16 Acties van Europese boerenorganisaties tegen vrijhandelsverdragen

Aan de orde is het dertigledendebat over acties van Europese boerenorganisaties tegen vrijhandelsverdragen.

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat ... Pardon, even kijken. Wat is er aan de orde? Het dertigledendebat over acties van Europese boerenorganisaties tegen vrijhandelsverdragen. Ik heet opnieuw de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van harte welkom, alsook de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, en natuurlijk ook de leden. Er zijn spreektijden van drie minuten. Er zijn tien sprekers, dus ik ga het aantal interrupties beperken. We doen de interrupties maximaal in tweeën. Als u daarmee kunt instemmen, dan geef ik als eerste het woord aan mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Ondanks de kanteltijd waarin we leven, namelijk richting een economie die past binnen de draagkracht van de aarde, blijven het demissionaire kabinet, de Europese Commissie en de grootste partijen in deze Kamer aandringen op nieuwe vrijhandelsverdragen. Vrijhandelsverdragen leiden tot een grotere ecologische voetafdruk, meer macht voor de grootste vervuilende bedrijven en meer concurrentie voor onze boeren. CETA hangt als een donderwolk boven het hoofd van onze boeren. Terwijl een Kamermeerderheid wil dat Nederland zijn steun voor het Mercosur-verdrag intrekt, gaan de onderhandelingen nog steeds door en heeft het kabinet nog steeds niet formeel richting de EU aangegeven dat deze Kamer tegen Mercosur is. Terwijl alle seinen voor het klimaat op rood staan, dienen fossiele multinationals claims in tegen de Nederlandse Staat dankzij het Energy Charter Treaty. Vandaag protesteerde de Handel Anders!-coalitie daartegen.

Voorzitter. De oude groei-economie probeert nog zo veel mogelijk van de aarde te exploiteren en fossiele politici proberen dat te faciliteren. Maar ik zei het al: we leven in een kanteltijd. Het verzet tegen vrijhandelsverdragen groeit enorm. Mede daarom hebben we ook dit debat, naar aanleiding van de massale boerenprotesten. Het is de Nederlandse boeren al enorm lastig gemaakt door partijen als de VVD en het CDA, die het stikstofprobleem jarenlang hebben gebagatelliseerd en die tegen onze boeren zeiden: als je nou maar investeert in een stal, dan kan je gewoon zo doorgaan. Nu dreigen boeren zelfs onteigend te worden. Boeren zitten nu zo in de knel. Dan kan het toch niet waar zijn dat we nog steeds inzetten op meer concurrentie door meer vrijhandelsverdragen af te sluiten? De huidige verdragen als CETA leiden tot een race naar de bodem. Nederland is een duur land. Onze grond en arbeid zijn al snel duurder dan die van buitenlandse concurrenten. Boeren verdienen bescherming tegen oneerlijke concurrentie via vrijhandelsverdragen.

De voorzitter:

Een interruptie voor u van de heer Hammelburg.

De heer Hammelburg (D66):

Ik kan mevrouw Teunissen heel goed volgen als het gaat over duurzaamheid en de bescherming die we moeten bieden voor natuur in Nederland, maar ook natuur in andere delen van de wereld. Tegelijkertijd hoor ik zo'n sterk betoog tegen vrijhandel, dat mijn vraag aan mevrouw Teunissen is: bent u ook tegen eerlijke handel? Want ik hoor eigenlijk dat u vooral tegen het vergroten van handel bent. Dan vraag ik me toch af of de Partij voor de Dieren ook tegen al die boeren is die meer willen exporteren, die op duurzame wijze produceren en die juist het goede voorbeeld in de wereld laten zien. Want ook dat mag weleens belicht worden.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

De Partij voor de Dieren is uiteraard groot voorstander van eerlijke handel. We zien juist dat het met vrijhandelsakkoorden helemaal de verkeerde kant opgaat, want niet de kleinere boeren, de mkb'ers, profiteren daarvan, maar juist de grote multinationals. Daardoor raakt eerlijke handel juist in de verdrukking. Daar moeten we vanaf. Vrijhandelsverdragen leiden tot lagere productiestandaarden, niet tot hogere productiestandaarden. Ze leiden tot slechtere en niet tot betere voorwaarden voor dierenwelzijn. Dat is de reden waarom de Partij voor de Dieren zegt: we moeten nu van vrijhandelsverdragen af. We moeten toewerken naar eerlijke handel binnen de draagkracht van de aarde.

De heer Hammelburg (D66):

Ik ben het helemaal eens over eerlijke wereldhandel. Ik zie vrijhandelsverdragen en handelsverdragen juist als een sleutel tot het gesprek met andere landen, dat we anders niet kunnen voeren, om de situatie van mens, natuur en milieu te verbeteren. Ik ben ook kritisch, ook over bepaalde aspecten van handel in de wereld. Maar is mevrouw Teunissen het dan niet met D66 eens dat we het gesprek moeten blijven voeren, hoe moeilijk en lastig dat ook is, in plaats van wat de Partij van de Dieren soms wel vaker doet in dit soort debatten, namelijk meteen zeggen: trek je terug achter de dijk; we gaan het überhaupt niet meer doen. Want dan praat je gewoon niet meer mee over verduurzaming van de wereld. Is mevrouw Teunissen daar niet bang voor?

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik vind het toch wel opmerkelijk dat D66 zegt dat handel een soort voorwaarde zou moeten zijn voor het bereiken van duurzame afspraken. We hebben een Parijsakkoord gesloten met landen wereldwijd. We hebben een biodiversiteitsverdrag. Dat is allemaal nog niet ideaal, maar het is een enorme stap vooruit. Daar hebben we geen handelsverdragen voor nodig, en zeker geen multilaterale vrijhandelsverdragen. Dat is het punt. We zijn dus niet tegen eerlijke handel. Sterker nog, we zijn daar hartstikke voor. We zijn ook voor het maken van goede afspraken. Maar zodra vrijhandel wordt gestimuleerd en productiestandaarden worden verlaagd, zeggen we: het gaat helemaal de verkeerde kant op. Nu zitten we op een kantelpunt. We moeten toewerken naar duurzame economie, binnen de draagkracht van de aarde en binnen de ecologische grenzen. Daarin hebben vrijhandelsverdragen, zoals die er nu uitzien, wat de Partij voor de Dieren betreft geen plaats.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is er nog een interruptie voor u van de heer Klink van de VVD.

De heer Klink (VVD):

Ik hoor mevrouw Teunissen zeggen dat handelsakkoorden leiden tot slechtere standaarden. Ik ben dan wel benieuwd welke voorbeelden mevrouw Teunissen kan geven van de standaarden binnen de Europese Unie die voor de boeren in Nederland en de EU slechter zijn geworden door handelsakkoorden.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik wil de VVD even herinneren aan het associatieverdrag met Oekraïne. Daarbij werd steeds gezegd: nee, boeren, maak je geen zorgen, de productiestandaarden zullen niet omlaaggaan. En wat zie je? Vervolgens komen hier eieren binnen die met legbatterijen zijn geproduceerd. Plofkippen hebben de markt overspoeld. Nu is het te laat, want nu zitten we met die concurrentie. Dan moeten we weer allemaal lapmiddelen gaan invoeren om dat te verbeteren. Dat is een voorbeeld van hoe desastreus vrijhandel kan zijn.

De heer Klink (VVD):

Ik vind het belangrijk om te noemen, want nu doet mevrouw Teunissen net alsof het voor alle standaarden veranderd is. Maar de boeren in de Europese Unie en de Nederlandse boeren hebben natuurlijk niet hun standaarden veranderd. Dat suggereert u hiermee, en dat vind ik best wel heel kwalijk.

De voorzitter:

Mevrouw Teunissen. Ik heb geen vraag gehoord, maar u mag reageren.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik heb niet gesuggereerd dat boeren hier hun standaarden hebben veranderd. Ik wil er alleen maar op wijzen dat veel landen niet voldoen aan de productiestandaarden zoals we die in Nederland hebben afgesproken. De producten die hier binnenkomen voldoen niet aan de standaarden die wij hier in Nederland en in de Europese Unie hebben afgesproken. Daar worden onze boeren de dupe van.

De voorzitter:

Maakt u uw betoog even af.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter. Liberalisering van de handel gaat ook ten koste van kleine boeren en inheemse volkeren in het mondiale Zuiden, die vaak met geweld van hun land worden verjaagd of hun levensonderhoud verliezen omdat grote gebieden worden ontbost. Dat is deels om de extra export naar de EU mogelijk te maken. Een vergelijkbaar proces rond landrechten en natuurvernietiging is nu gaande in Indonesië. Door een mogelijk handelsverdrag kan extra palmolie of biodiesel op basis van palmolie geëxporteerd worden.

Voorzitter. Er ontstaat pas een kans op een rechtvaardig handelssysteem binnen de draagkracht van de aarde als we afstand nemen van vrijhandelsverdragen. Daarom heb ik afsluitend de volgende vragen aan het kabinet. Hoe kan de minister van Landbouw kringlooplandbouw en vrijhandel met elkaar rijmen? Erkent zij dat vrijhandelsverdragen tot nu toe niet hebben geleid tot een verhoging van productiestandaarden, maar tot een forse verlaging van productiestandaarden? En aan de minister van Handel zou ik willen vragen voor welk belang hij staat. Staat hij voor onze boeren? Is hij het ermee eens dat we niet langer meer moeten instemmen met het verlagen van importtarieven, het verruimen van quota en andere vormen van liberalisering van landbouwproducten die ook hier in de EU geproduceerd kunnen worden?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Blijft u nog even staan. Er is nog een interruptie van mevrouw Van der Plas voor u.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat klopt. Ik wil mevrouw Teunissen een hart onder de riem steken. Ik ben het volledig eens met haar betoog over de productiewijze. Maar hoorde ik dan ook héél voorzichtig misschien een heel klein complimentje richting onze boeren dat we het eigenlijk helemaal niet zo heel erg slecht doen?

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik denk dat onze boeren vastzitten in een systeem waar ze zelf niet voor gekozen hebben. Ik zeg niet dat het hier slechter is dan in andere landen. We hebben wel degelijk bepaalde stappen gezet, maar het is nog altijd binnen een systeem dat inherent schade veroorzaakt, dat inherent tot schaalvergroting leidt, dat inherent tot meer mest, meer stikstof en meer ellende leidt. Daar geef ik de boeren niet de schuld van, maar daar geef ik wel de banken de schuld van, en de politici die jarenlang voor die grootschaligheid hebben gepleit. We zien nu aan alle kanten dat een keerpunt onontkoombaar is. Er moet echt een keerpunt komen voor de natuur, maar ook in het belang van de boeren zelf.

De voorzitter:

Mevrouw Van Weerdenburg. Mevrouw Van der Plas, toch nog?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Toch nog, ja. Dat heet een debat, sorry.

De voorzitter:

Ik dacht dat u naar complimentje vroeg.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, en ik heb heel veel horen zeggen — en ik ken het standpunt van mevrouw Teunissen en van de Partij voor de Dieren — alleen was het geen antwoord op mijn vraag. Ik vroeg alleen of er misschien toch nog ergens een heel klein complimentje in zat, nu we toch nader tot elkaar aan het komen zijn de afgelopen twee dagen.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik ben ten eerste blij dat mevrouw Van der Plas mijn betoog zo waardeert. Ten tweede: dat zij naar complimentjes vist, vind ik vanuit haar positie volstrekt logisch. Ik geef niet zozeer een complimentje voor de Nederlandse boeren, want er gaat heel veel mis. Dat heb ik net ook in mijn antwoord aangegeven. Wat ik hier wil bepleiten is dat we in ieder geval niet toe moeten naar een verlaging van standaarden. Dat doe je dus wel met vrijhandelsverdragen.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Ik ben een beetje verbaasd, want ik heb namelijk helemaal niks nieuws gehoord. Dit is het bekende verhaal van de Partij voor de Dieren, waar de PVV het overigens roerend mee eens is. Het is een van de weinige vlakken waarop wij elkaar kunnen vinden. Maar dit zijn eigenlijk dezelfde argumenten die we al jarenlang in commissiedebatten wisselen. Dus mijn vraag aan mevrouw Teunissen is: wat is de urgentie van dit debat? Waarom staan we hier in de plenaire zaal? TTIP ligt stil, CETA ligt in de Eerste Kamer en over Mercosur gaat de minister helemaal niks zeggen, want ze gaat eerst wachten tot alles vertaald en juridisch opgeschoond is. Dus waarom staan wij hier?

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Het is niet zo dat het helemaal stilligt, want CETA hangt nog steeds boven het hoofd van de boeren in Nederland en boven het hoofd van de natuur. Dat ligt op de onderhandelingstafel. Dus wat dat betreft is het zeer actueel en moeten we ook vooral nu juist onze stem verheffen en laten zien dat we niet moeten instemmen met CETA. Daarnaast is het ook zo dat dit kabinet onlangs nog een herziening op het handelsbeleid van de Europese Commissie heeft beoordeeld. Daarin staat ook gewoon dat Nederland doorzet met het afsluiten van vrijhandelsverdragen. Daarnaast is het ook nog zo dat heel veel onderhandelingen achter de schermen binnen de Europese Unie gewoon doorgaan. Daarin heeft Nederland ook een stem. Dus wat dat betreft blijft het zeer actueel.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Eens. Ik heb ook niet gezegd dat het niet actueel was. We hebben het er regelmatig over in de commissie. Mijn vraag was: waarom is het zo urgent dat wij hier in de plenaire zaal staan vanavond, tot waarschijnlijk twaalf uur, en dat het niet in een commissiedebat kon? De aanvrager vond het in ieder geval belangrijker om in een televisiestudio te zitten. Dat is allemaal prima. De Partij voor de Dieren gaat over haar eigen afvaardiging en mevrouw Teunissen is ook hartstikke kundig. Maar waarom moet het nu hier vandaag in de plenaire zaal? Wat is de urgentie?

De voorzitter:

Kort, mevrouw Teunissen, want we gaan daar niks meer aan veranderen.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Volgens mij weet de PVV ook dat dit een dertigledendebat is en dat het vaak even duurt voordat dit op de agenda wordt gezet in de Kamer. Zo werkt het nou eenmaal. Daar hebben wij als Partij voor de Dieren geen invloed op. Dit debat is al in 2019 aangevraagd naar aanleiding van de boerenprotesten. Dat heb ik net ook aangegeven in mijn bijdrage. Die boerenprotesten waren tegen de vrijhandelsverdragen. Het heeft even geduurd voor dit debat geagendeerd is, maar zoals ik net heb aangegeven is het alsnog heel relevant om hier vandaag over spreken.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van der Lee van GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Je kunt inderdaad discussiëren over de urgentie van dit debat. Laat ik in ieder geval zeggen dat voor mijn partij geldt dat we blij zijn dat TTIP is begraven. We zijn tegen CETA in z'n huidige vorm, en ook Mercosur is niet vormgegeven op de wijze die wij zouden willen. Tegelijkertijd is GroenLinks een multilaterale partij. Wij geloven dat je de wereld alleen beter kan maken door met anderen samen te werken. Daar heb je verdragen voor nodig. Wij willen eerlijke handel. Wij willen handel waarin maatschappelijk verantwoord ondernemen goed geborgd is. Dat kan ook in verdragen, als je de goede afspraken maakt.

We hebben het de hele tijd over vrijhandelsverdragen tussen rijke landen, maar wat veel belangrijker is, is dat we eerlijker verdragen sluiten met landen die in hun ontwikkeling ver achterlopen. Ik ben zelf opgegroeid in de Achterhoek. Ik heb mijn weekenden en vakantieweken doorgebracht op een boerderij, die van Westerveld in Sinderen. Ik ben jarenlang directeur geweest van een ontwikkelingsorganisatie. Ik heb heel veel kleine boeren bezocht, overal in de wereld, bijvoorbeeld in Uganda met voormalig minister Veerman. Deze boeren moeten aangehaakt zijn in waardeketens, en die waardeketens zijn internationaal. Daar kun je eerlijke afspraken over maken. Wij moeten dat doen als Europa, want er zijn ook anderen — ik kijk naar China — die pogen veel voet aan de grond te krijgen in Afrika, onder voorwaarden die nog veel slechter zijn voor het behoud van biodiversiteit en de strijd tegen klimaatverandering. Ik zou dit kabinet er dus toe willen oproepen om zich nog meer in te zetten voor eerlijke handel.

Ik zou het ook heel goed vinden als wij binnen Europa een afwegingskader ontwikkelen waarbij ieder handelsverdrag — dat is dan bij voorkeur een eerlijk handelsverdrag — erop getoetst wordt hoe vrij het is, hoe eerlijk het is en hoe sterk de mvo-voorwaarden erin zijn geborgd. Dat is dan een toetsingskader dat elke keer uit de kast kan worden gehaald als er weer een nieuw verdrag op tafel ligt. Ik roep het kabinet er dus toe op om daaraan te gaan werken. Meer specifiek over de discussies over het partnerschap tussen Europa en Afrika zou ik het kabinet willen vragen: hoe kunnen we eerlijke handel tussen Europa en Afrika bevorderen?

Tegelijkertijd zie ik ook dat boeren protesteren. We zijn qua landbouw het tweede exportland ter wereld. De Nederlandse boeren zijn groot geworden dankzij handel. Ze zitten ook in een onmogelijk verdienmodel. Daar moeten dingen aan veranderen. Maar ook zij zullen in de toekomst handel nodig hebben, op eerlijke voorwaarden, op voorwaarden die goed zijn voor de aarde, voor de strijd tegen klimaatverandering en het behoud van biodiversiteit. Daar moeten onze inspanningen op gericht zijn. Ik denk dat we het daar in de Kamer inhoudelijk misschien best breed over eens zijn. Maar de vraag is wel: ben je bereid om internationaal samen te werken, binnen Europa — we hebben de bevoegdheden op het gebied van handel al in belangrijke mate overgedragen aan Europa — maar ook met andere landen in de wereld? Daar scheiden helaas de wegen, maar gelukkig zie ik nog steeds wel een redelijke Kamermeerderheid die mogelijk in staat en bereid is om eerlijke handelsverdragen, met name ook met ontwikkelingslanden, in de toekomst mogelijk te maken.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie een interruptie van de heer Van Dijk van de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik vind het een goed pleidooi. Ik ben het er eigenlijk voor een heel groot deel mee eens. Maar ik vrees ook dat het heel veel papier is wat de heer Van der Lee beschrijft, en geen praktijk. Hij noemde zelf al CETA en Mercosur, en destijds TTIP. Daar ging GroenLinks niet mee akkoord. Begrijp ik dat dat nog steeds zo is? Of zegt u: nou, als ze nou dit en dit veranderen, dan gaan we wel akkoord? U weet dat er over CETA wordt nagedacht en dat er wordt gezegd: als we daar nou een klachtenloket in zetten, dan gaan partijen misschien alsnog mee. Zegt GroenLinks: nee, daar gaan we niet voor; dat zijn spiegeltjes en kralen? Of zegt u: daar valt over te praten?

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Nee. Ik ben mijn betoog begonnen door uit te leggen dat de positie van GroenLinks nog identiek is aan die in eerdere debatten, zowel over TTIP en CETA als over Mercosur. Maar waar ik voor wil waarschuwen, is het volgende. Zeker als je progressieve gedachten hebt, moet je voorkomen dat het hele debat over handel alleen maar gevoerd wordt door mensen die klassieke vrijhandel najagen. We moeten niet het hele strijdtoneel opgeven aan anderen. Dat vind ik ook vreemd aan de positie van de Partij voor de Dieren. Sorry dat ik dat zeg. Juist de hoop dat we verdragen kunnen sluiten die biodiversiteit en klimaatverandering veel centraler stellen, maakt dat we ons ertegenaan moeten blijven bemoeien in plaats van te zeggen: er moeten helemaal geen verdragen meer worden gesloten. Dat is namelijk uitermate riskant, want handel zal dan gewoon doorgaan in een anarchiesituatie. Dan is het geen vrijhandel meer, maar helemaal bruut kapitalisme. Dat zouden we echt niet moeten willen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Heel concreet even over CETA. Zegt GroenLinks: CETA, dat gaat wat ons betreft van tafel? Of zegt u: daar valt over te praten?

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Onze positie was, is en blijft dat CETA niet onze steun krijgt. Dat hebben we hier ook aangegeven in de Kamer, dus dat is vragen naar de bekende weg.

De voorzitter:

Helder. Meneer Van Dijk, u bent een oude rot en daarmee ook een voorbeeld voor alle nieuwere Kamerleden. Spreken doen we via de voorzitter. Ik weet dat het u zwaar valt, maar probeer het nog eens. Ik zie mevrouw Teunissen voor een interruptie.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik voel me toch geroepen om even te reageren, omdat de heer Van der Lee het had over een curieuze positie van de Partij voor de Dieren. Volgens mij is onze positie kraakhelder: we zijn voor eerlijke handel, we zijn niet tegen het sluiten van akkoorden, maar we zijn wél tegen vrijhandelsverdragen die leiden tot een verlaging van productiestandaarden, verruiming van quota en verdere liberalisering. Daar hebben onze boeren niks aan, maar daar hebben boeren in ontwikkelingslanden ook niks aan. De multinationals profiteren namelijk van die vrijhandelsverdragen. Vaak zit er ook een clausule in, de ICS-clausule, waarbij multinationals nog meer rechtsbescherming krijgen. Kan GroenLinks in ieder geval aangeven dat het, nu en ook in de toekomst, niet instemt met handelsverdragen die leiden tot productiestandaardenverlaging en een ICS-clausule bevatten?

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Volgens mij zitten we inhoudelijk best dicht bij elkaar, maar het wordt ingewikkeld op het moment dat u tot twee keer toe een motie indient die voor alle handelsverdragen in de toekomst landbouwwinst uitsluit. Dan brengt u mij in een onmogelijke positie, want eerlijke handelsverdragen zijn ook handelsverdragen. Als u preciezer bent in dat wat u zegt te willen, dan kunnen we elkaar vinden. Maar de praktijk is tot nog toe, tot twee keer toe, een andere geweest. Daarom waren wij genoodzaakt tot twee keer toe tegen die motie te stemmen.

De voorzitter:

Mevrouw Teunissen, kort.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

In twee moties waren in ieder geval akkoorden geformuleerd. Daaronder verstaan wij de huidige vrijhandelsakkoorden.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Maar dat stond er niet.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik kan de heer Van der Lee geruststellen. Ik heb hier een andere motie liggen. Die is anders geformuleerd. Ik denk dat we heel dicht bij elkaar gaan komen.

De voorzitter:

Fijn. Hartelijk dank.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik ben benieuwd naar de tekst. Dan beoordeel ik het inhoudelijk.

De voorzitter:

We gaan het zien. Dank u wel. Het woord is aan de heer Klink van de VVD.

De heer Klink (VVD):

Voorzitter. Door vrijhandelsverdragen kunnen we de wereld een stukje mooier maken voor mens, dier en milieu. Nederland is een grote exporteur van agrarische producten. Hierdoor is een goede internationale handelspositie van levensbelang voor onze boeren, tuinders en vissers. Volgens Wageningen Economic Research komt 75% van elke euro die boeren en tuinders verdienen uit het buitenland, en drie op elke vijf boeren bestaan nog dankzij export.

Voorzitter. De VVD-fractie is van mening dat de Europese handelsverdragen van groot belang zijn voor Nederland en de rest van de wereld. In andere landen verhogen zij standaarden. Neem bijvoorbeeld het EU-verdrag met Vietnam, waardoor dat land zich bij afspraken van de International Labour Organization had moeten aansluiten. Het zorgt er ook voor dat Nederlandse ondernemers wereldwijd gelijke kansen hebben en zo voor welvaart zorgen. Uiteraard zijn er ook boeren die met extra concurrentie te maken krijgen. We snappen die gevoeligheden. Daarom is het goed dat handelsverdragen vaak quota bevatten voor agrarische producten, maar ik wil ook eerlijk erkennen dat we de zorgen nooit bij iedereen kunnen wegnemen. Als ondernemers door een verdrag extra kunnen exporteren naar een derde land, zullen ondernemers daar ook meer kansen op onze markt krijgen.

Voorzitter. Het handelsverdrag tussen de EU en Canada, CETA, is goed. Hierbij moeten we natuurlijk ook oog hebben voor de kansen die in het andere handelsblok al mogelijk zijn. Ik heb het over technische innovaties. In Canada is het gebruik van CRISPR-Cas, de nauwkeurige aanpassing van DNA in bijvoorbeeld fruitteelt, toegestaan. Nederland moet in de EU nog een stap bijzetten om dit Europees te regelen, zodat ook onze veredelaars die techniek kunnen gebruiken. Nu zien we veredelingsbedrijven zich nog te vaak om deze reden verplaatsen naar Canada. De VVD-fractie heeft hier al meerdere keren vragen over gesteld. Ik heb daarom een nieuwe vraag: wilt u zich binnen de EU sterk maken om bewezen technologische innovaties in handelsblokken waarmee de EU een overeenkomst heeft gesloten, ook voor de EU en haar lidstaten mogelijk te maken?

Voorzitter. De VVD-fractie is er trots op dat de export van Nederlands zaai- en pootgoed wereldwijd bijdraagt aan voedselzekerheid. Onlangs heb ik aandacht gevraagd voor de export van aardappelpootgoed naar het Verenigd Koninkrijk. Het is betreurenswaardig dat het Verenigd Koninkrijk wederzijdse markttoegang voor pootaardappelen niet wenst. Dat is heel bijzonder, omdat ook het Verenigd Koninkrijk en vooral Schotland er zelf ook belang bij hebben om dit hoogwaardige product te exporteren naar de Europese Unie. Het kabinet geeft aan dat de oplossing gevonden moet worden tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk. Het is heel goed dat Nederland de Commissie nogmaals heeft gewezen op het belang van de wederzijdse markttoegang voor aardappelpootgoed.

Hierover heb ik toch nog enkele aanvullende vragen. De ministers mogen zelf bepalen wie die vragen beantwoordt. Wordt hierbij samengewerkt met andere lidstaten, zoals Ierland? Officieel moet een derogatieverzoek aan DEFRA via de Commissie lopen, maar zijn er mogelijk ook andere wegen? Heeft het Verenigd Koninkrijk wel afspraken met andere landen over pootgoed gemaakt? Wil de minister dit onderzoeken en zich hier sterk voor maken?

Tot zover.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Mevrouw Teunissen, ik heb gezegd dat ik het aantal interrupties ga beperken. U nadert uw taks al. Wilt u nu nog interrumperen? Is dat de moeite waard? Ja? Oké.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik zal het kort houden, voorzitter. Erkent de VVD dat het bij de VVD bij de vrijhandelsverdragen alleen maar draait om vrijhandel? Ik heb namelijk helemaal niets in uw bijdrage gehoord over mogelijke klimaat- of mensenrechtenafspraken. Daar heb ik helemaal niks over gehoord in uw bijdrage. Erkent u dat het u alleen maar gaat om vrijhandel?

De heer Klink (VVD):

Ik heb maar drie minuten. Volgens mij heb ik die volledig benut. Ik kan niet meer toevoegen. Maar het is waar dat het bij toekomstige handelsakkoorden, en zeker bij het Akkoord van Parijs, dat we bijna allemaal onderschrijven, een prominente rol moet krijgen.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Hammelburg van D66. Gaat uw gang.

De heer Hammelburg (D66):

Dank u wel, voorzitter. De heer Van der Lee had natuurlijk een punt. Mevrouw Van Weerdenburg had natuurlijk ook een punt. We hebben dit debat al meermaals in commissies gevoerd. Op dit moment ligt voor ons geen concreet vraagstuk over een verdrag. Maar wellicht is het toch nog eens goed om wat fundamenteler te kijken naar het vraagstuk rondom handel, eerlijke handel. Dan sluit ik me wel aan bij de heer Van der Lee. Ik vind de tegenstelling die wordt gecreëerd problematisch. Ik ben er echt van overtuigd, en D66 is er echt van overtuigd dat we door middel van eerlijke handel niet alleen kunnen werken aan onze welvaart, maar ook aan duurzaamheid, onze natuur en ons milieu. Dat geldt niet alleen voor ons. Dat geldt ook voor de landen waarmee wij handel drijven. Ik denk dat we de welvaart die we in Nederland aan handel te danken hebben, ook andere landen moeten gunnen. De klassieke tegenstelling tussen vrijhandel en tegen handel zijn, vind ik zeer problematisch in dit debat. Daar kwam net ook mijn interruptie richting de Partij voor de Dieren vandaan.

Ik zou dan ook willen zeggen: laten we eerlijk kijken naar alle verdragen die komen gaan. Laten we oog hebben voor landbouw. Laten we oog hebben voor natuur. Laten we oog hebben voor milieu. Maar laten we stoppen met de tegenstelling die zo keihard wordt gecreëerd. Ja, we zien inderdaad dat handel in Nederland en in het buitenland ook rauwe randjes kan hebben. Daar moeten we oog voor hebben. Maar de ogen sluiten en doen alsof het allemaal boe en bah is, en ons daarmee terugtrekken achter de dijken, vind ik zeer problematisch. Ik heb dat in de commissie ook al gezegd tegen de Partij voor de Dieren. Ik vind dat niet alleen problematisch voor onze eigen bedrijven en onze eigen boeren, die juist aan het inzetten zijn op duurzaamheid en circulariteit. Zij moeten ook kunnen exporteren. Maar ik vind het ook oneerlijk naar al de andere landen toe die handel met ons drijven. Ik vind het oneerlijk naar al die boeren, waar de heer Van der Lee het ook over had. Mijn oproep aan de Partij voor de Dieren is dan ook om oog te hebben voor beide kanten en wat meer die dijk op te klimmen, over de zee te kijken en te kijken naar andere mensen. Het gaat over duurzaamheid. Het gaat over milieu. Het gaat over natuur. Maar het gaat ook over mensen en die mensen verdienen dat.

Voorzitter. Er kan nog zo veel gezegd worden. Maar, eerlijk gezegd, we hebben zo veel debatten hierover gevoerd. Ik zie nu geen actueel vraagstuk. Het debat is in 2019 aangevraagd. De enige vraag die ik aan de ministers zou willen stellen, is als volgt. Ik noem de aspecten waar mevrouw Teunissen het ook over had. Wat zijn op dit moment de vorderingen bij het demissionaire kabinet omtrent de vraag hoe we in de toekomst handelsverdragen zo kunnen vormgeven dat we nog veel meer oog hebben voor de landbouwsector — ook voor die onderdelen van de landbouwsector waar mevrouw Van der Plas voor opkomt — en voor mens, natuur en milieu?

Daar wil ik het dan heel graag bij laten. Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u wel. Ik kijk even naar mevrouw Teunissen, die in verschillende bijdragen genoemd wordt.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik wil het echt kort houden, maar er wordt vaak een oproep richting de Partij voor de Dieren gedaan, dus ik wil toch even een wedervraag stellen. D66 heeft het erover dat we met vrijhandelsakkoorden duurzaamheidsdoelen bereiken en dat de Partij voor de Dieren om die reden vrijhandelsakkoorden niet moet afserveren. Het zou gaan om mondiale verbetering van verduurzaming van handel. Kan de heer Hammelburg dan één voorbeeld geven van een vrijhandelsverdrag dat daadwerkelijk heeft geleid tot een verbetering voor het klimaat of de natuur?

De heer Hammelburg (D66):

Volgens mij hebben we in het verdrag met Canada al heel goede stappen gezet. Dan wil ik aan de Partij voor de Dieren de wedervraag stellen. Daar krijg ik altijd maar geen antwoord op, in geen enkel debat. Op het moment dat wij geen verdragen meer sluiten, sluiten we ons uit van de discussies over duurzaamheid. Dan kunnen we als Nederland geen eisen meer stellen. Ik vind dat vermoeiend. Ik ben het met mevrouw Teunissen eens dat er nog heel veel valt te verbeteren, zeker, ook naar de toekomst toe. Laten we daar dan ook naar kijken. Maar ik hoor elke keer maar weer terug, en daar ging mijn interruptie aan het begin van dit debat ook over: we moeten nu stoppen met handel want het kan toch niet eerlijk. Dat is eigenlijk de redenering en daar heb ik heel veel moeite mee.

De voorzitter:

Mevrouw Teunissen nog?

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Het is natuurlijk onzin dat de Partij voor de Dieren wil stoppen met handel. Het gaat hier om vrijhandelsverdragen. Is de heer Hammelburg het dus in ieder geval met mij eens dat de verdergaande liberalisering niet het doel kan zijn gezien alle uitdagingen waar we voor staan, zoals de ecologische crisis en de klimaatcrisis? Uw partij pleit voor kringlooplandbouw. Hoe kun je dat nou verenigen met een verdrag dat intrinsiek, inherent, vrijhandel bevordert en dus een verlaging van de productiestandaarden bevordert?

De heer Hammelburg (D66):

Nee, uiteindelijk sluit je verdragen met landen om de productiestandaarden te verhogen, niet alleen in Nederland maar ook over de grens. Het klimaatprobleem houdt zich niet aan grenzen; dat weet mevrouw Teunissen ook. Dus gebruik die verdragen nou om die verbeteringen door te voeren in plaats van je er zo tegen te verzetten.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is er nog een interruptie van mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik sta hier echt met klapperende oren, want ik hoor hier D66 zeggen: ja, het gaat ook om klimaat en het gaat ook om milieu en om duurzaamheid, maar het gaat ook om mensen. Maar in dezelfde adem is D66 hier bezig om constant maar te benadrukken dat de veestapel gereduceerd moet worden en dat onze boeren eigenlijk gewoon weg moeten. En dan hebben we het over andere landen en dan is het: ja, maar je hebt het ook over mensen. We hebben het hier ook over onze éígen mensen. Daar kan ik echt met mijn pet niet bij. Hoe gaat D66 nou aan de kiezer uitleggen dat onze boeren het wurgkoord om krijgen, spreekwoordelijk, omdat ze volgens steeds hogere standaarden moeten produceren en aan steeds meer voorwaarden moeten voldoen, terwijl D66 de poorten van Europa openzet voor voedsel, grootschalig geproduceerd onder veel lagere normen, milieutechnisch, klimaattechnisch en duurzaamheidstechnisch, dat met scheepsladingen vol hiernaartoe komt? Onze boeren krijgen steeds meer regels opgelegd.

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

En daarnaast, tot slot, nog over het voedsel dat wij gaan eten en dat wij eigenlijk nu al eten. Want dat merkte mevrouw Teunissen heel terecht op: wij eten gewoon legbatterijeieren in Nederland, die onze boeren niet mogen produceren. Hoe gaat u aan uw kiezers uitleggen dat zij voedsel gaan eten dat onder veel lagere standaarden is geproduceerd dan wat de boeren hier in Nederland en in de EU produceren? Hoe gaat u dat uitleggen?

De voorzitter:

Meneer Hammelburg, en het antwoord is hopelijk korter dan de vraag.

De heer Hammelburg (D66):

De vele vragen, zou ik haast zeggen, voorzitter. In Nederland en over de grenzen van Nederland hebben we gewoon te maken met enorme problemen met klimaat en milieu. We ontkomen er niet aan om de agrarische sector hier in Nederland maar ook in het buitenland te hervormen richting circulair, richting duurzamer. Dat brengt pijn met zich mee, maar het brengt ook kansen met zich mee. We moeten daar dus naar kijken. We kunnen niet doen alsof er niets aan de hand is. Dat is soms een moeilijke boodschap, maar dat geldt voor alle boeren in Nederland en in het buitenland. Ook in mijn debat met mevrouw Teunissen heb ik duidelijk aangegeven dat we daarnaartoe moeten werken, ook in handelsverdragen. Maar mevrouw Van der Plas kan zich niet ontdoen van het feit dat we te maken hebben met een stikstofcrisis en met klimaatverandering. Daardoor hebben we veranderingen nodig, ook in de agrarische sector. Dat debat is al veelvuldig gevoerd en mevrouw Van der Plas onttrekt zich elke keer aan dat debat en aan de klimaatcrisis, en daar heb ik dan bezwaar tegen. Dat vind ik zeer problematisch.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas, kort. U heeft zelf straks nog drie minuten voor uw eigen betoog.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, nou, kort of niet kort, ik wil er toch wat van zeggen. D66 is, nogmaals, bezig met het strakker maken van alle regels hier — kringlooplandbouw, duurzaamheid, noem maar op — en het zet de poorten van Europa open voor grootschalig geproduceerd voedsel, voor producten die onze eigen boeren niet mogen produceren maar die wij wel mogen consumeren. Ik stel een hele simpele vraag: hoe legt u dat uit aan de boeren en hoe legt u dat uit aan de burger? En dan krijg ik een of ander wollig verhaal over de stikstofcrisis en weet ik veel wat, waar mijn vraag helemaal niet over gaat. Het is, net als voor meneer Jetten vorige week, kennelijk heel moeilijk voor mensen van D66 om gewoon een vraag te beantwoorden. Hoe legt u dat uit aan de burgers? Hoe legt u uit dat er in het koekje dat zij vanavond bij de koffie hebben, waarschijnlijk legbatterijeneieren zitten, terwijl onze boeren in Nederland die al tien jaar lang niet meer mogen produceren? Hoe legt u dat uit?

De heer Hammelburg (D66):

Dit is wel heel mooi. Ik krijg een interruptie met drie vragen erin en ik geef daar antwoord op. Op de derde vraag zal ik nog een keer een beter antwoord geven. De eerste heb ik uitgebreid beantwoord, volgens mij. Daar zit volgens mij ook echt een probleem bij BBB: de ontkenning van de klimaatcrisis, als ik het zo hoor. Laat ik het heel helder stellen. We hebben in de Europese Unie hele duidelijk productiestandaarden. Dat betekent dat we bij import hele duidelijke eisen stellen over wat er wel en niet in ons voedsel mag zitten. Mevrouw Van der Plas doet nu net alsof dat niet zo is. Dat is een oneerlijke boodschap aan alle Nederlandse consumenten. Daar laat ik het dan maar even bij. Volgens mij was dat een heel helder antwoord op uw interruptie.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas, hier blijft het bij. Interrupties in tweeën hebben we afgesproken. Nee, u krijgt het woord niet meer. Dat mag u in uw eigen termijn toelichten, dus neemt u rustig plaats. Het woord is aan mevrouw Van Weerdenburg van de PVV. Gaat uw gang.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Voorzitter. Dank u wel. Multilaterale handelsverdragen zoals CETA, TTIP en Mercosur maken veel los in de samenleving. Ontelbaar veel burgers en organisaties lieten hun stem al horen uit protest, en hun kritiek is terecht. Zoals mevrouw Van der Plas zojuist al volkomen terecht zei: het is absurd en onacceptabel dat boeren in Nederland worden gehouden aan allerlei duurzaamheidseisen, terwijl producten uit bijvoorbeeld Paraguay of Brazilië, die ver onder die standaarden mogen worden geproduceerd, hier in Nederland op de markt komen. Het is de doodsteek voor onze eigen boeren, die al jaren zeer hoge standaarden op het gebied van voedselveiligheid, dierenwelzijn en duurzaamheid hanteren. Desondanks worden dit soort handelsverdragen ons door de regerende politieke elite opgelegd, want die handelsverdragen zijn nou eenmaal onderdeel van het grote Europese project, van de ongekozen Brusselse EU-regenten die alles willen bepalen en die een hekel hebben aan lastige nationale parlementen die hameren op democratische controle en nationale soevereiniteit.

Voorzitter. Je zou toch denken dat dit kabinet zijn lesje had geleerd, toen het CETA-verdrag bijna strandde in deze Kamer. Toenmalig minister Kaag stond vorig jaar in haar hemd, toen ze in een marathondebat, verspreid over drie dagen, de Kamer niet kon overtuigen. De paniek was groot, toen de PVV samen met de SGP erop wees dat het CETA-verdrag afweek van de Grondwet en slechts kon worden aangenomen met een gekwalificeerde meerderheid. Wij dienden een amendement in om dat gebrek in de invoeringswet te herstellen. Dagenlang moest toenmalig minister Kaag met de pet rond bij marginale partijtjes om te bedelen om steun. Een ordinaire koehandel volgde, en helaas met succes. De wet werd met een minieme meerderheid aangenomen door de Tweede Kamer; een staatsrechtelijk dieptepunt.

De PVV vindt het nog steeds onverteerbaar dat een verdrag dat regelrecht ingaat tegen onze Grondwet, niet met de voorgeschreven tweederdemeerderheid wordt voorgelegd aan het parlement, want dat zou wel moeten. Multilaterale handelsverdragen roepen namelijk allerlei besluitvormende organen in het leven die het verdrag verder moeten gaan ontwikkelen. Die krijgen de bevoegdheid om allerlei bindende beslissingen te nemen in de tenuitvoerlegging van het verdrag, waar onder andere Nederland als verdragspartij automatisch aan gebonden is, zonder dat ons parlement of onze rechterlijke instanties daar nog iets tegenin kunnen brengen.

Voorzitter. Inhoudelijke vragen over het Mercosur-verdrag zijn op dit moment nutteloos, want de minister zal antwoorden dat het kabinet pas een oordeel vormt als alle teksten vertaald en juridisch opgeschoond zijn. Ik wil hem wel alvast meegeven dat hij als het uiteindelijke Mercosur-handelsverdrag dezelfde structuur bevat als CETA, met verdragscomités die bindende besluiten gaan nemen, een soortgelijk amendement van de PVV tegemoet kan zien. Dat leggen wij vast klaar.

Tot slot, voorzitter. Laten wij hopen dat de Eerste Kamer doet wat zij moet doen, en dat is: de Grondwet respecteren en de CETA-invoeringswet van tafel vegen. Wat betreft Mercosur heeft deze Kamer al eerder besloten dat die deal van tafel moet. Het kabinet moet die aangenomen motie gewoon uitvoeren en Brussel direct laten weten dat Nederland onder geen beding akkoord gaat met de Mercosur-deal.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Jasper van Dijk van de Socialistische Partij.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dank, voorzitter. Dit debat is lang geleden aangevraagd; dat is waar. Maar dat betekent niet dat de actualiteit ervan weg is. Die vrijhandelsverdragen kunnen heel gemakkelijk even op een plank worden gelegd en duiken een jaar later weer op. Met evenveel gemak komen ze vanuit Brussel weer aanzetten. U hoort een aantal verdragen steeds terugkeren: het CETA met Canada, het Mercosur-akkoord met Zuid-Amerika en het TTIP-verdrag met Amerika, dat gelukkig al eerder begraven is. Er zijn ook nog andere verdragen. Ik wil deze regering vragen: kunt u zelf eens reflecteren op het debat dat u hier hoort? Erkent u dat die verdragen op z'n minst zeer omstreden zijn en dat er grote zorgen zijn over de verlaging van standaarden, het verlies van zeggenschap en de oneerlijke concurrentie die ze kunnen voortbrengen? Daar zijn zorgen over. Die verdragen zijn ook regelmatig niet ingevoerd, omdat het verzet ertegen te groot was. En terecht. Zo ook de boerenorganisaties die de aanleiding zijn van dit debat.

Voorzitter. Ik ben bang dat ik het antwoord van deze regering helaas al weet, in ieder geval dat van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Er stond namelijk gewoon in dat zogenaamde quasiregeerakkoord van VVD en D66 naar aanleiding van de gesprekken met informateur Hamer: "We stimuleren dat meer handels- en investeringsverdragen worden gesloten, en zetten CETA door". Nou, ik zou er nog eens even goed over nadenken voordat ik met zulke partijen zou gaan onderhandelen. Maar ik vraag toch voor de zekerheid of de minister deze opvatting deelt, graag in relatie tot al die zorgen die de Kamer vandaag noemt. We hebben deze week ook nog een brief gekregen. Misschien kan de regering daarop reageren.

Voorzitter, tot slot over het Energy Charter Treaty, het ECT. Dat is nog een verdrag, dat naadloos overgaat in die andere verdragen; er zit veel overlap in. Het biedt de mogelijkheid aan energiebedrijven om landen voor de rechter te slepen als zij hun investeringen in de weg zitten. Dat kennen we ook van CETA en TTIP. Ook Nederland wordt aangeklaagd door het Duitse kolenconcern RWE vanwege het besluit om te stoppen met kolen. Dat gaat toch wel ver, hè, dat een bedrijf Nederland kan aanklagen, omdat wij hier politiek-democratisch besluiten om te stoppen met kolencentrales. Zij komen dan op ons af om ons aan te klagen. Ik wil graag van deze minister horen wat hij daarvan vindt. Erkent hij dat veel landen hier grote zorgen over hebben? Ik begrijp dat de ministers even overleggen wie hierover gaat. Als dat de minister van Landbouw is, is dat evengoed uitstekend. Maar het gaat over handelsverdragen; dit is er een. Mijn vraag is: deelt de regering de mening dat Nederland uit dit verdrag zou moeten stappen, net als andere Europese landen dat willen doen? Graag een update van uw standpunten.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Dan is het woord aan mevrouw Koekkoek van Volt.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank u wel, voorzitter. In 2019 kwamen boerenorganisaties uit Duitsland, België, Frankrijk, Nederland en Luxemburg samen om actie te voeren tegen vrijhandelsverdragen. Dat is zeer begrijpelijk. Kleine boeren in Europa worden vaak hard geraakt en moeten concurreren met andere landen, met lagere duurzaamheidseisen. Aan de andere kant zien we dat boeren buiten Europa in hun eigen land van de markt weggeconcurreerd worden door grote multinationals. En dan hebben we het nog niet gehad over de impact van vrijhandel op ons klimaat en arbeidsstandaarden.

Voorzitter. Het lijkt in de huidige internationale samenleving misschien moeilijk of onmogelijk om ambitieus te zijn, omdat polarisatie en economisch gewin ingezet worden om het geopolitieke machtsspel uit te vechten. Maar dat pleit ons niet vrij om zelf verandering aan te brengen en wereldwijd vorm te geven aan een nieuwe generatie handelsverdragen. Het is dan ook hoog tijd voor reflectie. Handel is op zichzelf niet goed of slecht; handel is een instrument. De vraag is alleen: waarom drijven we handel en op welke manier willen we handeldrijven, nu en in de toekomst? In algemene zin wil ik daarom vragen wat de visie van de minister hierop is.

Voorzitter. De Europese Commissie is bezig met een herziening van het vijftienpuntenactieplan om handel en duurzame ontwikkeling beter te integreren, in opvolging van het Franco-Nederlandse non-paper. Hierbij wordt ook onderzocht wat het effect is van sancties en andere manieren om duurzame ontwikkeling in vrijhandelsakkoorden afdwingbaar te maken. Kan de minister een eerste indicatie geven van wat hieruit tot nu toe is gebleken? Wat is hierbij de Nederlandse inzet?

En is de minister tevreden met de voortgang van de integratie van duurzame ontwikkeling en handel op Europees niveau? Ziet de minister ook mogelijkheden om hieraan duurzaamheidsstandaarden met betrekking tot agricultuur toe te voegen? En vindt de minister dat vanuit dit doel het recent aangestelde EU-Hoofd Handhaving voor de Handel een meerwaarde heeft? Zijn de instelling van deze functie en het mandaat dat hierbij hoort voldoende om die duurzame ontwikkeling afdoende te waarborgen? Welke andere stappen wil Nederland unilateraal of in EU-verband nog nemen? Is voortgang op andere dossiers niet een noodzakelijke voorwaarde voor integratie van duurzame ontwikkeling en handel op Europees niveau, zoals een Europabreed ambitieus beleid voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen? Zou, met het oog op een mondiaal gelijk speelveld, Nederland via de EU niet enkel moeten inzetten op multilaterale akkoorden, waarbij gezamenlijke afspraken worden gemaakt over de standaarden van producten en de manier waarop we handeldrijven? Graag een reactie.

Voorzitter. Complexe vraagstukken kunnen niet afgedaan worden met een simpel antwoord. Handel is niet zwart-op-wit. Handel is in staat om welvaart te brengen, maar kan ook ongelijkheden vergroten of nadelig zijn voor het klimaat. De vraag is dus: hoe zetten we handel in? Het is tijd voor handelsinstrumenten voor de verbetering van levens, het creëren van welvaart, emancipatie van burgers en het verhogen van levensstandaarden wereldwijd, op het gebied van klimaat, arbeid en mensenrechten.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Dan is het woord aan mevrouw Van der Plas van BBB. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Wij consumeren wat wij niet mogen produceren. Zelfs de koekjes bij de koffie waar de demissionair minister-president zo gek op is, zag ik vorige week, bevatten grondstoffen die onze boeren zelf niet mogen produceren. Dit alleen al zou voor iedereen hier reden moeten zijn om een keihard nee te laten horen tegen vrijhandelsverdragen met landen die niet aan onze productie-eisen voldoen. Alle mooie woorden over kringlooplandbouw, duurzaamheid, klimaat en dierenwelzijn zijn geen knip voor de neus waard als Nederland zijn handtekening blijft zetten onder deze verdragen. Iedereen die hier ja tegen zegt, mag de woorden duurzaam, kringloop, dierenwelzijn en klimaat eigenlijk nooit meer in de mond nemen wat mij betreft.

Dat boeren en tuinders tegen wereldhandel zijn is een belachelijk frame dat continu door voorstanders van dit soort handelsverdragen op het bordje van de boeren wordt gelegd. Als een boer z'n mond opentrekt over waarom dit soort verdragen een slecht idee zijn, dan hoort hij of zij: jullie exporteren zelf ook; raar dat jullie dan tegen handel zijn. Natuurlijk zijn boeren niet tegen handel, en burgers ook niet, maar ze zijn wel tegen handel met een ongelijk speelveld. Door eerdergenoemde frames op hun bord te leggen, minachten degenen die dit zeggen niet alleen de intelligentie en het zelfstandig denkvermogen van de boer en burger. Deze mensen gaan ook nog eens straal voorbij aan de knetterhoge kwaliteit van het voedsel dat wij over de landsgrenzen heen brengen. Mensen, zeker buiten de EU, die ons voedsel opeten, eten voedsel van een hogere kwaliteit en niet van een lagere kwaliteit en onder minder hoge standaarden geproduceerd, zoals bij veel handelsverdragen wél het geval is.

En ja, de agrarische sector in Nederland exporteert inderdaad, zo'n 70%. Van die 70% blijft circa 70% tot 80% binnen de EU, sterker nog, in een straal van 600 tot 800 kilometer om ons heen. Even voor uw beeld: als je in Canada of in Amerika produceert voor mensen die in een straal van 600 kilometer wonen, dan heet het een streekproduct. Iemand die in Keulen een Nederlands ei eet, eet van dichter bij huis dan een Noord-Spanjaard die serranoham of chorizo uit Zuid-Spanje eet. Het ene, 250 kilometer afstand, heet voor sommigen met een vies woord "export"; het andere, 800 kilometer, heet een "lokaal product".

Onze burgers eten steeds vaker voedsel dat niet aan de EU-eisen en de Nederlandse eisen voldoet. Een voorbeeld over het koekje van Rutte: in Nederland en de EU zijn legbatterijen al bijna tien jaar verboden, maar intussen importeren Nederlandse voedingsmiddelenbedrijven miljoenen legbatterij-eieren uit Oekraïne, die ze in onze koekjes, maar bijvoorbeeld ook in de pasta's en sauzen stoppen. De Nederlandse burgers, inclusief onze demissionair minister-president, mogen consumeren wat onze boeren niet mogen produceren. Hoe krom is dat? Graag een antwoord van de minister. Als de politiek onze boeren en burgers echt serieus zou nemen, zouden alle partijen in deze ruimte hier als één front hartstikke tegen moeten zijn. Nogmaals, handel is prima, maar wel: gelijke monniken, gelijke kappen.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een interruptie voor u van de heer Thijssen, Partij van de Arbeid.

De heer Thijssen (PvdA):

Ik ben het met mevrouw Van der Plas eens dat boeren de dupe kunnen worden van dit soort vrijhandelsverdragen. Ik denk dat werknemers dat ook kunnen worden, dus daar staan we aan dezelfde kant, als zijnde de PvdA. Ik denk wel dat boeren in Nederland door heel veel hoepeltjes moeten gaan en aan heel veel regels moeten voldoen, omdat we in Nederland een heel groot stikstofprobleem hebben. Dat komt volgens mij doordat ons landbouwsysteem heel veel dieren op een klein oppervlak heeft. Dat zorgt ervoor dat er meer kosten zijn voor de Nederlandse boeren dan voor buitenlandse boeren. Is mevrouw Van der Plas het met me eens dat dat zorgt voor een ongelijk speelveld tussen de boeren in Canada en die in Nederland, waardoor de Nederlandse boeren bescherming hebben en het vrijhandelsverdrag voor problemen zorgt voor de Nederlandse boeren?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik vind dat een bijzondere redenering. Het ligt er natuurlijk een beetje aan welke norm je stelt als land. In Duitsland mogen de boeren veel meer dan in Nederland. Het is maar net wat je als regering vaststelt. Los daarvan hebben onze boeren bijna 70% — ik meen 67% — stikstof gereduceerd in de afgelopen 30 jaar. De varkenshouderij heeft 80% ammoniak gereduceerd in de afgelopen 30 jaar. Er is geen sector die zo veel reductie heeft behaald. Ik vind het dus een hele vreemde redenering dat door het door ons gecreëerde stikstofprobleem de boeren de dupe zouden worden van vrijhandelsverdragen. Ik wil daar best een kopje koffie met u over drinken, want dat moet u me nog eens goed uitleggen. Ik zie 'm niet zo, eerlijk gezegd.

De heer Thijssen (PvdA):

Dat hoeft geen kop koffie te zijn. We zitten gewoon in een debat, dus laten we het debat gewoon met elkaar voeren. De rechter heeft gezegd dat we een stikstofprobleem hebben in Nederland en dat het heel slecht gaat met de natuur. Dat komt omdat er te veel stikstofvervuiling is. U wilt altijd een compliment voor de boeren omdat die de afgelopen jaren al zo veel hebben gedaan. Bij dezen: de boeren hebben al heel veel aan stikstofreductie gedaan. Maar dat is bij lange na niet genoeg, omdat er eindeloos veel regeltjes zijn waar de boeren aan moeten voldoen. Dat zorgt voor een kostenverhogend effect, waardoor ze de concurrentie met Canada niet aankunnen. Ik ben het dus met mevrouw Van der Plas eens dat die vrijhandelsverdragen de Nederlandse boeren uitleveren aan de vrije markt en aan de concurrentie met Canada. Maar dat komt wel doordat we in Nederland een stikstofprobleem hebben, waardoor ze dure maatregelen moeten treffen. Moeten we het stikstofprobleem in Nederland niet oplossen?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Nou ja, u zegt: door het stikstofprobleem gaat het slecht met onze natuur. Ik heb hier vorige week bij de Algemene Politieke Beschouwingen daar ook wat over gezegd. Is dat zo? Weten we dat precies? Meten we dat precies? Twee weken geleden ben ik met Wouter van Eck — GroenLinkser dan Groenlinks krijg je ze niet, zou ik bijna zeggen — op bezoek geweest in een voedselbos. Dat vond ik hartstikke interessant. Dat voedselbos ligt midden in een intensief veegebied in Gelderland. Enorm veel brandnetels. Stikstof is daarvan de oorzaak. Ik heb het hem letterlijk gevraagd. Ik zei: er zijn hier heel veel brandnetels. Dat komt door stikstof en dat is dus slecht. Hij zei: "Voor mij is het niet slecht, want 400 inheemse insectensoorten zijn afhankelijk van de brandnetel. Die zijn voor mij juist heel goed." Dus laten we de discussie nou zuiver voeren. Wat is nou precies wel waar en wat is nu precies niet waar?

Het Korenburgerveen heb ik vorige week ook genoemd. Midden in een intensief gebied. Daar gaat het gewoon hartstikke goed met de natuur. Waarom? Omdat boeren en natuurverenigingen daaraan samenwerken. U gooit het steeds op: door stikstofdepositie gaat het slecht met onze natuur. Nog een voorbeeld: de Oostvaardersplassen. Daar zijn 22 zeldzame broedvogels verdwenen. 22 zeldzame broedvogels. 500 tot 600 hectare aan riet weggevreten door ganzen. Dat moet allemaal worden hersteld door Staatsbosbeheer en door de provincie Flevoland. Dan komt er een warme zomer en stikken er tienduizenden vissen in het warme water.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas ...

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dus ja, gaat het slecht met de natuur? Komt dat allemaal door de boeren? Ik weet het niet. Laten we gewoon eens een keer doen aan meten is weten. Dat staat ook in ons verkiezingsprogramma.

De voorzitter:

Dan u wel. We doen de interrupties in tweeën. Ik ga naar mevrouw Van Weerdenburg.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Anderhalf jaar geleden hadden wij dat marathondebat over CETA. Ik heb daar toen ook aan meegedaan. Ik kan me herinneren dat ik mevrouw Van der Plas op de publieke tribune zag. Zij deed daar waarschijnlijk verslag voor haar achterban. Ik moet zeggen dat ik vind dat het absolute meerwaarde heeft dat u nu hier beneden staat en een microfoon heeft. Daar zijn wij heel blij om als PVV. Mijn vraag is: kan mevrouw Van der Plas eens aangeven hoe haar achterban dat debat heeft beleefd? Er is drie dagen lang over hen gesproken. Wat zijn de dingen die voor hen het meest op de voorgrond traden en waar zij zich het meest aan geërgerd hebben?

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas, ik ga u uitdagen om een kort antwoord te geven.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat kan ik. Dat ga ik proberen.

De voorzitter:

Heel fijn.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Wat vonden zij het ergste? Ten eerste dat mevrouw Kaag de Kamer heel lang heeft voorgehouden dat het helemaal niet zo was met die productiestandaarden en dat dit alleen maar een hetze was. Later bleek gewoon dat het wel waar was. Het ging om de productiewijze: het was een soort woordspel. Het ging niet om het voedsel. Voedsel dat in ons land komt, moet qua voedselveiligheid aan onze standaarden voldoen. Maar daar ging het helemaal niet om. Het ging over de productiewijze. Dat heeft hen enorm gestoken. Ten tweede: dat er gedaan werd alsof het heel slecht was voor de boeren om niet met die vrijhandelsverdragen mee te gaan. Het was natuurlijk goed voor de melkveehouderij, de kaas naar Canada, of de paprika's. Zeker. Dat realiseren boeren zich ook. Maar zelfs melkveehouders, de sector waarvoor het wel goed zou zijn, zeiden uit principe: dit moeten we gewoon niet willen. We hebben fair trade en we hebben fail trade. Die fail trade is wat in Nederland gebeurt met onze boeren, terwijl we miljoenen steken in fair trade overzee. Ze gingen zelfs achter de andere sectoren staan. Dat is wat mij toen het meest is bijgebleven, namelijk dat individuele boeren die ik heb gesproken, nagenoeg allemaal zeiden: dat moeten we niet doen.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Leeft bij hen ook het idee dat het Nederlandse kabinet meer denkt aan de belangen van boeren in de landen waarmee we handelsverdragen afsluiten en dat het die belangen meer voor ogen heeft dan die van onze eigen Nederlandse boeren?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, zeker. Daar kan ik kort over zijn. Zeker.

De heer Klink (VVD):

Mevrouw Van der Plas geeft terecht aan dat de export van agrarische producten vooral naar de landen om ons heen gaat. Maar ik vraag me af of mevrouw Van der Plas zich realiseert dat de brexit heeft plaatsgevonden en dat een aanzienlijk deel van de Nederlandse agrarische export naar het Verenigd Koninkrijk gaat. Die mag daar in de toekomst hopelijk, ook voor de BoerBurgerBeweging, afgezet worden. Ik voorzie daar nu al een acuut probleem met de pootgoedaardappelen. Dat wordt alleen maar problematischer als we geen afspraken met elkaar maken. Is dat een goede weg die de BoerBurgerBeweging voorstaat?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Wij zijn daar principieel in. Natuurlijk willen wij graag dat onze bacon en onze pootgoedaardappelen naar Engeland gaan. Nederland exporteert graag. Ik zei al dat onze agrarische sector in staat is om heel hoogwaardig en voedselveilig voedsel te maken. Als er vanuit Engeland straks voedsel naar ons toekomt dat onder lagere productiestandaarden, of lage productiewijze, is geproduceerd, moeten we daar maar eens naar kijken. Maar ik ga er niet van uit dat Engeland na de brexit ineens al z'n milieuregels en dierenwelzijnsregels heeft afgeschaft, omdat ze nu ineens buiten Europa zitten. Volgens mij zijn die nog vrij gelijk aan de Europese standaarden.

De heer Klink (VVD):

Ik constateer dat mevrouw Van der Plas in die zin wel openstaat voor een handelsakkoord.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb net in mijn inbreng gezegd: we zijn niet tegen handel, maar het moet wel met gelijke standaarden. Onze boeren, zeker in Nederland, maar ook in Europa, hebben nu al concurrentienadeel. Nederlandse boeren hebben nu al concurrentienadeel in Europa. Dat wordt alleen nog maar erger als ze ook nog concurrentienadeel krijgen uit het buitenland.

De heer Hammelburg (D66):

Mevrouw Van der Plas werd net aan de interruptiemicrofoon bijna boos toen ik tijdens mijn bijdrage zei dat BBB de klimaatcrisis ontkent. In haar eigen bijdrage hoor ik haar nu eigenlijk precies hetzelfde doen door met de voorbeelden van de brandnetels te komen. Mevrouw Van der Plas zei: meten is weten, maar we hebben nog helemaal niet gemeten. Rapport na rapport toont aan dat het klimaat verandert. Rapport na rapport toont aan dat de biodiversiteit in Nederland en in het buitenland drastisch afneemt. De groei van het aantal brandnetels is dus echt geen parameter, zeg ik via de voorzitter tegen mevrouw Van der Plas. Ik vraag mevrouw Van der Plas om toch eens goed na te denken over dit standpunt, want ik hoor haar alleen maar zeggen: wij ontkennen de klimaatcrisis niet, maar het stikstofprobleem bestaat niet. Nou, mevrouw Van der Plas, het stikstofprobleem is gigantisch en moet keihard worden aangepakt.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Meneer Hammelburg, als u een klein beetje verstand had gehad van deze materie, zou u weten dat stikstof helemaal niks met klimaat te maken heeft. Dat gaat over broeikasgassen. Stikstof is geen broeikasgas. Deze discussie kunnen we dus heel snel beëindigen.

De voorzitter:

Meneer Hammelburg nog. Ogenblik, mevrouw Van der Plas, blijft u nog even staan.

De heer Hammelburg (D66):

Dit is de wereld op z'n kop! Biodiversiteit, klimaat, mens, natuur en milieu: ik heb het allemaal in mijn bijdrage genoemd. Daar ging het om. Het hangt allemaal samen met biodiversiteit. Dat begrijpt mevrouw Van der Plas heel goed, maar ze ontkent het nu en draait de boel weer om. Dat deed ze net ook en dat blijft ze doen. Daarmee blijft ze de gigantische problemen ontkennen. Dat is ontzettend betreurenswaardig.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas, ten slotte.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik ontken de problemen helemaal niet. U koppelt stikstof aan klimaat. Ik zeg: we hebben het bij klimaatverandering over broeikasgassen en stikstof is geen broeikasgas. Dat is wat ik zeg. Ik weet ook niet wat ik er verder over moet zeggen.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Op het punt van het belang van "fair trade boven fail trade" vinden we elkaar. Ik heb toch één vraag aan mevrouw Van der Plas, omdat ik in andere debatten naar haar geluisterd heb en zij ook in moties consequent aangeeft dat ze het gezonde verstand wil verspreiden, ook in deze Kamer. Moet ik dat zo duiden dat het gezonde verstand boven het verstand van wetenschappers gaat? Want zowel voor de stikstofproblematiek als de klimaatproblematiek hebben we heel veel wetenschappelijke bevindingen die aantonen hoe erg het is.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Het vrijhandelsdebat is ineens omgeturnd in het klimaat- en stikstofdebat, geloof ik. Meneer Van der Lee kent mijn standpunten daarover ook. In het debat twee weken geleden hebben we daar ook een discussie over gehad. Er zijn ook andere onderzoeken. Er is bijvoorbeeld recent een onderzoek uitgekomen waaruit blijkt dat de impact van koeien op de methaanuitstoot drie tot vier keer lager is dan oorspronkelijk werd gedacht. Alleen wordt hier wel … Meneer Hammelburg moet een beetje huilen?

De voorzitter:

Gaat u verder.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

U heeft het onderzoek niet gelezen?

De voorzitter:

Gaat u verder, mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Maar dat is dus wat ik bedoel. Dat is precies wat ik bedoel. Het is allemaal selectief kijken in onderzoeken. Natuurlijk ken ik de onderzoeken die alarm slaan. Natuurlijk bekommer ik mij om het klimaat. Ik neem thuis ook maatregelen om duurzamer te leven. Natuurlijk doe ik dat. Dat is ook altijd zo'n frame: dat wij de klimaatcrisis ontkennen. Daar is gewoon helemaal geen sprake van. Wij hebben op een aantal punten een andere mening. Ik heb een andere mening dan meneer Hammelburg heeft. Dat heeft helemaal niks te maken met dat ik het ontken. Ik snap helemaal niet waar dat idee vandaan komt. Ja, het klinkt leuk voor uw achterban om dat te zeggen, maar het is gewoon volstrekt niet waar.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

In plaats van anderen te recenseren, is het goed om een vraag te beantwoorden. Mijn vraag was eigenlijk heel simpel: gaat bij u het gezonde verstand boven het wetenschappelijke verstand, ja of nee?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Nou, gezond verstand en wetenschappelijk verstand kunnen heel goed samengaan, hoor. Daar zie ik geen verschil in, eerlijk gezegd.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Thijssen van de Partij van de Arbeid.

De heer Thijssen (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Het kan natuurlijk zo mooi zijn: samenwerking tussen twee landen. Als het ene land goed is in windmolens bouwen en het andere land goed is in dijken ophogen, kunnen ze samenwerken en importtarieven verlagen. Dan kunnen we op een schone manier energie opwekken en kunnen we ons wapenen tegen de gevolgen van klimaatverandering. Maar dat is vaak niet de insteek van vrijhandelsverdragen, want de drijvende kracht achter vrijhandelsverdragen zijn vaak grote bedrijven van de bestaande economie, bedrijven die groot zijn geworden met fossiele brandstoffen, met vleesverwerking, met het handelen in gif of bestrijdingsmiddelen, of het handelen in verbrandingsmotoren. Daar willen zij graag mee verder. Daar willen zij graag nog wat langer winst mee maken. Eigenlijk zien we bij die handelsverdragen dezelfde clash die we nationaal ook zien: de oude economie die nog even door wil gaan en nog even wil cashen, voordat de nieuwe economie het overneemt.

Zo raken ook boeren bekneld bij vrijhandelsverdragen. We wonen nu eenmaal in een klein land, met veel mensen en nog veel meer dieren. Daarmee overschrijden we in Nederland allemaal allerlei milieugrenzen. Om daar toch nog zo goed mogelijk binnen proberen te blijven, wat niet lukt, hebben we allerlei regels die kostenverhogend werken voor die boeren. Daarmee prijzen we onszelf uit de markt als we onderhevig worden aan een vrijhandelsverdrag. Oftewel, bij een vrijhandelsverdrag is het klimaat de pineut, is biodiversiteit de pineut en is de boer de pineut. Het zal u niet verbazen dat de Partij van de Arbeid ook constateert dat werknemers de pineut kunnen zijn. Want een eerlijk salaris betalen of een vast contract geven aan een werknemer is er niet bij in die eindeloze race naar kostenreductie. We maken onszelf helemaal gek. Die vrijhandelsverdragen zonder allerlei voorwaarden moeten dus van tafel.

Zoals ik ook al bij de start van mijn inbreng zei, kunnen landen wel heel goed samenwerken om klimaatverandering aan te pakken en om het leven van mensen beter te maken. We moeten dus af van vrijhandelsverdragen. We moeten toe naar samenwerkingsverdragen tussen landen, om het Parijsakkoord uit te voeren, om biodiversiteitsverlies te stoppen, om boeren in beide landen een eerlijk inkomen te geven en om te zorgen voor goed werk met goede salarissen en vaste contracten. Is de minister het met mij eens dat vrijhandelsverdragen niet meer passen in een wereld die gebukt gaat onder klimaatverandering en de natuurcrisis? Is de minister het met ons eens dat landen in de wereld wel samen moeten werken om deze uitdagingen op te lossen en dat landen in de wereld afspraken moeten maken om te voorkomen dat boeren, werknemers en het milieu slachtoffer zijn van vrije marktwerking?

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Er is nog een interruptie voor u van de heer Van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Een goed pleidooi: weg met die vrijhandelsverdragen. Mag ik daaruit opmaken dat de Partij van de Arbeid niet akkoord gaat met het CETA-verdrag?

De heer Thijssen (PvdA):

Nou, daar hebben wij tegengestemd, inderdaad. Het ligt nu bij de Eerste Kamer.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ja, en in de Eerste Kamer zit ook een Partij van de Arbeid. We weten allemaal dat het daarom spant en dat er misschien onderhandeld wordt over een soort klachtenmechanisme. Mag ik op z'n minst van u uw opvatting hebben over het CETA-verdrag?

De voorzitter:

Van mij?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Nee, van de heer Thijssen. Heel scherp, voorzitter, heel scherp.

De voorzitter:

Ja ja. Ik ga u toch nog proberen op te voeden.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Terecht. Nooit te oud om te leren. Maar als het aan de Partij van de Arbeid ligt, komt het CETA-verdrag er niet. Kunt u die stelling onderschrijven?

De heer Thijssen (PvdA):

Hetzelfde antwoord als ik net gaf: wij hebben tegengestemd in de Tweede Kamer. Het ligt nu in de Eerste Kamer. Het is nu aan de Eerste Kamer om daarmee in te stemmen of niet.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Dit is iets te makkelijk. Ja, de PvdA heeft in de Tweede Kamer tegen CETA gestemd, maar ze had een uitgelezen mogelijkheid om CETA daadwerkelijk te stoppen. Ze hoefde alleen maar voor het amendement te stemmen. Dat heeft de PvdA niet gedaan. Zo duidelijk is het standpunt van de PvdA dus helemaal niet. De vraag van de heer Van Dijk was of de PvdA nou wel of niet voor is. In de Tweede Kamer was de PvdA zogenaamd tegen, maar ze heeft er niet alles aan gedaan om het te laten stranden, want ze zag de kans om …

De voorzitter:

Ja, dat heeft u gezegd.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Ja, dat heb ik gezegd. Maar ze zag haar kans schoon om er in de Eerste Kamer nog wat bij te onderhandelen; een mogelijkheid voor de Greenpeaces en de Urgenda's van deze wereld om beter toegang te krijgen.

De heer Thijssen (PvdA):

Ik heb het net ook aangegeven in mijn bijdrage: samenwerking tussen landen, en dus ook handel tussen landen, is niet noodzakelijk slecht en kan heel erg goed zijn voor beide landen. Het kan ook goed zijn voor de mensen in die landen als er handel gedreven kan worden. De PvdA is dus niet in principe tegen samenwerking of handel tussen landen, maar er zijn wel een aantal voorwaarden waaraan voldaan moet worden. Het is wel zo dat we ondertussen in een wereld leven met een klimaatcrisis en een biodiversiteitscrisis. Verdragen moeten bijdragen aan het oplossen van dat soort zaken. Dan is het, denk ik, heel goed dat landen samenwerken.

De voorzitter:

Ten slotte mevrouw Van Weerdenburg.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Dat was in de verste verte niet ook maar een benadering van een antwoord op mijn vraag. Ik vroeg heel specifiek naar CETA. Waarom heeft de PvdA niet alles gedaan wat zij kon doen in de Tweede Kamer om dat te laten stranden?

De heer Thijssen (PvdA):

Omdat we er toen voor gekozen hebben om tegen CETA te stemmen. Het ligt nu bij de Eerste Kamer. Die kijkt er nu verder naar.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Daarmee eindigt de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik schors tot 21.00 uur.

De vergadering wordt van 20.46 uur tot 21.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Voordat we aan de eerste termijn van de zijde van de regering beginnen, hebben we een huishoudelijke mededeling. Dat is de volgende. De leden die het woord zullen voeren in het volgende debat dat vanavond nog plaats zou vinden — dat is het dertigledendebat over twee rapporten van de VN over verlies aan biodiversiteit — hebben verzocht om dat debat niet nu te laten plaatsvinden, maar binnenkort bij de regeling te verzoeken om een meerderheidsdebat rond de aanstaande VN-top over biodiversiteit. Dat zal waarschijnlijk mevrouw Teunissen dan doen als aanvrager van het debat. Dit betekent dat we nu besluiten om dat debat vandaag van de agenda te halen. Ja? Heeft iedereen daar voldoende aan? Goed.

Dat gezegd hebbende, heropen ik het debat over de acties van Europese boerenorganisaties tegen vrijhandelsverdragen. De eerste termijn van de Kamer is geweest. Het woord is aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

De Bruijn:

Dank, voorzitter. Dit is mijn eerste debat in de plenaire zaal. Het is mij een groot genoegen en een grote eer om in uw Kamer te mogen verschijnen.

Voorzitter. Handel en landbouw. Handel is voor Nederland echt van een heel groot belang. Ik roep in herinnering dat een derde van ons bruto nationaal product van internationale handel komt. Dat geldt eigenlijk voor handel in landbouwproducten: een kleine 100 miljard euro aan export; we zijn de tweede grootste exporteur van landbouwproducten ter wereld. Handel is dus van wezenlijk belang voor de Nederlandse economie. En ja, er is soms veel kritiek op handelsverdragen. Maar ook zonder die verdragen is er handel. Dat zou ik toch nog wel eventjes in herinnering willen roepen. Het is zelfs zo dat 67% van onze handel en ook de EU-handel plaatsvindt onder de algemene regels van de WTO. Dat betekent dus dat die buiten de handelsverdragen plaatsvinden waar we het vandaag over hebben.

Ik wil van meet af aan ook het misverstand de wereld uit helpen dat handelsakkoorden een negatieve impact zouden hebben. Integendeel, handelsverdragen verhogen onze welvaart. Maar wat meer is: akkoorden kunnen bijdragen aan duurzaamheid en het tegengaan van klimaatveranderingen. Dat is een hele belangrijke kentering in het handelsbeleid. Ging het voordien alleen maar om liberalisering, verlagen van tarieven en het afbreken van non-tarifaire handelsbelemmeringen, nu gaat het ook om het verdedigen van afspraken over klimaat, duurzaamheid, kinderarbeid en andere standaarden. Ik denk dus dat dit een hele belangrijke kentering is. Ik begrijp heel goed dat voor sommigen die kentering niet snel genoeg gaat. Dat geldt voor onder meer de Partij voor de Dieren van mevrouw Teunissen. Laat ik trouwens in een tussenzin zeggen dat ik het heel leuk vind om hier vandaag weer met haar te debatteren, want wij hebben vaak tegenover elkaar gestaan in de gemeenteraad van Den Haag. Voor sommigen gaat die kentering dus niet snel genoeg, maar het is onmiskenbaar dat er op dit moment hele belangrijke stappen gezet worden om ons handelsbeleid moderner te maken. Ik denk ook dat de Europese Commissie daar met haar vijftienpuntenplan heel duidelijk aandacht aan heeft besteed en ook laat zien dat de handelsakkoorden op een andere leest moeten worden geschoeid. Nederland heeft daar ook zelf een belangrijke bijdrage aan geleverd in een discussiedocument dat samen met Frankrijk is opgesteld. Wij willen erop toezien dat handel in toenemende mate helpt bij het bereiken van doelstellingen op het gebied van duurzaamheid en het bestrijden van klimaatverandering.

De voorzitter:

Mevrouw Teunissen.

De Bruijn:

Mag ik dit punt afmaken? In dit verband wil ik ook melding maken van het feit dat wij hopen dat de Europese Commissie heel gauw zal komen met een voorstel over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat kan er namelijk in een breder kader voor zorgen dat al die punten die ik noemde, waaronder ook standaarden op het gebied van arbeidsrechten, dus de verdragen van de ILO en de verschillende protocollen, deel gaan uitmaken van die handelsverdragen. Dat kan dus ook nog eens een extra zetje krijgen als de Commissie met goede voorstellen komt over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik hoop dat dit voorstel heel gauw op tafel komt.

De voorzitter:

Mevrouw Teunissen, nu in de gemeenteraad van Nederland.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Het doet mij deugd om de heer De Bruijn hier terug te zien. Ik heet hem namens de Partij voor de Dieren van harte welkom hier. We zijn vereerd dat dit het eerste debat is van de demissionair minister om aan deel te nemen. Dit is een debat over vrijhandelsverdragen; dat is niet zomaar een onderwerp. Mijn vraag gaat over de kentering die de heer De Bruijn aangaf, de kentering op het gebied van vrijhandel. Hij zegt eigenlijk: eerst was het totaal gericht op liberalisering en nu gaat het ook om het stellen van duurzaamheidsvoorwaarden en van dierenwelzijnsstandaarden. Dan is mijn vraag: is hier wel sprake van een kentering of is het een schijnkentering? Is het niet zo dat vrijhandelsverdragen steeds impopulairder zijn geworden in de afgelopen jaren? Vervolgens is ook in Europa de vraag opgebracht: hoe kunnen we nou toch vrijhandelsverdragen doorzetten? Vervolgens kwamen er opeens allerlei passages over duurzaamheid en over mensenrechten in die verdragen terecht. Waarom moet dat eigenlijk per se geregeld worden in die vrijhandelsverdragen? Is dat niet iets waar we al jarenlang gewoon via de diplomatieke weg goede afspraken over maken? Het klimaatakkoord van Parijs is het voorbeeld bij uitstek. Moet je dat nou wel via vrijhandelsverdragen gaan regelen? Of moet je gewoon zeggen: handel moeten we binnen de grenzen houden van klimaat, van dierenwelzijn en van mensenrechten en over die zaken moeten we diplomatieke afspraken maken?

De Bruijn:

Nou, het punt is: er zijn natuurlijk heel veel afspraken, maar het blijkt dat ook op die terreinen de afspraken niet altijd afdwingbaar zijn. Ik geef mevrouw Teunissen graag toe dat het een verandering is die op dit moment plaatsvindt en dat we er dus nog niet helemaal zijn, maar handelsakkoorden kunnen een instrument zijn om juist ervoor te zorgen dat die afspraken over duurzaamheid en over klimaat kunnen worden gehaald.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Het woordje "kunnen" is wel belangrijk. U zegt "kunnen worden gehaald". Ik vraag het mij af. Van de handelsverdragen die er nu liggen, zoals Mercosur en CETA, wordt door de voorstanders van die handelsverdragen gezegd: het is een verbetering; er staan duurzaamheidsparagrafen in. Maar die duurzaamheidsparagrafen zijn op geen enkele wijze afdwingbaar. Er staat bijvoorbeeld geen enkele duurzaamheidsstandaard in CETA. Erkent de minister dat dat dus niet het geval is bij de vrijhandelsverdragen die wij nu zien?

De Bruijn:

Allereerst wil ik zeggen dat de afspraken die in CETA staan wel degelijk juridisch bindend zijn. Dat is al een hele stap vooruit. Ik erken dat het geschillenbeslechtingsmechanisme dat in dat verdrag is opgenomen geen sancties kent. Daar wordt over gesproken. U weet ook dat er in het kader van de Europese Unie inmiddels een klachtenmechanisme is. Ook dat zal voor sommigen wellicht nog niet ver genoeg gaan, maar dat zijn eerste hele belangrijke stappen op weg naar iets wat hopelijk ook ooit de goedkeuring zal krijgen van de Partij voor de Dieren. Maar je kunt de wereld niet in één keer veranderen. Ik denk dat wat er op dit moment gebeurt echt een versnelling is in het denken over hoe handelsakkoorden er in de toekomst uit moeten zien. Mevrouw Teunissen heeft het bijvoorbeeld over Mercosur. Ik kan niet ontkennen dat Mercosur eigenlijk nog een beetje stamt uit een oude periode. De onderhandelingen zijn twintig jaar geleden begonnen. Dan is het moeilijk om het tijdens de rit nog aan te passen aan een nieuwe situatie. Maar zeker als we het gaan hebben over het sluiten van nieuwe handelsverdragen, zullen het soort punten dat mevrouw Teunissen naar voren bracht ongetwijfeld hoog op de agenda staan. Dat kun je ook terugzien in de documenten van de Europese Commissie.

De voorzitter:

Ik zie dat u het woord nog wil hebben, mevrouw Teunissen. U weet dat ik de interrupties eigenlijk in tweeën wil. U kunt hier dus nog een interruptie aan besteden, maar u kunt het betoog van de minister ook even verder afwachten. De heer Van Dijk, SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Wie goed luistert naar de minister, hoort dat hij erkent dat er eigenlijk een oude manier van onderhandelen is, met oude standaarden, en een nieuwe. Daar wilt u naartoe. Dat is interessant. Maar Mercosur en volgens mij ook CETA zijn nog met die oude standaarden gemaakt. Erkent de minister dat die verdragen dus verouderd zijn en op z'n minst heronderhandeld moeten worden?

De Bruijn:

CETA niet. Bij Mercosur zullen we het nog moeten zien. Mevrouw Van Weerdenburg heeft gelijk: we zullen moeten afwachten wat de definitieve tekst van het akkoord is, en dan zullen we daar ons oordeel over geven. Maar wat betreft CETA ben ik het daar zeker niet mee eens. Dat is een zeer belangrijk verdrag. Ik denk dat we er alles aan zullen moeten doen om dat goedgekeurd te krijgen. Overigens is dat hier in de Tweede Kamer goedgekeurd. Ik dacht dat we hier in de Tweede Kamer stonden en niet in de Eerste Kamer.

De voorzitter:

Dat heeft u goed gezien.

De Bruijn:

Dank. Ben ik toch nog scherp om 21.10 uur 's avonds.

De voorzitter:

U heeft al snel door hoe het hier werkt.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De minister weet ook dat de meningen over het CETA-verdrag zeer verschillend zijn. Het ICS, dat mechanisme waarmee bedrijven staten kunnen aanklagen, is bijvoorbeeld buitengewoon omstreden en staat gewoon in CETA. Wat mijn partij betreft had dat eruit gemoeten. Dan hebben we het over Mercosur. Daar heeft deze Tweede Kamer een duidelijke motie over ingediend: Mercosur moet van tafel. Erkent de minister dat, en is hij het ermee eens dat dat verdrag dus over en uit is?

De Bruijn:

Ik erken dat die motie bestaat. Ik zou dat niet anders durven zien. Maar dat betekent niet dat dat verdrag nu onmiddellijk van tafel moet, terwijl ik het nog niet eens ken. Het is nog niet formeel daar. Laten we dat nou even afwachten. Dan kunnen we ons standpunt dan nader bepalen, in het licht van de motie.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De Bruijn:

Voorzitter. Ik denk dat ik voldoende ben ingegaan op de punten van mevrouw Teunissen. Dan kom ik bij de inbreng van de heer Van der Lee. Hij heeft onder andere gesproken over een afwegingskader. Ik denk dat het inderdaad belangrijk is dat dat er is. Op dit moment is het zo dat de Europese Commissie alle effecten al laat onderzoeken. Er is dus een mechanisme, dat met een mooi term "sustainability impact assessment" heet. De Nederlandse regering zet erop in om dergelijke impact assessments te verbeteren. Daar wordt aan gewerkt. Ik denk dus dat de Europese Commissie ook heel snel met een aanpassing zal komen. Ik zie die tegemoet, maar ook dat vind ik een belangrijke ontwikkeling.

Dan heeft de heer Van der Lee gesproken over het bevorderen van de handel tussen de Europese Unie en Afrika. Ik vind dat inderdaad een heel belangrijk punt. Er zijn natuurlijk al verschillende instrumenten die de Europese Unie tot haar beschikking heeft, met name het APS, het Algemeen Preferentieel Stelsel, en daaronder het programma Everything But Arms. Daar gebeurt dus al heel veel. Daarnaast vind ik het wel interessant om in de Europese Unie de relatie met Afrika veel beter vorm te gaan geven, maar dat zal zeker ook aan een volgend kabinet zijn. Ik denk dat het Franse voorzitterschap dat ook hoog op de agenda zal zetten. Een van de onderdelen daarvan zal ook moeten zijn om die positie van eerlijke handel ten opzichte van Afrika te verbeteren. Nogmaals, dat is iets wat we nu niet op korte termijn kunnen bewerkstelligen, maar ik ben het er zeker mee eens dat dat hoog op de agenda zou moeten staan. Dan …

De voorzitter:

Een ogenblik. De heer Van der Lee heeft een interruptie voor u.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank aan de minister voor de beantwoording en de beweging die daarin zit. Wat betreft het afwegingskader vind ik het belangrijk dat naast duurzaamheid en de strijd tegen klimaatverandering ook naar de imvo-aspecten wordt gekeken. Ik heb daar ook een motie voor. Daar kom ik straks nog wel op terug. Ik wil u ook nog het volgende vragen, gelet op het white paper dat Nederland met Frankrijk heeft gemaakt en gelet op de uitslag van de verkiezingen in Duitsland die nu een feit is, en daarmee de kans op een stoplichtcoalitie in Duitsland. Wat zou dat naar zijn inschatting kunnen betekenen voor de Europese discussie over het eerlijker en groener maken van handelsverdragen?

De Bruijn:

Dat vind ik een hele interessante vraag, maar dat is nog een beetje speculeren. De Ampelkoalition is een mogelijkheid. Er is een sleutelpositie voor De Groenen. Misschien is de heer Van der Lee dus nog veel beter geïnformeerd dan ik. Het lijkt mij nou niet de juiste plek en het juiste moment om te gaan speculeren over wat zich daar zal gaan voltrekken. Ik heb gehoord dat het in ieder geval de bedoeling is dat er vóór Kerstmis een nieuwe bondsregering komt. We zullen het zien. Op dat moment zullen we moeten kijken wat dat voor betekenis heeft, ook voor dit vraagstuk.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dit antwoord snap ik op zich. Ik denk dat de Duitsers waarschijnlijk sneller zijn dan wij, gelet op de moeizame voortgang hier. Maar mag ik dan de vraag als volgt herformuleren? Neemt Nederland, zodra er een nieuwe regering is in Duitsland, het initiatief om op dit punt snel contact te zoeken en om te kijken of we kunnen bevorderen dat handelsverdragen eerlijker, groener en socialer worden en dat dat ook in een breder Europees afwegingskader voor de toekomst beoordeeld wordt?

De Bruijn:

De heer Van der Lee kan ervan opaan dat zodra er een nieuwe Duitse bondsregering is en ik wellicht nog in functie ben, ik dan de eerste zal zijn om met mijn counterpart contact op te nemen.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u verder.

De Bruijn:

Voorzitter. Dan kom ik bij de inbreng van de heer Van Dijk. Zijn opmerkingen en vragen over CETA heb ik volgens mij al beantwoord. Volgens mij liet dat niets aan duidelijkheid te wensen over. Ik ga dus over naar de volgende vraag: erkent de minister dat verdragen zeer omstreden zijn en kan hij daarop reflecteren? Ik denk dat ik dat gedaan heb. Aan het begin van mijn inbreng heb ik ook gezegd dat ik heel duidelijk zie dat dat een vraagstuk is en dat dat volop in beweging is.

Voorzitter. Dan kom ik aan een vrij lange reeks vragen van mevrouw Koekkoek van Volt. Ik hoop dat ik ze allemaal beantwoord, want het waren er veel en ze werden snel gesteld. Ik hoop dus dat ik er niet eentje mis. Wat is de visie van de minister op handel in de toekomst? Dat is een hele brede vraag waar we heel lang over kunnen discussiëren, maar laat ik nogmaals herhalen dat ik de inzet op duurzaamheid, milieu en arbeidsvoorwaarden, zodat die in handelsakkoorden terechtkomen, echt heel belangrijk vind. Dat geldt echter niet alleen voor handelsakkoorden, maar ook in het kader van de Wereldhandelsorganisatie. Zoals ik ook aan het begin van mijn inbreng zei, vindt 67% van de handel plaats onder het regime van de WTO. Het is dus heel erg belangrijk dat die vraagstukken ook in het kader van de WTO op tafel komen. Ik zal mij daar ook voor inspannen bij de komende ministeriële vergadering van de WTO. Dat zal niet makkelijk zijn, maar ik zal mij daar namens het kabinet zeker voor inspannen en ik zal er ook voor proberen te zorgen dat we in het kader van de WTO toewerken naar een gelijker speelveld dan het huidige speelveld.

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Hammelburg.

De heer Hammelburg (D66):

Voorzitter. Ik ben mij er ten volle van bewust dat ik met het volgende het vraagstuk nog weer wat verbreed. Waar we het hadden over landbouw en handelsakkoorden, gingen we al naar klimaat, milieu, mens, dier en natuur. In het kader van de laatste opmerking van de minister wil ik daar nog wel iets aan toevoegen, namelijk mensenrechten. Als we met de Wereldhandelsorganisatie dat gesprek gaan voeren en inzetten op verbetering, dan gaat het ook over de inzet op mensenrechten. Dat is iets wat we heel vaak nog niet bespreken, ook niet in dit kader. Het gaat heel vaak over alleen landbouw, terwijl er nog zo veel meer aspecten aan zitten.

De Bruijn:

Zeker. Ik ben het geheel eens met de heer Hammelburg. Hij weet dat op dit moment in veel handelsverdragen van de Europese Unie mensenrechten al een zogenaamd "essentieel" element zijn. Maar nogmaals, ook in het kader van de WTO denk ik dat het van groot belang is dat we dit aankaarten.

Voorzitter. Dan kom ik bij de tweede vraag van mevrouw Koekkoek. Kan de minister een eerste indicatie geven van de herziening van het vijftienpuntenactieplan? Daar wordt volop over gediscussieerd. De Europese Commissie heeft daar ook een uitvraag naar gedaan via internet. Alle inbreng komt op dit moment binnen. Ik zal de Kamer uiteraard informeren zodra de Commissie dat allemaal verzameld en verwerkt heeft. Daar zullen we nog eventjes geduld voor moeten hebben. Maar dat is dus volop in bewerking. We zullen de nadere stukken van de Europese Commissie even moeten afwachten.

Mevrouw Koekkoek heeft nog gevraagd naar de ervaring met de recent aangestelde Chief Trade Enforcement Officer. Ze heeft mij gevraagd of die een meerwaarde heeft. Ik vind het heel eerlijk gezegd nog een beetje te vroeg om daar een concreet antwoord op te geven, omdat die nog maar net is ingesteld. De persoon is vrij kort geleden begonnen. Maar ik vind wel dat het een heel belangrijke stap is die de Europese Commissie heeft gezet, omdat juist deze persoon ervoor kan zorgen dat de afspraken die gemaakt zijn in het kader van de handelsakkoorden, ook daadwerkelijk worden nageleefd. Het was natuurlijk heel vaak het geval dat we dingen opschreven in verdragen, maar het vervolgens bij papier bleef. Dat hoorde ik de heer Van Dijk volgens mij eerder in het debat ook zeggen. In dat verband speelt deze Enforcement Officer een heel belangrijke rol. Maar nogmaals, ik vind het iets te vroeg om daar nu al een waardering over uit te spreken, omdat de beste man nog maar net begonnen is.

De volgende vraag van mevrouw Koekkoek ging over hoe ik aankijk tegen een mondiaal gelijker speelveld. Ik dacht dat ik daarover ook al in mijn eerdere inbreng heb gezegd dat ik het zeer belangrijk vind dat we daar in het kader van de WTO naar kijken. Ik wil hier ook niet onvermeld laten dat dit geen makkelijk vraagstuk is. Met name bij bijvoorbeeld grote handelspartners als China, zien we dat in toenemende mate de handel verstoord wordt door handelspraktijken die een oneerlijke internationale handel in de hand werken. In het kader van de WTO zullen we dus het nodige moeten doen om dat speelveld weer gelijk te trekken. China is weliswaar onderdeel van de WTO, maar niet van alle WTO-afspraken die er gemaakt zijn. Ik vind dat wij er echt naar moeten streven dat China zich ook aansluit bij al die andere akkoorden die in het kader van de WTO zijn gesloten. Dat zal dat gelijke speelveld verder gaan versterken.

Tot slot kom ik bij de vraag van mevrouw Koekkoek over hoe ik aankijk tegen het internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik vind dit een buitengewoon belangrijk onderwerp. Ik heb al eerder in mijn inbreng gezegd dat ik de Commissie op dit moment ook aanspoor om zo spoedig mogelijk met een richtlijnvoorstel te komen. Ik geef er namelijk absoluut de voorkeur aan dat dit op Europees niveau geregeld wordt en niet op nationaal niveau, juist ook om binnen de interne markt van de Europese Unie dat gelijke speelveld te behouden. Ik heb binnenkort ook een gesprek met Commissaris Reynders van de Europese Commissie, om hem nog aan te sporen om dit voorstel in ieder geval voor het eind van het jaar in te dienen.

Voorzitter. Dan rest mij nog één vraag, dacht ik. Die ging over een onderwerp dat niks met landbouw te maken heeft … Nee, sorry, ik vergeet de heer Thijssen. Excuus.

De voorzitter:

Ogenblik, voordat we daaraan toekomen is er een interruptie van de heer Hammelburg.

De heer Hammelburg (D66):

Ja, over dat plan-Reynders. Dat zou voor de zomer komen en toen zou het in september komen. Die maand is bijna voorbij. Toen zou het in oktober komen en nu hoor ik de minister zeggen dat hij hoopt dat het eind van het jaar is. Mijn grote vrees is dat het straks eind 2023 wordt. Heeft de minister enig inzicht in wat precies de problemen zijn rond de planvorming en in wanneer het nou echt naar ons toe komt? Want het duurt zo wel heel erg lang.

De Bruijn:

Dat ben ik eens met de heer Hammelburg. De Europese Commissie heeft eerder gezegd dat het voor eind oktober zou komen, en daar wil ik de Europese Commissie ook aan houden. Het is natuurlijk een heel complex vraagstuk. Ik zal er overigens binnenkort ook een brief over sturen aan uw Kamer. Ik hoop dat wij over dit onderwerp binnenkort ook een debat zullen hebben op basis van die brief. Maar wat nou precies de achtergrond is van de vertraging bij de Europese Unie zal moeten blijken in mijn gesprek met Commissaris Reynders. Ik denk dat dat alles te maken heeft met de reikwijdte van het richtlijnvoorstel.

De voorzitter:

Ik begrijp van de griffier dat dat debat gepland staat voor 27 oktober.

De Bruijn:

27 oktober. Ik zie ernaar uit, voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Koekkoek.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank aan de minister voor de beantwoording van de vele vragen. Eén vraag staat nog open, namelijk de vraag over de mogelijkheden voor het toevoegen van duurzaamheidsstandaarden met betrekking tot agriculturele producten, dus landbouwproducten. En ik hoorde minister zonet ook noemen dat we via de WTO moeten hervormen. Mijn ervaring is dat dat nou net heel ingewikkeld is, om via de WTO landbouwduurzaamheidsstandaarden samen te voegen. Mijn vraag aan de minister is dus wat de verwachtingen zijn voor de eerstvolgende conferentie.

En aansluitend daarop — dat kun je ook zien als een tweede interruptie — vraag ik wat het plan B is. Wat zou de route zijn mochten er in november geen hele ambitieuze akkoorden kunnen worden bereikt in Genève?

De Bruijn:

Ik vrees dat ik het antwoord hierop een beetje schuldig moet blijven. Ik verwacht inderdaad op dit punt in Genève niet veel. En dan zeg ik misschien nog net te veel. Wat plan B is, zullen we echt even na die conferentie moeten bekijken. Dat zou ik ook moeten overleggen binnen het kabinet, met de collega van Landbouw. Ik weet dat dit een beetje een onbevredigend antwoord is, maar ik kan er op dit moment helaas niet meer van maken.

De voorzitter:

Ja. Dan de heer Klink nog.

De heer Klink (VVD):

Wat verwacht de minister dan wél op de ministeriële conferentie?

De Bruijn:

Dat is een hele goede vraag. Heel binnenkort hebben we daar ook een voorbereiding voor onder het Italiaanse voorzitterschap van de G20. Ik hoop, en daar zal het kabinet zich echt voor inspannen, dat op die conferentie in ieder geval een akkoord kan worden bereikt over subsidies in de visserij. Daar weet mijn collega Schouten alles van. Dat ligt buitengewoon moeilijk. Er zijn enkele landen die hele hoge eisen stellen; laat ik het zo formuleren. Ik heb toch wel een klein beetje hoop dat we eruit zullen komen, maar het zal moeilijk zijn.

De heer Klink (VVD):

Dat hoorde ik inderdaad ook; om iets over covid en over de organisatie van de WTO te doen. Er wordt ook gezegd dat het mooi zou zijn als iets over landbouw lukt bij de komende ministeriële conferentie. Heeft u daar gedachtes over?

De Bruijn:

Dat is niet wat helemaal bovenaan het lijstje staat. Dat heb ik ook eerder besproken met de nieuwe directeur-generaal van de WTO, mevrouw Ngozi, met wie ik overigens overmorgen weer een gesprek heb in Genève, juist om deze ministeriële voor te bereiden. Ik steun haar, dat zij wil proberen zich daarop te concentreren waar de meeste kans van succes is. Zij denkt dat dat is op het gebied van subsidies in het kader van de visserij — maar nogmaals, ook dat zal lastig zijn — en ook om een agenda overeen te komen over hervorming en modernisering van de WTO. Als we alleen al kunnen afspreken dat daar een werkgroep voor komt en dat dat werk in gang wordt gezet, vind ik dat al een stap voorwaarts.

De voorzitter:

U was bijna aan het eind gekomen van uw beantwoording, dacht ik.

De Bruijn:

Ik heb eigenlijk de heer Thijssen al geantwoord. Hij vroeg of die vrijhandelsakkoorden passen in een wereld van klimaatverandering en natuurcrisis. Ik heb proberen aan te tonen dat ik denk van wel, omdat handelsakkoorden een instrument kunnen zijn om met afspraken op die terreinen juist een breekijzer te hebben om die beter te kunnen naleven.

Dan mijn laatste punt, dat helemaal niets met landbouw te maken heeft, namelijk een vraag van de heer Van Dijk over het Energiehandvest. Ik voel mij hier een tikkeltje ongemakkelijk, omdat dat voor een heel groot gedeelte de verantwoordelijkheid is van de minister van EZK. Kijk, ook dit is een verdrag dat stamt uit de jaren negentig, dat er zo uitziet omdat het in de jaren negentig gesloten is. Wij hadden er ook alle belang bij, omdat Oost-Europese landen deel uitmaken van dat verdrag, om investeringen in die landen, die toen best wel moeilijk waren, te beschermen. Ik denk dat dat in de jaren negentig absoluut een legitieme doelstelling was.

Nu is het inderdaad zo, zoals de heer Van Dijk heeft gezegd, dat Uniper en RWE een beroep hebben gedaan op het geschillenbeslechtingsmechanisme onder dat verdrag. Ik wil er wel op wijzen dat ook zonder dat verdrag deze bedrijven gewoon naar de normale rechter kunnen gaan. Wat dat betreft maakt het Energiehandvest geen verschil. Zij kunnen altijd een beroep doen op de Nederlandse rechter met betrekking tot welk besluit de Nederlandse regering dan ook neemt.

Zijn concrete vraag was of Nederland nu uit dit verdrag moet stappen. Ik denk dat dat niet verstandig zou zijn. Als je eruit stapt praat je ook niet meer mee. Ik ben het wel met hem eens dat er een discussie moet komen, en die wordt ook gevoerd, over de modernisering van dat verdrag. Ik zou het veel eerder in dat kader plaatsen dan dat wij nu zeggen: nou, we stappen eruit. Dan doen we niet meer mee en dan hebben we er ook geen invloed meer op.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Heel aardig van de minister dat hij mijn vraag beantwoordt, terwijl het niet eens zijn terrein regardeert, dank daarvoor. Hij zegt wel iets interessants: die bedrijven kunnen ook naar de gewone rechter. Dat is nu het hele punt. Dat is wat de tegenstanders van CETA, TTIP en al die andere verdragen steeds zeggen: waarom moeten er aparte, private rechtbanken worden opgericht voor bedrijven om daar hun geschillen in de achterkamertjes op te lossen? Waarom kunnen zij niet naar de gewone rechter? Ik ben dus heel blij met die verklaring van de minister dat die bedrijven dat ook kunnen doen. Dat maakt de motivatie, de reden voor die verdragen, natuurlijk ook minder urgent, want ze kunnen naar de gewone rechter.

De Bruijn:

Ik geloof niet dat er een vraag in besloten lag, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, daar heeft u gelijk in.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Deelt de minister die mening?

De voorzitter:

De heer Van Dijk is niet voor één gat te vangen, hoor.

De Bruijn:

Nee, dat vermoedde ik wel. Deze vraagstukken zijn in beweging, zoals ik al eerder zei in mijn betoog. Je kunt niet onmiddellijk alles veranderen. Ik zou dus willen zeggen, als wijze raad: een beetje geduld.

De voorzitter:

Meneer Van der Lee op dit punt nog.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dit onderwerp gaat ook mij aan het hart. Het is inderdaad misschien niet primair de verantwoordelijkheid van deze minister. Ik wil voor de Handelingen trouwens even gezegd hebben dat er zeven rechtszaken lopen door deze bedrijven, waarvan er vijf in Nederland zijn ingediend. Twee zijn ingediend op basis van het charter in Europa. Het Europees Hof heeft daarover al geoordeeld dat de Europese regelgeving boven het charter gaat. De kans is dus vrij groot dat deze bedrijven die zaak op Europees niveau niet winnen. Maar mijn vraag is eigenlijk een andere. De minister geeft namelijk een argument dat ik herken uit de jaren negentig. Door dat argument is het charter ooit door Ruud Lubbers geïnitieerd. Maar wat zijn nu dan de redenen waarom je zo'n charter nodig zou hebben? Om de bescherming van welk type investeringen zou het nu, anno 2021, dan gaan?

De Bruijn:

Ik denk dat dit mijn competentie te boven gaat. Ik hoop dat dit in een ander debat aan de orde kan komen en dat mijn collega van EZK daar dan het passende antwoord op heeft.

De voorzitter:

Ik zie daar begrip voor bij de heer Van der Lee. U bent aan het einde van uw beantwoording gekomen?

De Bruijn:

Zeker.

De voorzitter:

Dank daarvoor. Dan ga ik, nadat het spreekgestoelte even onder handen genomen is, het woord geven aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Gaat uw gang.

Minister Schouten:

Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de leden voor de vragen die zij gesteld hebben. Het is bijzonder om de commissie Handel met de commissie Landbouw te laten samensmelten. Dat geeft toch altijd weer een andersoortig debat. Het is ook fijn dat ik hier voor het eerst met collega De Bruijn mag staan en dat het een voorrecht is geweest dat hij eigenlijk een soort plenaire maidenspeech heeft gehouden. Normaal mag je dan niet geïnterrumpeerd worden, als je als Kamerlid hier staat. Dat zouden ze voor bewindspersonen ook eens moeten introduceren, met terugwerkende kracht. Maar hij heeft al heel veel vragen heel uitvoerig beantwoord.

Mij rest nog een enkele vraag die aan mij is gesteld. Ten eerste de vraag van mevrouw Teunissen, namelijk hoe kringlooplandbouw zich verhoudt tot vrijhandelsverdragen, ook in relatie tot de standaarden die we omhoog willen hebben. Kringlooplandbouw en handelsverdragen sluiten elkaar niet uit. Ik moet zeggen dat ik wel onder de indruk was van het betoog van de heer Van der Lee, die hier aangaf hoe handelsverdragen ook een positieve impact kunnen hebben en dat je daar in algemene termen dus eigenlijk te generiek over spreekt als je zegt: die zijn niet goed. Daar zitten dilemma's aan; dat ontken ik niet. Juist waar het landbouw betreft, komt dat ook doordat we in Europa inderdaad hoge standaarden hebben. Ik zeg mevrouw Van der Plas na dat onze boeren tegen hoge standaarden moeten produceren. Daar is een goede reden voor. Ik denk dat de partij van mevrouw Teunissen de eerste partij is die juist altijd om die hoge standaarden vraagt, bijvoorbeeld ten aanzien van dierenwelzijn, maar ook bijvoorbeeld bij de omgang met gewasbeschermingsmiddelen. Juist in handelsverdragen wil je afspraken maken om te zorgen dat die standaarden gelijker worden, zoals we die ook op de Europese markt kennen. Dat is ook de inzet van Nederland bij die handelsverdragen, en dat is ook de inzet van Europa. Sterker nog, in de discussie over het gemeenschappelijk landbouwbeleid is dit heel expliciet aan de orde geweest. Die discussie wordt hopelijk op enig moment afgerond; in Europa hebben we dat al gedaan, maar in Nederland moet dat nog gebeuren. Juist bij Farm to Fork en de Green Deal die in Europa is opgesteld, wil je dat er een gelijker speelveld komt ten aanzien van landbouw, omdat dit het nodige vraagt van onze eigen boeren en tuinders. Daarom is ook binnen Europa afgesproken ... Ik moet ook wel even credits geven aan het Europees Parlement en de Raad, die er bij de Commissie op hebben aangedrongen om een onderzoek te doen naar de juridische haalbaarheid van de toepassing van EU-gezondheids- en milieustandaarden op geïmporteerde producten. Ook moeten er concrete initiatieven worden geïdentificeerd om te zorgen voor een betere consistentie in de toepassing ervan, ook in overeenstemming met de WTO-regels, juist ook om te zorgen dat er een eerlijker speelveld gaat ontstaan. De Commissie heeft recent aangegeven dat het onderzoek dat de Raad en het Parlement hebben gevraagd in juni volgend jaar af is. Ik denk dat we op basis daarvan de discussie verder kunnen voeren. Op die manier kunnen we aan de ene kant de hoge standaarden in Europa waarborgen en er aan de andere kant voor zorgen dat er in de handelsverdragen goede afspraken over gemaakt worden.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Teunissen voor een interruptie. Gaat uw gang.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik wil toch even terug naar het punt dat de minister maakte dat vrijhandelsverdragen te verenigen zijn met kringlooplandbouw. Ik wil een voorbeeld geven. Nederland is een van de landen in de wereld die heel veel soja importeert, ook voor veevoer. Vrijhandelsverdragen dragen eraan bij dat er meer soja geïmporteerd kan worden. Nou is het zo dat we met vrijhandelsverdragen met z'n allen wel productstandaarden kunnen vaststellen, maar geen productiestandaarden, want dat is bij de WTO geregeld. Dat komt erop neer dat wij op geen enkele manier via die vrijhandelsverdragen invloed hebben op de omstandigheden waarin zaken worden geproduceerd, zoals ons veevoer. Erkent de minister dus dat het eigenlijk niet klopt dat de kringlooplandbouw te verenigen is met vrijhandelsverdragen, als wij geen voorwaarden kunnen stellen aan de manier waarop producten in de herkomstlanden worden geproduceerd?

Minister Schouten:

Het veevoer is een goed voorbeeld. Nederland heeft juist erg ingezet op bijvoorbeeld het tegengaan van ontbossing. Dat is een van de voorbeelden waarin we zien dat de productie van veevoer tot nadelige gevolgen kan leiden. Even voor de context: er zijn op onderdelen nu helemaal geen handelsakkoorden en dat veevoer komt nu deze kant op. Het komt nu al vanuit Brazilië, Zuid-Amerika et cetera. Laten we dus even het misverstand wegnemen dat als er geen handelsakkoord is, er ook geen handel is. Dat is niet waar, want dan gaat het tegen de WTO-standaarden. Juist dan kun je heel vaak inderdaad geen eisen stellen aan de producten die deze kant op komen. Juist voor een punt als ontbossing zet Nederland zich buitengewoon in. We hebben ook de Amsterdam Declaration, waarmee allerlei partijen zich committeren aan duurzame handel en juist aan standaarden, om op die manier te waarborgen dat de markt niet wordt overspoeld met allerlei producten waar geen eisen aan worden gesteld of geen afspraken over zijn gemaakt, en wij er tegelijkertijd iets tegenover kunnen zetten. Ik denk dat we dan juist wel tot afspraken kunnen komen. We moeten daarbij wel alert zijn, dat geef ik mevrouw Teunissen na, maar ik geef aan haar terug dat die handel er nu ook al is.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ja, die handel is er nu ook al. Kan ik de minister in ieder geval vinden op het punt dat vrijhandelsakkoorden niet gaan bijdragen aan het tegengaan van ontbossing, omdat we gewoonweg niet de productiestandaarden kunnen veranderen? We kunnen geen eisen stellen aan de omstandigheden waarin producten worden geproduceerd.

Minister Schouten:

Dat is vooruitlopen op de zaken. Het is juist Nederland dat zich, als we tot dat soort akkoorden komen, ervoor inzet dat we ook afspraken maken om ontbossing te voorkomen. Dan heb je juist wel invloed op wat er in die landen gebeurt. Nogmaals, ik zeg dus niet dat er nooit een spanningsveld is, maar juist hier zouden we verdere stappen kunnen zetten om te voorkomen dat er ontbossing plaatsvindt dan met de standaarden die nu worden gehanteerd bij de WTO, waarmee die producten allemaal onze kant op komen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Schouten:

Dat waren de vragen van mevrouw Teunissen.

Dan de heer Klink, die een aantal heel specifieke vragen had over onder andere pootaardappelen, maar ook nog wat meer; ik moet de antwoorden er even bij pakken. Zijn eerste vraag ging over de bewezen technologische innovaties in handelsblokken waarmee Europa een overeenkomst heeft. Kunnen we die technieken hier dan ook toepassen? Ik hoorde tussen zijn woorden door dat het over de toepassing van CRISPR-Cas gaat, dat inderdaad in een aantal landen wordt toegepast. Nederland heeft gezegd, zowel in het regeerakkoord als in mijn inzet de afgelopen jaren, dat we de opties van CRISPR-Cas binnen de soort — die toevoeging vind ik wel heel belangrijk — moeten gaan toelaten in Europa en dat er daarvoor een herziening moet plaatsvinden van de verouderde ggo-wetgeving in Europa. We hebben inmiddels een belangrijke stap gezet met het onderzoek van de Commissie. Later dit jaar zal de Commissie ook een beleidsvormend traject opstarten. Dat laat onverlet dat er vooralsnog geen signalen bekend zijn dat producten die met CRISPR-Cas zijn geproduceerd, ook daadwerkelijk op de EU-markt zijn gebracht. Tegelijkertijd is dat ook weer lastig vast te stellen, zeg ik meteen richting de heer Klink. De inzet van Nederland is er dus juist op gericht dat dit soort veredelingstechnieken ook echt een toegevoegde waarde kan hebben, ook in de verduurzaming, voor de opgaves die wij hebben. Wij pleiten binnen Europa ook voor de herziening van die wetgeving. Ik ben dat dus met de heer Klink eens.

Hij vraagt ook expliciet naar de export van aardappelpootgoed naar het VK. Hij vroeg of er wordt samengewerkt met andere lidstaten, zoals Ierland. Hoe loopt het nou met het verzoek aan DEFRA? Zijn er al andere, bilaterale, afspraken gemaakt, bijvoorbeeld tussen het VK en andere lidstaten binnen Europa? Er zijn geen andere wegen dan via de Commissie om een derogatieverzoek bij DEFRA in te dienen. Het is dus niet zo dat dit allemaal om DEFRA heen gedaan kan worden. We bekijken wel heel nadrukkelijk de mogelijkheden om met andere lidstaten op dit punt op te trekken, omdat het inderdaad onze sector raakt, maar een aantal andere lidstaten hier ook mee te maken heeft. Ik ben niet op de hoogte van afspraken die het VK zou hebben of maken met andere landen over pootgoed. We zijn actief bezig om te bekijken, in overleg met de Europese Commissie, wat de mogelijkheden zijn om ervoor te zorgen dat hierover goede afspraken worden gemaakt. Maar dat gaat wel via de Commissie. Dat is de route die we hebben afgesproken en dat lijkt me ook de juiste route.

Dat waren volgens mij de vragen van de heer Klink.

De heer Klink (VVD):

Dank voor uw antwoorden. Goed om te horen dat u toezegt om u zich hier sterk voor te maken, via de Commissie uiteraard. Wat zijn dan de andere lidstaten die hier ook mee zitten?

Minister Schouten:

Dat moet ik uit mijn hoofd doen, maar volgens mij is Ierland inderdaad een van die landen. Ik vrees dat ik daar vanavond niet volledig in ga zijn. Ik moet dat nu uit mijn hoofd doen, en het is specifieke informatie.

De voorzitter:

Misschien in tweede termijn?

Minister Schouten:

Ik ga navraag doen.

De heer Klink (VVD):

De portee van mijn vraag is: probeer in ieder geval zo veel mogelijk samen op te trekken en doe het niet alleen, want samen komen we verder. Als u zich daarvoor wilt inzetten ...

Minister Schouten:

Daar zet ik mij absoluut voor in. Die toezegging wil ik doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Van der Lee nog? U wacht nog even. Dat is een goede gedachte.

Minister Schouten:

De heer Van Dijk vroeg mij te reflecteren op de verdragen. Ik sluit me aan bij de woorden die mijn collega heeft gesproken over de verdragen. Ik heb net in de inleiding naar aanleiding van de vragen van mevrouw Teunissen al het een en ander daarover gezegd.

Dan kom ik bij de vragen van mevrouw Van der Plas. Die gingen specifiek over de productiestandaarden en de verschillen die daarin zitten. Ik heb het net al gezegd in antwoord op de vragen van mevrouw Teunissen: er zit soms een spanning op. Tegelijkertijd zijn er ook goede redenen om in Europa standaarden te hanteren. Mevrouw Van der Plas zei het al: 70% van onze export gaat naar landen binnen Europa, maar Europa is één markt, dus het is ook niet zo dat binnen Europa die standaarden verschillend zijn. Wij hebben daar met elkaar afspraken over gemaakt en daar moeten de lidstaten aan voldoen.

Het is waar dat sommige sectoren door handelsakkoorden geraakt worden. Andere sectoren in de landbouw hebben er vaak veel profijt van. Ik noem ook maar even de groente- en fruitsector. Die bedrijven produceren tegen hoge standaarden, ook met de regels voor gewasbeschermingsmiddelen, die soms strenger zijn dan in andere werelddelen. Maar zij leveren een hoge kwaliteit en hebben daardoor veel baat bij die verdragen voor de export. Maar het geldt bijvoorbeeld ook voor kaas. Kaas is een van de grote exportproducten van ons, waar heel de wereld van geniet. Zij hebben dus baat bij dit soort afspraken. Het verschilt dus ook echt tussen de sectoren in de landbouw. Maar zoals gezegd: in Europa voeren we ook de discussie over het gelijke speelveld. Dat is de plaats waar we dat moeten doen, want daar worden de afspraken gemaakt over de handelsakkoorden.

Hiermee heb ik denk ik de vragen van de verschillende leden beantwoord.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Dan is meneer Van der Lee nog aan de beurt voor een interruptie.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik had deze vraag in eerste termijn willen stellen, maar ik was iets te snel door mijn spreektijd heen. Ik heb niet zo vaak de kans om met de minister van LNV te spreken. We hebben het in het kader van de handelsverdragen vaak over de boeren, de retailers en de producenten van consumentenproducten. Die kun je onder druk zetten, maar eigenlijk is het zo dat ongeveer 70% van het voedsel dat wij consumeren uit maar een paar producten bestaat: mais, graan, soja en rijst. Er zijn vijf handelshuizen in de wereld, vaak niet eens beursgenoteerd. Familiebedrijven als Cargill, Bunge en ADM bepalen in belangrijke mate de wereldprijzen. Ik denk dat er sprake is van een oligopolie. Ik vraag mij af of de Nederlandse regering weleens nadenkt over hoe je deze reuzen nou aanpakt. Unilever en Nestlé durven het niet eens op te nemen tegen deze machtige bedrijven, laat staan andere spelers in de voedselketen.

Minister Schouten:

Ik kom nu weer een beetje op het terrein van de collega van BuHa-OS, want hier gaat het natuurlijk ook voor een deel om marktmacht. Marktmacht ligt bij de Europese Commissie. De Europese Commissie heeft daar een Commissaris voor. Die kijkt of er sprake is van oneigenlijke marktmacht en of er inderdaad beïnvloeding is van prijzen en dat soort zaken. Het is niet helemaal mijn metier, zeg ik even eerlijk. Collega De Bruijn weet daar ongetwijfeld veel meer van af dan ik. Ik denk juist dat de Europese Commissie soms ook wel de tanden zet in bedrijven waar de marktmacht te groot wordt. Daar zijn ook wel voorbeelden van, denk ik.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dat klopt, maar dat is nooit in de voedselsector. Ik kan me geen enkel voorbeeld herinneren. Deze materie speelt zich af op het snijvlak van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, van de minister van LNV, maar zeker ook van de minister van EZK. De mededingingsstructuur en handhaving zijn losgezongen van politieke controle. We hebben er in het Nederlandse parlement niets over te zeggen. Het Europees Parlement heeft niets te zeggen. Ik denk dat de polarisatie die ook in Nederland bestaat rond handelsverdragen, voor een deel kan worden opgelost als we juist naar die handelshuizen kijken, ook vanuit het oogpunt van mededinging. Die verzieken namelijk de prijzen en de verdienmodellen in de hele voedselketen. Als het Nederlandse kabinet daar meer werk van zou maken, zouden verschillen in de Kamer misschien overbrugd kunnen worden. Mijn advies aan het kabinet is dus: denk daar met elkaar eens goed over na. Geef graag ook in een brief aan het parlement aan hoe u zou willen bevorderen dat er op dat punt sprake is van eerlijke concurrentie en niet van een oligopolie.

Minister Schouten:

Ik zei al dat de sustainable food systems nu ook echt een thema op de agenda van de Europese Commissie zijn. Dat komt ook doordat wij onder andere daarover, meer in het algemeen, in de Europese Raad hebben gesproken. Dat heeft zich niet specifiek op de handelshuizen toegespitst, moet ik eerlijk zeggen, maar de Commissie is wel gevraagd om naar de sustainable food systems te kijken. Dit zijn echt Europese vraagstukken. Daar zou ik het willen laten, want ook ons landbouwbeleid is in grote mate Europees beleid. Ik zei het net al: het is één markt. Ook wat betreft marktmacht is het een Europese competentie die zij daar regelmatig inzetten. Ik zou dus niet als Nederland daar een brief over willen sturen, omdat het echt een Europees onderwerp is. Laat ik toezeggen dat ik de discussie over de sustainable food systems in Europa goed zal volgen. Ik denk dat dat ook breder in het kabinet het geval zal zijn, want het beperkt zich niet alleen tot mijn dossier. Ik zeg toe dat we alert zijn als er sprake is van marktmacht of zorgen daarover, en dat we dat eventueel in discussies kunnen inbrengen. Maar ik zou het op Europees niveau willen laten.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Ik kijk even naar de collega's. Ik neem aan dat er nog behoefte is aan een tweede termijn. Dat is het geval. Daarbij zijn de spreektijden één minuut, namelijk een derde van de spreektijd in de eerste termijn. Voordat we daartoe overgaan, ga ik voor enkele ogenblikken schorsen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik ga het woord geven aan mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter. Niets is zo erg als een schijnkentering. Zolang het primaire doel van handelsverdragen niet eerlijke handel is maar standaardisering, houd je een race naar de bodem in stand. Onder anderen de boeren zijn daarvan de dupe. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de huidige vrijhandelsverdragen leiden tot forse extra import van goedkope landbouwproducten uit landen elders;

overwegende dat verlaging van productiestandaarden leidt tot een forse toename van oneerlijke concurrentie voor Nederlandse boeren;

overwegende dat liberalisering van de handel in landbouwproducten via vrijhandelsverdragen ontbossing aanjaagt en ook ten koste gaat van kleine boeren en inheemse volkeren elders;

verzoekt de regering niet in te stemmen met het verlagen van importtarieven, het verruimen van quota en andere liberalisering van landbouwproducten die ook in de EU geproduceerd kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Teunissen, Jasper van Dijk, Koekkoek en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 74 (31985).

Dank u wel. O, er is nog een interruptie voor u van mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Mevrouw Teunissen heeft mijn berichtje niet gezien, maar ik teken ook graag mee.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

O, excuus.

De voorzitter:

Oké, dat gaan we even noteren.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat is heel mooi, want dan zat ze dus niet op haar telefoon.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Het doet mij zeer veel deugd, want mevrouw Van der Plas heeft eerder ook een motie van ons met deze strekking ondertekend. Ik ben blij dat ze er weer onder staat.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van der Lee van GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank, voorzitter. Allereerst mijn felicitaties aan minister De Bruijn, de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, met zijn maidenspeech in deze zaal. Er zijn veel issues waar ik graag nog lang over door debatteer, maar dat zal ik vanavond niet meer doen. Ik hou het even bij de motie die ik ga indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering een toekomstbestendig Europees afwegingskader te ontwikkelen dat het mogelijk maakt om nieuwe handelsverdragen op vergelijkbare wijze te beoordelen op de mate waarin deze verdragen vrije én eerlijke handel bevorderen en een adequaat niveau van maatschappelijk verantwoord ondernemen borgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Lee, Thijssen en Koekkoek.

Zij krijgt nr. 75 (31985).

Dank u wel.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Graag gedaan.

De voorzitter:

Dan is het woord aan de heer Klink van de VVD. Gaat uw gang.

De heer Klink (VVD):

Ook namens mij uiteraard welkom aan minister De Bruijn, die er vandaag voor het eerst bij is. Ik ben heel tevreden over de reactie van minister Schouten over pootgoed naar het Verenigd Koninkrijk. Ze wil zich daar sterk voor inzetten en wil samen optrekken met de andere landen richting de Commissie. Ik zou graag de toezegging hebben dat u de Kamer nog voor de jaarwisseling informeert over de stand van zaken, het liefst veel eerder, als dat mogelijk is.

Tot slot. Ik heb geen moties die ik in wil dienen als deze toezegging verder uitgevoerd wordt. Het was vanavond een debat over landbouw en handel. Nadat mijn vader verongelukte — dat heb ik al een keer eerder aangeven — heb ik jarenlang, vijftien jaar lang, met mijn moeder een melkveebedrijf gehad. Ik vond het juist prachtig dat we lid waren van een coöperatie en dat er juist een organisatie was die ervoor zorgde dat onze producten overal in de wereld verwaard konden worden. Ik zag er echt de meerwaarde van in dat je in Nederland boer kon zijn én dat er een partij was die het product overal in de wereld kon afzetten. Het bestaat dus: boeren die handel echt wel heel goed vinden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Hammelburg. Die ziet daarvan af. Dat doet mevrouw Van Weerdenburg ook, als ik het goed begrepen heb. Dan kom ik bij de heer Van Dijk, die nooit afziet van het woord als hij de kans krijgt. Gaat uw gang.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Nee, voorzitter, het gesprek over handelsverdragen is nog niet af; dat blijft terugkomen. Dat is terecht. De minister heeft interessante dingen gezegd over het moderniseren van die verdragen. Ik vind nog steeds dat hij daarmee impliciet erkent dat de huidige voorliggende verdragen op z'n minst nog eens heel goed gelezen moeten worden. Want voldoen zij wel aan de huidige standaarden, de normen en waarden die deze minister zegt te verdedigen? Volgens mij is dat een interessant debat waard. Ik heb een motie over dat ECT.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Energy Charter Treaty (ECT) bedrijven in staat stelt de overheid aan te klagen indien zij menen dat hun investeringen gevaar lopen;

overwegende dat de Duitse energiebedrijven RWE en Uniper miljardenclaims hebben ingediend tegen de Nederlandse overheid vanwege vermeende verliezen;

constaterende dat de kritiek op het ECT vanwege deze praktijken aanzwelt;

verzoekt de regering zich terug te trekken uit het Energy Charter Treaty,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk, Teunissen, Van der Lee, Thijssen en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 76 (31985).

Dank u wel. Dan kijk ik naar mevrouw Koekkoek. Zij wil graag het woord en dat ga ik haar geven. Gaat uw gang.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank u wel, voorzitter. We hebben net besproken dat een aantal dingen met elkaar samenhangen, niet alleen wat betreft de handelsakkoorden maar ook wat betreft multilaterale aspecten. Denk aan de IMVO-wetgeving. Dat moet samengebracht worden. Tegelijkertijd lopen bepaalde tijdpaden soms niet op hetzelfde niveau. Op het Europese, het nationale en het multilaterale hebben we dit nogal eens door elkaar lopen. Vandaar deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse regering in de non-paper van Nederland en Frankrijk over handel, sociaal-economische effecten en duurzame ontwikkeling concludeert dat handelsakkoorden sterke duurzaamheidshoofdstukken nodig hebben;

constaterende dat de Nederlandse regering in deze non-paper ook concludeert dat de EU de effectieve implementatie van duurzaamheidshoofdstukken moet verbeteren;

constaterende dat de Europese Commissie zich gecommitteerd heeft voor een herziening van het vijftienpuntenactieplan in 2021 voor de verbetering van de integratie en afdwingbaarheid van handel en duurzaamheidshoofdstukken in vrijhandelsakkoorden;

constaterende dat DG Handel op 19 juli jongstleden hierover al een Civil Society Dialogue hield;

overwegende dat de Commissie hier op korte termijn consultaties over zal starten;

verzoekt de regering de Kamer middels een Kamerbrief te informeren over de Nederlandse inzet met betrekkingen tot de herziening van het vijftienpuntenactieplan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koekkoek en Van der Lee.

Zij krijgt nr. 77 (31985).

Dank u wel. Dan ga ik het woord geven aan mevrouw Van der Plas van BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Dank aan de ministers voor de antwoorden en een speciaal welkom natuurlijk aan de minister voor Buitenlandse Handel. Ontkent BBB de klimaatcrisis? Meerdere leden hebben hier vanavond mij en BBB beschuldigd van het ontkennen van de klimaatcrisis. Ik vind dat een zware aantijging, die ook nog niet eens is onderbouwd. Dat ik een andere mening heb over hoe wij de klimaatcrisis moeten aanpakken, wil niet zeggen dat ik ontken dat er klimaatverandering is. BBB ziet de gevolgen van klimaatverandering ook. Boeren hebben daar dagelijks mee te maken. Wij sluiten onze ogen daarvoor niet. Maar wij willen ook dat andere wetenschappelijke rapporten worden betrokken bij de klimaatdiscussie. Daarmee zeggen we niet dat we het IPCC moeten negeren. Dat hier roepen, is een vals frame. Ik had nog eigenlijk heel veel, maar …

Wat ik wil zeggen, is: wat schiet de rest van de wereld er qua klimaat mee op als er elders in de wereld meer koeien, varkens en kippen worden gehouden? Dat is de vraag die wij ons hier stellen. China bijvoorbeeld heeft alle milieueisen voor kleine varkensbedrijven compleet opgeheven, met als doel de varkensvleesproductie versneld te laten groeien. Als ik dat noem, ontken ik dan klimaatverandering?

De voorzitter:

Wilt u afronden?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik rond af. Mij wordt gevraagd of gezond verstand boven wetenschap gaat. Diezelfde vraag stel ik terug. Volgens mij ben ík namelijk niet degene die wetenschappelijke rapporten ontkent, dat zijn anderen in de Kamer. Ik neem alle wetenschappelijke onderzoeken mee in mijn overwegingen. De heer Van der Lee, de heer Thijssen en de heer Hammelburg nemen alleen de hen welgevallige onderzoeken mee en stoppen hun vingers in de oren als zij een ander geluid horen. Wie is dan hier de ontkenner? Dat is mijn vraag.

De voorzitter:

Dank u. Ten slotte is het woord aan de heer Thijssen. Hij ziet ervan af. Ik kijk even naar de bewindslieden. Ik meen dat die direct kunnen reageren. Heeft u ook de moties al mogen ontvangen?

De Bruijn:

Ik heb ze ontvangen. Vier stuks, hè?

De voorzitter:

Kijk eens aan. Ja, dat klopt: vier stuks. Het woord is aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

De Bruijn:

Voorzitter, dank. Allereerst de motie op stuk nr. 74, ingediend door mevrouw Teunissen. Ik zou die motie willen afraden. Ik ben het niet eens met de overwegingen die erin staan. Er staat bijvoorbeeld in de eerste regel dat vrijhandelsverdragen leiden tot forse extra import van goedkope landbouwproducten. De rapporten die hierover verschenen zijn, laten juist zien dat het heel erg meevalt met die extra importen. Dus dat woord "fors" is wat mij betreft niet correct. Maar ook met de "verlaging van de standaarden" ben ik het niet eens. We hebben daar eerder vanavond over gedebatteerd. Dat de productiestandaarden verschillen, erken ik, maar ze worden niet verlaagd. Dus ook dat kan ik niet voor mijn rekening nemen. Maar mijn voornaamste bezwaar zit 'm natuurlijk in het dictum. Ik ben het er niet mee eens dat wij niet zouden moeten instemmen met het verlagen van importtarieven of het verruimen van quota op landbouwproducten die we hier zouden kúnnen produceren, want in principe kunnen wij vrijwel alles hier produceren. Dan zouden we dus op geen enkel product meer nog een tariefverlaging kunnen doorvoeren. Dat vind ik absoluut onwenselijk.

De voorzitter:

Motie op stuk nr. 74 is ontraden.

De Bruijn:

Ja, de motie op stuk nr. 74 raad ik af.

Als ik motie op stuk nr. 75 van de heer Van der Lee zo mag uitleggen dat wij kunnen voortbouwen op de bestaande mechanismen en die, zoals ik in mijn eerste termijn zei, verder kunnen uitbouwen tot dat wat de heer Van der Lee voor ogen heeft, dan heb ik met deze motie geen probleem en laat ik het oordeel graag aan de Kamer.

De voorzitter:

Ik zie de heer Van der Lee knikken. Motie op stuk nr. 75 heeft oordeel Kamer.

De Bruijn:

Motie op stuk nr. 76: het zal u niet verwonderen dat ik die afraad. Ik heb al gezegd dat het mij niet verstandig lijkt om ons terug te trekken uit het Energy Charter, omdat we dan niet meer meedoen met de discussie en ons buiten de ring plaatsen.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 76 is ontraden.

De Bruijn:

Zeker. Ten slotte de motie op stuk nr. 77 van mevrouw Koekkoek. Ik dacht dat ik daar in mijn eerste termijn al op was ingegaan. Geen enkel probleem, ik zeg dit graag toe. Uiteraard oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 77 heeft oordeel Kamer. Dank u wel. Ik kijk nog even naar de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Minister Schouten:

Er was nog één vraag aan mij gesteld, door de heer Klink. Hij vroeg of de Kamer geïnformeerd kan worden over de voortgang rondom de pootaardappelen. Ik heb ondertussen even gevraagd bij welke lidstaten dit nog meer speelt. Wij weten dat Duitsland, Polen en Frankrijk allemaal belangen hebben. Ik zal in de gremia waar ik weleens verschijn, zoals de Landbouw- en Visserijraad, contact opnemen met mijn collega's van die lidstaten om te zien of we hier samen kunnen optrekken. Dit is echt een competentie van de Commissie, maar we kunnen wel samen optrekken richting de Commissie. Dat zeg ik toe. Als daar meer over te vertellen is, zal ik de Kamer daarover informeren.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Daarmee komt een einde aan dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zal dinsdag 5 oktober gestemd worden. Ik dank de beide bewindslieden. Ik hoop dat het de heer De Bruijn meegevallen is. Het blijft een diplomaat, hij moet natuurlijk zeggen dat hij het moeilijk had. Ik dank in het bijzonder de leden die zo vriendelijk waren om samen te werken; je ziet dat dat hier altijd kan. Ik complimenteer in het bijzonder mevrouw Van Weerdenburg en mevrouw Teunissen voor hun initiatief om hier elkaar, maar ook de medewerkers te sparen om niet nog een debat te gaan voeren. Er waren ook andere, inhoudelijke redenen voor. Maar toch is het goed om dat altijd voor ogen te houden; dank daarvoor. Ik dank de leden voor het debat, ik dank onze onvolprezen medewerkers in alle mogelijke gedaanten, die ons weer hebben bijgestaan, de mensen op de publieke tribune en elders die dit debat gevolgd hebben. Ik wens u allen nog een goede avond en wel thuis. Ik sluit de vergadering van deze dag.

Naar boven