7 Beantwoording vragen over het bericht "Studies niet toegerust op hoogbegaafd talent"

Aan de orde is het VSO Beantwoording vragen over het bericht "Studies niet toegerust op hoogbegaafd talent" (31497, nr. 366).

De voorzitter:

Wij gaan direct door naar het volgende motiedebat, een VSO naar aanleiding van het schriftelijk overleg Beantwoording vragen over het bericht "Studies niet toegerust op hoogbegaafd talent". Voor dit VSO mogen wij ons nog immer verheugen in de aanwezigheid van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en is ook aangeschoven de minister voor Basisonderwijs, Voortgezet Onderwijs en Media. Ook welkom aan de heer Slob.

Dit VSO is aangevraagd door de heer Heerema, lid van de fractie van de VVD. Ik geef hem als eerste het woord.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter, dank u wel. De VVD heeft hart voor de hoogbegaafde leerlingen in het onderwijs. Wij zijn blij dat we de meeste moties die wij daarover in stemming laten brengen, met brede steun door de Kamer krijgen. We zien naar aanleiding van het schriftelijk overleg mogelijkheden om iets goeds voor deze groep te doen. Daarvoor heb ik twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op het primair en voortgezet onderwijs nog onvoldoende aandacht is voor hoogbegaafdheid maar er wel incidenteel programma's lopen om hoogbegaafde leerlingen het onderwijs te bieden dat bij hen past;

constaterende dat het voor de doorstroom van hoogbegaafde leerlingen naar het hoger onderwijs goed kan zijn wanneer het hoger onderwijs meer op de hoogte is van deze bijzondere groep leerlingen die in kunnen stromen;

verzoekt de regering om samen met de Stichting Landelijk Netwerk Hoogbegaafd in het Hoger Onderwijs (HB-BO), de VSNU, de VH, de PO-Raad en de VO-raad te onderzoeken of hoogbegaafde leerlingen uit het primair en voortgezet onderwijs die meer uitdaging nodig hebben gebruik kunnen maken van onderdelen van of structurele dagdelen in het hoger onderwijs;

verzoekt de regering eveneens met dezelfde gesprekpartners te onderzoeken op welke manieren "een zachte landing" bewerkstelligd kan worden voor hoogbegaafde leerlingen die doorstromen naar het hoger onderwijs, en de resultaten hiervan te delen met de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rudmer Heerema en Wiersma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 368 (31497).

Mevrouw Westerveld van GroenLinks heeft een vraag.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik ben het van harte eens met mijn VVD-collega dat het vaak een probleem is voor hoogbegaafde leerlingen en studenten om goed mee te kunnen doen met het onderwijs. Ik vind zijn motie om meer aandacht te hebben voor deze leerlingen heel sympathiek. Hij constateert daarin een probleem voor hoogbegaafde leerlingen. Geldt dat niet ook voor leerlingen met bijvoorbeeld autisme of leerlingen met een meervoudige beperking? Is de VVD bereid om ook wat te doen voor deze leerlingen?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

We hebben al heel vaak in deze Kamer geconstateerd dat we juist voor de leerlingen die wat ondersteuning aan die zijde van het spectrum nodig hebben, al veel doen. We hebben bijvoorbeeld al meer gedaan voor ernstig meervoudig beperkte kinderen. In ons onderwijs is juist heel weinig aandacht voor hoogbegaafde leerlingen. Ze worden vaak miskend. Ze hebben vaak meer nodig dan het reguliere curriculum omdat dit onvoldoende uitdaging biedt. Dat proberen we voor elkaar te krijgen. Het schriftelijk overleg ging alleen maar over hoogbegaafdheid en niet over kinderen met autisme, dyslexie, dyscalculie of beperkingen aan de andere zijde van het spectrum.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Westerveld, heel kort.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dat klopt. Dat schriftelijk overleg had de VVD aangevraagd om het specifiek over hoogbegaafdheid te hebben. Dat is natuurlijk prima. Mijn punt is alleen dat we moeten uitkijken met verschil te maken tussen hoogbegaafdheid en kinderen met autisme of een meervoudige beperking. Het zijn verschillende groepen leerlingen, die allemaal recht hebben op passend onderwijs. Laten we ervoor zorgen dat we wat doen voor al deze leerlingen in plaats van er één groep uit te lichten. Dat is mijn punt.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Exact. In het passend onderwijs krijgen juist de groepen die mevrouw Westerveld aanhaalt, wel ondersteuning en krijgen hoogbegaafden vrijwel geen ondersteuning. Dat debat gaan we op een later moment voeren. Als je het hebt over verschillen tussen deze groepen, dan kunnen juist hoogbegaafde leerlingen onvoldoende gebruikmaken van ondersteuning.

De voorzitter:

De heer Kwint vraagt mij om hem aan de sprekerslijst toe te voegen en hij heeft een korte vraag.

De heer Kwint (SP):

Dank voor uw ...

De voorzitter:

... mildheid.

De heer Kwint (SP):

... coulance, voorzitter. Ik verzet me tegen het beeld dat wij het in het passend onderwijs prima voor elkaar hebben voor zorgleerlingen of leerlingen met handicap en dat niemand het ooit heeft over hoogbegaafden. We hebben een hele evaluatie passend onderwijs liggen — daar gaan we het later over hebben — waaruit blijkt dat dit niet waar is. Ik heb een vraag specifiek over het voorstel van de heer Heerema. Het is goed om te kijken wat je voor hoogbegaafden kunt doen en om te faciliteren dat zij die extra uitdagingen krijgen. Het kan echter helemaal niet in het belang zijn van bijvoorbeeld een 13- of 14-jarige om al bij de eigen school weg te gaan en dagdelen op de universiteit of in het hbo te volgen. U vraagt alleen om een onderzoek. Erkent u dat we ervoor moeten zorgen dat we primair de focus leggen op een uitdagend onderwijsaanbod op de school zelf, dus met de klasgenoten en met de leeftijdsgenoten? Het mag straks niet zo zijn dat, omdat scholen het zo druk hebben, kinderen zich op hun 13de gedwongen voelen om twee dagen per week naar de universiteit te gaan.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Daar ben ik het van harte mee eens. Het gaat om de best passende plek voor een leerling. Dat zal voor een leerling van 13 jaar bij zijn vriendjes op school zijn. Maar bij kinderen met een IQ van boven de 140 of 145, die meer uitdaging nodig hebben dan het reguliere curriculum kan bieden, kan het heel goed mogelijk zijn dat een ander type onderwijs — denk aan het hbo, iets praktisch in het mbo, of een universiteit — iets kan bieden wat een reguliere school simpelweg niet kan bieden. Als je deze kinderen door een simpele verknoping van mogelijkheden toch die uitdaging kunt bieden, houd je ze erbij in het onderwijs. Een groot deel van onze uitvallers zijn namelijk hoogbegaafden. Ik zou het zo mooi vinden als we die de uitdaging kunnen blijven bieden die ze nodig hebben.

De voorzitter:

Gaat u verder, meneer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

De tweede motie dien ik snel in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat hoogbegaafde studenten in het hoger onderwijs intellectueel niet altijd voldoende uitgedaagd worden en te maken kunnen krijgen met bijvoorbeeld faalangst, te veel prikkels of andere omstandigheden waardoor er belemmeringen ontstaan tijdens het studeren;

constaterende dat op dit moment instellingen de vrijheid hebben om middelen vanuit de kwaliteitsafspraken in te zetten ter verbetering van het studentenwelzijn;

constaterende dat op dit moment voor hoogbegaafde studenten nog onvoldoende duidelijk is op welke manier zij precies ondersteuning van de universiteit of hogeschool mogen verwachten;

verzoekt de regering om in gesprek te gaan met de Stichting Landelijk Netwerk Hoogbegaafd in het Hoger Onderwijs (HB-HO), de VSNU en de Vereniging Hogescholen om actief te verkennen welke mogelijkheden er zijn om hoogbegaafde studenten ondersteuning te bieden, bijvoorbeeld uit het profileringsfonds of uit de middelen die vrij zijn gekomen vanuit de kwaliteitsafspraken, en hierover de Kamer te informeren voor 1 februari 2021,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rudmer Heerema en Wiersma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 369 (31497).

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Het duurde even voor de andere leden reageerden, zag ik. Dank u wel voor de collegialiteit. Dan wordt de katheder even schoongemaakt en geef ik het woord aan mevrouw Westerveld van de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Helaas hebben niet alle kinderen het fijn op school. Er zijn ook kinderen die elke dag met buikpijn naar school gaan. Je zult maar die ouder zijn van een kind dat hoogbegaafd is en de keuze hebben tussen je kind elke dag huilend naar school brengen of je kind thuislaten. Dat is natuurlijk een onmogelijke keuze. Ik wil hier expliciet bij zeggen dat dit natuurlijk niet alleen maar voor hoogbegaafde kinderen geldt, maar dat, zoals ik net al zei, ook kinderen met bijvoorbeeld autisme of een meervoudige handicap het soms heel moeilijk hebben op school.

Maar ik heb wel een aantal vragen voor de minister over de kennis die er is. Al een paar jaar geleden werd geconstateerd dat er nog te weinig kennis is bij lerarenopleidingen over kinderen die bijvoorbeeld hoogbegaafd zijn. Dat gaf minister Slob zelf ook toe. Ik wil hem vragen wat er sinds die tijd is gebeurd om ervoor te zorgen dat mensen die leraar worden, al in hun opleiding genoeg kennismaken met kinderen die bijvoorbeeld hoogbegaafd zijn. Hoe zijn de gesprekken verlopen met onder meer oudergroeperingen die hier aandacht voor vragen? Wat gebeurt er dus nu om ervoor te zorgen dat ook kinderen die hoogbegaafd zijn toch meer op de eigen school, in de eigen buurt, een passende plek kunnen krijgen? Ik zou het heel fijn vinden als de minister daar in zijn beantwoording straks op in wil gaan.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan zijn we aan het einde gekomen van de termijn van de zijde van de Kamer. De moties worden inmiddels uitgereikt aan de bewindspersonen. Ik kijk even of zij in staat zijn om onmiddellijk over te gaan tot beantwoording en het geven van een appreciatie van de ingediende moties. Dat is het geval. Ik geef het woord aan minister Van Engelshoven.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter. Ik ga in op een tweetal moties en een vraag. Collega Slob zal ingaan op de motie van mevrouw Westerveld.

Allereerst de motie van de heer Heerema op stuk nr. 368, waarin wordt gevraagd om een warme overdracht. Er zijn eerder in deze Kamer moties aangenomen over studentenwelzijn en een warme overdracht, onder andere de moties van mevrouw Van den Hul en de heer Van Meenen en van de heer Kwint. De heer Heerema vraagt in zijn motie om samen met de Stichting Landelijk Netwerk Hoogbegaafden Hoger Onderwijs te onderzoeken of men gebruik kan maken van onderdelen uit het hoger onderwijs. Die verkenning gebeurt al. Dat loopt al, dus het is mooi dat u mij hierbij nog een steun in de rug geeft. En als ik het andere verzoek in deze motie zo mag opvatten dat ik de Kamer informeer over de activiteiten die op dit punt gedaan worden en de verkenning die we opzetten om die warme overdracht te doen plaatsvinden zodat de Kamer kan oordelen of zij dit voldoende vindt, dan geef ik deze motie oordeel Kamer.

Dan de tweede motie van de heer Heerema, op stuk nr. 369. Die gaat onder andere over het profileringsfonds. Als je studievertraging is opgelopen als gevolg van een functiebeperking, kun je eventueel een uitkering krijgen uit het profileringsfonds. Het profileringsfonds is niet bedoeld om de behoefte aan ondersteuning te dekken. Dus het voorstel in de motie past niet bij het karakter van het profileringsfonds. Voor het treffen van voorzieningen voor hoogbegaafde leerlingen worden instellingen voor hoger onderwijs gewoon gefinancierd. Dit dienen zij gewoon te bekostigen uit de lumpsum en dit hoort gewoon tot hun primaire taak. Dat komt dus niet uit het profileringsfonds. Ik ben het ermee eens dat zij daar maatwerk op moeten leveren, maar dat laten we altijd graag over aan de instellingen zelf. Ik ontraad daarom deze motie, want dit is niet de taak van het profileringsfonds.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dit is dezelfde discussie die we bij het p.o. en het vo hebben. In passend onderwijs worden samenwerkingsverbanden gefinancierd voor financiering van voorzieningen voor kinderen die hoogbegaafd zijn. Maar dat doen ze niet. Dat zie ik dus nu ook gebeuren in het hoger onderwijs. De instellingen krijgen daar wel geld voor, maar ze doen het niet. Het profileringsfonds was een van de onderdelen waarbij ik dacht: nou, misschien zit daar ruimte. Ik heb ook gekeken naar middelen die vrijgekomen zijn uit de kwaliteitsafspraken. Die vrijheid die het hoger onderwijs heeft om te ondersteunen, wordt namelijk onvoldoende ingevuld. Hoe kunnen we er nou voor zorgen dat de instellingen die verantwoordelijkheid wél oppakken? Daar ben ik naar op zoek. Ik hoop dat u daarover wilt meedenken met mij.

Minister Van Engelshoven:

U weet dat de middelen uit de kwaliteitsafspraken bedoeld zijn om de kwaliteit van het onderwijs voor eenieder te verbeteren, dus daar valt ook beter onderwijs voor hoogbegaafden onder. Maar daarvoor hebben we expliciet de afspraak gemaakt dat het aan de instelling is, in samenwerking met de medezeggenschap, om te kijken naar de landelijke doelen die we hebben gesteld en om daar met elkaar afspraken over te maken. Wij bekostigen instellingen voor hoger onderwijs uit de lumpsum voor iets wat volgens mij gewoon bij de kerntaken van deze instellingen hoort, namelijk lesgeven aan hoogbegaafden. Als wij dan met elkaar constateren dat de instellingen dat op plekken nog onvoldoende doen, vind ik het niet de juiste weg en oneigenlijk om dan te zeggen: dan gaan we wel naar een ander potje. Als u mij vraagt om de instellingen daar ook in het bestuurlijk overleg op aan te spreken, dan zal ik dat zeker doen. Want het is natuurlijk zo dat de instellingen veel ruimte hebben om binnen de lumpsum maatwerk te leveren en er een eigen invulling aan te geven, maar dit is wel iets wat u en ik vinden horen tot gewoon de kern van kwalitatief goed onderwijs geven. Ik zal de instellingen daar dus in het bestuurlijk overleg op aanspreken. Maar deze motie ontraad ik.

Voorzitter. Mevrouw Westerveld had mij nog een vraag gesteld, maar die ben ik even kwijt. Maar ik zie nu dat de heer Slob die voor zijn rekening neemt.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.

Minister Slob:

Voorzitter, dank u wel. Mevrouw Westerveld vraagt eigenlijk wat er op dit onderwerp allemaal gebeurt in de richting van de verschillende doelgroepen die er zijn: ouders, kinderen, leraren in opleiding, scholen enzovoort, enzovoort. Dat biedt mij de mogelijkheid om heel beknopt het volgende aan te geven. Dit is een onderwerp dat we in het regeerakkoord benoemd hebben. Mede op basis daarvan zijn de subsidieregelingen gekomen waardoor scholen extra geld hebben kunnen krijgen als ze daar een beroep op deden om deze doelgroep extra te ondersteunen.

Dat is één. Twee. We zijn bezig, en dat weet u want daarover bent u eerder geïnformeerd, met het oprichten van een kenniscentrum begaafdheid. We zijn nu met de voorbereidingen bezig. Dat moet ook allemaal aanbesteed worden; u kent dat soort regels eromheen. In die fase zitten we nu. Dat kenniscentrum is dé plek waar ook ouders straks, als het helemaal is ingericht, terechtkunnen als ze vragen hebben met betrekking tot hoogbegaafdheid. Over de lerarenopleidingen is afgesproken dat in het curriculum het kennisdoel wordt opgenomen dat leraren worden opgeleid om de onderwijsbehoefte van kinderen met meer- en hoogbegaafdheid te kunnen herkennen en daarop ook in te spelen. Dat krijgt dus ook een plekje in het curriculum. Dat is heel belangrijk, omdat de leerkrachten van de toekomst kennis mee moeten krijgen die ze vanaf dag één in de praktijk kunnen gaan brengen zodra ze op scholen gaan werken.

Ik ben daarnaast bezig in het kader van mijn voorstellen voor de nieuwe periode van passend onderwijs om ook daar hoogbegaafdheid een plek in te geven, mede op aandringen van onder anderen de heer Heerema, die dit onderwerp de afgelopen jaren voortdurend scherp heeft gehouden, ook in onze richting. Daarnaast zijn we bezig om in het kader van de warme overdracht p.o., vo, hoger onderwijs ervoor te zorgen dat dit onderwerp daarin ook een plek krijgt. We zien namelijk dat in de overgangen van de ene schoolsoort naar de andere informatie soms niet meegaat, met alle gevolgen van dien voor de desbetreffende leerling.

We zijn dus heel breed bezig om dit onderwerp een plek te geven. Daar ben ik ook blij mee, want ik denk dat het belangrijk is om ook voor deze doelgroep — niks ten nadele van andere, want daar moeten we ons ook voor inzetten — een plek te hebben in ons beleid.

De voorzitter:

Een laatste korte vraag van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De minister geeft aan waar hij allemaal mee bezig is. Dat is natuurlijk heel mooi, maar er zijn nu kinderen die niet naar school gaan omdat er op school geen passende plek voor ze is. Ze staan nu iedere dag met buikpijn op en hun ouders komen nu voor een onmogelijke keuze te staan. Ik zou graag van de minister willen horen wat er nu gebeurt om te zorgen dat ook deze kinderen een plek krijgen, het liefst natuurlijk op een school die in de buurt staat.

Minister Slob:

Allereerst zorgen wij ervoor, zoals ik net al aangaf, dat scholen aanvullende financiering kunnen krijgen om daarop extra in te zetten. Dat loopt dus al, dat is niet iets wat we nog gaan doen. Dat is in de afgelopen jaren al in gang gezet, daarover bent u ook gerapporteerd. Het tweede is dat wij nu gesprekken voeren, ook met ouderorganisaties, in het kader van passend onderwijs en de situatie van de thuiszitters, waar soms ook hoogbegaafden tussen zitten. Overigens is daar soms sprake van een combinatie met andere problemen, zoals autisme. We voeren die gesprekken om te zorgen dat we een en ander goed kunnen verbinden aan de hele concrete maatregelen die we willen nemen om ook deze kinderen een plek in het onderwijs te geven. Wat die warme overdracht betreft: dat zijn gesprekken die nu al gevoerd worden, ook met de vertegenwoordigers van de schoolsoorten. Dat is niet iets wat we volgend jaar een keer gaan doen. Nee, het kan nu gewoon al opgepakt worden. In goed contact met de betrokkenen, waaronder de ouders, proberen we ons hiervoor dus maximaal in te zetten en te zorgen dat er echt beweging in het onderwerp komt. Dat is deze kabinetsperiode volgens mij goed gelukt, maar we zijn er nog niet.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van het VSO naar aanleiding van de beantwoording van vragen over het bericht "Studies niet toegerust op hoogbegaafd talent".

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over de ingediende moties is volgende week dinsdag. Ik dank de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor haar komst naar de Kamer. Wij gaan nog even door met de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.

Naar boven