34 Tweeminutendebat Toekomstige inzet en hulp aan Afghanistan

Aan de orde is het tweeminutendebat Toekomstige inzet en hulp aan Afghanistan (CD d.d. 27/01).

De voorzitter:

Een hartelijk woord van welkom aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Aan de orde is thans het tweeminutendebat Toekomstige inzet en hulp aan Afghanistan. Het commissiedebat vond plaats op 27 januari. Dat is alweer een tijdje geleden, maar vandaag ronden wij dat plenair af. De heer Kuzu staat al tien minuten bij het spreekgestoelte omdat hij zich daar zo op voorbereid heeft, of omdat hij er zo veel zin in heeft. Het woord is aan hem en hij heeft zoals iedereen twee minuten spreektijd.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Het commissiedebat was zo lang geleden dat ik niet kan wachten. Ik heb daarom ook een aantal moties die ik zal voordragen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er volgens de Verenigde Naties in Afghanistan momenteel een van de grootste humanitaire crises ter wereld gaande is, waarbij 23 miljoen mensen in acute voedselonzekerheid verkeren;

constaterende dat Afghanen zo wanhopig zijn dat ze het meest kostbare verkopen dat ze hebben, namelijk hun nieren en kinderen;

overwegende dat Nederland samen met gelijkgestemde landen hongersnood kan tegengaan in Afghanistan door te doneren aan het World Food Programme van de Verenigde Naties;

verzoekt de regering om financiële middelen te doneren aan het World Food Programme teneinde de hongersnood in Afghanistan tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu.

Zij krijgt nr. 902 (27925).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de taliban meisjes onderwijs ontzeggen met grote gevolgen voor hun toekomst;

constaterende dat schoolmeisjes in Afghanistan volgens Amnesty International "kapot" zijn en "getraumatiseerd" nadat de taliban terugkwamen op hun belofte om scholen voor meisjes te heropenen;

constaterende dat de taliban vrouwelijke journalisten hebben opgedragen hun gezicht te bedekken wanneer ze op televisie verschijnen;

verzoekt de regering om in internationaal verband het Afghaanse regime ervan te doordringen dat deze patriarchale praktijken onacceptabel zijn en meisjes weer toe te laten op alle scholen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu.

Zij krijgt nr. 903 (27925).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet zich diplomatiek, zowel bilateraal als in multilateraal verband, inzet voor de hulpverlening aan de Afghaanse bevolking;

overwegende dat de hulpverlening aan de Afghaanse bevolking gebaat zou zijn bij een monitoringssysteem om ervoor te zorgen dat het geld bij de behoeftige Afghanen terechtkomt;

overwegende dat de regering nog onvoldoende kan waarborgen dat middelen voor projecten niet bij de taliban belanden;

van mening dat middelen moeten terechtkomen bij de Afghaanse bevolking en niet bij het talibanregime;

verzoekt de regering om een monitoringssysteem te ontwikkelen ten behoeve van de hulpverlening aan de Afghaanse bevolking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu.

Zij krijgt nr. 904 (27925).

De heer Kuzu (DENK):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Brekelmans van de fractie van de VVD.

De heer Brekelmans (VVD):

Toen het debat vier maanden geleden plaatsvond, hadden we grote zorgen over Afghanistan en veel kritiek op de taliban. We zagen een toename van terroristische aanslagen, een humanitaire ramp en onderdrukking van vrouwen en minderheden. Sindsdien is de situatie eigenlijk alleen maar verslechterd. De taliban doen te weinig tegen terrorisme en houden zich niet aan afspraken. Ze voeren meer lijfstraffen en executies uit, sluiten vrouwen en meisjes uit van het openbare leven en bedreigen journalisten en rechters. De voornaamste drukmiddelen die we hebben, zijn geld, sancties en formele erkenning. We moeten niet te makkelijk concessies doen aan dit barbaarse regime. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het talibanregime sinds de machtsovername in augustus 2021 mensenrechten op grote schaal blijft schenden, onder andere door lijfstraffen uit te voeren en door vrouwen en minderheden uit te sluiten en te discrimineren;

overwegende dat het talibanregime samenwerkt met terreurorganisaties zoals Al Qaida en onvoldoende doet om terrorisme te bestrijden;

overwegende dat (impliciete) internationale erkenning de taliban legitimiteit verschaft en daarmee een van de weinige drukmiddelen is van de internationale gemeenschap op de taliban;

verzoekt de regering zich internationaal te verzetten tegen erkenning van de taliban en tegen vertegenwoordiging van Afghanistan door talibanafgevaardigden bij multilaterale organisaties, zolang de taliban geen substantiële vooruitgang realiseert in het bestrijden van terrorisme en het respecteren van mensenrechten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Brekelmans, Agnes Mulder, Sjoerdsma en Ceder.

Zij krijgt nr. 905 (27925).

Dank u wel. Dan mevrouw Piri van de fractie van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Piri (PvdA):

Voorzitter. Moeders die hun kind verkopen, meisjes die niet naar school mogen en miljoenen mensen in hongersnood. Het zijn zeer pijnlijke ontwikkelingen, zeker na twintig jaar westerse bemoeienis met en betrokkenheid bij het land. Het kabinet doet er verstandig aan om OS-programma's onder voorwaarden weer op te starten, maar bij het bieden van noodhulp schieten wij ernstig tekort als internationale gemeenschap. Op dit moment gaan Afghanen dood van de honger. Hoe complex de situatie met de taliban ook is, een breder plan ontbreekt, van Nederland en van onze bondgenoten. Hier heb ik straks een motie over.

Eerst nog een aantal vragen. Het is inmiddels duidelijk dat het kabinet in ieder geval niet bereid is om iets te doen voor de achtergebleven bewakers van de ambassade, maar hoe zit het met de andere oud-medewerkers? Duitsland heeft dit jaar al 5.000 mensen weggekregen, ook zonder paspoorten. Hoe ondersteunt Nederland mensen op dit moment om ze het land uit te krijgen? En hoeveel mensen hebben wij nog beloofd op te halen? Ten slotte: is het gelukt om onze oud-ambassademedewerkers fatsoenlijk op te vangen en ze snel van werk te voorzien, zoals door voorgangers van de minister is toegezegd?

Dan de motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de EU slechts beperkte financiële middelen heeft vrijgemaakt voor de opvang van Afghaanse vluchtelingen in buurlanden als Pakistan en in Centraal-Azië;

overwegende dat deze middelen zijn gericht op de opvang van vluchtelingen op korte termijn, en niet onderdeel zijn van een samenhangend plan gericht op het bieden van een duurzaam toekomstperspectief (met een focus op onderwijs en werkgelegenheid) voor zowel vluchtelingen als gastgemeenschappen;

constaterende dat de EU met vijftien lidstaten inclusief Nederland is overeengekomen om ook middels hervestiging een bijdrage te leveren aan de bescherming van Afghaanse vluchtelingen;

verzoekt de regering om met gelijkgezinde landen een aanpak te maken voor de bescherming van Afghaanse vluchtelingen in de regio en om eerdere toezeggingen in EU-verband op het gebied van hervestiging van de meest kwetsbare vluchtelingen zo snel mogelijk uit te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Piri en Van der Lee.

Zij krijgt nr. 906 (27925).

Dank u wel. Dan de heer Boswijk van het CDA.

De heer Boswijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Het is rond deze tijd een jaar geleden dat wij een eerste debat hadden met toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Blok. Hij gaf toen aan, op vragen van het CDA en van andere partijen, dat wij Afghanistan niet in de steek zouden laten. Het is begrijpelijk dat in de afgelopen maanden de focus vooral lag op Oekraïne, maar negen maanden na dato bekruipt mij toch het gevoel dat wij Afghanistan wél in de steek hebben gelaten. 97% van de Afghanen leeft onder de armoedegrens. We hebben natuurlijk allemaal de beelden gezien van kindjes die worden verkocht voor voedsel, en vrouwen die nog verder worden onderdrukt. De taliban lijken de laatste maanden drukker met het onderdrukken van vrouwen dan met het op orde krijgen van de economie. Vorige week ontvingen wij ook een brief van de minister over het voornemen om twee programma's voor vrouwenrechtenactivisten te stoppen. Begrijpen wij goed dat wij hiermee teruggaan naar de wereld van voor 2001? Waarom is dit? En hoe geven wij die hulp dan wel? Graag een toelichting van de minister hierop.

Dan de lange termijn. Collega Brekelmans sprak daar net al even over. Het is ons niet helemaal helder wat nou de visie van Nederland en van de internationale gemeenschap is op Afghanistan. Wij zouden dat toch wel heel graag willen weten, zeker ook omdat er nog partijen zijn in Afghanistan die op dit moment strijden tegen de taliban. Dat is onder andere de Northern Alliance. Die heeft tot afgelopen week ook succes geboekt. Wordt daarover nagedacht? Kunnen er misschien safe havens worden gecreëerd? Of kunnen we via die organisaties misschien hulp bieden? Kan de minister ons daarin wat meer meenemen? De ellende van de Afghanen gaat ons hier allemaal aan het hart.

Dank u wel.

De voorzitter:

U bedankt. Dan de heer Jasper van Dijk van de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Sinds het debat in januari lijkt het met Afghanistan alleen maar bergafwaarts te gaan, op het gebied van mensenrechten, humanitair, op elk gebied eigenlijk. Het is buitengewoon triest. Daarom hoop ik van harte dat er op termijn perspectief ontstaat en dat de internationale gemeenschap alles doet om dit te bevorderen.

Voorzitter. Dan de evacuaties. Ik sluit me aan bij de vragen van mevrouw Piri. Welke inzet pleegt de Nederlandse regering op dit moment om mensen alsnog naar Nederland te krijgen? Volgens mij zijn er nog steeds om en nabij de 1.000 mensen die recht hebben op evacuatie. Graag een bevestiging of dat aantal klopt. Wanneer krijgen we weer een update van de laatste cijfers rond de evacuatie?

Voorzitter, tot slot de Wob-verzoeken rond de evacuaties. Ik heb deze minister daarover ondervraagd in het vragenuur van 10 mei. Helaas weigert de regering om de stukken te leveren, ondanks de wettelijke termijnen. Die worden ruimschoots overschreden. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat transparantie essentieel is voor het controleren van de macht;

constaterende dat reeds maanden geleden Wob-verzoeken zijn gedaan inzake de evacuatie uit Afghanistan, maar dat de meeste stukken nog steeds niet geleverd zijn;

tevens constaterende dat de overheid hierdoor sinds geruime tijd een dwangsom van €100 per dag betaalt;

verzoekt de regering per direct de ontbrekende stukken te leveren;

verzoekt de regering tevens voldoende capaciteit vrij te maken zodat toekomstige verzoeken tijdig worden afgehandeld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk.

Zij krijgt nr. 907 (27925).

Dank u wel. Dan de heer Hammelburg van de fractie van D66.

De heer Hammelburg (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik sluit me aan bij de vorige sprekers. Ik wil herhalen dat zich een vreselijke situatie voltrekt in Afghanistan. Ook is er nog de vreselijke onduidelijkheid over de politieke situatie, zoals de heer Brekelmans en mijn collega Sjoerdsma terecht aangeven, met de taliban die niet erkend mogen worden en zich nog steeds aan vreselijke mensenrechtenschendingen schuldig maken.

Voorzitter. Ik waardeer de inzet van deze minister en die van minister Hoekstra, en de woorden de we hebben gewisseld in het debat van alweer een tijd geleden over de situatie en over de steun die wij als Nederland aan Afghanistan geven. Laat ik nog maar eens herhalen dat wij als Nederland na twintig jaar aanwezigheid ook een morele verplichting hebben, los van de veiligheidsoverwegingen, om te doen wat we wel kunnen doen. Ik snap de situatie. Ik snap dat die verschrikkelijk ingewikkeld is. Ik snap ook de vragen van de heren Brekelmans en Boswijk. Ik sluit me daarbij aan. Ik sluit me ook aan bij de vragen van mevrouw Piri over de evacués.

Voorzitter. Ik maakte me de vorige keer in het debat ook zorgen over de strategie van het kabinet om de komende weken, maanden en jaren betrokkenheid bij Afghanistan te blijven tonen, en ook echt in te blijven zetten op de ondersteuning van maatschappelijke organisaties. Die kunnen namelijk wel degelijk de services bieden die we niet via de taliban kunnen regelen en organiseren. Zij kunnen bijvoorbeeld de vrouwenrechtenbeweging helpen met het bieden van onderwijs aan meisjes. Je kunt het zo gek niet bedenken. Dat gebeurt op dit moment niet onder dit vreselijke regime. Zij kunnen daar wel voor zorgen.

Ik waardeer de brief van de minister. Daar staat duidelijk in dat ze bezig is met het langetermijnbeeld. Ik wil echter een stap verder. Ik wil namelijk iets meer zekerheid; vandaar deze motie met de heer Boswijk.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland een morele verplichting heeft na twintig jaar presentie in Afghanistan om een heldere strategie te formuleren voor de steun aan en samenwerking met de Afghaanse bevolking in de toekomst;

overwegende dat het kabinet voor de zomer zoals toegezegd een aanvullend langeretermijnbeeld met de Kamer deelt waarbij vooruitgekeken wordt op eventuele aanvullende inzet in Afghanistan;

verzoekt de regering op basis van dit langeretermijnbeeld nog deze zomer een langetermijnstrategie voor Afghanistan aan de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hammelburg en Boswijk.

Zij krijgt nr. 908 (27925).

De heer Hammelburg (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot zover de termijn van de Kamer. Ik schors tot 17.35 uur. O, de heer De Roon moet nog. Ik zou bijna de heer De Roon over het hoofd zien. Excuses, excuses. Hoe maak ik dit ooit weer goed?

Het woord is aan de heer De Roon.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Nederland gaat nu weer verkapte begrotingssteun geven aan Afghanistan. Afghanistan is een land dat geleid wordt door een kabinet met veertien internationaal erkende terroristen in de gelederen. Aan de lange Nederlandse geschiedenis van mislukte hulpprojecten wordt nu weer een gitzwart hoofdstuk toegevoegd, moet ik tot mijn spijt zeggen. Alle praatjes over vrouwenrechten, de taliban 2.0 en dat je met de taliban in contact moet treden om resultaat te behouden, kunnen de prullenbak in.

Als de taliban de afgelopen weken en maanden namelijk iets hebben laten zien, is het wel dat ze aan al onze moralistische preken geen enkele boodschap hebben. Vrouwen worden weer in een boerka gehesen en hun rechten worden bij het grofvuil gezet. Ik zal niet de hele tirade herhalen die de heer Brekelmans over de misstanden in Afghanistan heeft uitgesproken, maar ik sluit me er wel bij aan. Het regime dat daarvoor verantwoordelijk is, mag daarom nooit door Nederland financieel gesteund worden, ook niet indirect.

Dat leidt tot de eerste motie die ik wil indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland via fondsen van de VN en de Wereldbank de zogeheten "basisdiensten" in Afghanistan financieel gaat stutten met tientallen miljoenen euro's;

overwegende dat het hier in feite gaat om het indirect geven van begrotingssteun aan het terroristische talibanregime, hetgeen totaal onacceptabel is;

verzoekt de regering zich per direct uit deze fondsen terug te trekken, en het talibanregime nimmer (direct of indirect) te steunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon.

Zij krijgt nr. 909 (27925).

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Ook het hulpgeld dat via door Nederland gesubsidieerde ngo's naar Afghanistan gaat, is in onze ogen weggegooid geld. Dat bleek al in februari, toen de directrice van Stichting Vluchteling op de radio vertelde dat zij in Afghanistan als een soort hulpsinterklaas cashgeld aan het uitdelen was. Je kunt net zo goed een helikopter of een drone sturen met een pakket geld en dat over de menigte uitstrooien. Er is namelijk geen controle meer. Dat was ook in dat geval zo.

Daarom deze tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de door Nederland gesubsidieerde organisatie Stichting Vluchteling cashgeld uitdeelde in Afghanistan;

overwegende dat een dergelijke omgang met Nederlands belastinggeld in een door terroristen doordrenkte omgeving volstrekt onverantwoord is;

verzoekt de regering om de subsidie aan Stichting Vluchteling per direct stop te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon.

Zij krijgt nr. 910 (27925).

De heer De Roon (PVV):

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik schors tot 17.40 uur. Dan gaan we luisteren naar de antwoorden.

De vergadering wordt van 17.30 uur tot 17.41 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Schreinemacher:

Dank u wel, voorzitter. We hebben natuurlijk het gesprek en het debat hierover eerder gevoerd, in januari al. Helaas hebben we gezien dat de situatie niet verbeterd is. Ik begrijp uw zorgen. Ik begrijp dus ook veel van de moties. Waar het kan, geef ik ze natuurlijk oordeel Kamer. Sommige zal ik moeten ontraden, maar dat zal ik dan nader duiden.

Ik begin met de motie op stuk nr. 902 van de heer Kuzu van DENK. Die gaat over steun aan het World Food Programme. Die ontraad ik. De reden daarvoor is dat wij in 2022 51 miljoen ongeoormerkt aan het World Food Programme geven. Recent hebben we dat nog met 20 miljoen verhoogd vanwege de voedselcrisis die ophanden is. Daarnaast maakt het World Food Programme ook nog gebruik van VN-fondsen met daarin een Nederlandse bijdrage, zoals 75 miljoen aan het CERF of 20 miljoen aan het Afghanistan Humanitarian Fund. We geven dus een heleboel aan het World Food Programme. Dat gaat ook gedeeltelijk naar Afghanistan, maar wij doen dat ongeoormerkt. Wij geven dus eigenlijk het World Food Programme de regie daarover. Daarom ontraad ik deze motie.

De tweede motie van de heer Kuzu, die op stuk nr. 903, geef ik oordeel Kamer.

De derde motie van de heer Kuzu, die op stuk nr. 904, over het monitoringsysteem geef ik ook oordeel Kamer.

De vierde motie van de heer Brekelmans, die op stuk nr. 905: oordeel Kamer. Een motie van de heer Brekelmans daarover is in november aangenomen, dus dat is staand beleid. Daarom kan ik de motie oordeel Kamer ...

De voorzitter:

Dan is die eigenlijk overbodig, zou ik zeggen. Het was een hele andere motie, zegt hij. Nu snap ik het.

Minister Schreinemacher:

Dat was een andere motie, ja. Maar goed, oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 906 van de PvdA. Deze discussie hebben we ook tijdens het commissiedebat in januari gehad. Daarover heeft u uitvoerig met collega Hoekstra van gedachten gewisseld. Als ik "hervestiging" zo mag lezen dat het gaat over de bestaande afspraken die er zijn over de hervestiging van Afghaanse vluchtelingen, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Mevrouw Piri knikt ja.

Minister Schreinemacher:

Oké.

Dan de motie op stuk nr. 907. De heer Van Dijk verzoekt per direct ontbrekende stukken te leveren en voldoende capaciteit vrij te maken. We hebben hier tijdens het mondelinge vragenuur natuurlijk ook al over van gedachten gewisseld. Ik heb de heer Van Dijk toen gezegd dat we ons uiterste best doen om die stukken z.s.m. openbaar te maken. Daar zijn we dus nog steeds mee bezig. Dat doen we zo snel mogelijk, maar per direct is op dit moment nog onmogelijk. Over het vrijmaken van extra capaciteit heb ik toen ook aangegeven dat er extra mensen zijn ingezet. Daarom ontraad ik deze motie. Voor de zomer zal de minister van Binnenlandse Zaken bij de Kamer terugkomen met een brief daarover. Ik heb namelijk tijdens het vragenuur toegezegd om de capaciteit voor de behandeling van Wob-verzoeken en Woo-verzoeken in het kabinet te bespreken. Dat heb ik aan de orde gesteld.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik vind dit verbazingwekkend, hoor. De minister geeft zelf toe: dit hadden we eigenlijk allang moeten regelen. De termijnen zijn ruimschoots verstreken. Er is zelfs al extra capaciteit vrijgemaakt, dus dan wordt het eigenlijk nog gênanter dat het er niet is. Nu zegt de minister: voor de zomer gaan we ermee komen. Ik heb ergens gelezen dat ze 1 juli komen. Wanneer zijn de stukken nu bij de mensen die ze hebben opgevraagd?

Minister Schreinemacher:

Voor 1 juli. Dat gaat om de stukken die openbaar gemaakt moeten worden. "Voor de zomer" gaat over de brief die de minister van Binnenlandse Zaken aan uw Kamer zal sturen. Dit gaat nu dus over twee verschillende dingen, maar het is nu beoogd dat 1 juli alle stukken openbaar zijn.

De heer Jasper van Dijk (SP):

1 juli zijn de stukken openbaar. Er komt ook nog een brief over ...

Minister Schreinemacher:

Over de capaciteit bij alle ministeries om aan de Woo-verzoeken te voldoen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Oké. U zult begrijpen dat ik niet tevreden ben met die 1 juli. Dat staat in mijn motie. Vandaar dat ik die uiteraard in stemming breng.

Minister Schreinemacher:

Ja.

Dan de motie op stuk nr. 908 van de heer Hammelburg, met de vraag of de langetermijnstrategie in de langetermijnvisie opgenomen kan worden. Dat zullen wij doen, dus oordeel Kamer wat mij betreft.

Dan de motie op stuk nr. 909 van de heer De Roon over de basisdiensten en terugtrekking uit de internationale fondsen. Hier hebben we tijdens het debat al het een en ander over gewisseld. Op dit moment geven wij alleen geld, of laten wij alleen geld vrijmaken bij de internationale fondsen, onder heel strikte voorwaarden. Eén. De diensten moeten toegankelijk zijn voor vrouwen en meisjes. Twee. Er mag geen inhoudelijke bemoeienis zijn van de taliban. Drie. Het geld gaat niet via de taliban. Als aan die strikte voorwaarden kan worden voldaan, kunnen die internationale fondsen, die basisdiensten — je kunt het humanitaire basisdiensten noemen, want dat is gezondheidszorg eigenlijk — wat ons betreft vrijgegeven worden. Daarom ontraad ik deze motie.

Dan ten slotte de motie op stuk nr. 910, ook van de heer De Roon. Die motie gaat over de cash remittances. Dat is op dit moment onderdeel van de Dutch Relief Alliance Joint Response. Het is echt een bewezen effectieve manier van humanitaire hulp verlenen, dus dit valt wat ons betreft echt onder het kopje humanitaire hulp. We hebben ook in het debat gewisseld dat humanitaire hulp niet voorwaardelijk is, want mensen die in nood verkeren, moeten op die hulp kunnen rekenen. Er zijn ook veel checks-and-balances bij de organisaties die die hulp geven. Dus deze motie ontraad ik ook.

De voorzitter:

Helder. Dan zijn we door de moties heen. Een vraag nog van de heer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):

Er waren ook vragen. Om te beginnen, ik waardeer de inzet van het kabinet voor het Wereldvoedselprogramma. De minister gaf aan dat we 50 miljoen doneren. Ik heb ook even het lijstje bekeken. Ik zag bijvoorbeeld een land als Pakistan, een buurland van Afghanistan. Dat doet eigenlijk bijna vier keer zo veel als Nederland. Ik zie zelfs dat Somalië drie keer zo veel doet als Nederland. Daarom vraag ik de minister of zij bereid is om in haar begroting even te gaan zoeken en te speuren of er misschien iets meer mogelijk is dan de bijdrage die we op dit moment leveren. Dan ben ik ook bereid om de motie aan te houden.

Minister Schreinemacher:

Op dit moment geven wij, zoals ik al zei, direct aan het World Food Programme, maar ook aan de VN. Daar kan het World Food Programme ook gebruik van maken. Dus het is niet zo dat het bij die 70 miljoen, dus die 51 miljoen plus 20 miljoen, blijft. Het is uiteindelijk veel meer dan dat bedrag. Alleen, het gaat niet direct naar het World Food Programme, maar via andere internationale organisaties.

De heer Kuzu (DENK):

Mijn vraag was: is de minister bereid om in de randen van haar begroting te kijken of er misschien toch iets meer mogelijk is dan datgene wat we op dit moment doen? Misschien is er, nadat ze heel goed heeft gekeken naar haar begroting, dan toch iets meer mogelijk. Dan hoef ik de motie niet in stemming te brengen en houden we haar aan.

Minister Schreinemacher:

Die 20 miljoen, die recentelijke verhoging, komt al een beetje uit de randen van de begroting, als ik het zo mag zeggen. Daarbij heb ik ook onlangs in een debat aangekondigd dat we 46 miljoen extra aan humanitaire noodhulp geven. Dat moet ook voedselcrisissen bestrijden. Dus wat dat betreft hebben we het al flink verhoogd voor humanitaire noodhulp.

De voorzitter:

Het antwoord luidt nee, volgens mij, dus de motie blijft gewoon en vigueur. De heer Hammelburg.

De heer Hammelburg (D66):

Ik begrijp het antwoord van de minister op de vraag van de heer Kuzu heel goed. Er wordt gewogen gekeken wat we moeten uitgeven aan Afghanistan, maar ook aan andere landen waar zich crises voltrekken. Daar gaat mijn vraag over, naar aanleiding van de motie van Kuzu. Kan de minister nog een keer goed kijken of al die middelen op een goede wijze worden verdeeld over de verschillende crisisgebieden waar Nederland zich actief voor inzet? Want de ontwikkelingen in Afghanistan en in Oekraïne vragen erom om dit constant te monitoren. Is de minister bereid daar nog eens goed naar te kijken, en om ook periodiek te blijven kijken of die middelen goed worden verdeeld over de verschillende programma's, gezien de verschrikkelijk snelle ontwikkelingen?

Minister Schreinemacher:

Ja, daar ben ik zeker toe bereid.

De heer De Roon (PVV):

De minister begon haar betoog vanmiddag met de uitdrukking: ik zie natuurlijk ook wel dat het niet vooruitgaat in Afghanistan. Dat is natuurlijk een misplaatst understatement. Ik zou de minister willen vragen om niet meer met meel in de mond te praten over dit soort situaties, maar om, als de situatie slecht is, dan ook gewoon te zeggen: het gaat slecht in Afghanistan.

Minister Schreinemacher:

Het gaat slecht in Afghanistan, ja.

De voorzitter:

Dank u wel. Nou, meneer De Roon, dat heeft u toch even mooi weten uit te onderhandelen. Ja, dat doen we hier in de Tweede Kamer. Dan waren er nog een paar vragen.

Minister Schreinemacher:

Ja. Allereerst de vraag van mevrouw Piri: hoe gaat het met de lokale medewerkers die werden overgebracht? Zij zijn allen overgebracht en opgevangen en zij worden door ons geholpen bij het vinden van werk. Enkelen werken inmiddels op het ministerie in Den Haag.

Dan nog een vraag, van de leden Piri, Van Dijk en Hammelburg, over de inzet om mensen alsnog over te brengen: om hoeveel mensen gaat het op dit moment? We zijn nog steeds dagelijks bezig met het overbrengen van mensen. Het kabinet zet zich ervoor in om de mensen die daarvoor in aanmerking komen, zo spoedig mogelijk over te brengen via diverse routes. Dat hebben we ook in de brief van 31 maart beschreven. Het belangrijkste knelpunt daarbij blijft het verkrijgen van een Afghaans paspoort, onder andere gewoon door een groot tekort aan nieuwe paspoorten in het land. We zijn samen met andere landen in overleg, bijvoorbeeld met Pakistan, om nogmaals een uitzondering te maken voor een grote groep Afghanen zonder paspoort en visum, zodat ook zij zonder paspoort via Pakistan naar Nederland kunnen reizen. We zoeken ook nog steeds andere opties en maken gebruik van mogelijkheden die zich daarvoor voordoen. Op dit moment is er voldoende capaciteit bij het team dat zich hiervoor inzet. Er wachten op dit moment inderdaad nog een kleine duizend mensen op overbrengen. Tot dusver zijn er sinds september 1.675 personen overgebracht. Mijn collega, minister Hoekstra, zal u over de verdere vorderingen informeren.

De voorzitter:

Mevrouw Piri, kort.

Mevrouw Piri (PvdA):

Ja, heel kort. Een verduidelijking van dat "verder informeren". Is dat per brief? De minister sprak over de lokale oud-medewerkers van BZ. Bij mijn weten zijn dat 37 individuen, die in september gekoppeld zijn aan de organisatie om hen te begeleiden naar werk. Ik ben blij om te horen dat een aantal mensen inmiddels op het ministerie werken. Zoals ik het begrijp, worden heel veel mensen gematcht met werk, maar kan dat dan niet doorgaan omdat ze geen huisvesting hebben. Kan de minister daar iets over zeggen? Als dat niet in het debat kan, zou ik het antwoord graag per brief krijgen.

Minister Schreinemacher:

Ja, ik denk dat het goed is dat mijn collega, minister Hoekstra, u op de hoogte brengt van de vorderingen op het gebied van het aantal over te brengen mensen en dat hij die laatste vraag daarin meeneemt.

De voorzitter:

Prima. Waren dat alle vragen?

Minister Schreinemacher:

Nee, nog één vraag van het CDA, over de vrouwenorganisaties: hebben we nu alle projecten die ten doel hebben om vrouwenrechten te promoten in Afghanistan, stopgezet? Dat is niet het geval. In mijn brief heb ik aangegeven dat we nu een enkel project hebben stopgezet, maar dat een aantal projecten nog wel doorgaan. De reden dat het project is gestopt, is dat de veiligheid van de mensen die aan dat project werkten, niet kon worden gewaarborgd. Dat is wel een voorwaarde voor ons: het team moet daar ter plaatse veilig zijn werk kunnen doen. We zullen u daar verder over informeren in de langetermijnstrategie, de langetermijnvisie, die nog voor de zomer naar de Kamer komt.

De voorzitter:

Prima, hartstikke goed. Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag stemmen wij over de moties. Dank aan de minister. Fijn dat u bij ons was vandaag. Ik schors tot 18.45 uur en dan gaan we praten over een initiatiefwetsvoorstel.

De vergadering wordt van 17.55 uur tot 18.45 uur geschorst.

Naar boven