32 Natuur

Natuur

Aan de orde is het tweeminutendebat Natuur (CD d.d. 10/02).

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering met het tweeminutendebat Natuur. We hebben zeven tweeminutendebatten achtereenvolgens die allemaal twintig minuten toebedeeld hebben gekregen op de plenaire agenda. Dus het wordt een hele uitdaging om dat waar te maken. De heer Boswijk vraagt of hij eerst mag. Dat mag van mij en ik denk ook wel van de collega's. Waarschijnlijk heeft hij andere verplichtingen. Dus het woord is aan de heer Boswijk, die zal spreken namens het CDA.

De heer Boswijk (CDA):

Voorzitter. Vorige week zei ik drie keer: het spijt me, het spijt me, het spijt me. En iedereen aanwezig bij dat debat wist natuurlijk dat ik dat bedoelde richting de boeren, in het bijzonder de interimmers en de PAS-melders die in onzekerheid zitten dankzij ons als overheid. Daar heb ik mijn excuses voor aangeboden. Alleen, zoals bijna alles in de politiek over de agrarische sector wordt het geframed. Dus aan het einde van de dag was het: de heer Boswijk biedt zijn excuses aan aan heel Nederland dat er überhaupt een agrarische sector is.

Voorzitter. U weet dat dat niet zo is. Het heeft mij best wel pijn gedaan, moet ik zeggen, maar mijn pijn staat niet in verhouding tot de pijn die heel veel agrariërs hebben. Ik heb inmiddels al ondervonden dat het je niet populair maakt als je op de inhoud bezig bent en als je zoekt naar compromissen en naar mogelijkheden, maar dat het je vooral populair maakt als je met oneliners strooit en vooral als je verdeeldheid zaait en polariseert. Ik heb besloten om daar niet in mee te gaan. Ik kreeg vanmorgen nog het advies: misschien moet je wat minder uitgesproken zijn. Maar, voorzitter, ik ga ook niet met meel in mijn mond praten.

Ik heb wel een paar belangrijke punten die ik graag mee wil geven aan de minister, omdat wij vorige week het debat niet af konden maken. Die punten zijn voor het CDA heel belangrijk, ook voor in de hoofdlijnenbrief. Allereerst merk ik op — dat heb ik ook in het commissiedebat gezegd — dat wij het gebiedsproces in Liefstinghsbroek echt een voorbeeld vinden. Dan gaat het om het meten in de stal, het meten in het natuurgebied, het meten in de bodem, het erbij betrekken van de agrarische sector en de natuursector, die gelijkwaardig aan tafel zitten. De positie van de boer bij die gebiedsprocessen is altijd heel erg zwak. Dus ik ben heel benieuwd welke oplossingen de minister daarvoor ziet. Voor het CDA is innovatie in de aanpak echt een randvoorwaarde. Het is belangrijk dat die mogelijkheid er ook is. Wij hebben net vragen gesteld over de Rav-systematiek. Dat is voor het CDA heel belangrijk.

Voor het CDA is ook heel belangrijk — wat wij graag aan de minister willen meegeven — dat alle sectoren evenredig aan de lat staan. Dus niet stikstofreductie alleen bij de landbouw, maar ook mobiliteit en luchtvaart. Vorige week heeft de minister gelukkig laten zien dat de luchtvaart geen aparte positie heeft. Daar zijn wij dankbaar voor. Dat zijn belangrijke punten voor het CDA. Wij vinden het belangrijk dat er uiteindelijk ook rechtszekerheid en duidelijkheid komt voor de agrarische sector.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Wassenberg. Hij zal spreken namens de Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank, voorzitter. Het leek er even op dat het over het stikstofdebat gaat, maar het gaat toch echt over het natuurdebat van 10 februari. Ik wil een motie indienen, maar ik heb eerst een aantal vragen aan de minister.

Ik zie de laatste tijd berichten langskomen van jagers die menen dat de tellingen rond hazen niet correct zijn uitgevoerd. Ik zie dat vooral als berichten van de twijfelbrigade die proberen twijfel te zaaien over wetenschappelijke gegevens in de hoop onwelgevallige besluiten op die manier te vertragen. Jagers willen kennelijk voorkomen dat dieren die zij zo graag willen schieten van de lijst van bejaagbare soorten worden afgehaald. Ik heb een vraag aan de minister. Deelt zij mijn opvatting dat er geen enkele reden is om aan die wetenschappelijke cijfers te twijfelen? Dan bedoel ik de cijfers op basis waarvan konijn en haas op de rode lijst zijn geplaatst.

Voorzitter. Ik heb een motie over de kap van het Sterrebos in Zuid-Limburg. Daar ging het in het debat ook over.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het 200-jarige Sterrebos deels gekapt is;

constaterende dat de kap stopgezet is vanwege de aanwezigheid van broedende, beschermde bosuilen;

constaterende dat de aanwezigheid van de bosuilen niet is meegenomen bij de verlening van de ontheffing;

constaterende dat de bomen in een straal van 75 meter rond het nest blijven staan, maar dat deze regel alleen geldt voor regulier onderhoud en niet voor boskap;

overwegende dat de kap van het Sterrebos hiermee mogelijk onrechtmatig is;

verzoekt de regering om een juridische analyse door onafhankelijke experts over de rechtmatigheid van de kap van het Sterrebos,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg.

Zij krijgt nr. 261 (33576).

Dank u wel, meneer Wassenberg. Dan is het woord aan de heer De Groot. Hij zal spreken namens D66.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dank u, voorzitter. Bij dit tweeminutendebat wil ik het toch ook hebben over stikstof en de handhaving daarvan. Vorige week stond er een artikel in Follow the Money over een ondernemer, een varkenshouder, met zeker vijf vestigingen waar iets aan de hand was met de handhaving. Het kan niet zo zijn dat het stikstofbeleid straks dweilen met de vergunningskraan open wordt. Dus daarom de vraag aan de minister over deze casus: hoe gaat de minister daarmee om?

In de gemeente Ommen is een groot varkensbedrijf dat sinds 2016 niet voldoet aan de vergunning. De gemeente weet dit, maar doet er niks aan. Er is ook een stal gebouwd op een milieuzone, grondwaterbeschermingsgebied. Alsnog is een vergunning verleend. Dan zijn er luchtwassers op drie stallen van de Grenshoeve, die niet zijn uitgevoerd zoals in de vergunning. Er zijn twee stallen bijgebouwd zonder vergunning. In 2013 is de vergunning alsnog verkregen. Maar de luchtwassers zijn nog steeds niet op orde. Dat is al in 2016 geconstateerd. Ik heb het artikel vanmiddag ook aan de minister gestuurd.

De Raad van State heeft in juli 2021 de afgegeven natuurvergunning aan de Beerzerhooiweg moeten vernietigen, voor de bijbouw van stallen voor 3.500 fokzeugen bij een natuurgebied, wegens gebrek aan inspraak. De Polderhoeve, ook daar in de buurt, heeft een lange historie van overtredingen, vooral meer varkens dan de vergunning toelaat, maar krijgt alsnog de benodigde vergunning. In 2020 wordt geconstateerd dat ook hier de luchtwasser niet functioneert. Pas in 2021 is er een dwangsom. In Coevorden wordt een vergunning verleend aan de Drentse Hoeve, ook al is er sprake van strijdigheid met het bestemmingsplan. Dit is nog maar één eigenaar, met heel veel vestigingen.

Het kabinet gaat nu echt serieus werk maken van de natuurcrisis en de natuur verbeteren. Volgens D66 zal er toch echt iets moeten gebeuren. Morgen zijn er gemeenteraadsverkiezingen, vandaar ook deze inbreng. Er zal echt een strakkere handhaving en vergunningverlening moeten plaatsvinden. Ik ben benieuwd hoe de minister daar in zit.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Van der Plas heeft een vraag, maar we gaan geen debatten overdoen. Er is geen motie ingediend. U krijgt één korte vraag.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Misschien is het wel een punt van orde, voorzitter, maar dat weet ik niet. Dat laat ik even aan u over. Een tijdje geleden, twee weken geleden, stond de heer De Groot hier een oproep te doen aan mensen om foto's te maken van gele velden bij boeren en die naar het ministerie te sturen. Nu hoor ik de heer De Groot uit een artikel citeren van Follow the Money, waarin bedrijven misschien wel met naam en toenaam zijn genoemd. Maar ik vind het eigenlijk wel een beetje gek dat een Kamerlid hier bedrijven met naam en toenaam, zelfs met adressen en woonplaatsen, noemt in een vraag aan de minister. Ik vind dat eigenlijk ongehoord. Deze bedrijven kunnen zich hier niet verdedigen. Ik weet niet welke nuance er in die overtredingen zit. Het zou best kunnen dat … Maar ik vind het weer een heel nare framing. Ik wil me daar gewoon tegen uitspreken. Dit moeten we niet doen.

De voorzitter:

U heeft een helder punt gemaakt. Wilt u daar nog op reageren, meneer De Groot, of neemt u daar kennis van?

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ik heb geen enkele bedrijfsnaam genoemd. Ik herken me niet in de kritiek.

De voorzitter:

Oké, dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Campen. Hij zal spreken namens de VVD.

De heer Van Campen (VVD):

Voorzitter, dank u wel. De stikstofcrisis is eigenlijk een gordiaanse knoop geworden die voor heel veel mensen lastig is om te begrijpen. We hebben het over kritische depositiewaarde. We hebben het over hexagonen. We hebben het over depositiecalculatoren, maar eigenlijk willen we gewoon één ding: zorgen dat de natuur, de beschermde natuur in ons land, in een goede staat verkeert en dat die niet verslechtert. De minister heeft daar een coalitieakkoord voor in handen en zal daarmee aan de slag gaan.

Voorzitter. Eén vraag zou ik haar toch nog willen meegeven, want de hele afrekenbaarheid van de stikstofmethodiek gaat uit van stikstofneerslag, van depositie. Maar wat niet buiten komt, slaat ook niet neer. Dus ik zou de minister willen vragen hoe zij aankijkt tegen een systeem, een mogelijkheid, dat afrekenbaarheid, toezicht en handhaving van veehouderijen baseert op emissie, de daadwerkelijke uitstoot. Zo verzanden we niet meer in de complexiteit van Rav-lijsten, die op dit moment ter discussie staan voor de rechter, en kunnen we daadwerkelijk kijken naar wat er buiten komt en wat er niet buiten komt, om er zo voor te zorgen dat de natuur niet belast wordt. Graag een reactie van de minister.

Het tweede punt waar ik aandacht voor wil vragen, gaat over de jacht. De heer Wassenberg sprak er ook al over. Onze jagers spelen namelijk een belangrijke rol in het onderhoud en het beheer van de wildstand in onze natuur. Die natuur moet onderhouden worden, of het nu gaat om flora of fauna. Op dit moment zijn er zorgen over het niet openen van het jachtseizoen, op grond van onderzoeken en de wildstand, in relatie tot de instandhoudingsverplichtingen in Natura 2000-gebieden. Ik zou de minister willen vragen of zij de geluiden herkent van gedateerde beelden daarvan. Ik hoor signalen dat 1950 als vergelijkingspunt, als referentiepunt, voor onze natuur wordt gehanteerd. Ik zou de minister willen vragen of zij bereid is om haar besluitvorming daadwerkelijk te baseren op wetenschappelijk onderbouwde informatie, die actueel is en aansluit bij de werkelijkheid in onze beschermde natuurgebieden.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik sta de heer Wassenberg één vraag toe.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik heb daar één compacte vraag over. Laat de heer Van Campen zich niet te veel leiden door de twijfelbrigade? Ik heb namelijk gekeken naar alle getallen. Dat zijn allemaal wetenschappelijk doorwrochte studies. Waarom opnieuw twijfelen aan de cijfers? Dan laat je je toch sturen door groeperingen die gewoon niet willen dat de jacht wordt beperkt?

De heer Van Campen (VVD):

Ik wil mijn standpunten graag baseren op de feitelijke gegevens en onderbouwing. Ik heb ook een set vragen hierover gesteld, samen met collega Bisschop. Ik wacht op antwoorden daarop van de minister. Maar ik hoor ook graag het proces dat zij voor zich ziet om ervoor te zorgen dat zowel de heer Wassenberg als ik ervan overtuigd zijn dat de minister haar besluiten baseert op daadwerkelijk wetenschappelijk onderbouwde informatie.

De voorzitter:

Dank u wel.

Dan is het woord aan de heer Bisschop. Hij zal spreken namens de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Ik beperk mij tot het indienen van een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat verschillende partijen tellingen van wildsoorten uitvoeren, maar dat onvoldoende afstemming en standaardisatie plaatsvindt;

overwegende dat warmtebeeldtellingen uitwijzen dat enkele wildsoorten actiever zijn geworden in de nachtelijke uren en dat tellingen overdag derhalve onvoldoende zijn voor een goede inschatting van de wildstand;

verzoekt de regering te zorgen voor benutting van telgegevens van alle partijen die taken hebben op het gebied van monitoring, voor afstemming van telprotocollen en voor het betrekken van de genoemde resultaten van warmtebeeldtellingen bij onderzoeken naar de staat van instandhouding van wildsoorten, bij de beleidsreactie daarop en bij het evalueren van telprotocollen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop.

Zij krijgt nr. 262 (33576).

Dank u wel. De heer Wassenberg heeft daar nog één vraag over.

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter. Ik heb ook hier weer dezelfde vraag. Er is naar die cijfers gekeken door de Zoogdiervereniging, het CBS en wetenschappers van universiteiten. Waarom opnieuw twijfel zaaien over die gegevens? Is dat omdat een aantal jagers zegt: wij zien in onze tuin wel een aantal konijnen of hazen, dus laten we die maar kunnen afknallen? Je moet je toch baseren op de gegevens en toch niet de hele tijd vragen stellen over de betrouwbaarheid van de gegevens, als die allang bekend zijn?

De heer Bisschop (SGP):

Ik vind de formulering van "opnieuw tellen om ze maar af te knallen" een beetje tendentieus. Nee, die jagers doen aan wildbeheer. Ik begrijp echt in de vrede niet waarom de heer Wassenberg zo veel bezwaar heeft tegen het objectiveren en standaardiseren van tellingen. Dat is toch de basis van goed beleid? Het staat de heer Wassenberg vrij om faliekant tegen de jacht te zijn. Natuurlijk, dat mag. Niemand doet daar moeilijk over. Maar zoek dan ook de verbinding. Als we elkaar kunnen vinden in een goed telsysteem en ervoor kunnen zorgen dat dat buiten kijf staat, dan kunnen we toch volgende stappen zetten en dan kunnen we toch verstandig beheer uitvoeren? Ik snap echt niet wat hij bedoelt.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik wil geen debatten overdoen. Eén vraag over een motie vind ik gepast bij een tweeminutendebat.

Tot slot is het woord aan mevrouw Van der Plas. Zij spreekt namens BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Tot mijn ontzettende vreugde benoemde de heer Van Campen in een van de laatste debatten ook dat het zo van belang is om te weten wat er nou precies in de bodem gebeurt. Weten we dat eigenlijk wel? Wat zit er dan in die bodem? Hoeveel stikstof is dat dan? Ik heb de heer Van Campen toen gewezen op een eerdere motie die ik daarover had ingediend, die precies daarover ging. Het lijkt mij dus goed, nu ik de VVD echt aan mijn zijde vind, om die motie — die is iets gewijzigd — weer in te dienen, want het is zeker van belang. Als de heer Van Campen de motie wil medeondertekenen, staat hem dat uiteraard helemaal vrij. Dat geef ik hem even mee ter overweging.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er geen structurele aanpak is voor het nemen en registreren van bodemmonsters gericht op stikstof in natuurgebieden;

overwegende dat goede monitoring van belang is om beleidsdoelen te kunnen vaststellen en behalen;

verzoekt het kabinet om een monitoringssysteem met databank in te voeren voor bodemmonsters in natuurgebieden, waarbij in ieder geval op structurele wijze de hoeveelheid stikstof in de bodem wordt geregistreerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 263 (33576).

Dank u wel. Ik zie dat de heer Van Campen wil interrumperen. Ook voor hem geldt: één vraag.

De heer Van Campen (VVD):

Die motie is wel heel erg gewijzigd, want in uw eerdere motie vroeg u om een ecologische autoriteit. Dat is terechtgekomen in het coalitieakkoord en daar gaat de minister mee aan de slag. Als mevrouw Van der Plas nou díe motie opnieuw indient, ga ik er heel constructief naar kijken. Is zij daartoe bereid? Want dit is wel echt een ander verhaal. Mevrouw Van der Plas verzorgt nu al de invulling van de ecologische autoriteit, terwijl ik de minister daar graag de ruimte voor zou geven. Is zij bereid om terug te vallen op de oorspronkelijke motie?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb nu geen tijd om de oorspronkelijke motie weer in te dienen. Deze motie is voor ons wel van belang, omdat zo'n databank er gewoon nog niet is. Ik hoor dat er hier wordt geroepen dat die er wel is, maar ik laat het graag aan de minister over om dat te appreciëren. We hebben zo veel stikstofdebatten, zeg ik tegen meneer Van Campen.

De voorzitter:

Dat gaan we allemaal nog zien.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dan gaan we daar nog even voor zitten, want ik heb nog een heel pak moties dat nog ingediend moet worden, hoor.

De voorzitter:

We stemmen pas volgende week, hè, dus u kunt ook nog moties wijzigen.

Eigenlijk sta ik maar één vraag toe, dus heel kort nog, meneer Van Campen.

De heer Van Campen (VVD):

Nou, het is meer een punt van orde, want volgens mij kunnen moties nog gewijzigd worden tot aan de stemmingen.

De voorzitter:

Vanzelfsprekend. Maar dat weet mevrouw Van der Plas ook wel.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Kent u de Nationale Databank Flora en Fauna?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, die ken ik. Overigens is die voor heel veel mensen niet toegankelijk. Het is goed dat u het zegt, want daar heb ik ook nog moties over liggen, om die toegankelijk te maken voor iedereen in Nederland. Goed dat de heer De Groot mij daar even aan herinnert.

De voorzitter:

Hartelijk dank. De minister heeft gevraagd om een schorsing van tien minuten. Dat doen we, dus om 17.10 uur vervolgen we dit tweeminutendebat.

De vergadering wordt van 17.02 uur tot 17.10 uur geschorst.

De voorzitter:

Er zijn drie moties ingediend, waarover we graag het oordeel van de minister voor Natuur en Stikstof horen, en er zijn nog een aantal vragen gesteld. Het woord is aan de minister.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Voorzitter. Ik wilde even beginnen met de vragen. Dan ga ik gewoon maar even het rijtje af. De eerste vraag was van het CDA, over enkele accenten naar aanleiding van het debat dat wij afgelopen week hebben gevoerd ten aanzien van stikstof. Waar ik tijdens het debat heb gezegd: ik luister goed om de accenten te kunnen meenemen richting de hoofdlijnenbrief, wetende dat ik ook over de hoofdlijnenbrief met uw Kamer nog uitvoerig in debat ga, op 6 april uit mijn hoofd, en dat uw Kamer ook weer alle mogelijkheden heeft om accenten mee te nemen.

Dan de vraag ten aanzien van de tellingen. Die bevestigen dat ik geen reden heb om te twijfelen aan de cijfers van de wildlijst. De staat van de instandhouding van de soorten op de wildlijst is in opdracht van het ministerie van LNV door Sovon en WNR onderzocht op basis van de best beschikbare wetenschappelijke inzichten en internationaal vastgestelde methodieken. De databestanden die gebruikt zijn, zijn gevalideerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Deze cijfers geven een langjarige trend weer en zijn daarmee betrouwbaar. Maar er is discussie over het meenemen van de cijfers van de deeltellingen van faunabeheereenheden voor het bepalen van de populatietrend. Hier is overleg over geweest, maar deze cijfers zijn tot nu toe nog niet meegenomen omdat het CBS eerder heeft geoordeeld dat de huidige methodiek van de wildbeheereenheden onbruikbaar is om betrouwbare trends mee te bepalen. Omdat ik het wel wenselijk vind dat deze tellingen als extra informatie in de toekomst ook gebruikt worden, wil ik de komende tijd samen met alle betrokken partijen werken aan een verbetering van het telprotocol en ook van de inzameling van de gegevens.

Dan de vraag over het artikel van de heer De Groot. Het is wat ingewikkeld om op een artikel in te gaan dat ik zelf nog niet gelezen heb. Dus daar wil ik mee beginnen. In algemene zin is handhaving ontzettend belangrijk. Het kabinet zet daar ook op in. Ik kan hier niet ingaan op een artikel dat ik niet gelezen heb en ook niet op individuele casussen. Maar zoals wij vorige week in het debat ook hebben besproken, is handhaving heel belangrijk.

De voorzitter:

Dat leidt tot een korte vraag van de heer De Groot.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Het was ook niet mijn verwachting dat de minister echt op deze gevallen zou ingaan; alleen, ik geef het als voorbeelden. Als dit symptomatisch is voor de manier waarop er in Nederland wordt gehandhaafd, dan hebben we een grote uitdaging. De vraag aan de minister is hoe zij dat ziet. Gaat zij anders dan handhaving belangrijk vinden ook echt gericht kijken wat ze met die vergunningssystematiek gaat doen?

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Zoals ik ook in het debat heb aangegeven, en ook al eerder, kom ik vóór de zomer met een aanpak als het gaat om vergunningverlening. Dat is ook ten aanzien van latente ruimte, juist vanwege het principe van dweilen met de kraan open, namelijk dingen toestaan, of het nou via handhaving is of via vergunningverlening, waarmee we eigenlijk stikstof toevoegen en de natuur niet herstellen. Sterker nog, die gaat ermee achteruit. Dat noemen we inderdaad dweilen met de kraan open. Dat wil ik niet. Daarom kom ik vóór de zomer met een aanpak naar uw Kamer. Daar zal dit ook onderdeel van zijn.

Dan de vraag van de VVD hoe de minister aankijkt tegen het punt van vergunningverlening en die te baseren op emissie in plaats van depositie. Ik ben het er helemaal mee eens dat wat niet wordt uitgestoten, ook niet neerslaat. Dat is een redelijk eenvoudige lijn, die ik kan onderschrijven. Emissiemeting en emissiebeperking heeft zeker toegevoegde waarde, maar meten op bedrijfsniveau maakt onderdeel uit van het Nationaal Kennisprogramma Stikstof, zoals ik ook eerder heb aangegeven. Dit is ook een van die accenten die wordt meegenomen in die hoofdlijnenbrief richting het debat van 6 april. Uiteindelijk gaat het allemaal om de effecten op de natuur. Dat loopt via depositie, dus dat moet betrokken worden bij vergunningverlening. Maar nogmaals, ook hier kijk ik naar de hoofdlijnenbrief.

De laatste vraag was ook van de heer Van Campen. Ik hoop dat ik kan verwijzen naar het antwoord dat ik heb gegeven op de vraag van de heer Wassenberg.

De voorzitter:

Dan komen we bij de moties.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

De moties, precies. De motie op stuk nr. 261 over het Sterrebos is wat mij betreft oordeel Kamer. Ik voeg daaraan toe dat ik mij graag houd aan de bevoegdheidsverdeling tussen provincie en Rijk. Daarom stel ik voor dat ik de motie zo lees dat ik een algemene juridische analyse laat uitvoeren van de eisen die we stellen aan de inventarisatie om een aanmerkelijke kans op overtreding van de wet te voorkomen. Dan focust de analyse zich niet alleen op deze casus, maar wordt die breder getrokken. Als u het daarmee eens bent, is het oordeel Kamer.

De voorzitter:

Bent u het daarmee eens, meneer Wassenberg?

De heer Wassenberg (PvdD):

Dan is het Sterrebos de aanleiding. Ik vind het prima als de minister het breder trekt, dus: eens.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 261: oordeel Kamer, met de uitleg die zojuist is gegeven. Dan de motie op stuk nr. 262.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Ja, de motie op stuk nr. 262 over nu al baseren op gevalideerde en gestandaardiseerde data. Ik ga heel graag in gesprek met partijen om ervoor te zorgen dat alle telgegevens gebruikt kunnen worden. Dat gaf ik net ook al aan in mijn beantwoording van de vragen hierover. Het is dan wel nodig om de telmethodiek te verbeteren en te standaardiseren. Daarom adviseer ik om deze motie nu aan te houden. Anders moet ik haar ontraden.

De voorzitter:

Meneer Bisschop, wat doet u ermee?

De heer Bisschop (SGP):

Misschien kan de minister overwegen dat dit ondersteuning van het voorgenomen beleid is. Ik werd zojuist verrast door de beantwoording van de vraag, want in feite is dat het betoog van deze motie. Wij moeten de protocollen standaardiseren en de methodes standaardiseren. Dat vergt wat tijd. Vervolgens wordt dat benut voor de formulering van beleid. Ik zou dus zeggen dat de minister deze motie zelfs kan overnemen.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Nee. Dat is mooi gevonden, maar ik geef aan dat het al is gevalideerd. De motie suggereert dat dat niet zo is, maar de cijfers waarmee wij werken zijn al gevalideerd, ook ten aanzien van de databestanden. Ik heb ook aangegeven dat ik graag in gesprek ga met partijen om ervoor te zorgen dat alle telgegevens gebruikt kunnen worden. Daarvoor is het inderdaad nodig om dit verbeteren, maar zover zijn we echt nog niet. Daarom vraag ik u om de motie aan te houden.

De voorzitter:

Dat kan de heer Bisschop doen. Anders wordt de motie ontraden. We gaan naar de motie op stuk nr. 263.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Dat is de motie over het monitoringssysteem en de databank. Op dit moment is het niet nodig om op alle plekken in de bodem te monitoren, omdat wij de staat van de natuur vooral aflezen aan de planten. Ik wil wel uitzoeken of een bodemmeetnet toegevoegde waarde heeft. Daarom verzoek ik om de motie aan te houden.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas, wilt u de motie aanhouden?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat ga ik even overleggen.

De voorzitter:

Als de motie niet wordt aangehouden, wordt zij dan ontraden?

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Ja.

De voorzitter:

Oké.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We stemmen volgende week dinsdag over de moties.

Naar boven