3 Innovatie

Aan de orde is het tweeminutendebat Innovatie (CD 25/05).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Innovatie, in navolging van het commissiedebat van 25 mei jongstleden. Ik heet de mensen op de publieke tribune — het aantal is nog redelijk beperkt — van harte welkom. Ook van harte welkom aan de mensen die het debat op afstand volgen, de Kamerleden die zich hebben ingeschreven voor dit debat en natuurlijk de minister van Economische Zaken en Klimaat, mevrouw Adriaansens.

We gaan beginnen. Er zijn een vijftal inschrijvers. Ik geef graag het woord aan de heer Van Strien namens de fractie van de VVD.

De heer Van Strien (VVD):

Goedemorgen, voorzitter. Innovatie, wanneer goed gedaan, heeft de belofte in zich om vrijwel alle problemen op te lossen. Om die belofte te verzilveren en ons verdienvermogen te versterken, heb ik twee moties en een vraag aan de minister.

Ten eerste zou ik de minister willen vragen toe te zeggen de Kamer te informeren over de voortgang die zij maakt in een tweetal belangrijke gesprekken die zij voert: het gesprek samen met de ministers Harbers en De Jonge met Brainport over de groeiuitdagingen aldaar en het gesprek samen met minister Jetten met de bij de solar mobility betrokken partijen in Nederland over de kansen en de mogelijkheden van het solarcluster en de financieringsmogelijkheden.

Dan twee moties. Excuses voor de snelheid waar dit in gaat gebeuren. De eerste motie is medeondertekend door de leden Amhaouch, Van der Graaf, Van Haga, Eerdmans, Stoffer en Romke de Jong.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland op het gebied van innovatie tot de absolute wereldklasse behoort maar dat onze positie onder druk staat;

constaterende dat innovatieve technologieën, diensten en producten kunnen bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke problemen en aan het toekomstig verdienvermogen van Nederland;

constaterende dat onderwijsinstellingen veel kennis in huis hebben die bedrijven kunnen helpen bij het innoveren en doorontwikkelen van hun producten en diensten;

overwegende dat er een integrale aanpak nodig is van zowel het ministerie van EZK, alsook het ministerie van OCW;

overwegende dat er eerder door middel van de motie-Van Strien en de motie-Van der Woude/Van der Graaf is opgeroepen tot een valorisatiestrategie om de kennisoverdracht tussen het bedrijfsleven, onderwijsinstellingen en andere maatschappelijke organisaties beter tot stand te laten komen en daarbij ook de samenhang met bredere aspecten van valorisatie in ogenschouw te nemen;

verzoekt de regering om te komen tot een door de ministeries van EZK en van OCW tezamen met de relevante partners opgestelde en gedragen integrale valorisatiestrategie en actieplan, en dit uiterlijk in het derde kwartaal van 2022 te delen met de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Strien, Amhaouch, Van der Graaf, Van Haga, Eerdmans, Stoffer en Romke de Jong.

Zij krijgt nr. 107 (33009).

De heer Van Strien (VVD):

De volgende motie wordt mede ingediend door De Leden Amhaouch, Van Haga, Stoffer en Romke de Jong.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland op het gebied van solartechnologie tot de absolute wereldklasse behoort;

constaterende dat deze innovatieve technologie en daaruit voortvloeiende diensten en producten kunnen bijdragen aan de klimaat- en energietransitie, aan het creëren van strategische autonomie van Europa en aan het toekomstig verdienvermogen van Nederland;

overwegende dat Nederlandse start-ups en scale-ups in met name het solarcluster in Zuidoost-Nederland baat hebben bij een snelle doorontwikkeling van deze technologie;

constaterende dat er een Europees initiatief is in de vorm van een IPCEI-Solar dat verdere groei en uitwerking van deze vernieuwende solartechnologie kan stimuleren;

constaterende dat er momenteel geïnventariseerd wordt welke lidstaten interesse hebben in deelname aan deze IPCEI;

constaterende dat Nederland nog geen interesse heeft kenbaar gemaakt terwijl vroeg participeren in en invullen van een IPCEI de potentie en voordelen ervan voor onze industrie sterk ten goede kan komen;

verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze Nederland mee kan doen en voortrekker kan worden van de nog in ontwikkeling zijnde IPCEI-Solar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Strien, Amhaouch, Van Haga, Stoffer en Romke de Jong.

Zij krijgt nr. 108 (33009).

De heer Van Strien (VVD):

Dank, voorzitter. Ik kijk uit naar de beantwoording.

De voorzitter:

Dank voor uw bijdrage, meneer Van Strien. U hoeft overigens uzelf niet als indiener te noemen. Hij is "mede"-ingediend, dus dat betekent dat u de anderen opnoemt.

Dan geef ik graag het woord aan de heer Van Haga voor zijn bijdrage namens de Groep Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dank u wel, voorzitter. Leuk om ook iemand anders een keer te horen rappen. De afsplitsers hebben maar de helft van de tijd, maar dit leek wel een afsplitser, zo snel ging het.

Innovatie is natuurlijk ontzettend belangrijk. De heer Van Strien zei het net zelf al: Nederland loopt daarin voorop. Helaas niet op alle dossiers, want op het stikstofdossier kiezen we voor destructie in plaats van innovatie. Veel innovatieve regelingen zijn natuurlijk ook gecompliceerd en lastig te vinden voor veel ondernemers. Daarom heb ik één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op dit moment vele regelingen zijn met betrekking tot subsidiëring en financiering van innovatie;

overwegende dat het mkb gebaat is bij een versimpeling van deze regelingen;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe innovatieregelingen drastisch kunnen worden versimpeld door deze terug te brengen tot één of hooguit enkele regelingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haga en Smolders.

Zij krijgt nr. 109 (33009).

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank voor uw bijdrage, meneer Van Haga. Dan geef ik graag het woord aan de heer Amhaouch namens de fractie van het CDA.

De heer Amhaouch (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Als CDA-fractie hebben we deze week van onze fractievoorzitter allemaal een strippenkaart gekregen. We mogen maar een heel beperkt aantal moties indienen. Daarom heb ik er maar eentje. Dan ga je nadenken over wat de beste moties zijn. Ik doe een voorzet.

We hebben het over innovatie gehad in het commissiedebat. Als we het over innovatie hebben, hebben we het altijd over toekomstig verdienvermogen. Dus hoe gaan wij, en ook onze opkomende generaties, in de toekomst ons geld verdienen? De minister is voor mij dan ook een boegbeeld voor innovatie, een boegbeeld dat opkomt voor innovatie.

Ik heb een motie over energie: positieve energie, batterijtechnologie. Ik denk dat wij als Nederland hier een hele belangrijke bijdrage in kunnen leveren, in Nederland zelf, maar ook in Europa. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de IPCEI-programma's essentieel zijn om stappen te zetten in de richting van strategische autonomie in Europa;

constaterende dat de laatste interessepeiling ontwikkeling batterijcellen en -modules van de nieuwe generatie in 2019 heeft plaatsgevonden;

overwegende dat in Nederland reeds vele nieuwe private en publieke ontwikkelingen bestaan in nieuwe generaties batterijtechnologie; dit bijvoorbeeld door goede samenwerking tussen de universiteiten van Twente en Münster en de stappen die gezet worden op de Automotive Campus in Helmond en bij het Holst Centre met TNO;

overwegende dat Nederland aan de eerste twee rondes van het IPCEl-programma batterijtechnologie niet heeft deelgenomen;

verzoekt het kabinet om in samenwerking met private en publieke partijen een actieve strategie te ontwikkelen ten aanzien van de nieuwe innovatieve ontwikkelingen in batterijtechnologie;

verzoekt het kabinet de mogelijkheden van Nederlandse deelname in nieuwe IPCEl-batterijtechnologie-initiatieven te onderzoeken met gelijkgezinde landen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Amhaouch en Van Strien.

Zij krijgt nr. 110 (33009).

Dank, meneer Amhaouch. Bij die strippenkaart dacht ik: u moet met het ov. Maar dat is wel heel lang geleden. De nieuwste generatie kent de strippenkaart natuurlijk helemaal niet.

Mevrouw Van der Graaf namens de ChristenUnie, aan u het woord.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Voorzitter, ik heb twee dezelfde moties mee, merk ik. Ik heb dus één verkeerde motie bij me. Mag ik de juiste motie even gaan pakken?

De voorzitter:

We wachten even op u, als u de goede motie heel snel tot u kunt nemen. Anders wisselen we even; dat is een goed idee. Als daar geen bezwaar tegen is, kan de heer De Jong die tijd nuttig invullen. Hij spreekt namens D66. Wellicht kan hij ons nog verblijden met een prachtige motie.

Het woord is aan meneer De Jong.

De heer Romke de Jong (D66):

Nou, voorzitter, u legt de druk er wel op. In alle debatten die wij voeren in deze commissie, zijn voor D66 drie thema's echt belangrijk. Eén. Hoe zorgen we er middels innovatie voor dat bedrijven duurzamer kunnen ondernemen? Twee. Hoe zorgen we ervoor dat bedrijven die willen innoveren, toegang hebben tot kapitaal? Drie. Hoe zorgen we er middels innovatie voor dat bedrijven sneller kunnen digitaliseren? Bij D66 noemen we dat dan verduurzamen, vernieuwen en versimpelen.

Een van de regelingen voor innovatie — de heer Van Haga bracht die ook al op — is de Wbso. Dat is een prachtig instrument waarmee onderzoek kan worden gepleegd om ervoor te zorgen dat bedrijven nog meer innovatie toe kunnen passen.

Voorzitter. Ik heb daar één motie over.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de middelen die zijn vrijgemaakt voor de Wbso als gevolg van de hoge inflatie aan slagkracht zullen inkrimpen als de Wbso niet geïndexeerd wordt;

overwegende dat de Wbso door meer dan 20.000 bedrijven gebruikt wordt voor innovatieve projecten;

van mening dat de Wbso een onmisbaar onderdeel is van het innovatiebeleid en verminderde slagkracht een directe impact op innovatie in Nederland heeft;

verzoekt de regering de impact van de inflatie op de stimulering van innovatie door de Wbso te onderzoeken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Romke de Jong.

Zij krijgt nr. 111 (33009).

De heer Romke de Jong (D66):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank, meneer De Jong. Dan, in de rebound, mevrouw Van der Graaf. Hopelijk heeft ze nu wel de juiste moties bij zich.

Het woord is aan u, mevrouw Van der Graaf.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Als je van plan bent om een motie in te dienen, neem dan de goede mee.

De voorzitter:

Dat helpt, ja.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb twee moties, naar aanleiding van het debat en naar aanleiding van een ontmoeting met sociaal ondernemers, afgelopen maandag. Daar was de heer De Jong ook bij aanwezig.

Voorzitter. De eerste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Techniekpact — de samenwerking tussen onderwijs, bedrijfsleven en het Rijk — drie belemmeringen constateert voor hybride docentschap, namelijk matchmaking, kwalificaties en het ontbreken van een financiële stimuleringsregeling;

constaterende dat de ministeries van EZK en OCW acties ondernomen hebben voor het wegnemen van de eerste twee belemmeringen, maar nog niet voor de derde;

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe een landelijke stimuleringsregeling om de financiële belemmeringen met betrekking tot hybride docentschap weg te nemen, eruit kan komen te zien en hoe een dergelijke regeling geïmplementeerd zou kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf en Amhaouch.

Zij krijgt nr. 112 (33009).

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het innovatiebeleid van de overheid tot doel heeft om de innovatiekracht van topsectoren te koppelen aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen;

constaterende dat maatschappelijke innovatie en maatschappelijk en sociaal ondernemen geen specifiek onderdeel is van het innovatiebeleid en bij innovatieregelingen;

overwegende dat sociale en maatschappelijke ondernemingen bij uitstek bijdragen aan het bepalen en behalen van maatschappelijke doelen;

overwegende dat het Rathenau Instituut constateert dat sociale ondernemingen grote maatschappelijke opgaven aanpakken, maar worden geremd door niet-passende regelgeving en infrastructuur;

verzoekt de regering om te onderzoeken welke barrières maatschappelijke en sociale ondernemingen die zich bezighouden met maatschappelijke innovatie ervaren bij het gebruik van innovatieregelingen en in het innovatiebeleid door het Rijk;

verzoekt de regering om de Kamer hierover uiterlijk in het najaar van 2022 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf, Romke de Jong en Kröger.

Zij krijgt nr. 113 (33009).

Dank aan u, mevrouw Van der Graaf. U was de laatste spreker. Dat betekent dat we aan het einde zijn gekomen van de eerste termijn van de Kamer. De minister heeft aangegeven vijf tot tien minuutjes nodig te hebben, dus ik schors de vergadering tot 10.35 uur.

De vergadering wordt van 10.26 uur tot 10.35 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is het vervolg van het tweeminutendebat Innovatie, waarvan het commissiedebat is gehouden op 25 mei jongstleden. We zijn toe aan de eerste termijn van de zijde van het kabinet voor de appreciatie van de moties en de beantwoording van de vragen. Ik geef graag het woord aan de minister van Economische Zaken en Klimaat, mevrouw Adriaansens.

Minister Adriaansens:

Dank u, voorzitter. Ik ga allereerst in op de gevraagde toezegging van de heer Van Strien over het gesprek met de Brainport. Ik ben eerlijk gezegd blij dat hij hiernaar gevraagd heeft. De Brainportregio is van groot belang voor ons verdienvermogen. Het staat ook zo in ons regeerakkoord beschreven, maar de vraag is natuurlijk altijd hoe je daar daad en actie aan koppelt. De afgelopen weken hebben we expliciet benadrukt dat de voorrangspositie van de Brainport essentieel is voor Nederland. Dan hebben we het niet alleen over verdienvermogen, want er is zo veel meer mee gemoeid. Dus die overleggen worden gevoerd, waarvoor ook een heel traject loopt, maar we hebben met elkaar en ook met de betrokken bewindspersonen gezegd dat die voorrangspositie ook echt geëffectueerd moet worden. Ik ga er trouwens maandagmiddag heen. Er zijn dus intensieve contacten om er ook acties aan te koppelen en die uit te voeren.

Dan de vraag over de toezegging over het gesprek met het solar mobility cluster. Dat had ik inderdaad toegezegd. Ik ga met die partijen graag in gesprek. Het is ontzettend belangrijk om de ambities op het gebied van zonne-energie te realiseren op een goede wijze. Ik heb volgens mij in de planning staan om met Holland Solar en Alliance for Solar Mobility in gesprek te gaan daarover. Ik denk dat ik daarmee in ieder geval een goede start maak en ik stem een en ander ook af met de minister voor Klimaat en Energie.

De voorzitter:

Meneer Van Strien, korte vraag.

De heer Van Strien (VVD):

Dank voor beide toezeggingen. Het is mij echter niet helder wanneer we dat gesprek mogen verwachten met het solar cluster en ASOM, ook gezien wat er bijvoorbeeld bij VDL gebeurt en de kansen die daar liggen.

Minister Adriaansens:

Ik begrijp de vraag van de heer Van Strien. Ik zal er wat tempo op zetten.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Adriaansens:

Dan kom ik op de motie van de heer Van Strien op stuk nr. 107, die gaat over de verbeterde valorisatie. Die motie geef ik graag oordeel Kamer. De heer Van Strien heeft samen met het lid Van der Woude al eerder in een motie aandacht gevraagd voor een betere kennisbenutting. Het is ook superbelangrijk. We gaan er een brief over schrijven. Zoals u weet, is er al het plan van KTO-Nederland. Er is al een heleboel onderhanden maar op de een of andere manier komt dat nog niet helemaal tot wasdom. Ik heb het dan over het proces van universiteit naar uitvoering. Ik zeg daar dan ook maar even plat bij: ook naar een commercieel product. Want je zou eigenlijk de hele keten af moeten maken, wil je het op enig moment los kunnen laten. Zoals gezegd, is dit superbelangrijk. Ik ben er ook over in gesprek met mijn collega. Overigens is het wel zo dat er al een en ander gebeurt op dit terrein. De kennisinstellingen en de ROM's doen er heel veel in, waar je ook heel mooie resultaten uit ziet komen, maar goed, het kan altijd beter. Ik heb nog wel een voorbehoud en dat is dat ik niet weet of ik Q3 precies haal qua brief. We doen ons best, maar het is een brief die ik samen met OCW moet schrijven. We gaan dat samen doen met OCW, dat hier ook een rol in wil vervullen.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 107 krijgt oordeel Kamer.

Minister Adriaansens:

De motie op stuk nr. 108 over de IPCEI-Solar wil ik ook graag oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 108 krijgt oordeel Kamer.

Minister Adriaansens:

Ik wil daar toch nog het volgende over zeggen. Ik interpreteer de motie zo dat de regering de deelname onderzoekt, waarbij ik er wel op wijs dat die deelname nog niet vaststaat. Daarbij zijn natuurlijk een aantal zaken van belang. Wij kunnen daarin ook geen voortrekkersrol vervullen, waar de heer Van Strien wel om heeft gevraagd. Waarom niet? Omdat Spanje die al heeft gevraagd en geclaimd. In de relatie is het dan een beetje ingewikkeld om die rol terug te pakken. Bovendien vraagt het best wel wat capaciteit. Dus in dit geval zijn we ook niet ontevreden met hun voortrekkersrol.

De voorzitter:

Met deze interpretatie is het oordeel Kamer.

Minister Adriaansens:

Dan kom ik bij de motie van de heer Van Haga op stuk nr. 109, die vraagt om een vereenvoudiging van het innovatie-instrumentarium. Ik sta sympathiek tegenover de vraag van de heer Van Haga. Ik denk dat hij daar namelijk een punt heeft: je zou het het liefst zo simpel mogelijk willen maken. Het is alleen wel zo dat je met één innovatieregeling een aantal zaken misschien te veel zou versimpelen. Bepaalde regelingen pakken namelijk echt andere knelpunten aan. Het is wel zo dat we bijvoorbeeld één hele belangrijke innovatieregeling hebben in Nederland. Dat is de Wbso. Daar gaat ongeveer 1,2 miljard euro in om. Die regeling wordt ook heel goed gebruikt; 19.000 mkb'ers maken daar jaarlijks gebruik van. Dan hebben we natuurlijk nog wat aanpalende regelingen, zoals de MIT, pps-regelingen en GF. Maar het is moeilijk om één echte financieringsregeling te vinden. Wat ik wel toe wil zeggen — dat weet de heer Van Haga ook — is dat die regelingen beter te vinden gaan zijn. Ik denk dat dat ook samenhangt met zijn verzoek. Ik zal de motie zoals die geformuleerd is dus ontraden, maar ik ben wel sympathiek ten aanzien van een aantal aspecten van de motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 109 is ontraden. Dat lokt een korte vraag uit van de heer Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dank voor de sympathieke woorden van de minister. Maar in de motie staat het verzoek om de innovatieregelingen terug te brengen tot één of hooguit enkele regelingen. Over die versimpeling zijn we het eens. Dat één regeling niet lukt, begrijp ik. Maar het draait erom om de regelingen zo ver mogelijk te versimpelen en inderdaad toegankelijk te maken. Ik denk dat de minister de motie zo kan lezen en dat die dan oordeel Kamer kan krijgen.

De voorzitter:

Ik denk dat u wat voorbarig bent.

Minister Adriaansens:

De heer Van Haga probeert echt een hele grote stap te maken. Ik heb ook een beetje realiteitszin. Ik begrijp zijn ambitie, want ik begrijp ook waarom hij die vraag stelt. Maar ik ga dan wel voorbij aan het nut van het diversifiëren van een aantal regelingen. Het zou iets te kort door de bocht zijn. Ik zoek even of we elkaar kunnen vinden. In algemene zin ben ik het met hem eens dat we daar waar mogelijk altijd moeten kijken naar versimpeling en samenvoeging. Dit kabinet doet daar ook pogingen toe. Ik weet dat andere bewindspersonen, bijvoorbeeld de staatssecretaris van Financiën, ook met die blik naar fiscale regelingen kijken. Dat doe ik ook bij dit soort regelingen. Als het gaat om de strekking van de motie, om vooral te kijken naar versimpeling en daar waar het kan proberen te bundelen, dan kan ik haar oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De indiener gaat daarmee akkoord. Dan krijgt de motie op stuk nr. 109 met die interpretatie oordeel Kamer.

Minister Adriaansens:

Dat is mooi.

Dan de motie van de heer Amhaouch op stuk nr. 110 over batterijtechnologie. Ik geef die motie ook graag oordeel Kamer. Het is heel belangrijk dat het bedrijfsleven en kennisinstellingen deze nieuwe ontwikkelingen op het gebied van batterijsystemen heel veel aandacht geven. We moeten ook kijken of we daarin kunnen participeren. Ik zal in gesprek gaan met de Europese counterparts en de consultatie met het veld ook heel serieus nemen. De vragen daarbij zijn natuurlijk wel de volgende. Zijn er alternatieven denkbaar? Is de IPCEI dan het meest doelmatige instrument? Is het voldoende van Nederlands belang om zich bij deze IPCEI aan te sluiten? Maar in algemene zin zou ik de motie toch oordeel Kamer willen geven, want ik lees in de motie ook de ruimte om daar met realiteitszin en goed verstand naar te kijken.

De voorzitter:

Daar is de heer Amhaouch zeker van. De motie op stuk nr. 110 krijgt oordeel Kamer.

Minister Adriaansens:

Nu kom ik bij de heer De Jong. Die vraagt in zijn motie om een Wbso-indexatie. Ook die motie krijgt oordeel Kamer. Ik neem in de jaarlijkse Prinsjesdagbrief over de Wbso een raming op met de kosten van de Wbso in 2023. Ik ben bereid om in die brief ook in kaart te brengen wat de verwachte kostenstijging als gevolg van de inflatie zal zijn. Ik kijk elk jaar naar het budget voor de Wbso voor het volgende jaar. Ik zal uw Kamer daarover dan ook informeren.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 111 krijgt oordeel Kamer.

Minister Adriaansens:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 112 van mevrouw Van der Graaf over het Techniekpact. Ook die krijgt oordeel Kamer. Het is wat dat betreft een mooie verzameling.

De voorzitter:

U bent gul.

Minister Adriaansens:

Ja, het is een hele goede dag vandaag. Ook die motie geef ik graag oordeel Kamer. We hebben een positieve grondhouding ten aanzien van het stimuleren van dat hybride docentschap. Dat is echt een hele goede manier — dat blijkt ook; dat zei u natuurlijk ook al — om de relatie tussen de ondernemer, de onderwijsinstelling en de studenten verder te verstevigen. Het idee van zo'n landelijke stimuleringsregeling is sympathiek. Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen om geen extra budget vrij te maken. Ik sta dus heel sympathiek tegenover de regeling, waardoor ik ook oordeel Kamer geef, maar de waarschuwing is wel dat er vooralsnog geen budget voor is.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 112: oordeel Kamer.

Minister Adriaansens:

Voorzitter. Dan kom ik bij de laatste motie, op stuk nr. 113. Die geef ik ook oordeel Kamer. Die was van mevrouw Van der Graaf. Maatschappelijke ondernemingen zijn superbelangrijk. Er zijn eigenlijk geen formele belemmeringen bij het aanspraak maken op regelingen. Er is dus heel veel ruimte voor hen om bijvoorbeeld het subsidie-instrument te gebruiken. Het Rathenau Instituut heeft daar onderzoek naar gedaan en erop gewezen dat er vaak bijzondere ecosystemen zijn rondom dit soort bedrijven en organisaties. Dat zal ik meenemen in de brief over innovatiebeleid, die na de zomer aan uw Kamer wordt gezonden.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 113: oordeel Kamer. Daarmee is het 100% oordeel Kamer. Ik zeg niet dat het aan uw voorzitter ligt, maar misschien heeft dat wel wat geholpen. Mevrouw Van der Graaf?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank voor de reactie van de minister op alle moties. Ik kom even terug op de motie op stuk nr. 112 over die stimuleringsregeling voor het hybride docentschap. Is het mogelijk dat de minister ons hierover na de zomer informeert of in het najaar? Dan kunnen we dat namelijk eventueel betrekken bij de begrotingsbehandeling. Ik heb de opmerking van de minister namelijk goed gehoord. Als we daarin iets kunnen betekenen, is het fijn om die informatie te hebben op het moment dat de Kamer spreekt over het geld en de verdeling daarvan.

Minister Adriaansens:

Ja, ik wil de Kamer daar zeker over informeren. Ik ga even kijken of ik dat met een andere brief kan combineren. Als dat niet lukt, doe ik dat in een separate brief. Dan zal het een kort briefje zijn, maar dan komt het ook naar uw Kamer.

De voorzitter:

Dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van het tweeminutendebat Innovatie naar aanleiding van het commissiedebat van 25 mei jongstleden. Ik dank de kijkers thuis en de mensen in de zaal, en de Kamerleden en de minister voor hun bijdrage.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken, en daarna gaan we verder met het debat over de Europese top van 23 en 24 juni aanstaande.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven