14 Wet uitzonderen voorrang vergunninghouders

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het Voorstel van wet van het lid Kops tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 in verband met het uitzonderen van het verlenen van voorrang aan vergunninghouders bij huisvesting op grond van het feit dat zij vergunninghouder zijn (Wet uitzonderen voorrang vergunninghouders) ( 35914 ).

(Zie vergadering van 31 mei 2022.)

De voorzitter:

Nu ook de minister gearriveerd is, heropen ik de vergadering. Fijn dat u bij ons bent, meneer de minister. Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van het Voorstel van wet van het lid Kops tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 in verband met het uitzonderen van het verlenen van voorrang aan vergunninghouders bij huisvesting op grond van het feit dat zij vergunninghouder zijn; dat is Kamerstuk 35914. Ik heet de heer Kops natuurlijk van harte welkom in vak-K. Hij wordt daarbij opnieuw ondersteund door zijn medewerker, de heer Elmar Vlottes. Uiteraard nogmaals een hartelijk woord van welkom aan de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Hij zal bij de behandeling van dit wetsvoorstel uiteraard optreden als adviseur van de Kamer. Vol verwachting klopt ons hart.

De eerste termijn van de zijde van de Kamer vond plaats op 31 mei jongstleden. Vandaag is aan de orde de beantwoording in de eerste termijn en de gehele tweede termijn.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de heer Kops.

De heer Kops (PVV):

Dank u wel, voorzitter. De Wet uitzonderen voorrang vergunninghouders komt er kort gezegd op neer dat die een einde maakt aan de voorrang waarmee vergunninghouders in Nederland door heel veel gemeenten massaal worden gehuisvest. Oftewel, het is een wet die een einde maakt aan de discriminatie van de Nederlandse woningzoekenden.

Voorzitter. Allereerst dank aan de leden voor hun inbreng en de vele gestelde vragen. Ook direct dank aan de leden van de fracties van FVD, PVV, JA21, BBB en Van Haga, die al in de eerste termijn direct hun steun voor dit wetsvoorstel hebben uitgesproken.

We kunnen zeggen dat we dit debat voeren op een heel treffend moment. Dat vergunninghouders nog steeds massaal voorrang krijgen bij huisvesting, is niet nieuw. Sterker nog, dat is al jarenlang staande praktijk. Maar recent heeft de minister voor Volkshuisvesting gezegd dat hij wil dat er nog meer woningen met voorrang aan vergunninghouders worden toegewezen, en dat in combinatie met een verhoogde instroom van asielzoekers. We kunnen zeggen dat dit in het land dermate veel ophef heeft veroorzaakt — in mijn ogen is dat terecht — dat dit onderwerp actueler is dan ooit. Recent is uit een poll van standpunt.nl op Radio 1 gebleken dat 81% van de mensen niet wil dat er nog meer woningen met voorrang worden toegewezen aan vergunninghouders. De minister heeft overigens ook gezegd dat hij bij de huisvesting van vergunninghouders niet kan voorkomen dat er verdringing zal ontstaan van de Nederlandse woningzoekenden. Om dan maar met de deur in huis te vallen: dat kunnen we wel degelijk voorkomen, namelijk met de wet die hier voorligt.

De door de leden gestelde vragen over deze wet zal ik dan nu gaan beantwoorden. Dat doe ik, zoals gebruikelijk is in dit huis, aan de hand van een aantal blokken. Die zal ik voor u opnoemen: blok één is een inleiding, blok twee gaat over de Huisvestingswet 2014, blok drie over de taakstelling, blok vier over gemeentelijk beleid en blok vijf, tot slot, gaat over de reikwijdte van het voorstel.

Voorzitter. Dan eerst een korte inleiding, want het woningtekort in Nederland is gigantisch. We komen zo'n 300.000 woningen tekort en de verwachting is dat dat tekort de komende jaren eerst nog verder zal gaan oplopen, zo blijkt uit verschillende onderzoeken. De wachttijden voor een sociale huurwoning zijn echt enorm. In zeker een kwart van alle gemeenten bedraagt die wachttijd meer dan zeven jaar. Dat is dan nog maar een gemiddelde, want er zijn ook uitschieters naar vijftien jaar en naar zeventien jaar; daar had de heer De Graaf het over. De heer Goudzwaard, van JA21, had het zelfs over een wachttijd van 22 jaar. Dat is uitzichtloos, hopeloos, zou je zeggen.

De gevolgen van het niet kunnen krijgen van een dak boven je hoofd zijn schrijnend. De leden hebben daar in hun eerste termijn al veel over gezegd. Ik ga dat uiteraard niet herhalen, maar ik wil toch wel even enkele voorbeelden aanstippen. Zo had mevrouw Van der Plas het over het schrijnende voorbeeld van een vrouw die noodgedwongen in haar auto moet slapen omdat ze maar geen woning kan krijgen. De heer De Graaf had het over een alleenstaande vrouw met kinderen, die van camping naar camping trekt, ook omdat ze maar geen woning kan krijgen, terwijl ze wel een urgentieverklaring heeft. De heer Jansen had het over 40.000 daklozen en 150.000 tot 200.000 jongeren die noodgedwongen bij hun ouders wonen omdat ze simpelweg niet met hun leven kunnen starten in hun eigen woning.

Maar, voorzitter, zoals gezegd krijgen vergunninghouders ondertussen in het overgrote deel van de gemeenten nog altijd voorrang. Daarmee passeren ze dus al die Nederlandse woningzoekenden, die jarenlang, hopeloos lang, uitzichtloos lang, op de wachtlijst staan. Vergunninghouders krijgen die voorrang op grond van hun status, het vergunninghouder zijn. Dat is een status die een Nederlandse woningzoekende niet heeft en ook nooit zal krijgen. Dat is nu exact de discriminatie van de Nederlandse woningzoekende. Dit wetsvoorstel maakt daar een einde aan: geen voorrang meer voor vergunninghouders. Hoe gaat dat dan in de praktijk?

Voorzitter. Dan kom ik bij het volgende blok: de Huisvestingswet. Het is namelijk die wet die met dit voorstel wordt gewijzigd. Wat is nu eigenlijk het doel van die Huisvestingswet? Dan komen we bij artikel 2. Daarin staat: het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan woonruimte. Concreet betekent dat dat die wet het lokale bestuur handvatten geeft bij woningschaarste. Dan gaat het onder andere om de toewijzing van die schaarse woonruimte, waaronder het geven van voorrang. Die schaarste is enorm; dat mag wel duidelijk zijn. Dus je zou kunnen zeggen dat hoe groter de schaarste is, hoe actueler en belangrijker die Huisvestingswet is, maar ook hoe ingrijpender de gevolgen van de bevoegdheden in die Huisvestingswet zijn, waaronder de mogelijkheid tot het geven van voorrang. Daar kom ik zo op terug.

Voorzitter. Tot juli 2017 waren vergunninghouders in de Huisvestingswet namelijk een verplichte urgentiecategorie. Gemeenten waren dus verplicht om altijd voorrang aan vergunninghouders te geven, maar vanaf juli 2017 is die verplichte urgentie uit de wet geschrapt en is het aan de gemeenten zelf om te bepalen of ze al dan niet voorrang geven aan vergunninghouders. De aanleiding van die wetswijziging was toen de verhoogde instroom van het aantal asielzoekers en het grote aantal te huisvesten vergunninghouders. Het doel van die toenmalige wetswijzing was het terugdringen van het aantal vergunninghouders dat voorrang krijgt, en het daarmee tegengaan van de verdringing van de Nederlandse woningzoekende.

Maar dan, voorzitter, het resultaat van die wetswijziging. Het resultaat is nihil. Het heeft simpelweg niet gewerkt, want volgens de laatste cijfers geeft nog zeker 91% van de gemeenten voorrang aan vergunninghouders. Mevrouw Podt van D66 — ik zie dat de heer Boulakjar nu namens D66 aanwezig is — heeft in haar eerste termijn gevraagd of ik vind dat deze gemeenten, die voorrang geven, dus de verkeerde keuzes maken. Het korte antwoord is dan natuurlijk: ja, uiteraard. Er wordt op deze manier namelijk geen uitvoering gegeven aan de bedoelingen van de wetswijziging uit 2017, waar het parlement toen in meerderheid mee heeft ingestemd. Exact dat gegeven is de aanleiding geweest voor het wetsvoorstel dat hier nu voorligt. De verdringing van de Nederlandse woningzoekende is immers een feit, en als het aan de minister ligt wordt dat, gezien zijn uitspraken van de afgelopen tijd, de komende tijd alleen nog maar erger en erger. Wat dat betreft kunt u dit wetsvoorstel dan ook zien als reparatiewetgeving.

Dan kom ik bij de vraag van de heer Geurts. Hij had het in deze context over het aanjagen van de woningbouw.

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Boulakjar.

De heer Kops (PVV):

Zeker.

De heer Boulakjar (D66):

Ik sta hier inderdaad vandaag. Mevrouw Podt verving mij een paar weken geleden vanwege een heugelijk feit. De heer Kops gaat wel heel snel over de reden heen waarom gemeenten juist die keuze hebben gemaakt. Een van de vragen van mijn collega Podt was ook: heeft de initiatiefnemer contact gehad met gemeenten over de vraag waarom ze die urgentie niet hebben ingezet? Waarom denkt u dat gemeenten zich niet aan die wet hielden?

De heer Kops (PVV):

Die vraag is inderdaad al in eerste termijn door mevrouw Podt gesteld. Ik kan de leden verzekeren dat ik in mijn betoog echt alle gestelde vragen ga beantwoorden. Dit komt dus nog aan de orde, absoluut.

Ik was gebleven bij de vraag van de heer Geurts, die het had over het aanjagen van de woningbouw. Hij stelde dat het door het aanjagen van de woningbouw op termijn mogelijk moet worden voor gemeenten om de automatische urgentiestatus voor vergunninghouders te schrappen. Ten eerste is die automatische urgentieregeling dus al in 2017 uit de wet geschrapt, maar heeft dat niet gewerkt. Daar kom ik later ook op terug in het blok taakstelling. Ten tweede denk ik dat we het er in dit huis allemaal over eens zijn dat de woningbouw moet worden aangejaagd en dat er meer moet worden bijgebouwd. Dat is de discussie dus ook helemaal niet. Het wetsvoorstel dat hier voorligt gaat dan ook niet over het bijbouwen van woningen, maar over de toewijzing van bestaande woningen, die dus juist zo schaars zijn op dit moment. En dat, dus de toewijzing van die woningen, is juist zo cruciaal in tijden van verdringing. Want zoals Aedes, de koepel van woningcorporaties, ook aangeeft: hoe meer mensen voorrang krijgen, hoe langer de wachtlijsten voor reguliere woningzoekenden. Sterker nog, Aedes zegt ook dat daardoor niet alleen reguliere woningzoekenden worden verdrongen, maar ook andere spoedzoekers. Sterker nog, Aedes zegt dat er een soort concurrentie is ontstaan tussen de verschillende groepen spoedzoekers. Dat betekent in de praktijk dat zelfs wanneer een Nederlandse woningzoekende een urgentiestatus heeft verkregen, deze niet alsnog met voorrang een woning kan krijgen, omdat die woning er simpelweg niet is. Zo groot is de schaarste dus op dit moment. En zo belangrijk is tegelijkertijd het wetsvoorstel dat hier nu voorligt.

Voorzitter. Eigenlijk heb ik daarmee al grotendeels antwoord gegeven op de volgende vraag van de heer Geurts, namelijk dat dit wetsvoorstel tegen het doel van de Huisvestingswet in zou gaan om kwetsbare groepen bescherming te bieden op de woningmarkt. Ook mevrouw Podt heeft hier trouwens aan gerefereerd. Dan zeg ik dus: nee, het tegendeel is juist het geval. Zoals ik al zei, worden niet alleen reguliere woningzoekenden verdrongen, maar zelfs ook andere spoedzoekers, waardoor er een soort concurrentie is ontstaan tussen de verschillende groepen die de heer Geurts juist heeft aangehaald. Dit wetsvoorstel trekt dat dus gelijk. Daarmee wordt dan juist voldaan aan een van de doelen van de Huisvestingswet, namelijk het verdelen van woonruimte bij schaarste en dus het tegengaan van verdringing. We kunnen wel zeggen dat de discriminatie van niet alleen de Nederlandse woningzoekende in zijn algemeenheid, maar in het bijzonder van de Nederlandse spoedzoeker, zoals nu de praktijk is, juist ingaat tegen de doelen van de Huisvestingswet. Deze wet corrigeert dat dus.

Mevrouw Podt zegt in dit verband dat er van discriminatie geen sprake kan zijn, omdat discriminatie alleen optreedt als er sprake is van gelijke gevallen en vergunningshouders — zo zegt zij dan — niet op een wachtlijst hebben kunnen staan. Dan zeg ik dat opgebouwde wachttijd voor een woning ook voor Nederlandse woningzoekenden natuurlijk niet vanzelfsprekend is, integendeel. Nederlandse woningzoekenden kunnen zich ook niet inschrijven voordat zij 18 zijn, wat gezien de praktijk wel handig kan zijn, als je het bijvoorbeeld hebt over wachttijden van 20 tot 22 jaar. Hier wordt dus een tegenstelling opgeworpen die ik niet zie. Hier ontstaat het beeld dat Nederlandse woningzoekenden het gemakkelijk of gemakkelijker zouden hebben, en dat bestrijd ik.

Dan kom ik bij het derde blok: de taakstelling. De heren Geurts en Bisschop hebben vragen gesteld over de taakstelling in relatie tot de urgentieregeling. Ook anderen hadden het daarover. De heer Geurts zegt dan dat het wetsvoorstel gemeenten belemmert bij het voldoen aan de taakstelling voor de huisvesting van vergunninghouders. Zijn vraag is dan concreet of de opvang in sporthallen en dergelijke als alternatief onwenselijk is. Deze vraag is al schriftelijk gesteld door de heer Geurts en dus ook al schriftelijk beantwoord. Zonder al te veel in herhaling te vallen, is het korte antwoord: ja, dat is evident onwenselijk. De hoge instroom van asielzoekers en daarbij de verdringing van de Nederlandse woningzoekende benadrukken in mijn ogen dan ook de noodzaak van dit wetsvoorstel. Want discriminatie van Nederlandse woningzoekenden is nog veel onwenselijker. Dat is discriminatie van Nederlanders die zien dat vergunninghouders voorgaan op basis van een status die zij als Nederlander niet hebben en ook nooit zullen kunnen krijgen.

De heer Bisschop vraagt waarom de taakstelling voor gemeenten in stand gehouden wordt. Waarom wordt die niet meteen aangepast? Zoals wel vaker in de eerste termijn van de Kamer is gedaan, wordt er een directe link gelegd tussen de taakstelling en het geven van voorrang. Die twee worden telkens op één hoop gegooid. Ook de minister voor Volkshuisvesting doet dat, zoals blijkt uit zijn kabinetsappreciatie die we eergisteren hebben ontvangen. Met andere woorden, het behalen van de taakstelling zou automatisch voorrang betekenen, want voorrang zou nodig zijn om die taakstelling te halen. Dat is dan de achterliggende redenatie. Maar ja, het gegeven dat er een taakstelling is, rechtvaardigt natuurlijk niet het geven van voorrang aan een groep woningzoekenden op basis van het feit dat zij vergunninghouder zijn, want daarmee worden andere woningzoekenden achtergesteld. Bovendien staat nergens in de Huisvestingswet dat die taakstelling behaald moet worden met voorrang. Ook in de artikelen 28 en 29, die specifiek gaan over die taakstelling, wordt met geen woord gerept over voorrang. Sterker nog, in 2017 was juist het automatisme waarmee vergunninghouders voorrang kregen om juist daarmee die taakstelling te halen, dé reden om die wettelijk verplichte voorrang uit de wet te schrappen en daarmee de verdringing van de Nederlandse woningzoekende tegen te gaan. Dat heeft dus in de praktijk niet gewerkt, vandaar de wet die hier voorligt.

Voorzitter. De heer Geurts stelde nog een vraag over spoedige integratie door middel van het geven van voorrang aan vergunninghouders. Ook deze vraag is al schriftelijk gesteld en dus beantwoord, maar het is goed om dat hier nog even plenair te benadrukken. Voor Nederlanders is het natuurlijk net zo van belang om een woning te hebben, een gezin te stichten en een dak boven je hoofd te hebben. Laten we daar dan vooral niets aan afdoen. Hier wordt een tegenstelling opgeworpen die er simpelweg niet is. Ik herhaal het nog maar eens even, zoals ook de heer Jansen zei: 150.000 tot 200.000 jongeren wonen noodgedwongen nog bij hun ouders, omdat ze geen woning kunnen krijgen, en kunnen dus simpelweg niet beginnen met hun leven; ze kunnen geen gezin stichten. Daarmee wil ik zeggen dat de redenen die verschillende leden van uw Kamer die pleiten voor het in stand houden van de voorrang voor vergunninghouders, hebben genoemd, voor de Nederlandse woningzoekende niet anders zijn. Maar zij, de Nederlanders, worden op dit moment op achterstand gezet en gediscrimineerd. En daar maakt dit wetsvoorstel een einde aan.

Voorzitter. Dan kom ik bij het vierde blokje: de gemeentelijke vrijheid.

De heer Geurts (CDA):

Ik heb een heel poosje zitten luisteren naar het betoog van de heer Kops. Hij doet net voorkomen, zeg ik tegen u, voorzitter, dat alle woningzoekenden verdrukt en aan de kant geschoven worden door statushouders. Ik zal het de heer Kops nog een keer voorhouden en mijn vraag daarbij is of hij dit met mij van mening is. Op dit moment worden 9 op de 100 woningen voor statushouders ingezet. In de laatste kabinetsbrief werd aangegeven dat dit naar 13 op de 100 woningen zou moeten. 87% is dus beschikbaar voor de overige inwoners van Nederland. Hoe kan de heer Kops dan volhouden dat de statushouders de rest van de Nederlandse bevolking wegdrukken bij het vinden van een dak?

De heer Kops (PVV):

Ik denk dat de heer Geurts een beetje overdrijft, want zo heb ik het natuurlijk niet gezegd. Ik vind niet dat we het probleem waar het vandaag over gaat, moeten bagatelliseren met dergelijke cijfers, waaruit zou blijken dat het maar om heel weinig woningen zou gaan die naar vergunninghouders gaan. Laten we wel wezen, de wachtlijsten op dit moment zijn gigantisch. Mensen wachten echt jarenlang op een woning. Het zijn wel die individuele mensen die zien dat de vergunninghouders voorgaan. Dan kan de heer Geurts natuurlijk zeggen dat er relatief weinig woningen naar vergunninghouders gaan, maar je zult maar die ene Nederlandse woningzoekende zijn die op een woning wacht en een vergunninghouder ziet voorgaan. Daar gaat het over.

Voorzitter. Ik bedenk het allemaal niet zelf. Het is ook Aedes die heel duidelijk zegt: hoe meer mensen voorrang krijgen, hoe meer verdringing van reguliere woningzoekenden. Als ik dan de minister voor Volkshuisvesting hoor zeggen dat hij wil dat er nog meer woningen met voorrang naar statushouders gaan, vind ik dat zorgwekkend. Er zal dan nog meer verdringing optreden. Sterker nog, er is zelfs een soort concurrentie ontstaan tussen verschillende soorten spoedzoekers. In de praktijk betekent dat dat ook Nederlanders die een urgentieverklaring hebben gekregen — zij hebben dus recht op voorrang, zij het om medische redenen, overlijden, dakloosheid, noem al die redenen maar op — toch alsnog geen woning kunnen krijgen. Tegen hen zegt de gemeente dan doodleuk: "Er is geen woning voor u. Gaat u maar naar de daklozenopvang." Dat wordt echt letterlijk gezegd. Dat zijn de situaties waar de Nederlandse woningzoekenden in zitten. En die mensen zien tegelijkertijd dat een vergunninghouder voorgaat. Dat is oneerlijk. Dat is discriminatie. Daar doet dit wetsvoorstel iets aan.

De heer Geurts (CDA):

De heer Kops verwijt mij dat ik de boel bagatelliseer, maar ik kom met feitelijke cijfers. 87% is gewoon beschikbaar voor iedereen buiten statushouders en de heer Kops gaat gewoon door om maar weer duidelijk te maken dat als de statushouders gehuisvest moeten worden, zij de rest verdringen. Op basis van de feitelijke cijfers is dat gewoon niet het geval. Ik vraag de heer Kops nogmaals of hij het met mij eens is dat deze getallen kloppen en dat 87% van de woningen gewoon beschikbaar is voor de rest buiten de statushouders.

De heer Kops (PVV):

We hebben het over een enorm woningtekort en een enorme schaarste. De heer Geurts zegt dat 87% van de woningen beschikbaar is voor de reguliere, Nederlandse woningzoekende. Dan kun je zeggen: welke woningen zijn dat dan precies? Er is een tekort en er is weinig doorstroming. De heer Geurts kan zeggen dat er 87% beschikbaar is voor de Nederlanders, maar die woningen komen niet vrij. De minister voor Volkshuisvesting heeft gezegd dat vrijkomende woningen juist zouden moeten worden toegewezen aan vergunninghouders. Volgens mij is een aantal uur geleden op het nieuws verschenen — volgens mij bij de NOS, ik heb het even vluchtig gelezen — dat het plan van het kabinet is om binnen zes weken 7.500 woningen te realiseren, specifiek voor vergunninghouders. Ik denk dat een Nederlander die al jarenlang op de wachtlijst staat zo'n woning ook heel graag wil hebben. Natuurlijk, die wil ook beginnen met zijn leven en het stichten van een gezin. Daarom is het zo oneerlijk dat niet alleen woningen met voorrang aan vergunninghouders worden toegewezen, maar dat blijkbaar ook speciaal woningen worden gebouwd.

De heer Boulakjar (D66):

Terecht wijst de heer Kops op al die schrijnende gevallen. Die kennen we allemaal. Die gaan soms door merg en been. Parlementariërs hebben hier een eed afgelegd, waarin zij beloven op te komen voor iedereen die zich in Nederland bevindt. Wat zegt de heer Kops tegen iemand die hier vier of vijf jaar in een schrijnende situatie in een azc verblijft, die recht heeft om hier te verblijven en recht heeft op een woning? Wat zegt de heer Kops tegen zo'n persoon of zo'n gezin?

De heer Kops (PVV):

Dan zou ik het volgende zeggen. Wat dit wetsvoorstel exact doet, is één lijn trekken voor alle woningzoekenden. Er is helaas schaarste. Dat betekent dat je voor een sociale huurwoning op de wachtlijst moet staan. En als persoon A op de wachtlijst moet staan, moet persoon B dat ook. Dat zeg ik dan. Iedereen wacht op een woning.

De heer Boulakjar (D66):

Mensen zijn gevlucht voor oorlog en geweld. Ze hebben ellende meegemaakt, die ellende achter zich gelaten en willen graag een nieuwe toekomst bouwen in Nederland. Vervolgens zitten zij jarenlang in een azc, uitkijkend naar een toekomst in Nederland. En de heer Kops zegt eigenlijk: ga maar achteraan in de wachtrij, ga zelf zorgen voor een woning. Misschien krijgen ze te maken met huisjesmelkers die hen misbruiken vanwege hun taalachterstand of hun sociaaleconomische positie. Dat is toch ook oneerlijk, meneer Kops?

De heer Kops (PVV):

Dat lijkt mij juist niet oneerlijk. Het is juist eerlijk als iedereen wacht op een woning. Als je een hele groep gaat voortrekken en een andere groep gaat benadelen, is dat discriminatie. We zien dat vergunninghouders worden voorgetrokken. Dat is discriminatie van de Nederlandse woningzoekende. Ik blijf het herhalen: als je tegen mensen zegt dat we allemaal netjes op een woning moeten wachten, persoon A dus ook persoon B, dan is dat juist eerlijk. Dat doet dit wetsvoorstel: één lijn trekken voor iedereen.

Voorzitter. Ik was bij het blok gemeentelijke vrijheid. De heer Geurts zegt dat het wetsvoorstel de gemeentelijke beleidsvrijheid doorkruist. Ook de heer Bisschop had het over het inperken van die beleidsvrijheid. Het formuleren van urgentiecriteria is inderdaad aan de gemeente, maar natuurlijk wel behoudens de wettelijke beperkingen. Gemeenten zijn nu al verplicht om in ieder geval voorrang te verlenen aan twee groepen: mensen die zich in een blijf-van-mijn-lijfhuis bevinden en mantelzorgers of -ontvangers. De gemeentelijke vrijheid is niet absoluut, maar aan voorwaarden verbonden. Zo gaat dat nu eenmaal met wetgeving. Gemeenten hebben dus beleidsvrijheid, maar uiteraard binnen wettelijke kaders. Het wetsvoorstel sluit aan op deze wettelijke voorwaardelijkheid.

Bovendien is er, gezien de krapte op de woningmarkt, de afgelopen jaren vanuit de Kamer heel vaak de roep gekomen om meer regie, meer regie op de woningmarkt en meer regie bij woningbouw. We hebben nu zelfs weer een minister voor Volkshuisvesting. U kunt dit wetsvoorstel prima zien als onderdeel van die landelijke regie. De heer Bisschop vraagt: waarom is er gekozen voor de inperking van de beleidsvrijheid van gemeenten? Het simpele antwoord is: omdat de wetswijziging uit 2017 niet heeft gewerkt. Bovendien wil ik graag opmerken dat in dit huis dagelijks wetten worden gemaakt, besproken en aangenomen, die vervolgens voor iedereen gelden, dus ook voor alle bestuurslagen. Dat is hoe de rechtsstaat is ingericht. Dat is de normenhiërarchie. Ter vergelijking: gemeenten zijn verantwoordelijk voor de bouw van woningen, maar daar is de afgelopen jaren veel te weinig van terechtgekomen. Het gevolg is dat het Rijk dan ingrijpt: we hebben een minister voor Volkshuisvesting, er is meer regie. Dat is niet gek, maar juist heel logisch. Zo kunt u ook het wetsvoorstel zien waar we het vandaag over hebben.

De heer Geurts zegt dat gemeenten de vrijheid moeten behouden om naar eigen inzicht urgentiecategorieën aan te wijzen. Zoals gezegd, is die wettelijk verplichte voorrang in 2017 al uit de wet geschrapt, maar geeft het overgrote deel van de gemeenten alsnog voorrang. Dan vraag je je af waarom zij dat doen. Ze geven zelf aan dat zij dat doen om de taakstelling te behalen. De taakstelling dwingt hen daar dus toe. Niet formeel, want het staat in de Huisvestingswet, maar wel materieel. We hebben het dus over het geven van voorrang als middel ten behoeve van de taakstelling. Ik constateer dan dat de taakstelling feitelijk de gemeentelijke beleidsvrijheid inperkt.

Mevrouw Podt heeft in haar bijdrage gevraagd — de heer Boulakjar verwees er al naar — of ik met lokale bestuurders heb gesproken en welke reacties ik heb gekregen. Ik spreek uiteraard met heel veel mensen, waaronder ook lokale bestuurders. De reacties lopen uiteraard uiteen: de een vindt dit, de ander vindt dat. De een is voorstander van het behouden van voorrang voor vergunninghouders en de ander is ertegen. Zo gaat dat nu eenmaal. Maar wat ik ook hoor van de lokale bestuurders, en ook de leden in de eerste termijn gehoord hebbende, blijft het fundamentele standpunt dat er een einde moet komen aan de voorrang voor vergunninghouders en daarmee een einde aan de discriminatie van de Nederlandse woningzoekende.

Voorzitter. Schriftelijk heeft mevrouw Podt een vraag gesteld. Zij meende dat gemeenten geen behoefte zouden hebben aan dit wetsvoorstel. Ik heb schriftelijk geantwoord dat het niet gaat om de behoefte van gemeenten, maar om de behoefte van woningzoekenden. Mevrouw Podt noemde dat in haar eerste termijn een valse tegenstelling, omdat de behoefte van het lokale bestuur automatisch de behoefte zou zijn van de woningzoekende. Maar zo eenvoudig is het in de praktijk natuurlijk niet. Het komt vaak genoeg voor dat de lokale volksvertegenwoordiging andere beslissingen neemt dan het lokale bestuur zou willen. Zo werkt dat. Ook in dit huis worden regelmatig moties of andere voorstellen aangenomen die het regeringsbeleid doorkruisen, corrigeren of hoe je het maar wilt noemen. Zeker gezien het feit dat gemeenten de afgelopen jaren veel te weinig woningen hebben bijgebouwd en de Nederlandse woningzoekenden steeds langer op de wachtlijst staan, is het niet zo evident dat de behoeften van de bevolking en bestuur altijd dezelfde zijn.

De heer Boulakjar (D66):

Dit is iets te gemakkelijk. Ik spreek af en toe iemand. 90% van de gemeenten. De heer Kops zegt: de een vindt dit en de ander vindt dat. In de gemeenten zitten gemeenteraadsleden, democratisch gekozen volksvertegenwoordigers die goed naar de mensen luisteren. Ik wil de heer Kops vragen of hij weet hoeveel moties er door de gemeenteraden zijn ingediend om de urgentie, de voorrang van statushouders, terug te draaien.

De heer Kops (PVV):

Ja, dat weet ik. Daarmee constateer ik dat bij de lokale volksvertegenwoordiging de wens leeft om de voorrang voor vergunninghouders daadwerkelijk af te schaffen, maar dat dat in de praktijk niet gebeurt. Waarom niet? Dat is omdat de gemeenten, zoals ze zelf ook aangeven, nu eenmaal een taakstelling hebben. De voorrang die gegeven wordt, is voor de gemeenten een middel om te voldoen aan de taakstelling, terwijl ze feitelijk misschien ook wel af willen van die voorrang. Dat is nu juist het punt waarover het hier vanavond gaat. Dit wetsvoorstel trekt dan één lijn: geen voorrang meer voor vergunninghouders op grond van het feit dat ze vergunninghouder zijn.

De heer Boulakjar (D66):

De heer Kops draait het om. Er worden namelijk zelden tot nooit moties ingediend om juist dat te bepleiten. De heer Kops heeft het bij het verkeerde eind.

Ik wil toch even terugkomen op de vraag of de heer Kops dit met gemeenten heeft besproken, met volksvertegenwoordigers in de gemeenteraden en met wethouders. Ik wil dan niet dat hij gemakkelijk zegt: "Ik heb weleens die en die gesproken. En de een vindt dit en de ander vindt dat." Iets specifieker dan dat!

De heer Kops (PVV):

Ten eerste wil ik daarop zeggen dat ik natuurlijk niet de behoefte heb om mijn complete agenda met de heer Boulakjar te delen. Maar goed ...

Ten tweede, de laatste bestuurder die ik daarover heb gesproken, is de wethouder uit Enschede. Die heb ik het laatst hierover gesproken. Het treffende was daarbij dat hij mij vertelde dat Enschede de taakstelling de afgelopen jaren gewoon heeft gehaald. Die wethouder vertelde mij dat het geven van voorrang in die gemeente daarbij niet eens noodzakelijk was. Dus dat pleit er dan ook weer voor om juist die voorrang gewoon af te schaffen.

Voorzitter. Dan kom ik bij het vijfde blok, de reikwijdte van het wetsvoorstel. De heer Jansen vroeg of deze wet wel uitputtend genoeg is en of gemeenten de wet niet kunnen omzeilen door vergunninghouders alsnog categorisch voorrang te verlenen. Op dit moment krijgen vergunninghouders in het merendeel van de gemeenten nog altijd voorrang op grond van het feit dat zij vergunninghouder zijn. Exact daaraan maakt deze wet een einde. Dus de wet is zeker uitputtend genoeg. Als gemeenten, nadat de wet van kracht is geworden, alsnog categorisch voorrang blijven verlenen aan vergunninghouders, dan is de conclusie simpel. Dan handelen zij in strijd met deze wet en is het aan provincie en/of minister om in te grijpen.

De heer De Graaf vraagt naar flexwoningen en andere snelle woningbouwprojecten die al dan niet speciaal voor asielzoekers worden gerealiseerd. Ook de heren Geurts, De Groot en Bisschop hadden het uitgebreid hierover. De heer De Graaf vraagt specifiek of dit wetsvoorstel ook op dit soort spoedhuisvesting van toepassing is. Het korte antwoord is ja. Dit wetsvoorstel gaat niet over de bouw van woningen, zoals ik al zei, maar over de toewijzing van woningen, dus ook de toewijzing van flexwoningen.

De heer Jansen vroeg, zoals ik net al zei, of de wet uitputtend genoeg is. Nou ja, daarover zou ik dan willen zeggen: ik zou het juist niet uitputtend genoeg vinden om hier met een in mijn ogen heel goed voorstel te komen om er vervolgens allerlei uitzonderingen en voorbehouden aan te hangen. Bovendien, ook de Nederlanders, de Nederlandse woningzoekenden die nu letterlijk op straat leven, kunnen geen woning krijgen. Zij kunnen geen kant op en zouden uiteraard dolblij zijn met een flexwoning. Die zouden ook dolblij zijn met een flexwoning of iets dergelijks, gezien de enorme schaarste. Daarom moeten uiteraard ook die woningen op een niet-discriminatoire wijze worden toegewezen.

Als met tijdelijke huisvesting flexwoningen worden bedoeld, dan wil ik wel opmerken dat het zou betekenen dat als daarin vergunninghouders worden gehuisvest, ze uiteindelijk alsnog moeten doorstromen naar reguliere woonruimte. En ja, dat maakt dat dit wetsvoorstel dan alsnog noodzakelijk is.

Voorzitter, ik kom al tot een afronding. Ik hoop dat ik alle vragen van de leden afdoende heb beantwoord.

Tot slot zou ik nog willen zeggen dat dit een wetsvoorstel is dat heel goed is voor de Nederlandse woningzoekenden, die nu jarenlang op de wachtlijst staan, hopeloos lang, uitzichtloos lang, terwijl vergunninghouders nog altijd voorgaan. Dat is oneerlijk. Dat is discriminatie van de Nederlandse woningzoekenden. De heer De Graaf zei treffend "de beste ideeën passen op de zijkant van een bierviltje" en dit doeltreffende voorstel maakt er dan ook direct een einde aan. Ik reken daarom op steun vanuit de Kamer.

Ik dank u wel.

De voorzitter:

U bedankt. Dan is er nog een enkele vraag van de zijde van de Kamer. Ik geef graag het woord aan de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

De heer Kops gaf aan dat hij alle vragen zou beantwoorden, maar ik heb even lopen vinken. Er staat nog een vraag van mij open. Ik gaf aan dat het CDA van mening is dat statushouders zo spoedig mogelijk deel moeten uitmaken van de Nederlandse samenleving om integratie en inburgering te bevorderen. Mijn vraag was of de initiatiefnemer deze opvatting deelde en daar heb ik geen antwoord op gehoord.

De heer Kops (PVV):

De heer Geurts stelt deze vraag natuurlijk in relatie tot de huisvesting van vergunninghouders. Hij impliceert daarmee dat vergunninghouders ten behoeve van de integratie voorrang zouden moeten krijgen. Dat gaat, zoals ik betoog, ten koste van de reguliere woningzoekenden. Daarbij treedt verdringing op. Het feit blijft dat die voorrang voor vergunninghouders afgeschaft moet worden. Zo simpel is het.

De heer Geurts (CDA):

Ik merk op dat dit een moeilijke vraag is voor de heer Kops, want hij geeft geen antwoord op mijn duidelijke vraag. De vraag is heel duidelijk: is de initiatiefnemer het met mij eens dat statushouders zo spoedig mogelijk deel moeten uitmaken van de Nederlandse samenleving om de integratie en inburgering te bevorderen? Is de initiatiefnemer het met mij eens dat zijn wetgeving dat juist gaat belemmeren? De initiatiefnemer gaat ervoor zorgen dat statushouders sneller in de WW komen en dat zij niet integreren in onze samenleving.

De heer Kops (PVV):

Nee, dat bestrijd ik. Feitelijk worden hiermee vergunninghouders en Nederlandse woningzoekenden tegen elkaar opgezet, want het gevolg van wat de heer Geurts voorstelt, is dat Nederlandse woningzoekenden worden verdrongen. Daar gaat dit wetsvoorstel over. Het gaat over de toewijzing van woningen. Het gaat niet over integratie of wat dan ook, maar over de toewijzing van woningen. Dat is onrechtvaardig. Allerlei argumenten over integratie, waar de heer Geurts het over heeft, rechtvaardigen de voorrang die vergunninghouders nog altijd krijgen, niet.

De heer Geurts (CDA):

Ik merk op dat de heer Kops nog steeds in een ontkennende fase zit. Hij zorgt er met zijn wetsvoorstel voor dat statushouders niet inburgeren en integreren, maar in de WW terechtkomen. Ik vraag me af of de PVV dat beoogd heeft met het initiatiefwetsvoorstel dat ze hier heeft neergelegd.

De heer Kops (PVV):

Dat vind ik een beetje flauw. Dit is een zeer goed wetsvoorstel, dat een einde maakt aan de discriminatie van Nederlandse woningzoekenden. Het trekt letterlijk één lijn tussen woningzoekenden. Er is schaarste en er zijn wachtlijsten. Iedereen moet netjes op een woning wachten. Dat is feitelijk het enige wat dit wetsvoorstel zegt. Het maakt een einde aan de discriminatie van Nederlandse woningzoekenden. U haalt er allemaal argumenten bij, zoals integratie, maar ik sta hier — ik blijf het herhalen — om de discriminatie van Nederlandse woningzoekenden te beëindigen.

De heer Peter de Groot (VVD):

Ik heb in mijn bijdrage in de eerste termijn aan de indiener, de heer Kops, gevraagd hoe hij aankijkt tegen het idee om de statushouders die nu vastzitten in azc's, in flexwoningen te laten wonen. Hij heeft daar net iets over gezegd en er zijn een aantal vragen over gesteld. De VVD ziet ook dat er in die flexwoningen andere urgentiegroepen zouden kunnen worden gehuisvest, maar door dit wetsvoorstel aan te nemen, wordt het niet mogelijk om statushouders in flexwoningen te plaatsen voordat zij in aanmerking komen voor een sociale huurwoning, nadat zij op de wachtlijst hebben gestaan. Ik vraag dus nog een keer aan de heer Kops of ik het goed begrepen heb. Zegt u eigenlijk: die voorrang moet ervanaf, maar ik bied ook geen oplossing voor de statushouders die nu vastzitten in azc's?

De heer Kops (PVV):

Dit wetsvoorstel is eigenlijk heel simpel. De schaarste is dusdanig groot dat er inderdaad wordt gesproken over en gewerkt aan flexwoningen. Ik denk dat iedere woningzoekende die nu geen dak boven zijn hoofd heeft, daar heel blij mee zou zijn, ook de Nederlandse woningzoekende. Als die flexwoningen onder de Huisvestingswet 2014 worden toegewezen, dan dient dat met dit wetsvoorstel op een niet-discriminatoire wijze te gebeuren, dus zonder voorrang voor vergunninghouders op grond van het feit dat zij vergunninghouder zijn. Dat is het gevolg. Zeker.

De heer Peter de Groot (VVD):

Ik heb daarover nog een aanvullende vraag. De VVD is misschien best te porren voor het idee om die voorrang af te schaffen. Alleen, niet zonder een oplossing. Het antwoord dat de heer Kops op dit moment geeft, is: dit geldt ook voor flexwoningen, dus laat de statushouders die in de azc's zitten, daar maar gewoon zitten. Maar dat is toch geen oplossing voor het probleem dat we in Nederland hebben? We moeten toch zoeken naar een oplossing? Daarvoor is het juist nodig dat zij in flexwoningen kunnen wonen, maar dan wel samen met andere spoedzoekers, want daar is de VVD ook voor.

De heer Kops (PVV):

De heer De Groot had het daar in zijn eerste termijn ook over. Wat me nu te binnen schiet ... De heer De Groot wil die flexwoningen beschikbaar stellen aan vergunninghouders, met voorrang. Dat begrijp ik uit zijn antwoorden. Zoals ik duidelijk heb gemaakt, vind ik dat absoluut niet. Maar het staat leden van uw Kamer uiteraard vrij om amendementen in te dienen op een wetsvoorstel, ook al ben ik het er inhoudelijk niet mee eens. De heer De Groot kan dat doen. Nogmaals, ook al ben ik het er inhoudelijk niet mee eens, hij kan dat doen. En eerlijk gezegd verkeerde ik, na de behandeling in eerste termijn, in de veronderstelling dat de heer De Groot dat zou doen, dat hij met een amendement zou komen. Ik moet zeggen dat ik het tot dusver nog niet heb gezien. Wellicht komt het nog van de kant van de VVD. Dan kunnen we het erover hebben.

De voorzitter:

Er is ons geen amendement bekend.

De heer Kops (PVV):

Oké. Dank u wel.

De voorzitter:

Tot zover de termijn van de heer Kops. Dan geef ik graag het woord aan de minister voor zijn advies. Ik wijs er nog even op dat u ons ook een brief heeft gestuurd afgelopen maandag, minister.

Minister De Jonge:

Dank u wel. Er is in eerste termijn een aantal vragen gesteld. Ik denk dat het goed is om die vragen na te lopen. Tot slot zal ik dan komen met het kabinetsadvies over het voorliggende initiatiefwetsvoorstel.

Allereerst de vraag van de VVD en van het CDA wat we kunnen doen om de productie van flexwoningen te verhogen. Ik onderstreep dat het inderdaad juist nu ongelooflijk van belang is om meer flexwoningen te gaan bouwen. We hadden in de Nationale Woon- en Bouwagenda voorzien dat we 5.000 flexwoningen wilden gaan bouwen dit jaar, 10.000 volgend jaar en 15.000 het jaar daarna. Dat heeft er alles mee te maken dat we zo snel mogelijk toe moeten groeien naar ruim 100.000 woningen per jaar, 900.000 tot en met 2030. De snelste manier om de woningbouwproductie te verhogen is via flexbouw en via transformatie. Dat zijn gewoon de allersnelste manieren. Dat maakt dat we van een doelstelling zijn uitgegaan van 5.000, 10.000 en 15.000.

Wat we nu zien, is dat de schaarste met name in de sociale woningbouw op dit moment ongelooflijk groot is. Daarom zetten we alles op alles om een versnelling tot stand te brengen ten aanzien van de flexbouw. Daarvoor heeft het kabinet 100 miljoen naar voren gehaald uit de WBI van 2026 naar dit jaar, om meer flexwoningen te gaan bouwen. Daarvoor heeft het kabinet een taskforce flexbouw of taskforce versnelling tijdelijke huisvesting in het leven geroepen met ervaren krachten erin, mensen die gemeenten kunnen ondersteunen bij het scouten van locaties, bij het gereedmaken van de procedure, dus het echt praktisch ondersteunen bij het doorlopen van de procedures zodat dat sneller gaat, en bij het maken van afspraken met flexbouwers. We doen werkelijk alles om te zorgen dat we de flexbouw weten te versnellen. Want nogmaals, dat is echt de enige manier om daadwerkelijk woningbouw op heel korte termijn te versnellen. Ik heb morgen weer een afspraak met flexbouwers en met de VNG om te kijken wat we verder nog kunnen doen om de flexbouw te versnellen en ook om locaties te vinden.

Ik onderstreep graag dat dat natuurlijk statushouders helpt. Zeker. En daarmee helpt het ook ervoor te zorgen dat de azc's beter in staat zijn om asielzoekers op te vangen. Natuurlijk is dat zo. In de huidige azc's zitten op dit moment zo'n 40.000 mensen, van wie bijna 15.000 statushouders. Als we de statushouders weten te huisvesten, maakt dat dat we al die noodlocaties die nu her en der in het land worden ingericht eigenlijk niet nodig hebben. Kortom, het huisvesten van statushouders is geweldig belangrijk, maar ik onderstreep ook dat er ook andere groepen zijn die met urgentie wachten op huisvesting. Dus de flexbouw die we versnellen komt niet alleen ten goede aan statushouders. Die komt ten goede aan alle mensen die met grote urgentie zoeken naar een woonruimte.

De heer Bisschop vraagt: is het ook mogelijk om onzelfstandige woonruimte te creëren?

De voorzitter:

Op dit punt wellicht nog, de heer Peter de Groot.

De heer Peter de Groot (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb nog een vraag aan de minister. Ik heb in mijn eerste termijn al gezegd dat er voor dit jaar al 105 miljoen was geregeld middels een amendement van collega Koerhuis, hier met 113 stemmen aangenomen in de Kamer. Daar komt nog eens een keer 100 miljoen bij. Het lijkt heel erg op een soort top-downaanpak, dat naar het land wordt gekeken en wordt gezegd: we hebben het geld en we hebben een taskforce, maar nu nog even locaties. Zou het niet beter zijn om het juist om te draaien en te zeggen: we kijken er al een halfjaar naar — want het amendement ligt er al even en het geld ligt er ook al even — en die locaties zijn juist een probleem? Moeten we het eigenlijk niet omdraaien of stel ik de minister nu een vraag die meer over kip en ei gaat? Waar zit de snelheid? Dat is eigenlijk de vraag.

Minister De Jonge:

Het is inderdaad heel erg kip-eiachtig. Dat is precies ook mijn gesprek van morgen. Wat ik zie is dat er locaties zijn die door gemeenten geschikt worden geacht. Maar er zijn vaker locaties die bijvoorbeeld wel door de woningcorporaties geschikt worden geacht maar niet of nog niet door — "we moeten er nog even langer over vergaderen" — gemeenten. Dat maakt dat de woningcorporatie zegt: ik kan wel die bestelling plaatsen bij die bouwer, maar dat ga ik pas doen als ik ook een plekkie heb om die dingen neer te zetten; anders betaal ik voor een woning die ik niet kan exploiteren en waar ik geen huurinkomsten voor krijg, en we zijn ook weer geen charitatieve instelling. Dat snap ik. Die bouwer zegt: ik weet dat er heel veel vraag is van woningcorporaties, want die willen heel graag dat ik ga flexbouwen, maar ik ga die fabriek pas harder laten draaien als ik ook zeker weet dat die dingen worden afgenomen. Er zijn ook gemeenten die zeggen: wij willen heel graag flexbouwen, maar dan is er geen corporatie om dat ding in beheer te nemen. En ja, de gemeente is ook weer geen corporatie. Kortom: er zitten heel veel kip-ei-elementen in deze hele keten. Daar moeten we vanaf. Dat is precies mijn gesprek van morgen. Ik wil met die bouwers eigenlijk bespreken wat ze aan garantiestelling nodig hebben, zodat ze hun fabriekscapaciteit maximaal durven opschalen. Dat is één element.

Als tweede zal ik aan gemeenten vragen wat ze aan garantie nodig hebben om te zeggen: hier heb je dat deel van de grond. De vraag aan de woningcorporatie is: wat heb je aan garantiestelling nodig om maximaal te durven bestellen en maximaal in beheer te gaan nemen? Mijn indruk is dat het van alles een beetje is. Ik denk dat we de vraagarticulatie in gezamenlijkheid moeten doen. Gemeenten en corporaties moeten dat in gezamenlijkheid in de richting van de fabrieken doen, zodat ze maximaal kunnen opschalen. Daarnaast denk ik dat we met gemeenten het volgende moeten afspreken: als zij garanderen dat er altijd wel ergens een plekje zal zijn om die flexibele schil die we willen opbouwen neer te zetten, dan hoeven er ook niet zo heel veel financiële garantstellingen te zijn, want die flexwoningen, die nog weleens "containerwoningen" worden genoemd, hebben inmiddels de kwaliteit van een normale woning. Die kunnen zeker 60, 70, 80 jaar mee. Dus als je ze dan maar vijftien jaar kunt exploiteren en je ze in die periode helemaal moet afschrijven, dan loopt de businesscase natuurlijk in het rood. Dus wat je moet proberen te doen, is zeggen: nee, je kunt ze ook daarna — wellicht moet je ze enigszins aanpassen, opknappen et cetera — prima exploiteren. Als je dat voor mekaar kunt krijgen en je die zekerheid kunt geven, dan hoeft er ook niet zo heel veel aan financiële garanties te worden geboden. Kortom, we moeten dat motortje laten draaien. Want ik denk dat uw observatie terecht is: het gaat op dit moment niet snel genoeg, er wordt te veel geaarzeld, terwijl iedereen het eigenlijk wil. Daar moeten we doorheen. Dat is precies de reden dat die taskforce met deze taak aan de slag is gegaan, met 100 miljoen, wat toch een behoorlijke som geld is, zeker boven op de eerder beschikbaar gestelde middelen. Dan moet het toch lukken, zou je denken.

De voorzitter:

Hier is volgende week een commissiedebat over. Dat onderwerp vind ik ook niet een-op-een aansluiten bij het onderwerp van hedenavond.

Minister De Jonge:

U bent de voorzitter en dus de baas, dus als u deze conclusie trekt, dan voeg ik mij daar uiteraard naar.

De voorzitter:

Zo mag ik het horen.

Minister De Jonge:

Het is wel een gezamenlijk thema waar we graag over spreken met elkaar.

De voorzitter:

Daar was ik al bang voor.

Minister De Jonge:

"Maar belt u dan even buiten de uitzending": dat is wat u eigenlijk bedoelt. Ja, helder. Overigens denk ik dat het alles te maken heeft met het probleem; misschien niet zozeer met het wetsvoorstel maar wel met het probleem. Maar daar kom ik zo op.

De onzelfstandige woonruimte, kan dat geen oplossing zijn? Jazeker, dat kan een oplossing zijn. Dat wordt natuurlijk ook gedaan. We proberen juist vol in te zetten op tussenvoorzieningen en dat is de facto, vaak in ieder geval, een onzelfstandige woonruimte met meerdere kamers en dan bijvoorbeeld één sanitaire voorziening. Daarnaast stimuleren we het tot stand komen van onzelfstandige woonruimte via veranderingen in het woningwaarderingsstelsel, waardoor het ook weer lucratiever wordt om die dingen te willen bouwen en te willen exploiteren. Dus ik denk dat dat allemaal helpt.

Meneer De Graaf vraagt wanneer het kabinet de conclusie trekt dat deze situatie met betrekking tot asiel en statushouders niet houdbaar is. Nou, ik denk dat we de conclusie allang getrokken hebben. We hebben niet voor niets die MCCb-structuur ingericht, om ervoor te zorgen dat we de uitplaatsing van die bijna 15.000 statushouders uit de asielopvang nu echt versneld vormgeven. In de afgelopen weken en maanden hebben we immers in de situatie gezeten dat mijn zeer gewaardeerde collega Eric van der Burg werkelijk iedere dag bezig was met het bellen van burgemeesters om te vragen: zou er bij jou nog een noodopvang gerealiseerd kunnen worden? Zou er bij jou nog een extra azc kunnen worden gerealiseerd? Dat is een zeer, zeer, zeer onwenselijke situatie voor die betreffende gemeente, maar ook voor Eric van der Burg, want er is meer werk te doen dan dat. Dus moeten we deze crisis oplossen. Als u bedoelt dat we ook de instroom zouden moeten verminderen, dan kent u natuurlijk het regeerakkoord. Daarbij zijn maatregelen in evenwicht gekozen, niet alleen ten aanzien van de opvang maar zeker ook ten aanzien van de instroom. Echter, als we dat debat gaan voeren, denk ik dat uw voorzitter met enig recht zegt: dat is niet het thema van vanavond; dan hadden we namelijk Eric van der Burg moeten uitnodigen. Dit is geen migratiedebat. Als u vraagt of we ook naar die kant kijken, is het antwoord ja. Dat is ook de taak van Eric van der Burg.

De heer De Graaf (PVV):

In de eerste termijn ging het daar ook al heel kort even over. Dit probleem is natuurlijk multidimensionaal, maar het heeft wel een heel gerichte, mooie en eenvoudige oplossing. Ik zei toen al: de meest eenvoudige oplossingen zijn kort. Dat is zoals de heer Kops het heeft ingediend. Maar daarbij hoort natuurlijk wel het volgende. Dat is eigenlijk wat dit kabinet met hulp van alle pers, al dan niet gesubsidieerd — meestal is dat wel zo — als een soort hypnoseboodschap uitdraagt naar de bevolking, namelijk dat er alleen maar een doorstroomprobleem is. Alleen kijken naar de instroom is natuurlijk niet voldoende, want als je alleen maar kijkt naar de instroom, volgens het regeerakkoord, dan kijk je inderdaad naar de instroom en dan doe je niks. Dan leg je de bevolking alleen maar voor: we kijken naar de doorstroom, en daar doen we wél wat aan. Dan komt er een cruiseschip bij Velsen-Noord te liggen. Gezellig als je daar in de buurt woont. Ik geef het je te doen. Ik heb nu al erg veel compassie met de bewoners daar. Kijken naar de instroom is dus niet voldoende, zeg ik tegen het kabinet en tegen deze minister. Natuurlijk zou de heer Van der Burg hier misschien moeten zijn, die zich het vuur uit de sloffen loopt. Maar wanneer gaat de instroom dan eens stoppen in plaats van dat er alleen naar gekeken wordt?

Minister De Jonge:

Ik denk niet dat de instroom zal stoppen, maar we zullen wel meer grip op migratie moeten krijgen. U kent de passages uit het regeerakkoord. Die gaan over meer dan kijken naar. Die gaan over ervoor zorgen dat je meer grip krijgt op migratie, op alle elementen van migratie: op asielmigratie, op irreguliere migratie aan de grenzen van Europa en op arbeidsmigratie. We zullen met elkaar meer grip op migratie moeten organiseren, maar dat is niet het thema van dit debat.

Het interessante is dat u over deze initiatiefwet spreekt in termen van het oplossen van een probleem, maar dat is natuurlijk precies wat dit initiatiefwetsvoorstel niet deed. De meeste wetten doen dat overigens wel. Wetten zijn meestal bedoeld om een probleem op te lossen. Maar wat deze wet eigenlijk doet, is een vrij groot probleem dat we hebben met elkaar, namelijk overvolle asielopvang, stokkende uitstroom uit de azc's, nog iets groter maken. Deze wet laat de gemeentelijke taakstelling namelijk ongemoeid. De gemeente houdt gewoon een taakstelling. Dat is een verplichting uit de Huisvestingswet. Alleen, de gemeente mag geen urgentie meer verlenen aan statushouders. Dat kan dus niet. De 15.000 mensen die nu in de asielopvang zitten, zouden dan een aantal jaren op de wachtlijst moeten voor de sociale woningbouw. Dat zou dan de oplossing zijn volgens deze initiatiefwet. Tegen die tijd zitten er natuurlijk alweer heel veel meer statushouders in de opvang. We hebben nu al te veel mensen in de opvang. We hebben zeker te veel statushouders in de opvang. Daardoor hebben we een tekort aan opvangplekken en daardoor moeten we er telkens opvangplekken bij creëren. U zegt dus: dat vinden we eigenlijk wel prima, want er is dan geen urgentie meer voor statushouders. Daarmee creëer je eigenlijk de situatie dat de toch al overvolle opvang nog veel voller wordt en we wekelijks, of wel twee keer per week, denk ik, een nieuw azc zouden moeten openen om de opvang intact te houden. Ik denk dat dat van een toch al groot probleem een totaal onoplosbaar probleem maakt.

Dat is wel vrij uniek. Het is vrij uniek dat een wetsvoorstel een toch al groot probleem echt onoplosbaar maakt. Dat zegt ook de Raad van State. De Raad van State is niet per se heel complimenteus. De Raad van State zegt: "De Afdeling heeft ernstige bezwaren tegen het initiatiefwetsvoorstel en adviseert om het voorstel niet in behandeling te nemen." Dat is geen compliment van de Raad van State. Ik denk dus dat we met elkaar dit grote vraagstuk onder ogen moeten zien. Dat heeft inderdaad heel veel dimensies. Het heeft een instroomkant en inderdaad ook een doorstroomkant. Het is razend ingewikkeld om dat op te lossen. Toch zullen we het moeten doen, hoe moeilijk dat ook is, maar niet met een wet die de oplossing eigenlijk onmogelijk maakt.

De heer De Graaf (PVV):

Daar is de volgende hypnose. Ik heb er nu drie gehoord. De tweede hypnose van de avond is zeggen "grip op migratie", "grip op migratie", "grip op migratie" en vervolgens niks doen. De derde hypnose is zeggen: het probleem ligt bij het wetsvoorstel van de PVV en juist niet bij mijn oplossing. Die oplossing van de regering is er natuurlijk niet. De vierde en laatste hypnose is gelegen in het feit dat migratie in het verhaal van de minister tussen de regels door, eigenlijk door het niet te benoemen, wordt gepresenteerd als iets wat gewoon organisch is: "er komen nou eenmaal mensen Nederland binnen". En dan gaat het over "kijken naar migratie". Het zijn allemaal neurolinguïstische programmeringstechnieken die de minister toepast. Dat doet het hele kabinet, daarmee de bevolking in slaap sussend en ook de controlerende mensen hier in de Kamer, waarin deze regering een meerderheid heeft. Die mensen praten uit angst voor hun burgemeestersbaantjes straks alleen maar de regering na. Want dadelijk hebben ze hierna geen werk meer en kunnen ze dat baantje niet krijgen dat Rutte ze misschien toeschuift.

De voorzitter:

Gaat u naar een vraag toe?

De heer De Graaf (PVV):

Op basis van dit soort nlp-technieken de bevolking onder hypnose houden en de zaak volledig omdraaien … Deze wet ontlast de Huisvestingswet. Dat is een feit. De minister draait dat om. Ik wil dat de minister dat niet doet. Een keer geen compliment krijgen van de Raad van State is misschien juist wel een compliment, want de Raad van State is onderdeel van de hypnose. Ik zou dus zeggen tegen de minister: draai uw betoog om, steun deze wet en laat de bevolking niet in uw hypnose trappen.

Minister De Jonge:

Dat was een betoog waar moeilijk een touw aan vast te knopen is. Maar laat ik er een paar elementen uit halen. De Raad van State — ik zeg het heel eufemistisch — is niet alleen niet complimenteus, maar tamelijk vernietigend. Die zegt "zet dit wetsvoorstel niet door" en dus "neem het niet in behandeling". Dat is denk ik een vrij duidelijk advies van de Raad van State. Dat is een. Waarom zegt de Raad van State dat? Omdat dit wetsvoorstel de mogelijkheid tot urgentie verbiedt. Dat verbiedt gemeenten om praktisch te handelen bij de taakstelling, die in diezelfde wet nog overeind gelaten wordt. Dat maakt dat het wetsvoorstel gewoon een onmogelijke opdracht bij gemeenten legt. Als je een onmogelijke opdracht aan gemeenten geeft, boven op alle taken die ze toch al hebben, ga er dan maar van uit dat die taak gewoon niet meer wordt uitgevoerd. Als die taak niet meer wordt uitgevoerd, dan is er geen uitstroom meer uit azc's. Dat staat los van de instroomkant, want ook daar moet aan gewerkt worden. Dat gaat over de uitstroomkant. Geen uitstroom uit azc's betekent dat we iedere week, twee keer denk ik, een nieuw azc zouden moeten openen. Ik ken eigenlijk geen gemeente of politieke partij die daarover enthousiast is. Kortom, mijn stelling is: de meeste wetten die we hier in dit huis behandelen, zeg maar alle, hebben op z'n minst het doel om een probleem op te lossen. Deze wet kan ik niet anders zien dan als een wet die het onmogelijk maakt om een toch al groot probleem op te lossen.

De heer Jansen (FVD):

Ik hoor de minister allemaal bezwaren opnoemen tegen deze wet, die overigens heel goed is. Er zouden dan 15.000 mensen in azc's vastzitten die allemaal ergens heen moeten. Ik kijk eigenlijk met steeds meer verbazing naar het asieldebat van met name de afgelopen weken. Een paar weken geleden zijn we begonnen aan dit debat. Nu, in de tussentijd, zitten we in een nationale crisis en al die dingen. Het wordt alleen maar erger. Als ik in ieder geval voor mezelf spreek: alles wat ik hier doe, doe ik voor de Nederlandse bevolking. Als ik de minister hoor spreken, krijg ik dat gevoel helemaal niet. De minister is bezig met mensen in azc's uit de hele wereld, terwijl het zijn taak zou moeten zijn om op te komen voor de Nederlandse bevolking. Vanochtend kwam er een nieuw rapport uit van Atlas Research, waaruit blijkt dat er niet 300.000, maar 400.000 woningen te weinig zijn. Dat gaat over honderdduizenden jongeren die niet aan hun leven kunnen beginnen. Dat gaat over 60.000 tot 80.000 mensen die noodgedwongen op campings of op recreatieparken leven. Dat gaat over 40.000 daklozen. Dit zijn hele, hele schrijnende problemen, en de minister heeft het erover dat we iets met de asielzoekers moeten. Nee, we moeten iets met de Nederlanders. Hoe kan hij vanavond gaan slapen met het idee dat hij hier heeft staan pleiten tegen het belang van de Nederlanders?

Minister De Jonge:

Dit type uitspraken is natuurlijk heel giftig en polariserend. Allereerst zegt u: doe iets voor "de Nederlanders". Statushouders zijn Nederlanders. Die zijn hier gekomen en hebben hun vluchtverhaal moeten vertellen. Dat vluchtverhaal is beoordeeld en heeft geleid tot een rechtmatig besluit tot een vergunning om hier in Nederland te blijven. Daarmee zijn het Nederlanders. Waar ze ook vandaan zijn gekomen, waar ze ook geboren zijn, wat hun leven hiervoor ook is geweest: vanaf het moment dat ze een vergunning hebben gekregen, zijn het Nederlanders. Dat is een. Die groepen tegenover elkaar zetten, is polariserend.

Twee. Ja, we hebben een geweldig woningtekort. De afgelopen jaren hebben we absoluut veel te weinig woningen gebouwd. Daardoor hebben we een ongelofelijk groot woningentekort. Schaarste leidt altijd tot frictie. Daarom moeten we die schaarste ook oplossen. Alles wat ik doe, heel de dag door, gaat over het meer bouwen van woningen: met meer tempo en meer regie meer betaalbare woningen bouwen. Dat is mijn taak, iedere dag opnieuw, voor iedereen die recht heeft op een woning in Nederland: voor íédereen die recht heeft op een woning in Nederland. Dit is groepen tegenover elkaar zetten en eigenlijk het verwijt van de schaarste — want zo spreekt u dat ook uit — neerleggen bij mensen die echt niks aan die schaarste kunnen doen, namelijk mensen die zojuist een status hebben gekregen. Zij waren er toch niet verantwoordelijk voor dat er te weinig woningen zijn gebouwd in de afgelopen periode? Dus bij hen kunt u toch dat verwijt niet neerleggen? Dat is giftig, dat is polariserend; dat moeten we niet doen. Wat we wel moeten doen, is alle mogelijkheden aangrijpen om meer woningen te bouwen en zo veel als we kunnen verdringing te voorkomen. Dat is wat we moeten doen.

De heer Jansen (FVD):

Ten eerste: niet iedereen met een status is een Nederlander. Dat gebeurt juridisch gezien pas na naturalisatie. Dus dat is op zichzelf al onjuist. Maar ten tweede: natuurlijk zijn er groepen in de wereld en natuurlijk staan mensen tegenover elkaar. De minister zou er dan mee bezig zijn dat iedereen een woning moet kunnen krijgen. Nee, hij is verantwoordelijk voor de woningbouw en het verstrekken van woningen aan Nederlanders. Dat zijn hele duidelijke groepen. Daarom hebben we landen in de wereld. Dat gaat niet over mensen tegenover elkaar zetten; dat gaat over zijn plicht aan de mensen die hij zou moeten vertegenwoordigen. Dat heeft toch helemaal niks te maken met polarisatie? Dat heeft toch te maken met waar wij hier voor gekozen zijn?

Minister De Jonge:

Op grond van de wet zijn statushouders gewoon rechthebbend op een woning. Ze zijn dus ook gewoon te zien als Nederlanders, die ook rechthebbend zijn op een woning. Mijn grondwettelijke opdracht staat in artikel 22 van de Grondwet: alles te doen wat in het vermogen van het kabinet ligt om te voorzien in voldoende huisvesting voor iedereen die daar recht op heeft. Er staat dus: voor iedereen die daar recht op heeft. Dus groepen tegenover elkaar zetten, ja, dat is polariserend, dat is giftig. Zeker in een tijd van enorme schaarste is dat echt ook verwijtbaar, vind ik. Dat moeten we niet doen. Wat we wel moeten doen is alle mogelijkheden aangrijpen om zo veel mogelijk woningen te bouwen, want we hebben heel erg veel betaalbare woningen nodig.

De heer Jansen (FVD):

De minister zei net dat ik een verwijt zou hebben naar de mensen die in de azc's zitten, maar dat is helemaal niet waar. Ik heb een verwijt naar deze minister. Deze minister neemt het namelijk op zich om het woningprobleem voor de hele wereld op te lossen. Zijn collega Van der Burg zei ook: er is geen limiet aan immigratie, behalve de capaciteit die wij hebben om mensen een plek te bieden. Dat is ongeveer wat hij zei. De consequentie daarvan is dat als tienduizenden mensen hierheen komen, die allemaal gehuisvest moeten worden. Natuurlijk gaat het dan over groepen tegenover elkaar. Natuurlijk; de wereld ís zo. De wereld bestáát uit groepen. De Nederlanders zijn zo'n groep. Die verblijven hier in dit land, die komen uit dit land. Wij hebben een plicht aan hen. De huisvestingsplicht die wij hebben op basis van de Grondwet, geldt ten aanzien van die mensen. Daar kan allerlei juridische uitleg voor zijn, zo van: iedereen die hier dan toevallig dit land binnenwandelt, heeft daar ook recht op. Voelt de minister dan niet zelf hoe scheef dat is? Voelt de minister niet dat iemand die hier vandaan komt en hier geboren is, natuurlijk meer recht heeft op een woning in Nederland dan wie dan ook in de wereld?

Minister De Jonge:

Ik weet niet of u de bedoeling heeft hiervan een filmpje te knippen, maar juist daarom zou ik willen zeggen: als u er een filmpje van knipt, knipt u dan ook dit antwoord er eventjes in. Ik heb immers wél gezegd dat het mijn taak is om de grondwettelijke plicht na te komen die op het kabinet rust om te voorzien in voldoende huisvesting voor iedereen die daar recht op heeft. Dus voor iederéén die daar recht op heeft: voor mensen die hier geboren zijn en voor mensen die Nederlander zijn geworden, die ergens anders zijn geboren, maar die door een status, een vergunning, te krijgen hebben aangetoond dat ze hier mogen zijn en daarmee dus ook recht hebben op huisvesting. Voor iedereen ben ik iedere dag opnieuw aan de slag. We hebben 900.000 woningen te bouwen tot en met 2030 en willen zo snel mogelijk richting de 100.000. We moeten met meer tempo en met meer regie meer betaalbare woningen bouwen voor iedereen. Dat is mijn taak.

De voorzitter:

Nee, nee, nee, nee.

De heer Jansen (FVD):

Voorzitter, een persoonlijk feit.

De voorzitter:

Nee, ik heb u drie keer …

De heer Jansen (FVD):

Het gaat over filmpjes maken en dat soort dingen. Dat zijn gewoon flauwe opmerkingen. Daar gaat het helemaal niet over.

Minister De Jonge:

We've been here before; dus vandaar.

De heer Jansen (FVD):

Excuus. Sorry?

Minister De Jonge:

Ik ben er eerder geweest en het is me eerder overkomen. Dus vandaar.

De heer Jansen (FVD):

Het gaat helemaal niet over filmpjes maken. Het gaat over het feit dat wij hier staan met z'n allen om problemen op te lossen in dit land. Ten eerste is dat altijd voor de Nederlanders.

De voorzitter:

Nee, we gaan niet aan een nieuwe interruptie beginnen.

De heer Jansen (FVD):

Maar dit is gewoon … Oké.

De voorzitter:

Ik heb u even in de gelegenheid gesteld om een persoonlijk feit te maken.

De heer Eerdmans (JA21):

Er zit volgens mij een rare kronkel in het betoog van de minister. Het voorstel van de heer Kops is: er moet geen voorrang zijn voor statushouders op de woningmarkt. Dat is nogal een probleem, want er staan mensen lang te wachten en die zien mensen met een status voorkruipen. Als je het hebt over groepen die tegenover elkaar worden gezet, kan ik u zeggen dat dit er eentje aan de keukentafel is, want heel veel mensen begrijpen er helemaal niks van. Als u dat zo meteen gaat vragen op straat, zult u hierover alleen maar onbegrip zien. Mensen snappen niet dat mensen die hier het land binnenkomen, met voorrang die woningen krijgen. Dat vermengt u met de discussie dat die azc's zo vol zitten. Ja, die zitten heel erg vol, maar weet u waardoor dat komt? Doordat daar voor een deel mensen in zitten die allang terug hadden moeten gaan naar het veilige land waar ze vandaan komen. Dat is 20%; dat zijn de veiligelanders. Daar doet u als kabinet helemaal niets aan. Dat kunt u zichzelf verwijten. Dat kan u niet de heer Kops of anderen hier verwijten. Daarvoor moet u in de spiegel naar uzelf kijken. Dan is er het probleem dat de voordeur wagenwijd openstaat voor de instroom. Ook daar doet het kabinet vrijwel niets aan; zeg maar gewoon: niets. Die voordeur blijft openstaan. Die azc's komen dus inderdaad vol.

Het laatste punt is dat die mensen — dat is eigenlijk wel een terecht punt van de heer Jansen — nog geen Nederlandse nationaliteit hebben; die mensen hebben een tijdelijke verblijfstitel. Dat weet u zelf ook. Die zitten daar nog minimaal vijf jaar te wachten op een definitieve verblijfstitel. Die mensen zou je dus prima in die azc's kunnen laten zitten totdat er weer ruimte is in het land van herkomst of daaromheen. Vervolgens zou je ze daarnaartoe kunnen brengen en ze daar veilig onderdak kunnen geven; dat is het bekende Deense model. Dat zijn allemaal redenen en mogelijkheden om het probleem van de volle instroom — dat gaat dus niet over het voorstel van Kops — te tackelen. Maar u vermengt die twee met elkaar en dan geeft u in uw betoog de schuld daarvan eigenlijk ook nog eens aan de heer Kops. Dat vind ik raar.

Minister De Jonge:

Dat laatste is natuurlijk sowieso niet het geval, want we bespreken hier een initiatiefwetsvoorstel waarvan ik mag aannemen dat het niet wordt aangenomen. Dus dat laatste kan sowieso niet het geval zijn. Misschien moet ik even teruggaan naar het begin. Ik gebruik zelf nooit het woord "voorrang". Dat doe ik bewust niet, omdat de juiste term eigenlijk "urgentie" is. Toen wij beiden in het college in Rotterdam zaten, gaven we ook urgentie. We gaven urgentie aan statushouders, maar ook aan andere groepen, bijvoorbeeld aan de groep mensen die uitstroomt uit de ggz-instellingen, de groep mensen die uitstroomt uit een voorziening voor beschermd wonen of de groep mensen die uitstroomt uit de maatschappelijke opvang of de vrouwenopvang. Waarom geef je dat type urgentie? Omdat ze anders een plek bezet houden waar een ander eigenlijk naartoe zou moeten. De ggz zou niet meer kunnen functioneren als we geen urgentie zouden geven bij uitstroom uit ggz-instellingen. Datzelfde geldt voor de maatschappelijke opvang. We zouden eindeloos daklozenopvang kunnen bijbouwen als we geen urgentie zouden geven aan de uitstroom. Dus het hanteren van urgentie voor een aantal groepen, die het een aantal jaren geleden nou eenmaal niet voor het kiezen hadden en niet op die wachtlijst zijn gaan staan, en zeker voor de groepen die anders een plek bezet houden die je gewoon nodig hebt, is logisch, is al decennia gemeentelijk beleid en is ook verstandig gemeentelijk beleid.

Op dit moment stokt de uitstroom. De instroom is wel iets hoger, maar ook weer niet zo gek veel hoger. Het migratiesaldo is overigens natuurlijk wél hoger en veel te hoog — dat zijn we graag met elkaar eens — maar de instroom in de asielopvang is niet zo heel erg veel hoger dan anders. Plekken in de asielopvang worden wel bezet gehouden door mensen die eigenlijk al hadden moeten uitstromen. Dat zijn de statushouders. Dat is verreweg de grootste groep binnen die groep van 40.000 mensen die al niet meer in de huidige asielopvang hadden moeten zitten. Dat zijn de statushouders. Dat zijn er bijna 15.000. Dan heb je ook nog een groep veiligelanders. Die groep is wel kleiner, maar ook te groot. Er wordt door Eric van der Burg, kan ik u vertellen, ongelofelijk hard gewerkt om ervoor te zorgen dat we die veiligelanders inderdaad daadwerkelijk gaan uitzetten. Dat is heel taai en heel ingewikkeld, maar het moet wel. Dan hebben we nog een groep Dublinclaimanten. Dat is ook een ingewikkelde groep, maar ook daarmee moeten we absoluut aan de slag, want die zorgt ook voor ergens rond de 15% à 16% van de bezetting van de huidige asielopvang. Kortom, het is waar dat er op dit moment in de asielopvang meerdere plekken bezet worden gehouden door mensen die er eigenlijk al niet meer hadden moeten zitten. Maar de allergrootste groep daarvan bestaat uit statushouders.

Kortom, een oplossing voor statushouders helpt wel degelijk om te voorkomen dat we iedere week een nieuw azc moeten openen. Dat wil niemand. Er is geen enkele politieke partij die dat graag zou willen. Volgens mij wil inmiddels echt de meerderheid van alle partijen dat we meer grip op de instroom krijgen, hoor. De coalitie wil dat in ieder geval wel. En u wilt dat ook; dat weet ik. Dus onze taak om dit hele grote vraagstuk op te lossen is zorgen voor meer grip op de instroom en zorgen dat de uitstroom niet stokt, maar gewoon doorgaat. Dat is mijn bezwaar tegen dit wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel lost dat probleem namelijk niet op, maar maakt dat probleem voor gemeenten onoplosbaar door in dezelfde wet twee dingen te zeggen. Het eerste is: je hebt een taakstelling. Het tweede is: je mag geen urgentie geven. Hoe gaan gemeenten dan überhaupt voldoen aan die taakstelling?

De heer Eerdmans (JA21):

Ik herken inderdaad de lange antwoorden weer uit Rotterdam. Het is meer dan genoeg.

Minister De Jonge:

Ook toen vond u ze altijd overtuigend. Dat weet ik nog.

De heer Eerdmans (JA21):

Voor nu is het meer dan genoeg. Het gaat om het volgende. Die taakstelling is het grote probleem. Daar ga ik een motie over indienen, want dat ontbreekt nog aan dit chapiter, namelijk dat gemeenten, Rotterdam en alle gemeenten, er alsnog toe worden gedwongen om mensen op te nemen. Het punt is alleen dat de voordeur open blijft staan. Ik heb de heer Van der Burg hier letterlijk horen zeggen: we willen het niet. De politieke wil is er ook niet; ik wil het wel zeggen. De VVD doet vaak stoer en meneer Brekelmans zegt dan: we willen een asielstop. Het gebeurt gewoon niet. Dus die voordeur blijft openstaan. Er komen inderdaad heel veel mensen in de opvang terecht en ze gaan er niet uit. Dus ja, daar zit een totale stop. Dat loopt vast en dat loopt vol. En dan zegt u: dat zijn er 15.000 en die moeten we gaan huisvesten. Dat probleem was er niet geweest als die voordeur dicht was geweest. En dan vind ik het dus niet terecht dat u tegen de heer Kops, die simpelweg pleit voor het geven van voorrang aan Nederlanders op het krijgen van een woning, na lang wachten, om ze niet te laten inhalen door mensen van buiten, zegt: ja, maar dat is nou eenmaal waar we aan toe zijn; kijk maar naar mensen uit ggz-instellingen enzovoorts. Er zijn weinig mensen die boos worden als je zegt: die mensen komen uit een instelling voor geestelijke gezondheidszorg en die moeten een woning krijgen. Waar ze wél pislink van worden, is inderdaad dat mensen uit een ander land die in een azc verblijven van daaruit de woningmarkt op komen. Dat is de boosmaker. Kortom, het raakt eigenlijk kant noch wal wat u zegt, ondanks de lengte van uw antwoord.

Minister De Jonge:

Ik was het met de laatste zin eens, maar toen kwam er nog een zin achteraan waar ik het dan weer minder mee eens was. Het is namelijk waar wat u zegt, en dat is iets wat ons tot extra voorzichtigheid zou moeten manen in ons vak. Als je zegt dat er urgentie moet zijn voor mensen die willen uittreden uit de prostitutie en voor mensen die willen uitstromen uit een ggz-instelling of uit een voorziening voor beschermd wonen of een maatschappelijke opvang, zeggen mensen voor dat type urgentie: ja, logisch. Anders houden ze namelijk een plek bezet die aan een ander toekomt, en die mensen hebben niet geweten dat ze zouden worden opgenomen dus die hebben zich niet zeven jaar geleden op de wachtlijst kunnen zetten. Voor die mensen vindt men dat dus logisch. Daarom ben ik zelf altijd heel voorzichtig met het woord "voorrang". De facto zou voorrang namelijk zijn: er mag niemand anders in totdat alle mensen voor wie dit geldt zijn gehuisvest. Nou, dat is helemaal niet zo. In de meeste jaren is ergens tussen de 5% en de 10% van de toekenningen voor statushouders. We zitten nu inderdaad over de 10% heen; dat klopt. Dat is hoog, gemiddeld over de afgelopen jaren bekeken. Maar er geldt geen generieke voorrang. Die gold niet en die geldt niet.

Er gold wel urgentie, en eigenlijk geldt er in heel veel gemeenten urgentie omdat ze dat in hun eigen verordening hebben staan. Het is iets wat we onszelf zouden moeten willen afvragen, vind ik, waarom we dat nou verdedigbaar vinden bij al die andere urgentiegroepen en juist niet bij statushouders. Ik heb het niet over asielzoekers, hè. Ik heb het over statushouders, dus over mensen die na een asielprocedure hier mogen blijven. Voor die statushouders geldt ook mijn grondwettelijke opdracht dat ik moet zorgen voor huisvesting voor iedereen die recht heeft op huisvesting. Waarom geldt nou daar inderdaad dat het de boosmaker du jour is? Dat moeten wij ons afvragen. En juist als dit zo is, is het de taak van ons als politici om dat fikkie niet aan te wakkeren, dus om niet nog polariserender te zijn daar waar de polarisatie er vanzelf al is. Dat is onze taak.

De heer Eerdmans (JA21):

Hierna stop ik, voorzitter. De minister gaat toch niet menen dat hij vrouwen in een blijf-van-mijn-lijfhuis of mensen met een psychische stoornis die tijdelijk zijn opgenomen en een woning moeten krijgen, serieus gaat vergelijken met mensen uit een ver land die hier een status hebben, een tijdelijke verblijfsvergunning, en hier de woningmarkt op komen? Die groepen kan hij toch niet serieus vergelijken? Mijn vraag is of de minister het ermee eens is dat het een politieke keuze is om in ons land 15.000 statushouders te hebben. Is dat een politieke keuze of is dat geen politieke keuze? Minister, legt u mij dan eens uit waarom dat probleem in Denemarken heel anders is.

Minister De Jonge:

Dan maken we er een migratiedebat van en gaat de voorzitter ingrijpen. Ik ben het zeer met u eens dat die groepen niet vergelijkbaar zijn, maar toevallig op één punt wel. En dat raakt nou net aan die huisvestingssituatie. Het punt is namelijk dat ze op dit moment in een instelling, opvang et cetera zitten, waar ze niet kunnen blijven zitten, omdat anderen wachten op hun plek. Op dat punt is het vergelijkbaar. Op een ander punt is dat ook zo, namelijk dat zij zich niet een aantal jaren geleden op een wachtlijst hebben kunnen plaatsen. Die mogelijkheid hebben zij niet gehad. Ook op dat punt is het vergelijkbaar. Voor de rest zijn het allemaal groepen van andere aard. Juist daarom hebben gemeenten vaak een urgentieregeling, waarin een aantal groepen benoemd staan die urgentie moeten krijgen. Onze mooie gemeente heeft dat ook. Urgentie is dus geen voorrang. Voor al die groepen is dat geen voorrang. Dat zou namelijk betekenen dat er nooit meer iemand die gewoon op de wachtlijst staat, aan de beurt zou komen. Dat is gelukkig niet zo. Jaarlijks komen er 180.000 sociale woningen vrij. Het gros van de mensen dat een woning krijgt, is geen onderdeel van een urgentiegroep. Maar een aantal is dat wel en vaak is er een heel goede reden om die urgentie toe te kennen.

De voorzitter:

Heel goed. Ik ga dit Rotterdamse onderonsje afbreken.

Minister De Jonge:

Maar ik vond het wel fijn. Ik heb de heer Eerdmans al een tijd niet meer gesproken.

De voorzitter:

Ja, leuk dat jullie elkaar weer even konden spreken.

Minister De Jonge:

Ik ga naar een vraag van Democraten 66, voorzitter; met uw welnemen, uiteraard. Dat was de vraag wanneer de wettelijke verankering van de woonzorgvisies tot stand komt en hoe we dat gaan doen. Ik werk op dit moment aan een wetsvoorstel versterken regie volkshuisvesting. Ik heb veel van de inhoud van dat wetsvoorstel aangekondigd bij de Nationale Woon- en Bouwagenda. Ik ben van mening dat we de huidige instrumenten van de wet veel beter moeten gebruiken. Ook ben ik van mening dat de wet op een aantal punten echt witte vlekken kent waardoor het onmogelijk is om daadwerkelijk tot regie te komen. Ik wil die regie versterken. Een van de mogelijkheden daartoe is het verplichten van gemeenten om een huisvestingsverordening te hebben, een urgentieverordening. Dat moet dus een huisvestingsverordening zijn waarin je urgentie kunt regelen en waarbinnen urgentiegroepen worden aangewezen. Ook moeten gemeenten een woonzorgvisie hebben waarin ze wonen en zorg met elkaar laten samengaan. Ik wil dat in de Wet versterken regie volkshuisvesting doen. Die zal hoop ik aan het einde van het jaar in consultatie gaan. Ik hoop dat ik die begin volgend jaar met u kan bespreken, zodat die wet zo snel mogelijk zou kunnen ingaan.

De heer Bisschop vraagt waarom zo veel gemeenten ervoor kiezen om vergunninghouders als urgent te blijven bestemmen. Laat dat ook niet zien dat gemeenten niet anders kunnen? Ja, dat is inderdaad zoals ik het zie. De wettelijke verplichting om voor urgentie te kiezen, bestond eruit dat er tot 2017 in de wet stond: als u een huisvestingsverordening heeft of als u een urgentieverordening heeft, dan moet er in ieder geval een van de groepen zijn. Vervolgens werd er een aantal groepen genoemd, zoals mensen die uitstromen uit een blijf-van-mijn-lijfhuis, mantelzorgers en ook statushouders. Zo was de wet. Daarnaast was er de taakstelling. De verplichting om statushouders als urgentiegroep aan te wijzen, is eruit gehaald, maar de verplichte taakstelling is blijven staan. Dat maakt dat gemeenten die nu eenmaal werken met een systeem van urgentie, vaak statushouders als onderdeel hebben gehouden. De reden waarom gemeenten geen andere mogelijkheid hebben gezien, is naar mijn idee gewoon dat er schaarste te verdelen valt. Dus ook dit probleem is weer aanleiding om heel erg veel meer te gaan bouwen.

Voorzitter, ik kom bij het slot: de appreciatie van het wetsvoorstel. Ik denk dat ik stiekem tijdens het beantwoorden van de interrupties al een beetje verklapt heb hoe het kabinet tegen de wet aankijkt. Het initiatiefwetsvoorstel van Kops regelt in de Huisvestingswet 2014 dat gemeenten geen urgentie meer mogen verlenen aan vergunninghouders op grond van het feit dat zij vergunninghouders zijn. Maar omdat in de Huisvestingswet 2014 ook de wettelijke taakstelling is vastgelegd, zou dat leiden tot een intern tegenstrijdige opdracht voor gemeenten, een opdracht die zij niet kunnen uitvoeren, al zouden ze dat willen. Want je hebt de taak om een x-aantal statushouders te huisvesten, maar je hebt niet de mogelijkheid om daarvoor urgentie te verlenen. Alle gemeenten hebben wachtlijsten, dus geen van de gemeenten zal aan de taakstelling kunnen voldoen. Dat leidt tot interbestuurlijk toezicht van de provincies richting alle gemeenten, want ze voldoen niet aan hun taakstelling en daaraan moeten ze wel voldoen. En de gemeente moet dan tegen de provincie zeggen: ik zou niet weten hoe dan. Dat is een. Twee. Het leidt tot een opstroping van de uitstroom uit de azc's en dus tot het bijbouwen van azc's. Dat is onvermijdelijk en dat wil niemand. Kortom, de wet is niet uitvoerbaar. De Raad van State is heel helder en adviseert deze wet niet in behandeling te nemen. Dat zijn we nu toch aan het doen. Niettemin, ik hoop dat ik helder ben geweest: het lijkt me heel onverstandig om deze wet aan te nemen.

De voorzitter:

Heel goed. Tot zover de eerste termijn. We gaan meteen door met de tweede termijn. En dan geef ik graag het woord aan de heer De Graaf van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.

De heer De Graaf (PVV):

Dank u wel, voorzitter. De contouren en de maatschappelijke toestand waarbinnen dit wetsvoorstel en ook de behandeling van dit uitstekende wetsvoorstel van het lid Kops — hij is niet geheel toevallig van mijn eigen partij, maar ik vind het echt een heel goed wetsvoorstel — plaatsvindt, zijn natuurlijk de contouren van een land dat overlopen wordt, van een land waarover we een tijdje geleden nog een liedje zongen met de titel "15 miljoen mensen". Dit kabinet loopt natuurlijk aan de hand van meerdere grote internationale organisaties, maar ook aan de hand van VNO-NCW, die al heel lang bezig zijn met de uitvoering van hun plan van tristate city, en dan weten we dat er binnenkort 30 miljoen mensen zullen zijn in dit land. Dat is de doelstelling van dit kabinet. Dat is de doelstelling die niet gecommuniceerd wordt. Nee, de bevolking wordt in hypnose gehouden door te zeggen "de doorstroom is niet goed". Maar we weten allemaal dat we de instroom in dit land tegen moeten houden, om juist polarisatie in dit land te voorkomen, om juist de giftige mix van bevolkingsgroepen die tegenover elkaar komen te staan, juist dankzij de retoriek van dit kabinet van technocratisch narcistische textuur en statuur, te voorkomen. Het is dit kabinet dat polariseert. Het is dit kabinet dat giftig is. Dat hebben we aan de minister gezien, want we weten van deze minister als uitmuntende vertegenwoordiger van het kabinet met technocratisch narcistische trekjes dat als hij boos wordt, de Kamer en een aantal leden dat interrumpeert eigenlijk gelijk hebben. Dat hebben we de afgelopen jaren ook gezien in de debatten. Dat vond ik mooi om te zien. Dat vond ik fijn. Ik weet dat er heel veel leden van de bevolking zijn, inwoners van dit land, die het met de indiener van het wetsvoorstel eens zijn.

Voorzitter. Ik nader een afronding. Dank aan de Kamer voor het toch mooie debat wat er heeft plaatsgevonden. Dank voor toch hier en daar een klein stukje emotie, want het houdt veel mensen bezig wat er met betrekking tot de bevolkingssamenstelling van dit land plaatsvindt. Dank ook aan iedereen die een inkijkje heeft gegeven in z'n achterliggende agenda, want dat de Raad van State dit niet wil, prima. Dat is een. Maar wij als Kamer gaan erover, samen met de Eerste Kamer. En daar heb ik onwil gezien. Waar ligt de onwil in? De kritieken die zijn gekomen vanuit de partijen die het kabinet vertegenwoordigen, zijn niet omgezet, zoals ook de heer Kops zelf al zei, in amendementen. Had daar dan mee gekomen! Dan was het ook voor jullie een completere wet geweest. Nee, maar nu had de minister vrij spel en vrij schieten. Het was mooi afgestemd allemaal. Dus ook de kijkers naar dit debat hebben een mooi inkijkje gekregen in hoe het spel gespeeld wordt. Er is geen aanvulling geweest, er is geen amendement ingediend en dat is eigenlijk heel erg jammer. Het blijft een uitstekend wetsvoorstel. De mooiste wetsvoorstellen passen inderdaad op de zijkant van een bierviltje en de heer Kops verdient alle steun. Daar pleit ik dan bij dezen tot slot voor.

Ik heb geen moties, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Jansen van de fractie van Forum voor Democratie.

De heer Jansen (FVD):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik zei het net al: ik zit met steeds meer verbazing naar het asieldebat te kijken, zeker de laatste weken, en ook naar de opstelling van CDA en VVD in deze kwestie. Zij zeggen altijd de Nederlandse bevolking en haar belangen te willen vertegenwoordigen en de immigratie te willen beperken, maar het gaat maar door. Een van de vele gevolgen daarvan is dat Nederlanders geen huis kunnen vinden. Je kijkt naar de systematische ontmanteling van ons land, op alle vlakken. Het gaat gewoon door. Straks gaat iedereen weer naar huis. En dan is er misschien een keer iets van: misschien moeten we dit soort dingen niet doen of weet ik veel. Dan stappen we weer in de auto en gaat het weer verder. Het gaat gewoon door. Het lijkt op geen enkele manier door te dringen. Als we op deze manier doorgaan, is er straks geen Nederland meer. We hebben al miljoenen mensen opgenomen. Dit gaat alleen maar zo verder. Straks hebben we geen 300.000 maar 400.000 woningen te kort. Dat blijft maar doorgaan tot het punt dat het er nog veel meer worden. Dan hebben we straks geen woningen meer voor Nederlanders. Dat gaat gewoon gebeuren. Daar zijn jullie verantwoordelijk voor. Jullie hebben dat straks op jullie naam staan. Ik hoop dat jullie straks nog met een schoon geweten in de spiegel kunnen kijken, want dit is het gevolg van het beleid.

Daarom heb ik een aantal moties, meneer de voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het verlenen van asiel gericht moet zijn op terugkeer indien de omstandigheden dat toelaten;

constaterende dat statushouders met een tijdelijke verblijfsvergunning na vijf jaar automatisch recht hebben op een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd;

roept de regering op met een voorstel te komen om de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jansen.

Zij krijgt nr. 9 (35914).

Dit is wel heel erg een asieldebatmotie.

De heer Jansen (FVD):

Ik heb er ook één die over het woningtekort gaat.

De voorzitter:

Dat vind ik al beter. Over de motie die u net hebt ingediend, gaat de minister natuurlijk gewoon simpel zeggen: daar ga ik niet over. Dat is een beetje verloren moeite. Maar goed, nu ga ik vooruitlopen op de minister. Dat moet ik niet doen.

De heer Jansen (FVD):

Misschien heeft de minister er een opvatting over.

De voorzitter:

"Onderschat mij niet", zegt de minister. Dat zou ik nooit durven.

De heer Jansen (FVD):

Dat zou ik zeker niet doen.

De voorzitter:

U continueert.

De heer Jansen (FVD):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland kampt met een ongeëvenaard woningtekort;

constaterende dat Nederland meer dan 600.000 verblijfsvergunningen heeft afgegeven voor asiel en gezinshereniging in de afgelopen vijftien jaar;

verzoekt de regering te onderzoeken in hoeverre het herzien van deze verblijfsvergunningen kan bijdragen aan het oplossen van het woningtekort,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jansen.

Zij krijgt nr. 10 (35914).

De heer Jansen (FVD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dat was een mooie. Dan gaan we luisteren naar de heer Geurts van de fractie van het CDA.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat inmiddels 14.000 statushouders niet weg kunnen uit asielzoekerscentra vanwege het tekort aan woonruimte, waardoor de Nederlandse asielopvang vastloopt;

constaterende dat het aannemen van het voorliggende initiatiefwetsvoorstel tot gevolg heeft dat statushouders langer in de reeds overvolle azc's moeten blijven of dat er extra azc's gebouwd moeten worden;

constaterende dat het kabinet inmiddels spreekt over een asielcrisis waarvan het zegt dat er geen taboes zijn om hiervoor oplossingen te vinden, maar dat voorliggend initiatiefwetsvoorstel de asielcrisis alleen maar verlengt;

overwegende dat het Rijk meer verantwoordelijkheid moet nemen voor de huisvesting van statushouders door met regionale afspraken over tijdelijke woningen de druk op gemeenten te verlichten;

constaterende dat de Crisis-en herstelwet kortere procedures mogelijk maakt voor een omgevingsvergunning voor tijdelijke flexwoningen;

verzoekt de regering proactief met gemeenten aan de slag te gaan om het huidige juridische instrumentarium, zoals Crisis- en herstelwet, te benutten en nieuw juridisch instrumentarium te verkennen ter versnelling van procedures om tijdelijke woningen te plaatsen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts.

Zij krijgt nr. 11 (35914).

De heer Geurts (CDA):

Een paar afsluitende woorden. Ik neem met ongelofelijk veel kracht afstand van de woorden die de heer Jansen namens Forum voor Democratie heeft gesproken, namelijk dat het CDA bijdraagt aan de ontmanteling van Nederland. Een belachelijke uitspraak.

De voorzitter:

Daar wil de heer Jansen even op reageren. Het woord is aan hem. Kort, want dit gaan we allemaal niet …

De heer Jansen (FVD):

Ja, we gaan het kort houden, voorzitter. Hoe noemt de heer Geurts het dat het CDA verantwoordelijk is geweest voor het toelaten van miljoenen mensen in Nederland, wat heeft geleid tot ontwrichting van de woningmarkt, overbelasting van de sociale zekerheid, tekorten en achterstanden in het onderwijs? Al die dingen zijn het gevolg van de massale immigratie. Het heeft de Nederlanders 400 miljard gekost. Hoe noemt hij dat dan?

De heer Geurts (CDA):

De stelling die de heer Jansen namens Forum voor Democratie neerzet, deel ik niet.

De voorzitter:

Afrondend.

De heer Jansen (FVD):

Ik noemde een aantal feiten. Hoe zou hij die feiten benoemen? Hoe kan het dat partijen decennialang de keuze hebben gemaakt voor mensen uit de hele wereld in plaats van voor Nederlanders? Hoe noemt hij dat dan in plaats van de ontmanteling van Nederland?

De heer Geurts (CDA):

Ik geef de heer Jansen hier geen reactie op, want wat hij hier neerzet, klopt niet. Er is geen antwoord op te geven, want de feiten kloppen gewoon niet, zeg ik tegen de heer Jansen.

De voorzitter:

Dan de heer Eerdmans van JA21.

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter, dank. Ik heb drie moties. In een eerder stadium hebben wij al aangegeven het voorstel van de heer Kops te zullen steunen. Dank aan de indiener voor zijn ruimhartige uitleg aan de Kamer en ook veel dank aan de adviseur.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland een tekort van ruim 300.000 woningen kent;

constaterende dat de regering gemeenten op grond van de Huisvestingswet 2014 verplicht statushouders te huisvesten op basis van halfjaarlijkse taakstellingen;

overwegende dat dit een onaanvaardbare druk op de woningmarkt legt;

verzoekt de regering de verplichting voor gemeenten om statushouders te huisvesten en de bijbehorende taakstellingen af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 12 (35914).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering in overleg is met de veiligheidsregio's over de gevolgen van de asielcrisis en de opvang van asielzoekers;

verzoekt de regering op geen enkele wijze over te gaan tot dwang richting gemeenten om asielzoekers op te vangen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 13 (35914).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland te maken heeft met een zeer hoge asielinstroom die de opvangcapaciteit ver te boven gaat;

constaterende dat in het verlengde hiervan de druk op de woningmarkt door grote aantallen statushouders steeds verder toeneemt;

overwegende dat Nederland dit niet aankan;

spreekt uit dat een asielstop nodig is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 14 (35914).

De heer Eerdmans (JA21):

Merci.

De voorzitter:

Ook dat is meer een asieldebat.

De heer Eerdmans (JA21):

Het heeft raakvlakken met asiel. Dat ontken ik zeker niet.

De voorzitter:

Fijn dat u dat erkent. De heer Peter de Groot van de fractie van de VVD.

De heer Peter de Groot (VVD):

Voorzitter. Allereerst dank aan de heer Kops voor de beantwoording van de vragen. Ik heb in de eerste termijn betoogd dat wij als VVD geen voorrang willen voor statushouders in reguliere sociale huurwoningen, maar dat we dan wel een oplossing nodig hebben. Als oplossing voor de korte termijn stellen we voor dat statushouders, samen met andere groepen, in tijdelijke woningen worden gehuisvest. Ik heb twee moties meegenomen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op dit moment onvoldoende tijdelijke huisvesting beschikbaar is voor het huisvesten van aandachtsgroepen, zoals statushouders en spoedzoekers;

constaterende dat statushouders hierdoor langer in azc's verblijven;

overwegende dat er voor het huisvesten van statushouders in tijdelijke woningen voldoende voorraad beschikbaar moet zijn;

verzoekt de regering om binnen afzienbare tijd te onderzoeken welke voorraad nodig is voor het huisvesten van statushouders;

verzoekt de regering deze tijdelijke huisvesting zo snel als mogelijk te realiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Peter de Groot.

Zij krijgt nr. 15 (35914).

De heer Peter de Groot (VVD):

Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op dit moment onvoldoende tijdelijke huisvesting beschikbaar is voor het huisvesten van aandachtsgroepen, zoals statushouders;

constaterende dat statushouders hierdoor langer in azc's verblijven;

overwegende dat het niet geven van voorrang aan statushouders pas in kan gaan wanneer er voldoende beschikbare tijdelijke voorraad is, gelet op de taakstelling van gemeenten;

verzoekt de regering de Huisvestingswet 2014 in verband met het uitzonderen van het verlenen van voorrang aan vergunninghouders bij huisvesting op grond van het feit dat zij vergunninghouder zijn, pas in werking te laten treden nadat er voldoende voorraad is van tijdelijke huisvesting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Peter de Groot.

Zij krijgt nr. 16 (35914).

Dank u wel. Er is een vraag van de heer De Graaf.

De heer De Graaf (PVV):

Vandaag of gisteren kwam VVD-Europarlementariër en oud-ambtsgenoot de heer Malik Azmani met de opmerking dat ook Nederlanders recht op huisvesting hebben. Kan ik daarmee concluderen, als klein winstpuntje van dit debat, dat de VVD het met de PVV eens is dat Nederlanders op de woningmarkt keihard worden gediscrimineerd?

De heer Peter de Groot (VVD):

Ik heb in mijn eerste termijn aangegeven dat de wachtlijst, waarop verschillende mensen staan en waar dus ook statushouders tussen kunnen zitten als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, gewoon moet worden afgelopen. Dat heb ik gezegd. Ik ga geen woorden in de mond nemen over discriminatie. Het gaat mij erom dat het eerlijk gaat en dat statushouders niet voor die wachtlijsten vliegen.

De heer De Graaf (PVV):

Oké. Maar er zit dus licht tussen de opmerkingen die in het Europarlement worden gemaakt en de opmerkingen die in de Tweede Kamer worden gemaakt. Welke moet ik nu hanteren? Welke moet ik nu hanteren, want het is beide VVD? Het is één partij. Vindt de VVD dat Nederlanders worden gediscrimineerd op de woningmarkt, ja of nee?

De heer Peter de Groot (VVD):

Voorzitter, sorry, maar ik kan alleen maar mijn antwoord herhalen. Het is de VVD hier in de Tweede Kamer te doen om het feit dat we zeggen: goh, we moeten er enerzijds voor zorgen dat statushouders, als we dat goed regelen met elkaar en daar een oplossing voor is, netjes op de wachtlijst aansluiten. Ik ga hier geen woorden als "discriminatie" in de mond nemen.

De voorzitter:

Afrondend.

De heer De Graaf (PVV):

Afrondend inderdaad. Het antwoord is dus nee. We weten waar de VVD staat: Nederlanders kunnen barsten.

De voorzitter:

Wilt u daarop reageren, meneer De Groot? Nee? De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Boulakjar van D66.

De heer Boulakjar (D66):

Dank, voorzitter. Heel kort. Ik heb geen moties voorbereid. Hoewel ik het zeer, zeer oneens ben met dit wetsvoorstel, vond ik het toch belangrijk om namens D66 aan dit debat deel te nemen. Ik vind het initiatiefrecht van de Kamer enorm belangrijk, hoe slecht in mijn ogen een plan ook is. De Raad van State was heel helder.

Ik volg het advies van de minister als adviseur van de Kamer in dezen en ik zal mijn fractie adviseren om tegen deze wet te stemmen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dat is helder. Ik schors vijf minuten? Tien? Ik schors tot 21.10 uur.

De vergadering wordt van 21.02 uur tot 21.13 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de initiatiefnemer, de heer Kops.

De heer Kops (PVV):

Voorzitter, dank u wel. Ik dank de leden voor hun inbreng in tweede termijn. Ik kan het kort houden, want ik constateer dat er geen vragen meer aan mij zijn gesteld. Concluderend wil ik het volgende opmerken. Ik blijf erbij dat hier een prachtige wet voorligt, die op een snelle en relatief eenvoudige manier direct een einde maakt aan de discriminatie van Nederlandse woningzoekenden.

Ik begrijp dat het niet heel gebruikelijk is dat ik vanaf hier ga reageren op wat de minister heeft gezegd, maar ik wil toch graag één ding aanhalen. De minister heeft gezegd dat dit wetsvoorstel groepen tegen elkaar op kan gaan zetten, maar juist het tegendeel is natuurlijk het geval. Juist het tegendeel. De discriminatie van Nederlanders wordt hiermee beëindigd. Dit wetsvoorstel zegt simpelweg: "Wil je een woning? Dan moet je daarop wachten, net als iedereen."

Voorzitter. Wat de Kamer uiteindelijk doet met het wetsvoorstel, is natuurlijk ook een politieke keuze. De keuze die je voorlegt, is: wil de Kamer de discriminatie van Nederlandse woningzoekenden in stand houden of niet?

Voorzitter. Ten derde nogmaals dank aan de leden van de fracties van FVD, PVV, JA21, Groep Van Haga en BBB, die hun steun hebben uitgesproken.

Voorzitter, helemaal tot slot: ik begrijp dat het ook niet gebruikelijk is als ik nu ga reageren op een motie die aan de regering is gericht, maar toch wil ik daar even ...

De voorzitter:

Dat mag, hoor.

De heer Kops (PVV):

Dat mag toch?

De voorzitter:

Ja, ja.

De heer Kops (PVV):

In de laatste motie, die door de heer De Groot van de VVD werd ingediend, wordt gesproken over de inwerkingtreding van de hier voorliggende initiatiefwet. Inwerkingtreding van de Wet uitzonderen voorrang vergunninghouders impliceert natuurlijk dat deze wet uiteindelijk aangenomen zal gaan worden. Ik reken dus zeker op steun vanuit de VVD.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de minister voor de afsluitende woorden. Het woord is aan hem.

Minister De Jonge:

Voorzitter, dank u wel. Ik beperk me tot de moties die zijn ingediend. Ik begin bij de motie op stuk nr. 9 van de heer Jansen. Die gaat over het afschaffen van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Je zou kunnen vermoeden dat dat met een asieldebat te maken heeft. Maar goed, om iedere discussie te vermijden: ik ontraad deze motie uiteraard.

De motie-Jansen op stuk nr. 10 ontraad ik ook.

Bij de motie-Geurts op stuk nr. 11 laat ik het oordeel aan de Kamer. Dat is een oproep om alle instrumenten te benutten, maar ook om een nieuw instrumentarium te onderzoeken om te kijken of we de procedures voor tijdelijke woningbouw kunnen versnellen. Ik denk dat dat heel erg nodig is, hoe taai en ingewikkeld dat ook kan zijn. Ik hoop mezelf bij u te kunnen terugmelden met de uitkomsten van deze oproep, want het is heel erg nodig om zo snel mogelijk meer te bouwen.

De motie-Eerdmans op stuk nr. 12 verzoekt de regering om de verplichting om statushouders te huisvesten, af te schaffen. Dat lijkt me niet heel erg behulpzaam; dat heb ik zojuist al betoogd. Ik ontraad de motie.

De motie-Eerdmans op stuk nr. 13 verzoekt de regering om op geen enkele wijze over te gaan tot dwang. Je probeert natuurlijk altijd in goed overleg met de gemeenten te handelen. Dat is op dit moment ook de modus operandi, maar je kunt het natuurlijk niet helemaal uitsluiten. Als je nieuwe locaties nodig hebt voor azc's, dan blijkt dat misschien toch noodzakelijk te zijn. Dat heeft Van der Burg ook gezegd. Hij heeft gezegd: ik beraad mij op een wetsvoorstel. Deze motie moet ik dus ook ontraden.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 14 over een asielstop. Je zou het al vermoeden: dat is eigenlijk een ander debat. Maar de motie is in dit debat ingediend en daarom ontraad ik 'm ook in dit debat.

De voorzitter:

Het is een spreekt-uitmotie.

Minister De Jonge:

Nou, kijk, die had ik helemaal niet hoeven ontraden. Nou heb ik toch al een tipje van de sluier opgelicht wat ik had gedaan als ik 'm wel had moeten beoordelen.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 15 van de heer De Groot, VVD, verzoekt de regering om binnen afzienbare tijd te onderzoeken welke voorraad nodig is voor het huisvesten van statushouders en verzoekt de regering deze tijdelijke huisvesting zo snel mogelijk te realiseren. Er wordt een koppeling tussen "noodzakelijke voorraad" en "tijdelijke huisvesting" gelegd, eigenlijk om verdringing zo veel mogelijk te voorkomen. Die gedachte steun ik zeer, dus ik ga hier graag mee aan de slag en laat het oordeel hierover aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 16 anticipeert eigenlijk al op de eventualiteit dat de wet zou worden aangenomen. Dat ware te voorkomen. U kunt dat voorkomen, want u stemt. Ik ga deze motie dus ontraden omdat het echt wenselijker is dat deze wet niet wordt aangenomen, zoals ik heb betoogd in eerste termijn.

Voorzitter. Daarmee komt alweer een eind aan de beantwoording in deze termijn.

De voorzitter:

Daarmee komt er een eind aan dit debat en ook een eind aan deze lange vergaderdag. Dank aan de initiatiefnemer en zijn begeleiding.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag stemmen wij over de wet en over de moties. Tot zover dit debat. Ik sluit de vergadering van 22 juni.

Naar boven