatverandering in het algemeen en zeespiegelstijging in het bijzonder mee moeten spelen bij de vraag waar nieuwe woningen gebouwd worden en hoe deze te bouwen;

overwegende dat er hierbij wel over kwetsbaarheid wordt gesproken, maar het niet duidelijk is hoe kwetsbaar woningbouwlocaties zouden zijn, mede vanwege de grote onzekerheid over de zeespiegelstijging op de lange termijn;

overwegende dat de actoren in dit debat en de actoren betrokken bij concrete woningbouwlocaties, plannen en projecten gebaat zijn bij kwantitatieve gegevens over kwetsbaarheden en risico's en goed onderbouwde regelgeving;

verzoekt de regering om bij de uitwerking van het principe "water en bodem worden sturend bij ruimtelijke planvorming" kwantitatieve risicoprofielen, inclusief een doorkijk naar de langere termijn, op te leveren voor potentiële woningbouwlocaties met een duidelijk onderscheid tussen hevige regenval, wateroverlast, en doorbraken van de primaire keringen, een overstromingsramp,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grinwis.

Zij krijgt nr. 574 (27625).

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dat was motie één en dan in het kader van hetzelfde thema "water en bodem sturend" motie twee.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 820.000 van de te bouwen woningen tot 2030 in overstroombaar, slap, zettingsgevoelig en/of nat gebied staan;

overwegende dat wanneer gebouwd wordt op slappe bodems, zoals veen en klei, de ondergrond zal inklinken met zetting en bijbehorende schade tot gevolg;

overwegende dat de meeste gebouwen met een paalfundering gefundeerd worden en zettingsschade voornamelijk leidt tot schade aan infrastructuur, zoals wegen, riool, spoor, kabels, leidingen en dijken;

overwegende dat de levenscycluskosten van een niet goed bouwrijp gemaakte weg en riool in zeer zettingsgevoelig gebied twee keer zo hoog zijn als een weg in een zandgebied;

verzoekt de regering om bij het bepalen van woningbouwlocaties rekening te houden met de levenscycluskosten van infrastructuur in brede zin en waar nodig eisen te stellen aan het goed bouwrijp maken van gronden in zettingsgevoelig gebied,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grinwis.

Zij krijgt nr. 575 (27625).

Eerst mevrouw Bromet nog, meneer Grinwis.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik kom straks ook met een motie die zich op dit terrein bevindt, maar mijn vraag aan de heer Grinwis is als volgt. Als je weet dat de kosten voor infrastructuur heel veel hoger zijn in gebieden waar verzakkingen plaatsvinden en als je weet dat door de zeespiegelstijging sommige gebieden misschien gevaar lopen, moet je dan niet veel rigoureuzere maatregelen nemen?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dit is natuurlijk een spannende en belangrijke vraag. Water en bodem sturend voor ruimtelijke planvorming: hoe werken we dat uit, gegeven dat de onzekerheid over zeespiegelstijging op de langere termijn, dus over een paar eeuwen, gigantisch is? De afstand tussen de verschillende scenario's is immers enorm. Dat maakt het heel lastig om nu een verstandig besluit te nemen over waar wel woningbouw en waar niet. Wat je in ieder geval moet doen, is de kwetsbaarheden en risico's goed in beeld krijgen. Daar ging de ene motie over. Anderzijds moet je een eerlijke vergelijking maken en moet je dus de kosten op lange termijn van bijvoorbeeld een weg die wegzakt, goed meenemen. Als je dat nu goed in beeld brengt en meeweegt, zou het weleens zo kunnen zijn dat ook vanuit financieringsperspectief dat soort beslissingen niet worden genomen.

De voorzitter:

Kort, afrondend.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Mijn uitzicht is op een kerk van 600 jaar. Die staat er dus al heel wat jaartjes. Het perspectief dat de heer Grinwis schetst, is net zo ver. We zouden huizen kunnen bouwen voor 600 jaar. Daar moet je misschien wel rekening mee houden bij de bouw. Maar ik kom zo met mijn motie, dus ik hoop op steun.

De voorzitter:

Heel goed. Daar gaan we straks naar luisteren. U rondt af, meneer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ja, ik rond af. Huizen bouw je niet voor één kabinetsperiode en niet voor één generatie, maar voor minstens 100 jaar en misschien wel voor 600. Dit is dus een enorm belangrijk vraagstuk, waar we genuanceerd over moeten spreken, maar helder is dat het principe "water en bodem sturend voor ruimtelijke planvorming" nu voor het eerst in een coalitieakkoord staat en de minister het heel serieus moet uitwerken. Mijn moties zijn daar twee richtinggevende uitspraken bij.

De voorzitter:

Hartstikke mooi. Dank u wel. Dan mevrouw Bromet van de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil hierop aansluiten en zeggen dat ik blij ben dat het in het regeerakkoord staat, want de vorige minister van IenW sprak nog over "bangmakerij" als we het hierover hadden.

Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de kosten voor het maken van drinkwater in de toekomst verder zullen stijgen en dat iedereen gestimuleerd moet worden om zuinig te zijn met schaars drinkwater;

overwegende dat grootverbruikers vaak veel meer mogelijkheden hebben om het gebruik van drinkwater te beperken dan huishoudens;

verzoekt de regering om het heffingsplafond op de leidingwaterbelasting af te schaffen en een heffingsvrije voet voor de eerste 50m3 in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bromet.

Zij krijgt nr. 576 (27625).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in tijden van waterschaarste gekozen moet worden welk watergebruik voorrang moet krijgen;

overwegende dat een dergelijke prioritering wordt uitgewerkt voor oppervlaktewater, maar ook van belang is voor het grondwater;

verzoekt de regering te voorkomen dat door onttrekkingen van grondwater voor commerciële doelen schade aan de natuur wordt aangebracht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bromet.

Zij krijgt nr. 577 (27625).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bouwen in diepe polders met slappe bodems, uiterwaarden en buitendijkse gebieden risicovol is en kan leiden tot grote maatschappelijke kosten;

constaterende dat in verschillende gemeenten en provincies plannen en ideeën bestaan voor het ontwikkelen van woonwijken in diepe polders en dat speculanten hier grondposities verworven hebben;

verzoekt de regering om met onmiddellijke ingang een effectieve stop op het ontwikkelen van woningbouwlocaties in diepe polders met slappe bodems, uiterwaarden of buitendijkse gebieden met overstromingsrisico af te kondigen, als daar nog geen bestemmingsplan voor is vastgesteld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bromet.

Zij krijgt nr. 578 (27625).

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dat was de rigoureuze motie.

De voorzitter:

Heel goed. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Minhas van de fractie van de VVD.

De heer Minhas (VVD):

Voorzitter. Ik heb twee moties, dus ik ga snel beginnen. De eerste motie gaat over het nemen van een leidende rol op het thema waterveiligheid.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland, ondanks dat we de meest veilige delta ter wereld zijn, ook kwetsbaar kan zijn, zoals bleek afgelopen zomer in Limburg;

overwegende dat de opgaven rondom waterveiligheid complexer worden door klimaatverandering, zoals wateroverlast en droogte;

overwegende dat de toenemende complexiteit van de opgaven in onze schaarse ruimte om ruimtelijke keuzes en een samenhangende aanpak vraagt;

constaterende dat de leefbaarheid van ons land afhankelijk is van het beleid ten aanzien van waterveiligheid en dat de minister van Infrastructuur en Waterstaat eindverantwoordelijkheid draagt voor de wateropgaven in Nederland;

verzoekt het kabinet om samen met decentrale overheden een leidende rol in te nemen op het gebied van waterveiligheid door het principe van "water en bodem sturend", zoals in het coalitieakkoord is vastgelegd, voor alle relevante beleidsterreinen waaronder in ieder geval woningbouw, infrastructuur, ruimtelijke ordening, energietransitie en landelijk gebied binnen deze kabinetsperiode te concretiseren en daarvoor een programma op te stellen;

verzoekt het kabinet tevens de aanpak van waterveiligheid te verbreden met de aanpak van de effecten van extreme buien, en hierover met de betrokken partijen in gesprek te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Minhas en Stoffer.

Zij krijgt nr. 579 (27625).

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik begrijp helemaal niks van deze motie. Dit staat letterlijk in het coalitieakkoord. Het is letterlijk door de minister toegezegd. Het komt in het najaar. Waarom deze motie? Vertrouwt de heer Minhas de minister niet?

De heer Minhas (VVD):

Wat letterlijk in het coalitieakkoord staat, is dat bodem en water sturend worden bij ruimtelijke uitdagingen en opgaves, zoals ook in uw motie staat. Dat is de letterlijke tekst uit het coalitieakkoord. Wat er niet in staat, is dat we dat integraal op alle andere beleidsterreinen gaan meenemen. Ik roep de minister in deze motie tevens op om een leidende rol te pakken op het gebied van waterveiligheid. Ik weet niet welk coalitieakkoord u hebt gelezen, maar dat staat niet in het coalitieakkoord.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

De minister is hier in het debat uitgebreid op ingegaan en heeft aangekondigd waar hij mee komt. Volgens mij is dit echt overbodig, want het is al toegezegd. We zouden hier geen overbodige moties moeten indienen. Maar inderdaad, ik weet heel goed wat er in het coalitieakkoord staat. Daar staat ook iets boven, namelijk dat er toegewerkt wordt naar nieuwe deltabeslissingen op het gebied van waterveiligheid, watervoorziening en ruimtelijk adaptatie. Dat is veel omvattender dan alleen het woordje of zinnetje "water en bodem sturend bij ruimtelijke planvorming".

De heer Minhas (VVD):

Ik ben het eens met de heer Grinwis dat de minister stevig heeft aangegeven dat hij aan de slag wil gaan met de ruimtelijke opgaven, waar water ook een rol in speelt. Maar waar ik onvoldoende toezeggingen op heb gehad van de minister ... Ik hoor het graag als hij dat bevestigt, want dan mag hij mijn motie overnemen. Als hij de motie overbodig verklaart, dan hoor ik dat graag van de minister en niet van de heer Grinwis. Wat ik onvoldoende heb gehoord, is dat het thema waterveiligheid voor de minister een van de belangrijkste opgaves wordt voor de komende periode. Daarover gaat deze motie ook.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik heb nog een korte vraag. Ik heb de motie nog niet gezien, maar ik hoorde een rijtje zaken waarbij deze minister zich betrokken zou moeten voelen of waarbij hij in ieder geval de regierol zou moeten nemen. Maar ik hoorde u niet over de natuur en waterveiligheid of over landbouw en waterveiligheid. Zijn er bepaalde keuzes gemaakt vanuit de VVD voor zaken waar deze minister zich wél op zou moeten richten? Waarom geldt dat niet voor andere belangrijke beleidsdomeinen?

De heer Minhas (VVD):

Ik heb expliciet gevraagd naar alle relevante thema's. Om u gerust te stellen: er staat ook "landelijk gebied" in en daarbij horen ook de natuur en de landbouw.

Dan ga ik door naar mijn tweede motie, met uw goedvinden, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kaderrichtlijn Water (KRW) als Europese regelgeving door alle lidstaten wettelijk is verankerd;

overwegende dat de Europese lidstaten verschillende meetcriteria hanteren bij het meten van de waterkwaliteit;

overwegende dat door de one-out-all-outsystematiek een vertekend beeld ontstaat over de kwaliteit van onze wateren in verhouding tot andere Europese wateren, terwijl de KRW een Europese richtlijn is en als zodanig dient te fungeren;

verzoekt de regering om op Europees niveau in te zetten op een uniforme meetmethodiek van de KRW-doelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Minhas en Stoffer.

Zij krijgt nr. 580 (27625).

De voorzitter:

Was dat uw bijdrage? Perfect.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dat laatste verbaast mij helemaal niets. Ik weet niet wat de VVD aan het doen is. Suggereert de VVD dat we te veel meten en dat we daardoor allerlei problemen hebben? Gaan we nu precies dezelfde ellende krijgen door keer op keer methodes ter discussie te stellen, in plaats van onze verantwoordelijkheid te nemen voor de waterkwaliteit en te voldoen aan de wet? Wat is de achtergrond van deze motie?

De heer Minhas (VVD):

De VVD pleit ervoor dat we, als we Europese richtlijnen maken, ook op Europees niveau de juiste en dezelfde meetmethodiek hanteren. Als ik naar aanleiding van schriftelijke vragen van de minister te horen krijg dat hij niet achter die uitspraak in de media staat dat slechts 1% van onze wateren goed is, wat komt doordat wij volgens andere criteria meten dan andere Europese landen, dan vind ik dat we appels met appels moeten gaan vergelijken. Daar gaat deze motie over.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dat is precies dezelfde discussie die wij jarenlang ook in een ander dossier hebben gevoerd, wat vandaag heel actueel is, waardoor we uiteindelijk niet de maatregelen nemen die juist zo nodig zijn om de waterkwaliteit te borgen. In het coalitieakkoord hebben we afgesproken om juist vanwege de waterkwaliteit ten aanzien van bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen een veel strenger beleid te gaan voeren. Staat de VVD nog achter de afspraken in het coalitieakkoord?

De heer Minhas (VVD):

Dit is echt een flauwe opmerking van de heer De Groot. Deze motie pleit er niet voor dat we ons niet gaan houden aan de doelen die zijn vastgesteld in de Kaderrichtlijn Water. Daar staan wij beiden voor. Waar deze motie voor pleit is dat we als we Europese afspraken maken ook op Europees niveau uniform gaan meten. Dát is wat er in deze motie staat, niets meer en niets minder.

De voorzitter:

Prima. Ik wil eigenlijk heel graag naar de minister. Mevrouw Bromet, kort nog even.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik herkende het ook wel uit een andere discussie. In de afgelopen tientallen jaren heeft de VVD haar kop in het zand gestoken en is ze blind geweest voor de belangen, wat nu is uitgemond in een stikstofcrisis en wat, zoals wij voorzien, uitmondt in een tweede stikstofcrisis in 2027, die dan een watercrisis heet. Wat gaat er nou gebeuren als het niet lukt om dat allemaal op dezelfde manier te meten? Staan we dan weer naar een demonstratie te kijken van boeren die zich verrast voelen door de maatregelen die ze moeten nemen?

De heer Minhas (VVD):

De VVD heeft de afgelopen jaren de verantwoordelijkheid genomen om in het kabinet aan een beter land te werken. Op die verantwoordelijkheid heb ik uw partij niet kunnen betrappen. Laat ik daarmee beginnen. Twee. We hebben in het debat uitgebreid gesproken over die KRW-doelen. Ik ben toen mijn bijdrage begonnen met te zeggen dat ik achter die KRW-doelen sta, dat ook de VVD wil dat we die doelen gaan halen en dat we ons daar maximaal voor gaan inspannen. Dus ik snap deze opmerking van mevrouw Bromet totaal niet.

De voorzitter:

Afrondend, kort, kort, kort.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

We staan hier niet voor de bühne mooie praatjes te houden. Het gaat om maatregelen. Het land staat voor diverse crises dankzij de vele jaren VVD-beleid en de verantwoordelijkheid die de VVD heeft genomen. Ik ben blij dat ik er niet bij ben geweest.

De voorzitter:

Mevrouw Van Esch, ook kort.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik ben benieuwd of de VVD met deze motie het "one out, all out"-principe zou willen gaan schrappen uit de Kaderrichtlijn Water.

De heer Minhas (VVD):

Deze motie constateert dat het "one out, all out"-systeem dat nu wordt gehanteerd, op Europees niveau is vastgesteld en dat wij in Nederland op een andere manier meten, waardoor het net lijkt alsof al onze wateren slecht zijn. Andere landen meten niet op basis van al die criteria, en daardoor krijgen ze in die andere landen een andere uitslag. Ik stel niet de systematiek ter discussie. Ik wil gewoon een uniform meetsysteem.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik wil gewoon een duidelijk ja/nee-antwoord horen. Ik neem aan dat de VVD niet gaat vragen om "one out, all out" af te schaffen binnen deze Kaderrichtlijn Water.

De heer Minhas (VVD):

Waar de VVD in deze motie naar vraagt, is heel simpel: inzichtelijk maken of andere landen dat systeem ook hanteren en of op basis van diezelfde criteria — het kan zijn dat dat het "one out, all out"-systeem is — voor die andere wateren nog steeds dezelfde uitslag geldt. Dat is waar we naar vragen.

De voorzitter:

Prima. Ik schors vijf minuten en daarna gaan we luisteren naar de minister.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister. Ik hoop dat we er snel doorheen kunnen, want er wacht een ander debat op ons.

Minister Harbers:

Dank, voorzitter. Ik begin even bij de vragen. Mevrouw Van Esch vroeg naar de conferentie in augustus. Daar ga ik niet heen, want dat valt onder het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het is een verdragsorganisatie. Ik zal dit dus onder de aandacht brengen van de collega's die daar bestuurlijk dan wel ambtelijk vertegenwoordigd zijn. Ik ga wel naar de VN-conferentie over de oceanen in Lissabon van komende week en naar de Stockholm World Water Week, ook in augustus. Ongetwijfeld komen daar voor een deel dezelfde vraagstukken aan de orde.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dat vind ik een heel logisch antwoord, maar ik zou dan wel willen vragen of de minister van Buitenlandse Zaken ons dan nog even kan laten weten of hij wel of niet bereid is om daarnaartoe te gaan. Want hoe groter de afvaardiging daar is, hoe belangrijker we de boodschap over de oceanen daar kunnen maken.

Minister Harbers:

Ik zal die vraag doorgeven aan de collega's.

Dan de vragen van de heer De Groot. Zijn eerste vraag was om in kaart te brengen wanneer decentrale overheden onvoldoende handhaven of toezien op de achteruitgang van waterhuishouding en natuur als gevolg van verdroging. Handhaving en toezicht op waterhuishouding en natuur is een taak van de regionale overheden, maar ik zal dat aan de orde stellen in het bestuurlijk overleg water dat ik met de bestuurlijke partners heb.

De tweede vraag was om samen met decentrale overheden een verdringingsreeks voor grondwater te ontwikkelen en die te betrekken bij het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Op dit moment is de Studiegroep Grondwater bezig met een analyse van de grondwateropgave en de benodigde acties. Daarbij wordt ook nut en noodzaak van een verdringingsreeks bekeken. Eind dit jaar wordt het advies van die Studiegroep Grondwater aan de Kamer aangeboden. In het WGO Water dat we in het najaar zullen hebben, zijn misschien nog niet alle resultaten gereed, maar kan ik wel een beeld geven van de voortgang op dit gebied. Ik deel namelijk de zorg van de heer De Groot.

Voorzitter. Dan de moties. Eerst de motie op stuk nr. 571 van mevrouw Van Esch. Als ik de motie zo mag lezen dat we mestuitspoeling en het beperken van het gifgebruik uitwerken via het Nationaal Programma Landelijk Gebied en dat we de lozingsvergunningen meenemen in het actualisatietraject van de vergunningen, de Delta-aanpak Waterkwaliteit, dan laat ik het oordeel aan de Kamer.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dat vind ik op zich een mooi antwoord. Ik zou bij dat laatste alleen nog willen weten hoe snel we daar dan mee aan de slag gaan. Ik vind het namelijk wel belangrijk dat we die lozingsvergunningen daadwerkelijk gaan aanscherpen. Ik wil wel graag weten of dat op korte termijn ook een onderdeel van onze wijzigingsvoorstellen gaat zijn.

Minister Harbers:

Sta me toe daar even op terug te komen. Voor het eind van het zomerreces antwoord ik u in ieder geval hoe dat traject er dan uitziet.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dan vind ik het goed.

De voorzitter:

En dan krijgt de motie dus oordeel Kamer. Heel goed. De motie op stuk nr. 572.

Minister Harbers:

De motie op stuk nr. 572 gaat over het wijzigen van de Waterwet. Die ontraad ik. Ik ben daar in het debat ook op ingegaan. In de Waterwet is een regeling opgenomen om schade door vergunde grondwateronttrekking of -infiltraties te compenseren. De vergunninghouder is verantwoordelijk voor het vergoeden van die schade. Bij het beoordelen van een claim wordt altijd al vastgesteld welk aandeel van de schade aan het gewas is toe te schrijven aan het neerslagtekort en welk aandeel aan de grondwateronttrekking. De regeling is daarmee niet bedoeld om schade als gevolg van klimaatverandering en droogte te compenseren. Overigens kunnen niet alleen landbouwbedrijven gebruikmaken van deze regeling; de regeling is voor iedereen die schade ondervindt door vergunde onttrekkingen. Maar ik ontraad deze motie.

Het oordeel over de motie op stuk nr. 573 van de heer De Groot laat ik aan de Kamer. Het weerbaar maken van Nederland tegen droogte valt onder mijn verantwoordelijkheid. Zoals u al aangeeft, zijn de rollen hierbij verdeeld. Voorzitter, moet ik nog even ...?

De voorzitter:

Nou, als ze oordeel Kamer krijgt, is dat eigenlijk voldoende.

Minister Harbers:

Als dat voldoende is voor de heer De Groot.

De motie op stuk nr. 574 van de heer Grinwis krijgt ook oordeel Kamer. Het is ook mijn intentie om dit mee te nemen bij de uitwerking van criteria voor water en bodem sturend per 1 oktober. Waarschijnlijk zal er na 1 oktober overigens nog wel verdere uitwerking nodig zijn.

De motie op stuk nr. 575 van de heer Grinwis krijgt ook oordeel Kamer. Ook dit loopt mee in het programma water en bodem sturend. Eind 2022 komen we met de landelijke maatlat groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving. Daar is bodemdaling een onderdeel van. De uitwerking van deze motie kan in dit traject worden meegenomen.

De motie op stuk nr. 576 van mevrouw Bromet. Daar hebben we ook over gedebatteerd. Ik verzoek mevrouw Bromet om die motie aan te houden, want er loopt nu een onderzoek naar de maatregelen en instrumenten om waterbesparing door huishoudens, maar ook door bedrijven, te bevorderen. In dat onderzoek wordt ook gekeken naar de voor- en nadelen van het aanpassen van de belasting op leidingwater. Ik had me al voorgenomen om de Kamer daar in het najaar over te informeren. Het verzoek aan mevrouw Bromet is dus ook om die motie nog even aan te houden tot dat onderzoek klaar is.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik weet dat je in de politiek veel geduld moet hebben, en dat heb ik ook, maar deze discussie loopt al sinds 2013. Ik vraag me het volgende af. Ik wil die best aanhouden, maar dan wordt het zo weer 2023.

Minister Harbers:

Het gaat ook over een wijziging met betrekking tot de leidingwaterbelasting. Als dat al tot resultaten leidt, dan wordt het 2023. Dat valt dan ook onder de collega's van het ministerie van Financiën. Maar goed, we zetten wel stappen door dat onderzoek nu te doen.

De voorzitter:

Ja, en dus?

Minister Harbers:

Dus is mijn verzoek nog steeds om de motie aan te houden. Anders wordt die echt ontraden, omdat ik dan weer vooruitloop op wat wij daar zelf straks uit leren.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik denk er nog even over na.

Minister Harbers:

De motie op stuk nr. 577 van mevrouw Bromet, over de onttrekking van grondwater, ontraad ik. De uitvoering van het onttrekkingsbeleid is decentraal belegd. Provincies en waterschappen kunnen zo ook het onttrekken van grond- en oppervlaktewater in en om grondwaterafhankelijke natuurgebieden verbieden. Indien onttrekkingen tot schade aan natuurgebieden leidt, zal deze vergunning niet worden toegekend.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 578 van mevrouw Bromet ontraad ik ook. De afspraak met het ministerie van BZK is dat we woningbouwplannen die hard zijn niet meer terugdraaien. De impact van deze motie, namelijk het stoppen van plannen die nog niet zijn vastgelegd in bestemmingsplannen, kan ik nu niet overzien. Want "hard" is overigens niet hetzelfde als "vastgelegd in bestemmingsplannen". Wij gaan aan de slag met ons beleidsprogramma water en bodem sturend. We zeggen straks ook "het vermijden van zeer kwetsbare gebieden". Maar het kader voor wat kwetsbare gebieden zijn, wordt nog uitgewerkt. Ik heb daar ook in reactie op de motie-Grinwis naar verwezen. Zowel wateroverlast als waterveiligheid en bodemdaling worden daarbij meegenomen. We hebben met de provincies afgesproken om die kaders voor 1 oktober mee te geven. Dan is nog een verdere uitwerking nodig. Deze motie loopt daar dus op vooruit. Maar vanwege de afspraak met BZK acht ik het ook niet raadzaam om prioriteit te geven aan de woningbouw die al in gang gezet is.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Helpt het als ik de laatste zin, "als daar nog geen bestemmingsplan voor is vastgesteld", vervang door "als het nog geen hard plan is"?

Minister Harbers:

Dat zou ik even met de collega's van BZK moeten opnemen. Ik stel voor dat ik daar voorafgaand aan de stemmingen nog even samen met BZK een oordeel over geef aan de Kamer.

De voorzitter:

Krijgen we nu dan een nieuwe versie van u, mevrouw Bromet? Ja. Dan kijken we uit naar een gewijzigde motie op stuk nr. 578. Als die gewijzigd is, verwachten we ook een oordeel van de minister.

De voorzitter:

De motie-Bromet (27625, nr. 578) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bouwen in diepe polders met slappe bodems, uiterwaarden en buitendijkse gebieden risicovol is en kan leiden tot grote maatschappelijke kosten;

constaterende dat in verschillende gemeenten en provincies plannen en ideeën bestaan voor het ontwikkelen van woonwijken in diepe polders en dat speculanten hier grondposities verworven hebben;

verzoekt de regering om met onmiddellijke ingang een effectieve stop op het ontwikkelen van woningbouwlocaties in diepe polders met slappe bodems, uiterwaarden of buitendijkse gebieden met overstromingsrisico af te kondigen, als de plannen nog niet hard zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 581, was nr. 578 (27625).

Minister Harbers:

Dan komt er voor de stemmingen een oordeel vanuit het kabinet.

De voorzitter:

Dat wordt gewaardeerd. De motie op stuk nr. 579.

Minister Harbers:

De motie op stuk nr. 579. Ik heb met belangstelling het hele debat gevoerd. Datgene wat in de motie staat, zie ik als ondersteuning van mijn beleid. Daarnaast doe ik overigens nog veel meer. Het gaat niet alleen om het principe van water en bodem sturend, niet alleen om waterveiligheid, maar ook om watervoorziening en om de aanpak van droogte en waterkwaliteit. Dat pak ik allemaal aan. Maar dit doe ik ook. In dat opzicht is het volledig wat ik doe, dus zou ik de motie kunnen overnemen.

De voorzitter:

Bestaat daar enig bezwaar tegen?

Minister Harbers:

Maar het is dus niet het enige wat ik doe.

De voorzitter:

Nee, maar dat laat onverlet … Bestaat er enig bezwaar tegen als de motie wordt overgenomen? Nee? Dan wordt de motie overgenomen en gaan we daar niet over stemmen.

De motie-Minhas/Stoffer (27625, nr. 579) is overgenomen.

Minister Harbers:

Dan de motie op stuk nr. 580. De Kaderrichtlijn Water schrijft dezelfde meetmethode voor aan alle lidstaten. Daarbinnen is het mogelijk meer en minder te meten, afhankelijk van de milieubelasting die je hebt als lidstaat. We hebben als Nederland wel een hoge bevolkingsdruk en intensief landgebruik. Die milieubelasting zal bij ons dus wat hoger zijn. De indruk is wel dat sommige landen minder meten dan zou moeten. Daarom is op initiatief van Nederland zichtbaar gemaakt wat bij individuele criteria wel en niet gemeten wordt. Ik vind het vanzelfsprekend natuurlijk ook beter als iedereen in Europa een been bijtrekt. Maar zo zie ik de motie dan. Dan kan ik het oordeel aan de Kamer laten. Ik ben ook al begonnen met de inzet om expliciet aandacht te vragen voor stevige coördinatie door de Europese Commissie op monitoring. Maar dat is wat mij betreft, zeg ik er nadrukkelijk bij, niet om afbreuk te doen aan het meetsysteem, maar om ervoor te zorgen dat andere landen in de Europese Unie hun been bijtrekken. Daar is mijn inspanning op gericht. Ondertussen gaan wij gewoon door op de manier waarop wij dat zelf meten. In dat licht zou ik het oordeel aan de Kamer kunnen laten. Het is dus geen neerwaartse bijstelling, alleen een inspanning om ook anderen te helpen opwaarts te bewegen.

De voorzitter:

De heer Minhas knikt ja, dus dat is bevestigd; dan is de motie bij dezen oordeel Kamer. Dan is er nog een vraag van de heer Tjeerd de Groot.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Het is in ieder geval deels geruststellend. Maar ik heb nog een vraag. Het dictum vraagt om een uniforme meetmethode. De minister zegt: dat is al het geval. Maar hier hoort eigenlijk bij dat je ongelijke gevallen ook ongelijk behandelt. Landen met een intensieve druk op de waterkwaliteit moeten dus meer meten. Dat is iets anders dan uniform. Zou de minister dat nog even kunnen toelichten?

Minister Harbers:

Dat ligt besloten in de Europese meetmethode, die ook mee laat wegen welke milieubelasting je hebt. Desalniettemin bestaat ook bij ons wel vrees dat er dan nog steeds lidstaten zijn die wel een been bij kunnen trekken in de metingen. Dat probleem adresseren wij in de Europese Unie.

De voorzitter:

Prima. Tot zover het debat …

Minister Harbers:

Het klopt dat er een uniforme methode is, maar die laat ruimte voor differentiatie.

De voorzitter:

Dank aan de minister. Dinsdag stemmen wij over de moties.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Een opmerking nog van de heer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ja, sorry, een punt buiten de orde van dit debat, maar mag ik een stemming herstellen? Vanmiddag hebben we een stemming gehad waarbij de ChristenUniefractie wordt geacht voor te hebben gestemd in plaats van, wat vanmiddag is gebeurd, tegen. Het gaat over … Mag ik dat doen?

De voorzitter:

Het kan niet meer aangepast worden; dat weet u. Maar dan wordt dit opgenomen in de notulen, dus dan is het voor de eeuwigheid vastgelegd.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Precies. Dat is toch wel belangrijk. Het gaat over de motie onder dossiernummer 21501-33, volgnummer 942.

De voorzitter:

Op welk agendapunt is dat?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Het was bij de stemmingen onder agendapunt 3 van vanmiddag, over 21501-33, volgnummer 942, de motie-Van Wijngaarden/Bontenbal. Daar worden wij geacht voor te hebben gestemd in plaats van tegen.

De voorzitter:

Heel goed. Voortaan wel een beetje opletten bij de stemming, hè, maar voor deze keer zie ik het door de vingers. Dank aan de minister. Nogmaals, dinsdag stemmen wij over de moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven