12 Dementiezorg/Langer Thuis/Palliatieve zorg/Pgb/Wijkverpleging/Wmo

Aan de orde is het tweeminutendebat Dementiezorg/Langer Thuis/Palliatieve zorg/Pgb/Wijkverpleging/Wmo (CD d.d. 31/03).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Dementiezorg/Langer Thuis/Palliatieve zorg/PGB/ Wijkverpleging/Wmo. Er zijn acht sprekers van de zijde van de Kamer. Die zal ik het woord geven. Daarna zullen de minister voor Langdurige Zorg en Sport en de staatssecretaris van VWS, die ik beiden van harte welkom heet, hun antwoorden geven. Als eerste spreker van de zijde van de Kamer is het woord aan mevrouw Agema, die namens de PVV het woord zal voeren. Gaat uw gang.

Mevrouw Agema (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties naar aanleiding van het mammoetdebat van 31 maart.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat een dak boven het hoofd van onze alleroudsten een onomstreden primaire levensbehoefte is;

constaterende dat de regering in 2021 bestuurlijke afspraken maakte om voor 2026 40.000 nultredenwoningen, 20.000 geclusterde woningen en 25.000 verpleeghuisplekken extra te realiseren;

constaterende dat de regering tevens afsprak om voor 2031 110.000 nultredenwoningen, 50.000 geclusterde woningen en 50.000 verpleegzorgplekken extra te realiseren;

constaterende dat van deze aantallen de instandhouding, onbenutte capaciteit en het startjaar reeds zijn afgetrokken en de bestuurlijke afspraken daarmee het minimale aantal te realiseren extra woningen en plekken betreft;

verzoekt de regering de zelfgemaakte bestuurlijke afspraken voor de ouderenhuisvesting na te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema.

Zij krijgt nr. 334 (29538).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering concrete en afrekenbare doelen te stellen voor het inlopen van de personeelstekorten in de thuiszorg, daar zij een onmisbare rol spelen in het door de regering gevoerde beleid van Langer Thuis waardoor ouderen pas in aanmerking komen voor een verpleegzorgplek als zij blijvende behoefte hebben aan intensieve zorg, permanent toezicht en 24 uur per dag zorg in de nabijheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema.

Zij krijgt nr. 335 (29538).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering niet te tornen aan artikel 3.2.1 van de Wet langdurige zorg, dat stelt dat iemand recht heeft op een verpleegzorgplek in het geval van een blijvende behoefte aan intensieve zorg, permanent toezicht en 24 uur per dag zorg in de nabijheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema.

Zij krijgt nr. 336 (29538).

Hartelijk dank, mevrouw Agema.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik heb zelfs nog een halve minuut over, voorzitter.

De voorzitter:

U had dus iets langzamer kunnen spreken, maar het is gelukt. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Den Haan, die namens de Fractie Den Haan het woord zal voeren.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit recent onderzoek van Nivel blijkt dat de eenzaamheid onder ouderen de laatste jaren is toegenomen;

constaterende dat de mentale gezondheid samenhangt met het welzijn van mensen;

van mening dat in de langetermijnaanpak van covid in de preventieve aanpak van mentale gezondheid weinig aandacht is voor ouderen;

overwegende dat op eenzaamheid en mentale weerbaarheid een taboe rust en de meest eenzame ouderen daarom onder de radar blijven;

verzoekt de regering om bij gemeenten aandacht te vragen voor hoe ouderen die eenzaam zijn en mentaal niet weerbaar bereikt kunnen worden en hoe zij structureel ondersteund kunnen gaan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Den Haan.

Zij krijgt nr. 337 (29538).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op dit moment 290.000 mensen met dementie in Nederland zijn en dat dit aantal zal verdubbelen rond 2040;

constaterende dat mantelzorgers cruciaal zijn voor de ondersteuning van mensen met dementie en dat daarbij de hulp van een casemanager dementie van onschatbare waarde is;

overwegende dat het belangrijk is dat de casemanager dementie tijdig wordt ingezet om de juiste ondersteuning te verlenen;

verzoekt de regering om er bij Zorgverzekeraars Nederland op aan te dringen hun leden te verzoeken om tijdig en proactief de mogelijkheid van de inzet van een casemanager dementie aan te bieden aan verzekerden met de diagnose dementie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Den Haan.

Zij krijgt nr. 338 (29538).

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng, mevrouw Den Haan. De volgende spreker van de Kamer is mevrouw Ellemeet. Zij zal namens de GroenLinksfractie het woord voeren.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb één motie en één vraag.

Eerst de motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat systeemfuncties in de wijkverpleging nog altijd niet congruent worden ingekocht;

overwegende dat een betaaltitel nodig is om systeemfuncties congruent in te kopen;

constaterende dat er wel een betaaltitel is voor onplanbare avond-, nacht- en weekendzorg, maar niet voor andere systeemfuncties;

verzoekt de regering ook een specifieke betaaltitel in te voeren voor de andere systeemfuncties, zoals coördinatie, preventie en gespecialiseerde technische wijkverpleging,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ellemeet.

Zij krijgt nr. 339 (29538).

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Mijn vraag aan de minister gaat over het bestuurlijke woon-zorgakkoord, dat in april vorig jaar getekend is. Daarin stond ook dat er circa 2 miljard vanuit het Rijk geïnvesteerd zou worden in de opgaven die toen geformuleerd zijn. Ik vroeg me af hoe het daarmee zit.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng, mevrouw Ellemeet. De volgende spreker van de Kamer is mevrouw Bikker. Zij gaat namens de ChristenUnie het woord voeren.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Hoe wil je leven als je ouder wordt? Ik denk dat iedereen zal zeggen: thuis, dicht bij mijn familie en dicht bij mijn vrienden. Ook als er sprake is van vergeetachtigheid of dementie, wonen de meeste mensen het liefst zo lang mogelijk thuis. Maar met een steeds grijzer wordend Nederland weten we ook dat dat grote vragen met zich meebrengt, want hoe kan je goed thuis wonen?

Juist daarom, voorzitter, heb ik deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat nu circa 290.000 Nederlanders dementie hebben en dit aantal als gevolg van vergrijzing de komende decennia zal groeien;

overwegende dat thuis wonen met dementie vraagt om een dementievriendelijke woning in een zorgzame omgeving;

verzoekt de regering in overleg met patiëntenorganisaties te definiëren wat een dementievriendelijke woning is, de opgave voor dementievriendelijke woningen in de toekomst te ramen als onderdeel van de opgave voor seniorenwoningen en onderdeel te maken van de landelijke woningbouwopgave;

verzoekt de regering tevens bij gemeenten te bevorderen dat nieuwe woningen voor ouderen dementievriendelijk gebouwd worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bikker, Grinwis en Van Wijngaarden.

Zij krijgt nr. 340 (29538).

Er is een interruptie van mevrouw Agema.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik vroeg me af wat mevrouw Bikker bedoelt met een dementievriendelijke woning. Zou dat eigenlijk niet een woning moeten zijn in een beschermde omgeving, waar bijvoorbeeld zorg in de nabijheid is?

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik heb bijvoorbeeld met de Stichting Alzheimer Nederland goed gesproken over hoe belangrijk het is dat je bij een ouderenwoning bijvoorbeeld nadenkt over drempels en over het makkelijk kunnen vinden. Er zijn heel veel tips voor als een oudere in een gewone woning of nu een seniorenwoning, als die gebouwd wordt, gaat wonen, om dat goed te regelen. Dat betekent niet altijd dat je helemaal in een omgeving zit waar alle betaalde zorg al aanwezig is. Natuurlijk is het belangrijk dat die zorg, op het moment dat dat nodig is, verder ingeschakeld kan worden — daar worden ook plannen over gemaakt — maar een dementievriendelijke woning is voor mij niet een soort ouderenhuisvesting waar al volop allerlei verpleegkundigen of zo aanwezig zijn.

Mevrouw Agema (PVV):

Sorry, voorzitter, we hebben dit niet besproken in het debat. Ik vraag even het volgende aan mevrouw Bikker. Stel je nou voor dat iemand op een gegeven moment beginnende dementie heeft, die steeds verder vordert. Op een gegeven moment gaat diegene dolen of laat diegene het gas aanstaan. Is een dementievriendelijke woning dan een woning waarbij het gas wordt afgesloten of waarbij alleen een elektrisch kooktoestel aanwezig is? Is dat dan een dementievriendelijke woning of vindt mevrouw Bikker dat iemand die het gas aan laat staan, het recht zou moeten hebben om in een omgeving te wonen waar ook toezicht is?

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik heb de motie al weggegeven, zodat zij gekopieerd en rondgedeeld kan worden en mevrouw Agema die ook kan lezen. Maar in die motie heb ik niet voor niets aangegeven dat mensen het liefst zo lang mogelijk thuis wonen in een zorgzame omgeving. Volgens mij wil iedereen dat. Dat betekent niet dat ik mensen in een hele ingewikkelde situatie zou willen brengen; natuurlijk niet. Ik vraag de regering, juist omdat we zien dat steeds meer mensen lijden aan dementie, om vorm te geven aan die dementievriendelijke omgeving, samen met patiëntenorganisaties, zoals Alzheimer Nederland, en dan, wetend dat steeds meer mensen dit zullen krijgen, te kijken: wat is voor hen een goede manier om te leven?

De voorzitter:

Dank, mevrouw Bikker, voor uw antwoorden en uw inbreng. Of was u nog niet klaar?

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik heb nog een hele minuut, maar zo lang ga ik het niet maken, voorzitter.

De voorzitter:

Sorry, dan was ik te snel. Gaat uw gang.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

We hebben een goed commissiedebat gehad. Ik wil beide bewindspersonen danken voor de vele plannen die zij hebben aangekondigd en de vele brieven die we nog gaan krijgen voor de zomer. Daar zie ik zeer naar uit, want juist in een grijzer wordend Nederland komt het erop aan dat we niet slechts vanuit VWS en onze zorgportefeuille, maar vanuit de hele samenleving kijken hoe we voor elkaar kunnen zorgen. Ik kijk dus uit naar die plannen en ik hoop dat de bewindspersonen daar echt veel vaart in houden, zodat we met Prinsjesdag een hoop inhoud te bespreken hebben.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng, mevrouw Bikker. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Werner, die namens het CDA het woord zal voeren.

Mevrouw Werner (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de komende twintig jaar het aantal ouderen in onze samenleving stijgt naar 4,7 miljoen in 2040;

constaterende dat wij gemiddeld steeds ouder worden, tot boven de 85 jaar;

overwegende dat de gevolgen van de vergrijzing elke inwoner raken en dat we door hierop tijdig te anticiperen kunnen voorkomen dat we na de woon- en klimaatcrisis in een "vergrijzingscrisis" terechtkomen;

constaterende dat het kabinet onlangs het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO) is gestart, dat een korte looptijd en een beperkte reikwijdte heeft;

verzoekt de regering om in aansluiting op het WOZO-programma en in overleg met ouderenorganisaties en maatschappelijke partners een langjarige, brede en integrale "vergrijzingsagenda" te ontwikkelen, die loopt tot 2040, waarin alle aspecten van vergrijzing terugkomen, zoals wonen, werken, zorg, welzijn, preventie en innovatie;

verzoekt de regering tevens de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling 2023 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Werner en Van Wijngaarden.

Zij krijgt nr. 341 (29538).

Dank voor uw inbreng, mevrouw Werner. De heer Van Wijngaarden is de volgende spreker van de zijde van de Kamer. Hij zal spreken namens de VVD.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Dank, voorzitter. In de verschillende zorgdomeinen die tijdens het commissiedebat aan de orde zijn gekomen, staan we voor uitdagingen. Hoe zorgen we ervoor dat iedereen langer in de eigen vertrouwde omgeving kan blijven wonen? Hoe zetten we slimme oplossingen in om de uitdagingen op de arbeidsmarkt het hoofd te bieden? Hoe laten we het pgb weer zijn waarvoor het bedoeld is: om je eigen zorg te organiseren en niet om mee te frauderen?

In dat verband heb ik ook een vraag. We hebben gisteren in de Kamer een debataanvraag gesteund. Kan het kabinet hier ook bevestigen dat we de reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer tijdig — dat wil zeggen: uiterlijk in juni — ontvangen, zodat we daar ook nog voor het zomerreces hier een debat over kunnen voeren?

Voorzitter, tot slot. Het is fijn dat de minister tijdens het commissiedebat van 31 maart jongstleden een toelichting heeft gegeven op het realiseren van de 50.000 verpleeghuisplekken als verpleegzorgplekken. Volgens mij heeft dit de onrust die is ontstaan goed weggenomen. Ik kijk ernaar uit om samen met de nieuwe minister en staatssecretaris aan de slag te gaan.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Wijngaarden. Tot slot is het woord aan mevrouw Sahla. Zij zal namens D66 het woord voeren. Gaat uw gang.

Mevrouw Sahla (D66):

Dank u wel, voorzitter. Voor mijn partij is het belangrijk dat de patiënt centraal staat, dat de ondersteuning van mantelzorgers goed geregeld is en dat zorgpersoneel in staat wordt gesteld om hun werk goed uit te voeren. We zijn als fractie dan ook blij met de toezegging van de bewindspersoon om te kijken naar mantelzorg en binnenkort met een plan te komen en met de toezeggingen op het gebied van palliatieve zorg en de verlaging van de regeldruk in de wijkverpleging. Ook ben ik positief over de aandacht die de minister geeft aan cultuursensitieve zorg. Het mag wat mij betreft echter wel wat meer, omdat ik zie dat het in de praktijk nog niet altijd goed gaat. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het belangrijk is om de zorgvraag en het aanbod goed op elkaar te laten aansluiten en daarbij ook cultuursensitiviteit goed in ogenschouw te nemen;

van mening dat dit op veel plekken goed gaat, maar dat dit in de praktijk ook nog beter kan, bijvoorbeeld in het aanbod van dagbesteding voor kwetsbare ouderen;

verzoekt de regering om de knelpunten te onderzoeken en te bezien of relevante partijen — zoals Platform31 en stichting Pharos — hier via landelijke sturing meer in gefaciliteerd kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sahla, Kuzu en Den Haan.

Zij krijgt nr. 342 (29538).

Hartelijk dank voor uw inbreng. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De bewindslieden hebben even de tijd nodig om de moties te beoordelen.

De vergadering wordt van 15.19 uur tot 15.32 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van het tweeminutendebat Dementiezorg/Langer Thuis/Palliatieve zorg/Pgb/ Wijkverpleging/Wmo. Er zijn door de Kamer negen moties ingediend. Ik geef allereerst het woord aan de minister voor Langdurige Zorg en Sport. Gaat uw gang.

Minister Helder:

Voorzitter, dank u wel. U zei het net al: er kwamen erg veel onderwerpen aan de orde in het debat. Het was een heel rijk debat. Ik wil de leden van de Kamer bedanken voor dat debat en voor de vele zaken die we hebben uitgewisseld.

Mevrouw Ellemeet heeft gevraagd hoe het zit met de 2 miljard die het kabinet wil investeren in de ouderenzorg. Dat zijn de extra middelen die in de komende vijf jaar de groei van de zorgvraag moeten opvangen. Die worden jaarlijks toegevoegd. Ook de komende kabinetsperiode zijn deze middelen beschikbaar. Daar wordt dus niet aan getornd.

De heer Van Wijngaarden had een vraag over het rapport van de Algemene Rekenkamer en de reactie daarop. Die kabinetsreactie zal ik voor de zomer doen toekomen. Dus daarover kan de Kamer een brief van mij verwachten.

Dan ben ik toe aan de vele moties. Ik hanteer daarbij de volgorde van indiening. De motie op stuk nr. 334 krijgt oordeel Kamer.

Ik ontraad de motie op stuk nr. 335 met de opmerking dat ik deze problemen in het kader van het arbeidsmarktbeleid zal bespreken met het veld en dat ik daar ook in mijn arbeidsmarktbrief op terugkom.

Mevrouw Agema (PVV):

Waarom ontraadt de minister de motie?

Minister Helder:

Uw vraag gaat heel specifiek over de thuiszorg. We zijn natuurlijk bezig met de vvt-sector, waar meer in zit dan de thuiszorg. Ik wil graag de ruimte om dat arbeidsmarktbeleid specifiek voor de thuiszorg te bespreken met het veld en te kijken hoe ik dat in het arbeidsmarktbeleid ga meenemen.

De motie op stuk nr. 336 krijgt oordeel Kamer. Het kabinetsbeleid ten aanzien van het scheiden van wonen en zorg beoogt niet de aanspraken in de Wlz te beperken.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 338. Die krijgt oordeel Kamer.

Ik heb een vraag over de motie op stuk nr. 339 van mevrouw Ellemeet. Als ik de motie zo mag uitleggen dat ik het erover eens ben dat er een systeemfunctie samenwerking komt, dat partijen bij de inkoop kunnen bepalen of daar vervolgens gebruik van wordt gemaakt, dat voor de uitwerking van de andere systeemfuncties eerst een eenduidige omschrijving moet komen van die functies, nodig om te bepalen of die aparte prestatie noodzakelijk is, en dat ik de NZa vraag met partijen hiermee aan de slag te gaan, dan wil ik deze motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Mevrouw Ellemeet steekt haar duim op. Dat is bevestigend. Daarmee krijgt de motie op stuk nr. 339 oordeel Kamer.

Minister Helder:

Oké. De motie op stuk nr. 340 van mevrouw Bikker over dementievriendelijke woningen krijgt oordeel Kamer.

Ook over de motie op stuk nr. 341 van mevrouw Werner over de brede interdepartementale vergrijzingsagenda heb ik een vraag. In het door mij aangekondigde WoonZo-woonondersteunings- en zorgprogramma voor ouderen zijn de elementen uit de motie opgenomen. Dit kan gezien worden als een vergrijzingsagenda, die ook met andere departementen wordt afgestemd. Naar mijn mening zou het niet efficiënt zijn om naast dit programma nog een afzonderlijke vergrijzingsagenda op te stellen. Als ik de motie zo mag uitleggen, kan ik het oordeel aan de Kamer laten. In het programma WoonZo zal ook een doorkijk worden opgenomen naar het jaar 2040. De maatregelen in het WoonZo-programma zien toe op een langjarig effect en beperken zich niet tot de huidige kabinetsperiode. Als dat akkoord is, het oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ook mevrouw Werner steekt haar duim op en is akkoord.

Minister Helder:

De motie van mevrouw Sahla op stuk nr. 342 is wat mij betreft ook oordeel Kamer. Ik kom in het najaar met een brief over de cultuursensitieve zorg. Misschien is het goed om dat nog even mee te nemen.

Dat waren volgens mij de moties.

De voorzitter:

Ja. Dan is er nog één motie die de staatssecretaris van VWS van een oordeel gaat voorzien. Dat is de motie op stuk nr. 388 van mevrouw Den Haan. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dank u wel, voorzitter. Inderdaad, de motie op stuk nr. 388. Als ik de motie zo mag interpreteren dat we voor vernieuwing van de aanpak van eenzaamheid extra aandacht hebben voor de kwetsbare ouderen die nu niet bereikt worden, kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Hartelijk dank, ook aan bij de bewindslieden voor de beantwoording in deze termijn. Daarmee zijn alle moties van een oordeel voorzien.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over de moties vindt plaats na het meireces, op dinsdag 10 mei. Dan schors ik voor een enkel ogenblik de vergadering voordat we doorgaan met een volgend debat.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven