40 Voortgang sectorakkoorden funderend onderwijs

Aan de orde is het VSO Voortgang sectorakkoorden funderend onderwijs (31293, nr. 518).

De voorzitter:

We gaan meteen door met het VSO, het voortgezet schriftelijk overleg, Voortgang sectorakkoorden funderend onderwijs (31293, nr. 518). De eerste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Rog van de fractie van het CDA.

De heer Rog (CDA):

Voorzitter, ik heb een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister heeft aangekondigd naar aanleiding van het onderzoek van Regioplan naar de besteding van de prestatieboxmiddelen door scholen met een nieuwe opzet voor de prestatieboxmiddelen te komen;

constaterende dat het in de huidige systematiek mogelijk is om prestatieboxmiddelen die specifiek zijn bedoeld voor een bepaald doel in te zetten voor een heel ander doel;

verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat in de nieuwe opzet van de prestatiebox middelen alleen kunnen worden besteed aan het doel waarvoor zij zijn bestemd behoudens middelen die bestemd zijn voor vrije besteding zoals de werkdrukmiddelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rog en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 536 (31293).

De heer Kwint van de SP ziet af van zijn spreektijd. Dan mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter, ik heb alleen een vraag aan de minister. In de stukken lezen we dat 2020 het laatste jaar is van deze sectorakkoorden. Er is eerder door deze Kamer gezegd: hoe kun je nou sectorakkoorden afsluiten met alleen de werkgevers; betrek nou ook de vertegenwoordigers van leraren daarbij. Een motie van de heer Rog ging daarover. We hebben het daarna ook een aantal keer in het debat besproken. Ik vroeg me af hoe de minister de volgende periode ingaat. Komen er weer nieuwe akkoorden? Wat zijn dan de thema's? Maar vooral ook: wie worden daarbij betrokken? Het zou fijn zijn als de minister in zijn beantwoording daarop in kan gaan.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Van Meenen van D66.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Sectorakkoorden, mevrouw Westerveld zei er ook al iets over. Het boek De sluipende crisis, van René Kneyber, zegt er ook iets over. Het is toch taaie materie. De politiek, de Kamer staat eigenlijk buitenspel. Leraren staan buitenspel. Mijn vraag aan de minister is: hoelang is hij nog van plan daarmee door te gaan? En als we er nog mee doorgaan, hoe garanderen we dan dat de mensen in het werkveld er werkelijk bij betrokken zijn?

Dan moeten we ook nog constateren dat in het basisonderwijs de doelen volstrekt onvoldoende zijn behaald, in tegenstelling tot het voortgezet onderwijs. Dat brengt mij tot de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de doelen uit het bestuursakkoord primair onderwijs onvoldoende zijn gerealiseerd;

overwegende dat goede en gelukkige leraren de beste garantie vormen voor de onderwijskwaliteit en zij zowel in beleid als in middelen de hoogste prioriteit dienen te hebben;

verzoekt de regering om het deel van de prestatieboxmiddelen dat niet is aangewend voor de daartoe bestemde doelen in overleg met werknemers en werkgevers in te zetten voor het bestrijden van het lerarentekort, bijvoorbeeld door het verder verhogen van de salarissen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen en Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 537 (31293).

Dank u wel. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Heerema van de fractie van de VVD. Daarna gaan we luisteren naar de minister.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter, ik heb een raakvlak gevonden voor de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ook leerlingen in de basisschoolleeftijd die een traject volgen in de voorbereiding op een hbo-vooropleiding dans en muziek vaak een grote reisafstand hebben en dat voor hen geen tegemoetkoming in de reiskosten bestaat;

van mening dat de talenten van kinderen gestimuleerd moeten worden, ongeacht waar ze in Nederland wonen;

verzoekt de regering om conform de subsidieregeling voor dans- en muziekopleiding in het voortgezet onderwijs, een subsidieregeling in te stellen voor leerlingen in de basisschoolleeftijd, zodat zij een tegemoetkoming in de reiskosten kunnen ontvangen, en dit te dekken uit artikel I "overige subsidies",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rudmer Heerema, Van Meenen en Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 538 (31293).

Dank u wel. Tot zover de termijn van de Kamer. Ik schors een enkel minuutje. Daarna gaan we luisteren naar de becommentariëring van de moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Slob:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng in eerste termijn. Er zijn drie moties ingediend en er is één vraag gesteld.

Ik begin met de motie van de heren Rog en Van Meenen op stuk nr. 536. U heeft in mijn brief heel duidelijk kunnen lezen dat we de wijze waarop we het nu gedaan hebben, echt gaan afsluiten. We moeten nog wel wachten op de definitieve evaluatie, die in december klaar zal zijn. Dan hebben we de precieze opbrengsten van het wel of niet behalen van doelen. Dat zeg ik ook even in de richting van de heer Van Meenen. We hebben dit nog niet helemaal afgerond, maar dat gaan we natuurlijk wel zorgvuldig doen. Er zijn nu voorzichtig wel al een aantal lessen te trekken. Deze motie is, denk ik, een van de lessen die we moeten trekken. Het is duidelijk dat de middelen moeten worden besteed aan het doel dat daarvoor is bepaald. U weet dat ik in mijn brief heb aangegeven dat ik met een aantal scenario's wil komen, bijvoorbeeld met een scenario om conform de veelgeprezen — behalve door de Algemene Rekenkamer — systematiek van de werkdrukmiddelen geld aan de scholen beschikbaar te stellen. Het is dan aan hen om daar keuzes in te maken. Dat heeft u ook in deze motie opgenomen, dus ik kan haar oordeel Kamer geven.

Mevrouw Westerveld vroeg naar de betrokkenheid van de bonden en de vertegenwoordigers van de leraren. Daar zijn inderdaad uitspraken over gedaan door de Kamer. De heer Rog heeft vele moties op zijn naam. Dit is er een van, die regelmatig terugkomt. Daarnaast is er de motie-Van Dijk, ook al in die trant uitgesproken. Het is inderdaad onze bedoeling om hen er actief bij te betrekken als we gaan werken aan nieuwe voorstellen, in tegenstelling tot hoe dat de vorige keer gegaan is. Toen is dat alleen met de werkgevers gedaan. We zullen het op verschillende manieren gaan doen. We willen gesprekken gaan organiseren. Het is een beetje modieus, maar we willen panelgesprekken gaan maken, waarbij ook leraren betrokken worden. De vertegenwoordigers van hun organisaties kunnen we verbinden aan gesprekken hierover. Ze krijgen een actieve plek, ook bij het bepalen van het vervolg. Ook kunnen ze hun voorkeur uitspreken voor scenario's die dan voor zullen liggen. Dus we gaan daarin voorzien, zoals al eerder toegezegd. Maar in deze fase is het belangrijk om dit nog een keer te onderstrepen, want we gaan die laatste fase in.

Dan de motie van de heren Van Meenen en Rog op stuk nr. 537, die mij enigszins bekend voorkwam. Er is een keer eerder zo'n motie geweest. Daar is overigens het onderzoek uit voortgekomen om te bekijken waar de middelen aan worden besteed en wat dit heel concreet betekent voor de scholen: zit dat in mensen vast of zit dat vast in ICT of wat dan ook? Daar heeft u het overzicht van gehad. Ik denk dat het nu even belangrijk is dat we richting december gaan en de afsluiting van de evaluatie hebben. Op basis daarvan hebben we de gegevens om te bepalen of er ruimte is om die middelen anders te besteden. Dat zullen we dan inderdaad ook gaan doen met de werknemers en de werkgevers. Dat kan dan meegenomen worden in samenhang met de scenario's die we ontwikkelen. In dat kader gezien zou ik deze motie oordeel Kamer kunnen geven, omdat ze daar dan ook bij betrokken kan worden en u daar ook een duidelijke uitspraak over heeft gedaan.

De voorzitter:

De motie is oordeel Kamer, meneer Van Meenen. Het woord is aan u.

De heer Van Meenen (D66):

Jazeker, maar daar hoort ook een interpretatie van de minister bij, en daar heb ik nog wel een vraag bij. De begroting van OCW is namelijk in december vastgesteld, en dan heeft er wel of niet een verschuiving plaatsgevonden. Als we dat niet al bij de begroting kunnen vaststellen, dan hebben de scholen er in het schooljaar 2021 niets meer aan. Bovendien is ook in dat onderzoek natuurlijk allang vastgesteld dat er middelen zijn gegaan naar andere doelen, die weliswaar rechtmatig waren, maar niet de doelen uit de prestatieafspraken.

Minister Slob:

De heer Van Meenen heeft in zijn inbreng terecht geconstateerd dat de discussie met name over het primair onderwijs gaat. Dan weet u dat dat nog doorloopt tot halverwege het volgende kalenderjaar. We hebben dus nog even de ruimte om heel gericht keuzes te maken, zodat scholen zich daar ook op kunnen voorbereiden. Dan denk ik dat het eind van het jaar ... Het geld is beschikbaar, want dat geld wordt hier nu in gestoken. We stoppen alleen met de wijze waarop we het gaan doen, en dan gaan we keuzes maken voor het vervolg. Dan kunnen we daar op basis van die beschikbare middelen ook keuzes in maken met elkaar.

De heer Van Meenen (D66):

Voor het schooljaar 2021-2022?

Minister Slob:

Ja, precies.

De heer Van Meenen (D66):

Oké.

De voorzitter:

Helder.

Minister Slob:

En bij het voortgezet onderwijs gaat het al in januari lopen, zoals u weet.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 538.

Minister Slob:

Voorzitter. De heer Van Meenen vroeg ook: hoelang gaan we hier nog mee door? Dit is het afronden van een traject. Dan gaan we het echt op een andere manier verder doen. Dan willen we natuurlijk ook het goede van de afgelopen periode behouden. Er zijn ook een aantal dingen heel erg goed gegaan. Maar we willen toch ook leren van een aantal ergernissen — die waren er overigens soms over en weer, ook vanuit het onderwijs richting de politiek — om te kijken of we dat op een betere manier kunnen doen voor een volgend traject.

Voorzitter. Tot slot de motie van de heer Heerema op stuk nr. 538. Hij gaf aan dat hij een haakje had gevonden. Nu hoop ik dat andere Kamerleden niet net zo reageren als u net deed bij mevrouw Van den Hul, want u bent ook gewoon heel lenig om bij een bepaald onderwerp een motie in te dienen. Maar ik snap die heel goed. Het is een onderwerp dat uw hart heeft en waarbij er ook wel een mogelijkheid is om het op deze wijze ook voor de grootste groepen van de basisschool te doen. Ik kan deze motie dus oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Heel goed. Tot zover dit VSO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag stemmen wij over alle ingediende moties. Dank aan de minister voor zijn aanwezigheid hedenavond. Ik sluit de vergadering van 16 juni 2020. Dank u wel.

Naar boven