4 Waterstof

Aan de orde is het tweeminutendebat Waterstof (CD d.d. 13/04).

De voorzitter:

Dan ga ik als eerste het woord geven aan de heer Erkens van de VVD. Gaat uw gang.

De heer Erkens (VVD):

Dank u, voorzitter. We hebben vorige week uitvoerig met elkaar gesproken over waterstof. De minister had het toen nog over een minimumdoel van 3 tot 4 gigawatt opgewekt vermogen in 2030. Het is van belang dat we die ambitie verhogen. Ik heb gezamenlijk met D66 hiervoor een actieplan en een voorstel ingediend. Hiermee geven we invulling aan de ambitie uit het coalitieakkoord en aan de verwachte eisen uit het "Fit for 55"-pakket, maar ook aan de noodzaak tot een snellere vermindering van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen uit onvrije landen, zoals Poetins Rusland. Ik ben blij met de toezegging van een verhoging van het nationale doel en met dat de minister in gesprek gaat met het Nationaal Waterstof Programma om te kijken hoe dat doel opgehoogd kan worden. De uitkomst daarvan komt met een beleidsbrief na de zomer richting de Kamer.

Ik heb drie vragen om de toezegging nog iets helderder te krijgen. Gaat de minister er expliciet over in gesprek hoe een doel van 8 gigawatt haalbaar zou zijn? Gaat hij hierbij ook een concreet doel voor import opnemen? En neemt hij hierin ook mogelijke afspraken mee over gewenste kostendalingen bij de productie van groene waterstof, ook in lijn met de aanpak die we bij wind op zee hebben toegepast in het verleden?

We kunnen en mogen niet weer dezelfde fout maken door onze waterstof grotendeels te importeren uit onvrije landen. Ik ben dan ook blij met de toezegging om waterstof mee te nemen in de te ontwikkelen "afhankelijkheidsmonitor", zoals we 'm noemen. Misschien was een "onafhankelijkheidsmonitor" een mooiere naam ervoor — misschien kan de minister dat nog meenemen. Dat klinkt toch een stuk krachtiger dan een afhankelijkheidsmonitor. Afrondend één vraag hierover. Kan de minister bij de uitvoering van de toezegging en bij de onafhankelijkheidsmonitor helder maken wat hij als een maximumpercentage ziet van import uit één specifiek onvrij land? Wat is de kritieke waarde? Zou hij daarover wat reflecties kunnen delen in de brief die de Kamer ontvangt?

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Ik dank u. Ik geef het woord aan mevrouw Kröger van GroenLinks. Gaat uw gang.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Voorzitter. Twee moties en een vraag. Om te beginnen de moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de import en export van waterstof deel uitmaakt van het Nationaal Waterstof Programma;

overwegende dat de grootschalige productie en export van groene waterstof economische kansen biedt voor landen met veel zon en wind, maar tevens risico's met zich meebrengt voor duurzame ontwikkeling, zoals aantasting van landrechten en zoetwaterschaarste;

overwegende dat een analyse van de duurzaamheidsrisico's in internationale waterstofketens bedrijven houvast geeft bij het maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) en de opmaat kan vormen tot duurzaamheidscriteria voor geïmporteerde waterstof;

overwegende dat in de Duitse duurzaamheidscriteria ook de toegang tot duurzame energie voor de lokale bevolking is opgenomen en het kabinet voornemens is bij dit initiatief aan te sluiten;

verzoekt de regering om een sectorspecifieke mvo-risicoanalyse te laten uitvoeren voor waterstofimport,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Boucke.

Zij krijgt nr. 1025 (32813).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de productie en het aanbod van groene waterstof beperkt zijn en dat daarom de inzet van groene waterstof zeer gericht moet zijn;

overwegende dat voor veel sectoren al andere duurzame oplossingen beschikbaar zijn, terwijl voor sommige sectoren groene waterstof het enige duurzame alternatief is;

verzoekt de regering een waterstofladder te ontwikkelen waarbij een volgorde wordt aangegeven van (sub)sectoren die prioriteit krijgen bij de levering van groene waterstof en waarbij ook rekening gehouden dient te worden met nieuwe innovatieve toepassingen van waterstof die nog in ontwikkeling zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger, Boucke, Thijssen en Van Raan.

Zij krijgt nr. 1026 (32813).

Ik dank u zeer.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Voorzitter. In het debat hebben we ook het nodige gewisseld over marktordening en daar gaan we ook nog een apart debat over voeren. Ik denk dat het de Kamer zou helpen als de minister nog nader ingaat op de verschillende modellen die er zijn voor de marktordening van met name de productie. Gaan we werken met een concessiemodel? Gaan we dingen tenderen? Gaan we dingen in contract brengen? Laten we het over aan private bedrijven met overheidssubsidie? Hoe zorgen we dan dat de baten terugvloeien? Ik hoop dat de minister die verschillende modellen kan uitwerken in de brief over de marktordening.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Ik dank u. Het woord is aan de heer Dassen van Volt. Gaat uw gang.

De heer Dassen (Volt):

Dank, voorzitter. We hebben afgelopen week een belangrijk debat gehad over waterstof. In mijn optiek is nog wel het een en ander onduidelijk over hoe we die gaan inzetten. We merken dat veel op waterstof ingezet zal gaan worden, dat veel sectoren daar ook gebruik van willen gaan maken, maar dat nog niet helemaal scherp is waar dat nou het beste ingezet kan worden. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de inzet van groene waterstof in onze economie veel groene stroom vraagt en alleen in sectoren zou moeten worden ingezet, waar niet geëlektrificeerd kan worden;

overwegende dat verschillende sectoren waterstof willen gaan toepassen;

verzoekt de regering een expliciete weging te maken, bijvoorbeeld via een kosten-batenanalyse per sector, over de toepassing van (groene) waterstof ten opzichte van andere vormen van energie (bijvoorbeeld elektrificatie),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dassen en Grinwis.

Zij krijgt nr. 1027 (32813).

Ik dank u zeer. Kijk, ik wilde net zeggen: het is niet verboden om bij een tweeminutendebat korter dan twee minuten te spreken, en u doet het al zonder dat ik het zeg. Fantastisch. U bent goed bezig, meneer Dassen. Ja, een schouderklopje van meneer Thijssen. Voor de resterende sprekers ligt de lat nu op 1 minuut 10. Meneer Thijssen, het woord is aan u.

De heer Thijssen (PvdA):

Dank u, voorzitter. In het waterstofdebat hebben we inderdaad veel gepraat over de marktordening. We hebben er ook over gepraat dat we een enorm bedrag gaan uittrekken om dit voor elkaar te krijgen, althans dat is het kabinet voornemens. De Partij van de Arbeid wil dat steunen, mits we zien dat de industrie eerlijk bijdraagt. Daar hebben we het over gehad. Maar wat we natuurlijk ook willen, is zeker weten dat we, als we dat enorme bedrag uitkeren, niet te veel subsidiëren en hoe we oversubsidie voorkomen. Als we het daar in de toekomst over gaan hebben, ben ik benieuwd hoe de minister dat wil doen. Wij hebben het idee aangedragen van HydroTerra en gezegd dat dat een manier is, maar het kan ook met Invest-NL. Wil de minister goed uit de doeken doen hoe wij als Nederlandse belastingbetaler waar krijgen voor elke euro die we daarin investeren? Daarnaast is er natuurlijk een voorstel geweest van een aantal coalitiepartijen om de ambitie voor 2030 te verhogen. Nou, dat is mooi. Daarom zit ik te kijken of we dat ook in 2025 al kunnen doen en vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het in het Klimaatakkoord afgesproken streven voor elektrolysecapaciteit in 2030 minimaal moet verdubbelen naar 8 gigawatt om tegemoet te komen aan de ambities die geformuleerd zijn in het "Fit for 55"-pakket en in REPowerEU;

constaterende dat in het Klimaatakkoord wordt gestreefd naar slechts 500 megawatt elektrolysecapaciteit in 2025;

verzoekt de regering de ambitie voor elektrolysecapaciteit in 2025 te verdubbelen naar 1 gigawatt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thijssen en Van Raan.

Zij krijgt nr. 1028 (32813).

Dank u wel. Het woord is aan de heer Grinwis van de ChristenUnie. Ja, sorry, meneer Thijssen. Goed gedaan. U had nog een halve minuut over. Ja, ja, ja. Gaat uw gang, meneer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Drie punten. Groene waterstof is niet de haarlemmerolie van de energietransitie, maar we hebben het wel nodig. Vandaar, samen met collega Dassen, een mooie motie.

Mijn tweede punt. Tijdens het debat — een mooi debat — heb ik het fieldlab in Dordrecht en het prachtige akkerbouwbedrijf Dogterom in Oude Tonge ten voorbeeld gesteld. Ik heb de minister aangemoedigd om deze initiatieven te helpen door meer experimenteerruimte te creëren. Ik weet dat hij daar samen moet werken met andere ministeries en ministers zoals opnieuw collega De Jonge, die met de Omgevingswet dit soort experimenteerruimte mogelijk moet gaan maken. Mijn oproep is: alsjeblieft minister, geef deze bedrijven een zetje door hun innovatieruimte te geven. Want het is toch prachtig als dit op die manier een boost kan krijgen.

Mijn derde punt. We moeten de disproportionele afhankelijkheid van aardgas van Rusland niet inruilen voor nieuwe disproportionele afhankelijkheden. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de huidige grote Europese afhankelijkheid van aardgas uit Rusland zeer ongewenst is;

overwegende dat de verduurzaming van de economie een opschaling van productie en import van groene waterstof uit het buitenland zal vergen;

overwegende dat de huidige situatie van disproportionele afhankelijkheid van de import van aardgas uit Rusland niet moet worden ingeruild voor disproportionele afhankelijkheden in de import van groene waterstof;

verzoekt de regering in samenwerking met marktpartijen disproportionele afhankelijkheid van groene waterstof uit een enkel land tegen te gaan door in te zetten op diversificatie in herkomstlanden en een maximumaandeel van de totale import aan waterstof per land vast te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis en Erkens.

Zij krijgt nr. 1029 (32813).

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Bontenbal van het CDA. Gaat uw gang.

De heer Bontenbal (CDA):

Dank, voorzitter. Het CDA heeft al een aantal keren gepleit voor de raffinageroute en het inzetten van waterstof daarin. Het gaat mij niet hard genoeg en daarom deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie het mogelijk heeft gemaakt om groene waterstof die wordt ingezet in raffinageprocessen mee te tellen bij het aandeel hernieuwbare energie dat wordt ingezet in de transportsector;

constaterende dat nationale implementatie hiervan een bepalende factor zal zijn voor de vraag in welke lidstaat elektrolysers worden neergezet;

constaterende dat het gebruik van waterstof in deze raffinageroute in Nederland momenteel alleen mogelijk wordt gemaakt met een openstelling in de Jaarverplichting Energie Vervoer in 2023 en 2024;

overwegende dat dit marktpartijen geen enkele langetermijnzekerheid biedt en er daardoor geen investeringen in groene waterstof zullen plaatsvinden op basis van deze openstelling;

verzoekt de regering zo snel mogelijk een voorstel te doen voor het openstellen van de raffinageroute na 2025 en het volwaardig opnemen van de raffinageroute in beleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bontenbal en Grinwis.

Zij krijgt nr. 1030 (32813).

De heer Bontenbal (CDA):

Mijn tweede motie gaat uiteraard over de kleine SMR's. Ik kon het niet laten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voldoende waterstofproductie in Nederland nodig is om niet te afhankelijk te worden van het buitenland;

constaterende dat waterstofproductie uit wind op zee niet voldoende zal zijn om te voorzien in behoefte aan waterstof, mede omdat de elektrificatie van de industrie veel extra schone elektriciteit vraagt;

constaterende dat de combinatie van kleine modulaire kernreactoren en elektrolysers een goede optie kan zijn voor waterstofproductie;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe, op welke schaal en tegen welke prijs waterstofproductie door SMR's (bij de industrieclusters) kan plaatsvinden, en de Kamer hierover voor het einde van 2022 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bontenbal en Erkens.

Zij krijgt nr. 1031 (32813).

De heer Bontenbal (CDA):

Tot slot, voorzitter. Ik heb nog vijftien seconden. Het waterstofdebat was wat mij betreft een van de boeiendste en meest constructieve debatten die we in het afgelopen jaar gevoerd hebben. Ik heb ervan genoten. Ik denk dat we dat in de komende maanden steeds op die manier moeten doen met elkaar.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Kijk, dat horen we graag. Voor dit soort mededelingen is altijd tijd. Dank u wel. Het woord is aan de heer Van Raan van de Partij voor de Dieren.

De heer Van Raan (PvdD):

Ik begin met twee citaten van Niels Bohr. De eerste is: "Onthouden wat iemand gezegd heeft, maar vergeten wie." Het tweede citaat is: "Voorspellen is moeilijk, vooral waar het de toekomst betreft." We weten niet hoe de waterstofeconomie, de waterstofmarkt eruit gaat zien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het belangrijk is dat we voor onze energievoorziening niet te afhankelijk worden van andere overheden of private partijen;

constaterende dat de Gasunie en daarmee ook de overheid juist een terugtrekkende beweging maakt uit het enige groenewaterstofproject in Nederland, NortH2;

overwegende dat de verhoudingen in de ontluikende groene waterstofmarkt vooralsnog onvermijdelijk, onduidelijk, veranderlijk en risicovol zijn;

verzoekt de regering om in de marktordening groene waterstof vooralsnog het concessiemodel toe te passen, waarmee de overheid exclusieve en voorlopige exploitatierechten aan partijen kan geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raan.

Zij krijgt nr. 1032 (32813).

De heer Van Raan (PvdD):

Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet bereid is miljarden ter beschikking te stellen om de productie van en het transport van groene waterstof mogelijk te maken;

constaterende dat er nog geen duidelijkheid is over wie er straks wel en wie niet gebruik mag maken van die groene waterstof;

verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat dit alleen bedrijven kunnen zijn die passen binnen de circulaire economie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raan, Thijssen en Kröger.

Zij krijgt nr. 1033 (32813).

De heer Van Raan (PvdD):

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u. Overigens heeft Niels Bohr ook van alles van waterstof gevonden. Dat weet u. Het woord is aan mevrouw Van der Plas van BBB. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er brede consensus is dat er een belangrijke rol voor waterstof in de toekomst is weggelegd in de energietransitie;

constaterende dat agrariërs klaar staan om op korte termijn waterstof te gaan produceren, wat tevens een oplossing kan bieden voor netcongestieproblemen en het voorkomen van het afschalen van opwek van duurzame energie;

constaterende dat dit de agrarische sector kan helpen verduurzamen;

overwegende dat het middensegment qua H2-productie onvoldoende stimuleringsmaatregelen kent maar wel kan bijdragen aan de regionale opwek van groene waterstof;

verzoekt de regering een budget van 25 miljoen vrij te maken uit de klimaatgelden om zes demonstratieprojecten op te zetten voor regionale groenewaterstofproductie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 1034 (32813).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de energietransitie in de luchtvaart essentieel is;

constaterende dat het initiëren van waterstofinfrastructuur een belangrijke bijdrage kan leveren aan verduurzaming van de luchtvaart en dat Groningen Airport Eelde zich met zijn ecosysteem voor waterstof ontwikkelt tot proeftuin voor innovaties in de mondiale energietransitie van de luchtvaart;

verzoekt de regering om samen met Groningen Airport Eelde, de betrokken ministeries van EZK en IenW en mogelijk andere stakeholders te onderzoeken hoe deze koploperspositie in de komende jaren kan worden geborgd, na te gaan hoeveel middelen de luchthaven daarvoor nodig heeft en of en in welke mate het kabinet die kan vrijspelen, bijvoorbeeld uit de klimaatgelden, en de Kamer daar voor de zomer over te infomeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 1035 (32813).

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dan heb ik nog één vraag aan de minister.Toen het ging over het expertisecentrum voor gemeenten zei de minister dat datmogelijk ondergebracht zou worden bij het Expertise Centrum Warmte van de RVO. Ik wil aan de minister vragen of hij ons voor de zomer nog kan informeren over het hoe en wat. Is het gelukt? Zo ja, in welke vorm?

Dank u wel.

De voorzitter:

Er is voor u een interruptie van de heer Van Raan. Het betreft een hele korte, heb ik inmiddels begrepen.

De heer Van Raan (PvdD):

Een week geleden hadden we weer een techno-optimistisch praatje van vier oudere heren uit de luchtvaartindustrie. Zij hadden het ook over waterstof. Misschien kan de motie van Van der Plas ook de vraag inhouden of de energiebehoefte wordt meegenomen die nodig is om waterstof vervangbaar te maken voor het huidige kerosineverbruik; dat is een vraag aan de minister via mevrouw Van der Plas. Ik denk dat het wel een soort realitycheck is voor techno-optimisten als ze zien hoe godvergeten veel energie …

De voorzitter:

Pardon.

De heer Van Raan (PvdD):

… hoe enorm veel energie nodig is voor het produceren van waterstof voor de luchtvaartindustrie. Excuus, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u.

De heer Van Raan (PvdD):

Als dat erbij hoort, dan denk ik dat ik de motie misschien wel zou kunnen steunen.

De voorzitter:

Volgens mij wordt u hier als een soort postillon d'amour gebruikt om een vraag aan de minister te stellen. Ik zou maar "ja" zeggen, mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja. Dit gaat via mij, en de minister gaat dan straks misschien namens mij antwoorden.

De voorzitter:

Ja, fijn. Hartelijk dank.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat is toch alweer een stapje dichter bij het ministerschap voor mij. Dus dank u wel, meneer Van Raan.

De voorzitter:

Het woord is ten slotte aan de heer Boucke van D66.

De heer Boucke (D66):

Dank u wel, voorzitter. Niet alleen de bèta's onder ons hebben gesmuld van het waterstofdebat, want ik weet dat alle deelnemers het een heel goed en inhoudelijk debat vonden. Ook ik vond dat.

Voorzitter. Waterstof hebben we heel hard nodig, want we hebben een ambitie van 60% reductie in 2030. Dat is een grote ambitie. We moeten de industrie radicaal verduurzamen en daar is heel veel waterstof voor nodig. Maar het biedt ook een kans, want onze ligging aan de Noordzee, onze bestaande gasinfrastructuur en de aanwezigheid van onze industrie maken dat wij een unieke kans hebben om in Europa een leidende rol op het gebied van waterstof te spelen. Om die reden hebben collega Erkens en ik een actieplan waterstof gepresenteerd, met daarin een verdubbeling van de ambitie. Ik ga de vragen die de heer Erkens heeft gesteld niet herhalen, maar het waren ook de vragen die ik voor de minister had.

Ten slotte. Waterstof is niet zaligmakend, want we produceren het in een situatie van schaarste. Om die reden is het wel belangrijk om te gaan werken met wat we een "waterstofladder" noemen. Laten we waterstof vooral inzetten waar er geen alternatieven zijn. Want we weten dat de productie van waterstof ook energie kost.

Dank je wel, voorzitter.

De voorzitter:

Ik dank u.

De vergadering wordt van 11.10 uur tot 11.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Wil iedereen zo goed zijn om de plaats weer in te nemen? Ik geef het woord aan de minister voor Klimaat en Energie.

Minister Jetten:

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

O, er is een verzoek van mevrouw Van der Plas om te beginnen met de appreciatie van haar moties, want dan kan zij weer ergens anders haar licht doen schijnen over andere zaken. Is dat mogelijk voor u, minister?

Minister Jetten:

Dat is mogelijk, voorzitter.

De voorzitter:

Het gaat dan om de moties op de stukken nrs. 1034 en 1035.

Minister Jetten:

Dan begin ik met de moties en zal ik daarna nog een aantal vragen beantwoorden. In haar motie op stuk nr. 1034 verzoekt mevrouw Van der Plas om 25 miljoen vrij te maken. Het lijkt me onverstandig om in dit soort debatten het geld van het klimaatfonds te verdelen, aangezien we dat op een zo onafhankelijk mogelijke manier proberen te doen. Dus daarom ontraad ik deze motie. We hebben in het debat wel goed met elkaar gesproken over het ruimte geven aan innovatieve projecten, en we kijken naar andere instrumenten om met subsidies dat soort innovaties ook mogelijk te maken.

In de motie op stuk nr. 1035 wordt de regering verzocht om Groningen Airport Eelde te ondersteunen. Ik heb via mevrouw Van der Plas geleerd in het debat wat daar allemaal gebeurt, en ik zal me daar ook nader over laten informeren. Het onderwerp ligt primair bij de minister van IenW. Ik heb in het commissiedebat ook al verwezen naar het opschalingsinstrument waterstof, waar alle partijen via tenders aanspraak op kunnen maken. Daarom ben ik niet bereid om nu zo specifiek op dit project in te gaan en ontraad ik ook deze motie.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas, nog een korte, toelichtende vraag?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja. Alleen even over de motie op stuk nr. 1034. Als ik de motie wijzig in "te onderzoeken hoe er uit de klimaatgelden geld kan worden vrijgemaakt voor de ze pilots", kan de motie dan wel oordeel Kamer krijgen?

Minister Jetten:

Ja, we gaan sowieso opschalingssubsidies maken voor dit soort projecten en als we die subsidieregeling straks afhebben, kan ik ingaan op hoe dit soort projecten daartoe toegang kunnen krijgen.

De voorzitter:

Ik stel voor: we zien de gewijzigde motie tegemoet. Als ik het goed begrepen heb, kan ze dan oordeel Kamer krijgen. Maar we moeten de motie wel eerst hebben.

Minister Jetten:

Mevrouw Van der Plas heeft ook een vraag gesteld over het expertisecentrum waterstof. U krijgt van mij voor de zomer in een van de brieven een update over het expertisecentrum.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Jetten:

Als u het goedvindt, ga ik nu eerst de andere moties appreciëren en daarna de vragen beantwoorden.

De motie op stuk nr. 1025 van mevrouw Kröger vraagt om een mvo-risicoanalyse ten aanzien van waterstofimport. Dat vond ik echt een van de boeiendste delen van het commissiedebat. Ik heb me door mevrouw Kröger ervan laten overtuigen dat het erg nuttig is om te doen, dus deze motie krijgt oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 1026 van mevrouw Kröger en anderen over de waterstofladder en ook de motie op stuk nr. 1027 van de heer Dassen en de heer Grinwis over de expliciete weging ten aanzien van de inzet van waterstof ga ik beide ontraden. Ik zie het als de taak van de overheid om de komende jaren te zorgen voor opschaling van wind op zee en de elektrolysecapaciteit en voor het aanleggen van de waterstofinfrastructuur. Ik vind het verder echt aan de markt om te bepalen waar die waterstof dan het beste kan worden ingezet.

De motie op stuk nr. 1028 van Thijssen en Van Raan vraagt om voor 2025 het doel voor elektrolysecapaciteit te verdubbelen naar 1 gigawatt. Ik wil ook het liefst zo snel mogelijk opschalen, maar omdat de grote windparken op de Noordzee pas na dat jaar echt in bedrijf komen, wordt dit denk ik een erg duur doel om onszelf te stellen. Ik ga liever in de jaren erna sneller omhoog — de uitdaging van de Kamer is om richting 8 gigawatt te gaan — dan dat ik voor 2025 het doel voor elektrolyse verhoog naar 1 gigawatt. Deze motie moet ik helaas dus ontraden.

De voorzitter:

Een interruptie van mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ja, met betrekking tot de waterstofladder. Het is toch een beetje een vreemde voorstelling van zaken. We hebben het hier over een markt die eigenlijk geheel aangejaagd wordt door de overheid. Het is een keuze van dit kabinet of we wel of niet gaan investeren in bijvoorbeeld een heleboel stations waar particulieren waterstof kunnen tanken. Of gaan we waterstof inzetten in de gebouwde omgeving? Dat zijn eigenlijk allemaal pilots en projecten die door de overheid mede gesubsidieerd worden. Dan is het toch logisch om een visie te hebben op waar we die waterstof het meest efficiënt, energetisch en kosteneffectief inzetten? Dat is een ladder. Om dan te zeggen "wij gaan alleen maar de productie faciliteren en voor de rest laten we het aan de markt" ... We laten het niet aan de markt, want we gaan op allerlei plekken in die markt ingrijpen. Ik zou de minister dus toch willen vragen om in het sturingsbeleid dat wij als overheid hebben, daadwerkelijk te prioriteren waar wij die waterstof het liefst laten landen.

De voorzitter:

Dank u wel. De minister.

Minister Jetten:

Dan verwijs ik naar het commissiedebat. Dat zijn we al aan het doen. De overheid neemt een enorme rol op zich als het gaat om het creëren van die waterstofmarkt. Ik sluit me aan bij de heer Van Raan, die zegt dat we nog niet precies weten hoe dit eruit komt te zien, maar dat we in ieder geval wel weten dat de overheid er een hele grote rol in speelt. Daarom investeren wij in wind op zee. Daarom gaan we investeren in de elektrolysecapaciteit. Daarom gaan we een waterstofinfrastructuur aanleggen. Die leg ik niet aan naar elke woonwijk in Nederland. Die leggen we aan naar grote industriële complexen en naar het zware transport, omdat we zien dat de markt daar het meest behoefte heeft aan waterstof in de komende jaren. Ik vind een waterstofladder daar eerlijk gezegd onvoldoende aan toevoegen. Daarom heb ik beide moties ontraden.

De voorzitter:

Gaat u verder. Nee, meneer Grinwis, we gaan geen debat voeren. Mevrouw Kröger is de eerste indiener van deze motie en zij kan een toelichtende vraag stellen. Wat u nu zegt, kan ik niet verstaan. U moet het even in de microfoon zeggen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik heb samen met collega Dassen een motie ingediend. Ik ben weliswaar de tweede indiener en niet de eerste, maar ...

De voorzitter:

Gaat uw gang.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

... ik heb wel een vraag. Ik begrijp de minister dat we nu niet aan de voorkant alles dicht moeten regelen en elke kans op voorhand helemaal moeten inschatten en inkaderen. Tegelijkertijd vond ik het antwoord van de minister iets te rechtlijnig. Als u nu die moties ontraadt, soit. Dan gaan wij er als Kamer vervolgens een oordeel over vellen, maar collega Kröger heeft een goede vraag gesteld over de verschillende scenario's van die marktordening. Mijn vraag aan de minister is of hij in het kader daarvan hier dan nog eens op terug wil komen? Want er is op dit moment geen functionerende waterstofmarkt. Er is de komende jaren schaarste. Dus we moeten hier wel over nadenken. Is de minister daartoe bereid in het kader van de marktordening?

Minister Jetten:

Dat ik het verwijt krijg rechtlijnig te zijn, dat is toch … Dan ben ik met het verkeerde been uit bed gestapt. Ik heb nog niet op de vragen geantwoord omdat ik op verzoek van mevrouw Van der Plas begon met de moties, maar mevrouw Kröger vroeg onder andere naar die marktmodellen. Dat zeg ik u ook allen toe: de marktconsultatie over die marktordening waterstof is zo goed als afgerond en u krijgt voor de zomer van mij een zeer uitgebreide reactie op die marktconsultatie. Ik zal daar ook, zo goed als ik kan, schetsen welke rol ik dan voor de overheid zie en welke rol er dan voor marktpartijen en netwerkbedrijven is. Dat betreft dus alles wat we ook al in het commissiedebat hebben besproken. Ik blijf bij het oordeel over de twee moties en ik zal het stemgedrag van de Kamer volgende week inderdaad met interesse afwachten. In de Kamerbrief voor de zomer kom ik er uitgebreider op terug.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 1029 van de heer Grinwis sluit aan bij een vraag die door de heren Erkens en Boucke gesteld is over een maximumimport van waterstof per land om nieuwe afhankelijkheden te voorkomen. Wat ik de komende tijd zal doen, is in de verschillende brieven schetsen hoe we zo veel mogelijk gaan diversifiëren in die waterstofimport. Met die mvo-risicoanalyse van mevrouw Kröger ga ik ook laten zien hoe je die groene waterstof op een maatschappelijk verantwoorde manier kan importeren, maar ik vind het nu te vroeg om me al vast te pinnen op concrete maximumpercentages. Daarom ontraad ik de motie op stuk nr. 1029. Ik zal wel kwalitatief zo goed mogelijk schetsen hoe ik denk dat we in Europees verband tot een diverse importmarkt kunnen komen.

Dan de motie op stuk nr. 1030 van de heren Bontenbal en Grinwis. Ik heb toevallig morgen een overleg met de staatssecretaris van IenW die hier de primaire trekker is. Ik zal het oordeel over deze motie per brief aan uw Kamer doen toekomen zodra ik met de staatssecretaris heb gesproken. Uiteraard komt die brief voor de stemmingen.

De motie op stuk nr. 1031 van de heren Bontenbal en Erkens kan ik oordeel Kamer geven.

Dan de motie op stuk nr. 1032 van de heer Van Raan. Ook op dat punt kiezen we voor een concessiemodel of voor andere modellen. Daar ga ik uiteindelijk een keuze in maken en die staat in die brief die voor de zomer komt. Ik moet deze motie nu dus ontraden, of misschien wilt u haar aanhouden omdat ik zelf die marktconsultatie nog goed moet bestuderen voordat ik een keuze kan maken in wat het beste model is?

De heer Van Raan (PvdD):

Ik denk dat het goed is dat de minister ook kijkt naar de laatste grote infrastructuur die is aangelegd in de afgelopen 30 à 40 jaar. Dat is het internet. Dat is een race naar de bodem geworden van de grote bedrijven. Dat hebben we weggegeven. Een van de eerste infrastructuren werd aangelegd rond 1900; dat was de telefoon. Die werd uitgevonden door de Amerikaan Bell. Daarover zei de Nederlandse regering: we weten niet hoe het zich gaat ontwikkelen, maar we gaan hier voor een concessiemodel. De regering vond het namelijk sowieso van belang dat het in publieke handen bleef, zolang men niet wist hoe het was. Een voorkeur ervoor uitspreken ligt dus voor de hand en dat is wat de motie beoogt.

Minister Jetten:

Ik hoop dat ik de heer Van Raan deels gerust kan stellen, want de keuze ten aanzien van het eigendom van de infrastructuur is duidelijk gemaakt: die komt in publieke handen en dat gaan we ook doen. U zit met de motie volgens mij meer op de elektrolysecapaciteit en het leveren van die groene waterstof. Ik vind dat ik in die consultatie een ordentelijk proces moet doorlopen. Ik blijf nu dus even bij het oordeel "ontraden". Ik heb van de heer Van Raan gehoord wat in ieder geval zijn voorkeur heeft bij de keuze die ik uiteindelijk maak.

De heer Van Raan (PvdD):

Heel kort. Je kunt of wilt je toch niet voorstellen dat Apple elektrolysers gaat bouwen? Want dat kunnen ze gewoon; dit is namelijk de wet van de grote getallen, van massa-investeringen door niet-kleine partijen. De grote partijen die elektrolysers kunnen bouwen, zullen dat dus gaan doen. Dan geef je het eigendom weg nog voordat die markt goed begonnen is. Dat moet je toch niet willen?

Minister Jetten:

In de brief van december heeft de voormalige staatssecretaris geschetst dat we in ieder geval de infrastructuur in publieke handen willen en dat we de productie van groene waterstof aan de markt willen laten, met eventueel ruimte voor publiek-private samenwerkingen. Ik ben het ermee eens dat we moeten voorkomen dat we afhankelijk worden van één importland. We moeten ook voorkomen dat we afhankelijk worden van één partij die groene waterstof kan produceren. Maar nogmaals, het is te vroeg om nu al te kiezen voor een concessiemodel.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Jetten:

De laatste motie van de heer Van Raan, de motie op stuk nr. 1033, vraagt om dit alleen in te zetten bij bedrijven die passen binnen de circulaire economie. Ik denk dat we in een aantal sectoren, waaronder industrie en chemie, groene waterstof keihard nodig gaan hebben. De minister van Economische Zaken is bezig met het langetermijnperspectief van die groene industriepolitiek. Ik zou het onverstandig vinden om daar nu al partijen bij uit te sluiten. Daarom ontraad ik ook die motie.

Voorzitter, tot slot ga ik in op een paar vragen, als u mij dat toestaat. Ik heb deels al geantwoord op de vraag van de heer Erkens over het maximale doel, maar ik zal de komende tijd dus wel schetsen hoe we in Europees verband tot een zo divers mogelijke importmarkt gaan komen. In de in het commissiedebat toegezegde brief zal ik ingaan op hoe we eventueel een ophoging naar 8 gigawatt kunnen bereiken en wat er nodig is om voor 2030 zo veel elektrolysecapaciteit in eigen land te hebben. Ik zal dan ook schetsen wat dat vraagt aan wind op zee, infrastructuur en andere zaken. En u vraagt mij of ik mij ook hard wil maken voor die kostendaling. Ja, het lijkt me heel goed om daarop in te blijven zetten. Dat is ook de reden voor het opschalingsinstrument en alle stimuleringen die we de komende tijd gaan uitwerken. Daarmee wil je eigenlijk hetzelfde effect bereiken als met wind op zee. In het begin ben je bereid om onrendabele toppen wat meer te ondersteunen, maar op een gegeven moment moet het toch wel echt rendabel worden. We zullen in het uitwerken van het beleid ingaan op hoe we dat het beste kunnen doen.

In de brief van juni, zo zeg ik richting de heer Thijssen, over het beleidsprogramma Klimaat zal ik ook ingaan op de financiering van de waterstofambities, waarbij we met een aantal generieke instrumenten — normering, beprijzing, subsidiëring — natuurlijk ook die waterstofmarkt willen aanjagen. En het idee voor HydroTerra: we zijn aan het uitdenken hoe we dat het beste kunnen vormgeven. Ik kom daar zo snel mogelijk met de staatssecretaris op terug.

De vragen van mevrouw Van der Plas en mevrouw Kröger had ik inmiddels beantwoord, voorzitter.

De voorzitter:

Dan rest nog een interruptie, uiteraard kort, van de heer Erkens.

De heer Erkens (VVD):

Heel kort, voorzitter. Misschien hoorde ik het de minister niet goed zeggen, maar komt er dan ook specifiek een doel voor import? Of kijkt hij er ook naar, om dat doel hard te maken?

Minister Jetten:

Ik ben nu met onder andere Duitsland en sinds gisteren ook met België aan het bespreken hoe we die gezamenlijke importstrategie gaan vormgeven. We zullen dan met elkaar afspraken maken over hoeveel opschaling we willen vanuit het buitenland, hoe we dat doen op een maatschappelijk verantwoorde manier et cetera. Ik ben nu nog niet in de fase om daar ook hele concrete doelen aan te hangen, maar het is wel belangrijk dat, als we ook overheidsgeld in een importstrategie gaan steken, we dan bijvoorbeeld ook duidelijk schetsen wat we daarmee beogen te bereiken.

De voorzitter:

Dank u. Daarmee sluiten we dit tweeminutendebat af.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de in beide tweeminutendebatten ingediende moties zal op dinsdag 10 mei, na het reces, gestemd worden. Ik dank de minister voor Klimaat en Energie, en ik wens hem nog een mooie dag toe.

Ik ga zijn opvolger, althans in sprekersvolgorde, verwelkomen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven