4 Vragenuur: Vragen Westerveld

Vragen van het lid Westerveld aan de minister voor Medische Zorg en Sport over het bericht "Dansbond stopt #MeToo-meldingen in doofpot".

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Ik heet de minister voor Medische Zorg van harte welkom. Er is een mondelinge vraag van mevrouw Westerveld van GroenLinks. Zij heeft een vraag over het bericht "Dansbond stopt #MeToo-meldingen in doofpot". Het woord is aan mevrouw Westerveld van GroenLinks voor haar mondelinge vraag.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank, voorzitter. "Dansend door het leven", een krantenkop over het leven van Kim Koumans, met een prachtige foto waar ze stralend op staat. Dat was een tijd waarover ze nu zegt: "Het is schone schijn en een façade. Van de buitenkant ziet het er zo mooi uit, binnenin is het verdorven." En: "Ik was niet de enige, heb ik om me heen gezien."

Voorzitter. Ik wil beginnen door te zeggen dat ik het ontzettend dapper vind dat latindanser Kim Koumans met dit verhaal naar buiten treedt. Het vraagt echt wat van je om je trauma's zo naar buiten te brengen in een krant, waarin iedereen het kan lezen. Ik vind dat ongelofelijk knap. Dat is helaas ook nodig om dit soort schandalen aan het licht te brengen.

Voorzitter. Ik wil ook een woord van dank uitspreken aan de journalist Marco Knippen, die eerst de schandalen over de turnsters en nu ook dit verhaal van Kim Koumans optekent. Hij is iemand die niet loslaat en dit soort verhalen naar buiten brengt.

Voorzitter. Het is natuurlijk mooi dat deze journalist zich erin vastbijt en dat Kim haar verhaal doet, ondanks dat het zo ongelofelijk pijnlijk is. Maar het is er ook tekenend voor dat het nodig is, want eigenlijk zou de sport zelf natuurlijk een veilige plek moeten bieden. Eigenlijk zouden dit soort schandalen helemaal niet op deze manier naar buiten moeten komen. Dat dit weer naar buiten komt, kort nadat we een dik rapport hebben kunnen lezen over misstanden in het turnen, maakt mij bevreesd dat dit misschien wel het topje van de ijsberg is. Ook in het dansen blijkt fysiek en mentaal grensoverschrijdend gedrag veel voor te komen, moeten slachtoffers zelf naar buiten treden en gaat het verder. We lazen ook in het artikel dat er zelfs wordt gesproken over een giftige verkrachtingscultuur. Kim zegt — het deed me pijn om dat te lezen — dat ze een gebruiksvoorwerp was, een wegwerpartikel.

Voorzitter. Ik wil de minister vragen: wanneer houdt dit op? Het artikel gaat over latin dance, maar hoe gaat het bij andere dansvormen en bij andere sporten waar jonge meiden, en soms ook jongens, afgesloten van de buitenwereld, soms met een trainer, heel veel uren doormaken?

Voorzitter. Ook hier zien we weer dat de sportbonden in kwestie niet goed reageren en dat ze geen veilige omgeving creëren voor jonge kinderen en jongeren. Daarover heb ik een aantal vragen. Ik wil de minister vragen: hoe gaan we ervoor zorgen dat we inzicht krijgen in die verschillende culturen en in de misstanden die daarin plaatsvinden? Wat gaat de minister doen om slachtoffers proactief te beschermen, zodat we niet meer dit soort verhalen in de kranten lezen? Hoe gaat ze ervoor zorgen dat er ook echt iets gedaan wordt met deze meldingen?

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de minister.

Van Ark:

Voorzitter, dank u wel. Het is inderdaad knap dat Kim Koumans naar buiten treedt, zoals mevrouw Westerveld zei. Het is knap dat zij dat doet om het taboe te doorbreken voor haarzelf en ook voor anderen. Ik zeg haar dat na. Ik zeg dat ook in de richting van mevrouw Westerveld en andere leden van de sportcommissie — de heer Heerema zit daar — die dit taboe ook in andere sporten ter sprake hebben gebracht. Dat is nodig. Het is helaas nodig gebleken in andere sporten en nu ook in de danssport.

Ik kijk toch even breder, ook breder in de samenleving, want dit is een onderwerp dat mij zeer raakt. Je ziet dat 53% van de vrouwen in ons land, óns land, te maken heeft met seksueel grensoverschrijdend gedrag, en 19% van de mannen. 22% van de vrouwen heeft te maken met seksueel geweld. Als je kijkt naar de onderzoeken die VWS heeft gedaan, dan zie je dat zo'n 72% van de Nederlandse volwassenen die sporten, in hun jeugd grensoverschrijdend gedrag heeft meegemaakt. Het is inderdaad nodig om dit aan de kaak te stellen. Ik zeg dat mevrouw Westerveld na.

Wat doen we daaraan? Wat doen we daar met z'n allen aan? Want het is niet iets wat één persoon in zijn eentje of in haar eentje op kan lossen, hoewel het wel zo is dat iemand dat op de agenda kan zetten. Het is goed dat dat gebeurt. Ik zie dat de commissie straks in de regeling van werkzaamheden zal vragen om het rapport Ongelijke leggers over misstanden in de turnsport na het zomerreces te behandelen. Ik denk dat dat goed is, want dan kunnen we stilstaan bij een aantal kenmerken van bijvoorbeeld de turnsport die ook breder in de sport leven en die voorkomen daar waar met name jonge mensen, vaak solitair, met een trainer of coach oplopen bij de ontwikkeling van de sport. Ik zeg de onderzoekers na dat grensoverschrijdend gedrag niet bij sport hoort en ook niet bij topsport. Ik heb van de oud-turnsters gehoord dat dat een hele grote steun kan zijn en ik hoop dat dit ook voor mevrouw Koumans een steun mag zijn.

Voorzitter, wat doen we? We hebben naar aanleiding van de commissies die er zijn geweest een aantal zaken geleerd uit het verleden. Zo hebben we het Centrum Veilige Sport Nederland, waar iedereen naartoe kan. Aangezien er ook een meldplicht is voor begeleiders en bestuurders, is er het Instituut Sportrechtspraak. Ik begrijp dat dat ook bezig is met deze melding. Daarnaast denk ik dat het goed is dat dit onderwerp ingebed is in de lokale deelakkoorden van het Sportakkoord, omdat het ongelofelijk belangrijk is dat sport gaat over plezier en het ontwikkelen van je talent. Ik gun het iedereen die gaat dansen om dansend door het leven te gaan. Wij zullen daaraan de bijdrage leveren die we moeten leveren.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De minister zegt dat het haar raakt. Dat geloof ik. De minister geeft ook terecht aan dat het overal in de samenleving speelt: dat er seksuele intimidatie plaatsvindt en dat er verkrachtingen plaatsvinden. Dat is natuurlijk een probleem in de samenleving. Tegelijkertijd hebben we het hier natuurlijk wel over een sport waar kinderen soms al op heel jonge leeftijd aan beginnen, waarbij ze geïsoleerd van de buitenwereld heel veel uren doorbrengen met een trainer. Ik vind dat er een extra verantwoordelijkheid op ons hier allemaal ligt om ervoor te zorgen dat dit na Kim en de turnsters niet met andere kinderen gebeurt. Ik zou de minister willen vragen om daar nog eens specifiek op in te gaan: wat gaan we nu doen om deze kinderen te beschermen tegen die cultuur waarin dit gebeurt?

Ik wil ook graag even doorgaan op de dubbele petten die we soms zien. Ook hier zien we dat er in de sport niet adequaat genoeg is gehandeld. Ook hier zien we dat vertrouwenspersonen soms tegelijkertijd ook bestuurslid zijn. Ik wil de minister vragen hoe we er dan voor gaan zorgen dat die onafhankelijk van elkaar worden. Ik wil haar ook vragen of het niet nodig is om een instituut onafhankelijk van de sport te beleggen waarbij mensen een melding kunnen doen en dat omgaat met meldingen. Misschien moet het Instituut Sportrechtspraak wel onafhankelijk van de sport geplaatst worden, niet zozeer omdat ik dat instituut niet vertrouw, maar omdat ik denk dat het goed is voor melders om te weten dat ze hun melding veilig kunnen doen op een onafhankelijke plek.

Van Ark:

Laat ik in ieder geval vanaf deze plek zeggen dat ik me realiseer dat ik helaas niet kan voorkomen dat mensen die kwaad in de zin hebben kwaad doen, hoe goed we dingen ook regelen. Dat vraagt mevrouw Westerveld ook niet van mij, maar ik denk wel dat het goed is om dat hier te zegen. Wat we wel kunnen doen, en wat gewoon een opdracht is aan ons allemaal, is in de structuren die we hebben de waarborg neerleggen dat gekeken wordt naar het gedrag van mensen. Dat zit hem onder andere in de opleidingen en het daarin steviger verankeren van het pedagogisch element. Ik heb ook in het algemeen overleg aan mevrouw Westerveld aangegeven dat ik ook nog even bij de buren van SZW ga bekijken wat daar de ontwikkelingen zijn ten aanzien van vertrouwenspersonen en wat wij daarvan kunnen leren. Daar hebben we donderdag nog een tweeminutendebat over. Morgen spreek ik met NOC*NSF over het rapport Ongelijke leggers. Ik ben zeker bereid om met hen breder te kijken en de thematiek van vandaag te bespreken.

Laat ik er nog twee elementen uit lichten die voor individuele sporters van groot belang kunnen zijn. Ik noem de maatregelen uit de kabinetsappreciatie van het rapport Ongelijke leggers om een zorgstructuur neer te zetten speciaal voor mensen uit de topsport die op jonge leeftijd begonnen zijn. Dat is een heel specifieke zorgvraag die er is. We willen dat breder inzetten dan alleen de turnsport. Ook de hulp die Slachtofferhulp verleent, is breder inzetbaar. Mevrouw Koumans heeft dit verhaal een stem gegeven en haar verhaal verteld om een taboe te doorbreken. Daaraan kunnen wij hier alleen al door er zo over te praten een bijdrage leveren. Daarnaast zullen we in de structuren door moeten pakken met de opgaves en het huiswerk dat er ligt vanuit de commissie die dat heeft onderzocht.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, tot slot.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Heel kort. Ik vroeg nog: moet dit niet onafhankelijk belegd worden? Ik bedoel dat mensen echt onafhankelijk een melding kunnen doen en dat die onafhankelijk wordt opgepakt.

Ik heb nog een allerlaatste vraag. Die gaat over hulp. Als je zo'n trauma hebt meegemaakt, dan moet je hulp kunnen krijgen. We lazen dat er in Groningen een apart centrum komt. Komt dat breder voor de sport beschikbaar, zou ik de minister willen vragen.

Van Ark:

Ik kauw nog wel even op de vraag over de onafhankelijkheid, want de meldingen bij het Centrum Veilige Sport worden vanuit daar geleid naar de instantie die daar het beste toe geëigend is. Als ik kijk naar de problematiek die uit het artikel spreekt, kan ik me voorstellen dat er mogelijk ook sprake is van problematiek waarvoor een aangifte gedaan moet worden. Dan praat je natuurlijk over een andere tak van sport dan het strafrecht. Maar dan verwijs ik ook naar de wet die mijn collega van JenV in internetconsultatie heeft liggen. Dit lijkt me dus iets om bij het debat over van gedachten te wisselen.

Wat betreft het zorgaanbod dat in Groningen wordt gemaakt: het is inderdaad de bedoeling om dat te verbreden naar andere sporters die vanaf jonge leeftijd te maken hebben met problemen, maar ook naar andere delen van ons land. Groningen is immers natuurlijk voor sommige mensen best wel heel ver weg.

De voorzitter:

Dank u wel. Er zijn een aantal vervolgvragen, allereerst mevrouw Kuiken van de PvdA, dan mevrouw Bikker van de ChristenUnie, mevrouw Van der Laan van D66, en dan de heer Heerema van de VVD. Allereerst mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ja, voorzitter. Een aantal vragen van mevrouw Westerveld raakten er al aan, maar waar mijn grootste zorg wel in zit, is dat er eigenlijk vaak al heel veel signalen binnen een sector bekend zijn — dat geldt voor de danswereld, dat geldt voor de turnwereld — en dat men dan toch, ook vanuit bondverband of organisatieverband, handelingsverlegen is, en dat er dan toch heel veel voortdurend onder het tapijt wordt geveegd. Dus mijn zorg zit er een beetje in — en ik zal het nu kort maken, voorzitter — dat we van alles optuigen, maar als die cultuur heel erg blijft van bedekken, wegstoppen, doofpotten, verandert er fundamenteel niet iets. En sommige kwesties slepen al jaren. Dus het vraagt volgens mij meer dan alleen maar er stelsels naast zetten. En ik ben nog steeds op zoek; die zoektocht, naar hoe we dat nou gaan doorbreken.

Van Ark:

Dat is geen heel eenvoudige vraag, maar wel de wezenlijke vraag. En het vraagt voor de mensen die ermee te maken hebben gehad in het verleden, die een sportcarrière achter zich hebben gelaten, dat er recht wordt gedaan aan wat ze hebben meegemaakt, en dat er ook herstelmogelijkheden zijn. En het vraagt ook om ervoor zorg te dragen dat de lessen uit die tijd zo worden ingevuld, dat er geen nieuwe mensen mee te maken krijgen. Nou, met dat tweede is bijvoorbeeld, als ik kijk naar het turnen, de KNGU aan de slag. Ze hebben natuurlijk ook naar aanleiding van de signalen zelf dit onderzoek in het turnen vormgegeven. Wij hebben dat vanuit VWS ook gefinancierd, omdat we dat belangrijk vonden. Ik heb vorige week ook met de KNGU gesproken, en zij zijn nu dus ook bezig om met al die turnverenigingen, al die gymnastiekverenigingen door heel Nederland, door te voeren wat daar aan lessen in zit. Daarnaast doen we natuurlijk ook als ministerie een aantal zaken; denk aan het zorgtraject, waar ik het over had.

Maar het gaat breder. De onderzoekers signaleerden ook dat eigenlijk in veel meer takken van sport, met name als jonge, getalenteerde mensen in situaties komen met vaak een-op-eencontact, er niet alleen sprake kan zijn van incidenten. Dan kun je met strafrecht dingen doen. Maar als er sprake is van een cultuur en een stelsel, hoe ga je daar dan mee aan de slag? En dat is een weerbarstige methodiek. Dan denk je bijvoorbeeld aan de minimumleeftijd van wedstrijden die je zou kunnen ophogen, en daarmee kom je vaak ook terecht in internationaal verband. Dan praat je over de opleidingen, en hoe je ook een pedagogisch element in sportopleidingen brengt. Nou, al dat soort vragen zijn weerbarstig, maar dat ontslaat ons er niet van om ze bij de kop te pakken en ze uit te voeren.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Bikker van de ChristenUnie.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ja, voorzitter, dank u wel. Allereerst natuurlijk dank aan Kim, die haar verhaal doet in alle kwetsbaarheid, en mijn medeleven naar haar, maar ook naar al die andere meisjes en vrouwen, van wie een oude wond weer opengerukt wordt. Ik dank de minister voor een aantal toezeggingen die ze al deed aan collega Westerveld, ook ten aanzien van de verbreding van het hulpaanbod dat nu in Groningen wordt gerealiseerd. Voor de mensen uit de turnsport is er gezegd: in de tussentijd, totdat dat voor elkaar is, kunnen jullie telefonische hulp vinden bij MIND Korrelatie. Mijn vraag aan de minister is allereerst natuurlijk: geldt dat ook voor de mensen uit de danssport? En daarnaast: heeft zij inzicht of dit hulpnummer ook inderdaad gevonden wordt? Want ik vond het al best zoeken om het te vinden, en ik kan me voorstellen, juist nu dit zo springend naar voren komt, dat veel meisjes en vrouwen geconfronteerd worden met leed uit hun jeugd, en dat het dan belangrijk is dat zij makkelijk op de juiste plek die hulp vinden.

Van Ark:

Ja, dat is een herkenbaar probleem. We moeten er alles aan doen om die drempel weg te halen. Want er mag geen drempel zijn. Dit komt voort uit de commissie-De Vries, die in 2017 onderzoek heeft gedaan naar seksuele intimidatie en misbruik in de sport, en daar komt ook het Centrum Veilige Sport Nederland uit: er is wel die plicht voor begeleiders die iets zien, maar ook een meldmogelijkheid, plus ook kennis en ondersteuning over het vervolgtraject. En wij zetten alles op alles om het specifieke zorgtraject heel gauw van start te laten gaan. Dat is geen meerjarentraject, maar het is ook niet de oplossing voor alles. Dus ik sta hier niet vanuit het idee "ik breng even in een paar mooie zinnen dat we dit hele probleem gaan oplossen". Het is taai; overal waar sprake is van cultuur- en systeemvraagstukken is het taai. Maar we zijn het aan de mensen verplicht die dit mee hebben moeten maken, en aan de mensen die nu sporten, om het wel op te pakken.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dat het taai is, deel ik. Ik ben woordvoerder op meer terreinen. En wat komt het veel voor dat vrouwen seksuele intimidatie ervaren of zelfs misbruikt worden. De cijfers zijn eigenlijk gruwelijk. In zo'n mooi land als Nederland zou je dat niet verwachten. Daarover moeten we het zeker hebben. Maar nu over die meisjes die in nood zitten. Ik vind dat nummer, dat MIND Korrelatie-nummer, best moeilijk te vinden. Ik snap dat de minister niet alles op stel en sprong kan regelen en dat ze echt haar best doet, maar kan er in de tussentijd een telefoonnummer komen dat bekend is en waar ze echt goed geholpen worden? Zou de minister dat onder de aandacht willen brengen op alle plekken waar dat echt passend is?

Van Ark:

Ja, daar antwoord ik volmondig ja op.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Laan van D66 en dan mevrouw Simons van BIJ1.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Het is natuurlijk vreselijk wat er gebeurt. Ik dank de minister voor de aandacht die ze hiervoor heeft. Het is een schandvlek voor de sport, en überhaupt voor de samenleving. Ik vind dat we ons daar met elkaar hard voor moeten maken. Dat een oplossing niet eenduidig is, ben ik met u eens. Ik wil u wat vragen over de Visie Sport en Integriteit, die NOC*NSF heeft opgesteld voor 2024. Als een van de oplossingen noemde u net het oprichten van het Centrum Veilige Sport Nederland. Een van de aanbevelingen van NOC*NSF is om dat onafhankelijk te maken. Wilt u deze notitie nogmaals doorspreken met NOC*NSF? Bent u bereid om het gesprek aan te gaan om het Centrum Veilige Sport Nederland onafhankelijk te maken?

Van Ark:

Zoals ik al zei, moeten we alles doen wat nodig is. Toevallig spreek ik morgen met NOC*NSF. Dat gaat nog over het turnrapport en turnen, maar ook breder over de sport. Want een van de vragen die naar voren kwamen uit het gesprek met de oud-turnsters, maar ook vanuit de berichtgeving, het onderzoek en de onderzoekers, was juist om het niet te beperken tot het turnen. Dus dit lijkt mij een heel wezenlijke aanleiding om dit morgen ook met hen te bespreken.

De voorzitter:

Dank u wel. Excuus, eerst de heer Heerema van de VVD en dan mevrouw Simons. Dat is de juiste volgorde.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dit is de donkere kant van sport, die door dappere vrouwen zoals Kim Koumans zichtbaar is geworden. Daar moeten we vervolgens zo snel mogelijk mee aan de slag gaan. Ik hoor dat er gekeken wordt naar een zorgstructuur om juist die nazorg te kunnen leveren. Ik ben heel blij dat de minister zegt dat dit breder ingezet wordt. Mijn vraag gaat over hoe je dit zo goed mogelijk kunt melden, zodat het snel op de juiste plek terechtkomt en er snel gehandeld wordt. Want je ziet dat het vaak blijft hangen, waardoor er meer slachtoffers vallen dan nodig is. Een telefoonnummer is misschien lastig te vinden, zoals mevrouw Bikker ook zei, of lastig bereikbaar. Maar er zijn veel eigentijdsere zaken, zoals de app Report Sport, waar heel laagdrempelig gemeld kan worden. Kent de minister dit soort mogelijkheden? Dat is mijn eerste vraag. Is de minister bereid om dit ook verder te verkennen, zodat er iets opgericht kan worden wat veel beter te benaderen is voor mensen, voor onze sporters in de samenleving?

Van Ark:

Deze specifieke app ken ik niet, maar bij de aanpak van discriminatie en racisme werken wij ook aan apps waarbij je ter plekke kunt aangeven wat er gebeurt, zodat het ook opgepakt kan worden. De pakkans is dan ook veel groter. Dus ja, ik wil alles verkennen. Daarnaast is er ook nog een hoop werk te verrichten als het gaat om het taboe. Dat geeft mevrouw Koumans ook aan in het artikel. Want op het moment dat zij naar voren kwam met het verhaal, kreeg ze, zoals zij het zelf … Ik kan haar niet letterlijk citeren, want ik heb het artikel hier niet voor me, maar het riep bij mij ook het beeld op dat zij zich bijna moest verontschuldigen voor wat ze had meegemaakt. Dat is een gevoel dat heel veel slachtoffers hebben. Ik zei in het begin al dat ik de commissie ervoor bedank dat zij veel aandacht heeft voor dat taboe. Dat taboe kunnen we alleen met elkaar wegnemen. Dat haalt ook die drempels weg. Maar als je die drempel niet meer hebt, moet er natuurlijk ook een voorziening zijn waar je terechtkunt. Dus ik ben zeker bereid om dat te onderzoeken.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dan mijn tweede vraag, want die sluit hier goed op aan, denk ik. Het taboe dat de minister noemt, gaat over: ik meld het bij, met name, een bond of een vereniging en heb dan het gevoel dat ik niet serieus word genomen. Dan ligt er dus een heel grote opgave voor ons om ervoor te zorgen dat daar mensen, begeleiders, trainers, coaches en ook bestuursleden aan de slag zijn die zich pedagogisch ontwikkeld hebben en kennis hebben meegekregen over hoe je omgaat met kinderen en soms jongvolwassenen in kwetsbare situaties. Ik zou de minister willen vragen om voor het wetgevingsoverleg dat wij waarschijnlijk eind november of in december zullen houden, met een idee te komen hoe we juist die trainers en die trainer-coaches kunnen gaan versterken, zodat we daar een zo veilig mogelijk klimaat mee kunnen regelen.

Van Ark:

Zeker. Dat is ook een van de gesprekken die ik heb met bijvoorbeeld de KNGU. Maar wat mij betreft kunnen we het ook verbreden. Dus dat wil ik toezeggen. Ik wil daarbij overigens nog wel iets aangeven. Ja, er is natuurlijk het tuchtrecht. Dat is soms al lastig genoeg. Dat zie je ook bij het turnen. Als er niet zozeer sprake is van een incident maar van een cultuur of een systeem van dingen die niet goed zijn gegaan, is dat lastig. Dat heb ik ook in een kabinetsappreciatie aangegeven. Maar als er sprake is van een strafbaar feit, als je echt bent aangerand of verkracht of er is seksueel geweld, doe dan aangifte. Die oproep zou ik toch willen doen, voorzitter. Helaas is dat nodig. Maar die toezegging doe ik aan de heer Heerema.

De voorzitter:

Mevrouw Simons van BIJ1.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Het voordeel van de laatste zijn, is dat de meeste vragen die ik wilde stellen, al gesteld zijn en hier en daar ook zeer zeker bevredigend zijn beantwoord door de minister. Ik ben bijvoorbeeld heel erg blij dat de minister ziet dat het verstandig is om een bredere visie hierop te hebben, dus om niet alleen maar naar verschillende takken van sport te kijken. Maar dit probleem is natuurlijk nog breder. We zien het in de hele samenleving, in alle lagen van de bevolking. We zien het zelfs — zeg ik er licht sarcastisch bij — hier in de politiek. Omdat de minister heeft aangegeven ook met de collega van SZW in gesprek te gaan, ben ik eigenlijk benieuwd of zij samen — en wellicht zijn daar nog andere ministeries nuttig bij — kunnen kijken hoe we nou in die hele brede samenleving het besef kunnen laten neerdalen dat seksuele intimidatie, tegen wie die zich ook richt en of die nou wel of niet uitmondt in geweld, echt niet oké is. Denkt de minister dat zij daar vanuit haar departement een rol in kan spelen?

Van Ark:

Ja, ik deel dat met mevrouw Simons. Daarom hecht ik er ook aan om een aantal cijfers te noemen die breder gaan dan de sport. Ik heb hier in deze zaal achter dat katheder gestaan bij de wetgevingsoverleggen over het Verdrag van Istanbul. We spreken hierover al langere tijd in deze zaal. Dat betekent ook dat er bij de departementen van VWS en JenV een verantwoordelijkheid ligt om hier samen in op trekken. Maar die is natuurlijk rijksbreed. We hebben daar met z'n allen mee te maken. Ik voel het als mijn bijzondere verantwoordelijkheid om te zorgen voor een veilig sportklimaat. Ik vind een van de belangrijkste taken daarbinnen dat er wordt gestopt met het van het kastje naar de muur sturen van mensen die tegen dit soort dingen aanlopen. Dat is ook hoe ik naar die structuren kijk, om ervoor te zorgen dat men zich gesterkt weet om te melden en dat er dan ook wat mee gebeurt.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Ik zou nog even willen terugkomen op de uitspraak dat er ook wat mee gebeurt. Dat haalde de minister al eerder aan. De ervaring leert helaas dat aangifte doen voor veel slachtoffers een grote stap is. Misbruik komt vaak voor door iemand die het slachtoffer kent. Dat geldt natuurlijk ook voor slachtoffers in de sport. Die hebben ook een relatie met trainers en dergelijke. Dan gaat het even over die volgende stap. Het doen van aangifte is een grote stap voor veel slachtoffers én we kennen het fenomeen dat de aangifte niet altijd adequaat wordt opgevolgd. Dus wat bedoelt de minister nou precies met "melden en dat er dan ook wat mee gebeurt"?

Van Ark:

Vanuit de sport gezien is het Centrum Veilige Sport Nederland het startpunt. Vandaaruit wordt verder gekeken welke stap bij iemands situatie past. Als er echt sprake is van een strafrechtelijke stap, dan moet men het strafrechttraject in. Maar heel vaak is er sprake van grensoverschrijdend gedrag dat misschien niet in het Wetboek van Strafrecht staat maar dat wel degelijk grensoverschrijdend is. En dan komt bijvoorbeeld het tuchtrecht om de hoek kijken. Het kan ook nog een stap daarvoor zijn: dat er mediation is. Dat is een persoonlijke afweging die met mensen besproken kan worden. Een aantal auteurs heeft in ieder geval aangegeven dat zij in hun specifieke situatie gekozen hebben voor het tuchtrecht, ook omdat ze voor zichzelf zeiden: anders kun je jaren verder zijn in een heel moeizaam traject. En laten we eerlijk zijn: recht is ook niet altijd rechtvaardig. Tuchtrecht kan dan sneller zijn. Het is heel specifiek. Het is maatwerk. Maar ik vind het belangrijkste dat de mogelijkheid er is om je te melden in de wetenschap dat er dan wat mee gebeurt.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van het mondelinge vragenuur. Ik dank de minister voor Medische Zorg voor haar beantwoording. Ik schors de vergadering voor een enkel moment en dan gaan we over naar de stemmingen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven