5 Mijnbouw/Groningen

Aan de orde is het VAO Mijnbouw/Groningen (AO d.d. 06/02).

De voorzitter:

Wij gaan meteen door naar het volgende onderwerp. Dat is het VAO Mijnbouw/Groningen. Bij het VAO Mijnbouw/Groningen hebben we ook weer te maken met de minister van Economische Zaken en Klimaat en ook met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die ik van harte welkom heet. Dan geef ik als eerste het woord aan mevrouw Beckerman van de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):

Somberder dan ooit. Dat zei de Nationale ombudsman over de situatie in Groningen. En terecht. De versterking is nog steeds een enorme puinzooi. Duizenden Groningers zitten in grote onzekerheid. In 2015 moest minister Kamp diep door het stof in de Tweede Kamer. Hij had beloofd dat jaar 3.000 woningen te versterken. Dat lukte niet. In 2020 zitten we nog niet eens op een totaal van 1.000 woningen. Wat een ellende. Daarom heb ik nu twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de versterking nog altijd moeizaam op gang komt en het een chaos is bij de NCG;

overwegende dat Groningers en de Kamer nu geen overzicht hebben, maar wel recht hebben op duidelijkheid;

verzoekt de regering nog deze maand inzicht te verschaffen over:

  • -welke regelingen er zijn met betrekking tot de versterking;

  • -wat de stand van zaken is per batch, groep en regeling;

  • -wat de planning is binnen de versterkingsoperatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 727 (33529).

Mevrouw Beckerman (SP):

Die motie is echt essentieel. Wij kunnen onze taak als controlerende macht niet uitvoeren en Groningers hebben recht op die duidelijkheid. Mijn tweede motie gaat over de huurders die een strijd moeten voeren en soms zelfs door hun corporatie gedreigd worden om voor de rechter gesleept te worden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de uitvoering van mijn motie van september 2019 weinig heeft opgeleverd voor huurders in het aardbevingsgebied;

overwegende dat huurders van Woongroep Marenland door hun corporatie in de steek worden gelaten;

van mening dat huurders niet de dupe mogen worden van onwil van de corporaties;

verzoekt de regering een subsidieregeling op te stellen voor huurders via de NCG waar huurders het bedrag dat zij tekortkomen kunnen aanvragen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 728 (33529).

Mevrouw Beckerman (SP):

Twee moties voor nu. Vanmiddag hebben we een debat waarin we hierover doorpraten. Gelukkig doen we dat ook volgende week, want Groningen verdient veel meer dan het nu krijgt.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Beckerman. Dan is het woord aan de heer Nijboer van de Partij van de Arbeid.

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Goedemorgen, ministers. Goed dat u alle drie bij dit VAO bent. Ik heb één motie. Ik ben op werkbezoek geweest in Pieterzijl. Dat ligt bijna op de grens van Groningen en Friesland. Ik schrok wel van de enorme schades die daar aan boerderijen zijn en hoelang de mensen al zitten te vechten tegen de bierkaai. Daar wilde ik nadrukkelijk aandacht voor vragen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in Pieterzijl en omgeving sprake is van serieuze aardbevingsschade;

overwegende dat mensen daar al vele jaren in onzekerheid zitten;

verzoekt de minister de betrokken organisaties aan te spreken, zodat ook aan de mensen met aardbevingsschade in Pieterzijl eindelijk recht gedaan wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Nijboer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 729 (33529).

De heer Nijboer (PvdA):

Als je op de kaart van Groningen kijkt, ligt het toch best wel uit de richting vergeleken met Loppersum en Ten Boer en zo. Als je daar binnen bent, zie je heel rustige mensen die gewoon hun eigen boerderij van vele honderden jaren oud ten onder zien gaan. Ik werd daar echt triest van. Ik ben bij zes tot acht gezinnen geweest die middag. Het ene na het andere ellendige verhaal kwam naar voren, dus ik verzoek de minister deze motie te omarmen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Nijboer. Dan maak ik even van de gelegenheid gebruik om ook de minister van VWS van harte welkom te heten. Bij dezen. Dan gaan we luisteren naar de heer Sienot van D66.

De heer Sienot (D66):

Voorzitter. De Groninger moet op één staan. Daar gaan we het vanmiddag ook weer uitgebreider over hebben, maar voor nu zou ik graag de volgende vraag aan de minister van BZK willen stellen.

De wijk Ten Post heeft een mooie ambitie om in 2025 klimaatneutraal te zijn. Met de sloop/nieuwbouwregeling en een financiële bijdrage van de gemeente wordt een groot deel van de woningen van het aardgas af gehaald. Er is nog één laatste zetje nodig. Wat is er mooier om zo'n gebied, dat juist de negatieve ervaringen van de gaswinning zo heeft moeten meemaken, dat zetje te geven? Dus kan de minister in gesprek gaan met deze gemeentes en provincies om te bezien hoe je een bijdrage kan leveren aan het bereiken van het 2025-doel van Ten Post?

Voorzitter. Tijdens het debat hebben we het ook over het unieke natuurgebied de Wadden gehad. D66 wil dat we heel zorgvuldig met dit natuurgebied omgaan. Je kunt het maar één keer fout doen. D66 wil dat dit heel goed onderzocht wordt voordat we daar gas gaan winnen. Daarom sta ik onder de motie van mijn collega van de ChristenUnie, mevrouw Dik-Faber, die zij straks zal indienen. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Sienot. We gaan luisteren naar meneer Van der Lee van GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Voorzitter. Drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering voor 1 mei 2020 een compleet dashboard voor de versterkingsoperatie te publiceren, met daarin zo veel mogelijk continu geactualiseerde gegevens over de uitvoering van de versterkingsoperatie die eveneens te herleiden zijn naar de gemeentelijke plannen;

verzoekt de regering in het dashboard tevens alle relevante indicatoren met kwantitatieve doelen — per kwartaal, halfjaar of heel jaar — op te nemen, zodat inzicht in en controle op de toekomstige uitvoering mogelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Lee en Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 730 (33529).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG) nuttig werk doet door te adviseren over de versterkingsoperatie in Groningen;

constaterende dat het echter tot vertragingen kan leiden bij de versterkingsoperatie wanneer het ACVG bij alle maatregelen altijd vooraf moet adviseren;

overwegende dat alle factoren die onnodig tot vertraging leiden bij de versterkingsoperatie zo veel mogelijk moeten worden beperkt;

verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat het ACVG, waar nodig, ook achteraf kan toetsen of verantwoorde afwegingen zijn gemaakt bij bijvoorbeeld nieuwe pilots parallel aan een specifiek lopend traject binnen de versterkingsoperatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Lee. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 731 (33529).

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dan de laatste motie, die ook raakt aan de Waddenzee.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de onafhankelijke auditcommissie de vraag stelt of mijnbouw op basis van het hand-aan-de-kraanprincipe wel effectief is om natuurschade in de Waddenzee te voorkomen;

verzoekt de regering om zo snel mogelijk een onafhankelijk advies te vragen aan het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) over de effectiviteit van het hand-aan-de-kraanprincipe als beleidsinstrument om de natuur van werelderfgoed Waddenzee te beschermen bij mijnbouw;

verzoekt de regering tevens om in afwachting van het onafhankelijk advies van SodM geen nieuwe winningsplannen te vergunnen voor zout- en aardgaswinning onder werelderfgoed Waddenzee,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Lee. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 732 (33529).

De voorzitter:

Dank, meneer Van der Lee. Dan mevrouw Agnes Mulder, CDA. Het woord is aan u.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter, dank. We hebben alle ellende in Groningen scherp op ons netvlies. En we willen ook voorkomen dat mijnbouwactiviteiten in de rest van het land leiden tot juridisch getouwtrek, ellende en ellenlange procedures en gesteggel over welke schade nu wel of niet door mijnbouw is veroorzaakt. Een goede monitoring en meetnetwerk zijn daarvoor essentieel. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mijnbouwactiviteiten kunnen leiden tot aardbevingen en bodemdalingen;

overwegende dat burgers die in de omgeving van een mijnbouwlocatie wonen ongerust zijn dat hen hetzelfde lot wacht als de Groningers;

overwegende dat deze onrust voor een deel weggenomen kan worden door onafhankelijke metingen en daarvoor een fijnmazig met de regio afgestemd netwerk nodig is;

verzoekt de regering om daarover met gemeenten, provincies en het KNMI afspraken te maken, en de Kamer hier voor de zomer 2020 over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder en Sienot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 733 (33529).

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik heb ook heel bewust mijn naam gezet onder de motie van collega Van der Lee over het dashboard. Samen vragen wij daar al bijna twee jaar om. Het lijkt mij dus goed dat die zo snel mogelijk naar de Kamer komt en dat je dat kunt herleiden tot de plannen van de gemeenten. Want anders weet je nog niet waar je het aan af kunt meten.

Voorzitter, dan heb ik nog een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mijnbouwactiviteiten kunnen leiden tot aardbevingen en bodemdalingen;

overwegende dat dit kan leiden tot schade aan gebouwen én maatschappelijke onrust bij bewoners van gebieden waar mijnbouwactiviteiten zijn;

overwegende dat er een balans moet zijn tussen de economische belangen van enkele bedrijven en de maatschappelijke belangen in de mijnbouwregio's;

verzoekt de regering te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om mijnbouwbedrijven afspraken te laten maken met de regio om een deel van de winst uit mijnbouwactiviteiten te investeren in de regio waar gas en zout gewonnen wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 734 (33529).

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Natuurlijk willen we alleen maar mijnbouw op het moment dat het ook op een veilige manier kan en dat, als er dan toch schade ontstaat, je niet wordt overgelaten aan een paar grote bedrijven. Daar draait het in wezen allemaal om: om een eerlijke verdeling van lusten en lasten.

Voorzitter, nog een laatste vraag. Ik heb samen met collega Sienot een motie ingediend, motie 32849, nr. 196. Die is aangehouden. Maar ik vraag de minister toch om er duidelijkheid over te geven hoever het daarmee staat. Want anders ga ik haar van de lijst van aangehouden moties afhalen en volgende week in stemming brengen. Graag een reactie hierop. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Mulder. Dan is het woord aan de heer Harbers van de VVD.

De heer Harbers (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ik wil een punt eruit lichten waarover we het in het algemeen overleg hebben gehad, namelijk de coulanceregeling, de extraregeling om de 6.000 oude schades van voor 2017 nog een keer open te stellen. De Kamer heeft onderzoek gedaan, er bleken 6.000 oude schades te zijn waarvan mensen toch het gevoel hebben: ja, ik ben akkoord gegaan, maar achteraf had ik een hoger schadebedrag. De minister heeft vorig jaar met de commissaris der Koning en de NAM afgesproken om de gelegenheid te geven mensen nog een keer een aanvraag te laten doen. Ik heb er in het algemeen overleg op gewezen dat het raar is dat er naar verluidt 6.000 van die gevallen zijn en slechts 85 aanmeldingen, toen we het AO hadden. Ik heb er in het AO ook op gewezen dat die regeling snel afliep, namelijk voor 1 maart. De minister heeft gelukkig gezegd dat hij het eens was mijn analyse en deed de toezegging dat hij daarin zou duiken en ook met de commissaris der Koning overleg zou hebben om te kijken wat hier nu aan de hand is. Is de regeling wel duidelijk en zichtbaar en kan iedereen daar wel een beroep op doen? Inmiddels is de inschrijving gesloten en zou naar verluidt het aantal inschrijvingen 194 zijn. Dat is nog steeds niet veel. De minister heeft al toegezegd om hierin te duiken. Ik vraag hem om die toezegging snel gestand te doen. Het mooiste was het natuurlijk geweest als dat nog tijdens de openstelling van die regeling was geweest. Dat hebben we gemist, maar kan de minister op heel korte termijn ingaan op wat de redenen kunnen zijn geweest dat er zoveel oude schades waren van ontevreden mensen, en toch maar zo weinig inschrijvingen, en of dat iets betekent voor de vraag of deze regeling wel aan alle voorwaarden voldeed die ook met coulance te maken hebben? Daarbij zou zelfs in de overwegingen moeten worden betrokken of er niet toch nog een extra gelegenheid moet zijn voor mensen om hier gebruik van te maken. Ik heb dat alles niet in een motie gezegd, want de minister heeft dit al toegezegd. Hij heeft ook aangegeven dat hij het eens is met mijn analyse, maar ik vraag hem om hier toch op de kortst mogelijke termijn bij de Kamer op terug te komen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, meneer Harbers. Dan is tot slot het woord aan mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Goed om te zien dat hier drie ministers aanwezig zijn. Ik vind het belangrijk dat de gezondheidszorg van mensen in Groningen hoog op de agenda staat. Ik dank de minister van VWS dus ook voor zijn komst. Hij heeft een toezegging gedaan in het debat om in gesprek te gaan met onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen over de zorg voor mensen in Groningen. Mijn vraag is of die afspraak intussen gemaakt is of reeds heeft plaatsgevonden.

Mijn vraag aan de minister van EZK gaat over een toezegging die hij heeft gedaan om een afspraak te maken met de Waddenvereniging. Ik vroeg mij dus af of dat gesprek intussen heeft plaatsgevonden en, zo niet, of het al in de agenda staat. Ik ben natuurlijk ook heel benieuwd naar de uitkomsten.

Voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de auditcommissie in haar advies de vraag oproept "of het hand-aan-de-kraanprincipe ook voldoende is om mogelijke langetermijngevolgen voor beschermde natuur te beheersen";

overwegende dat het waddengebied aangewezen is als UNESCO-werelderfgoed en dat daarmee instandhouding en bescherming van de natuur aldaar extra van belang is;

verzoekt de minister om zo snel mogelijk een onafhankelijk advies te vragen aan een wetenschappelijk panel over de effectiviteit van mijnbouw met de hand aan de kraan als beleidsinstrument om de natuur van werelderfgoed Waddenzee te beschermen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Sienot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 735 (33529).

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik heb met interesse geluisterd naar de inhoud van de motie, maar u heeft het over een wetenschappelijk panel en we hebben eigenlijk al deskundigen op dit terrein; neem het SodM. Waarom een apart wetenschappelijk panel en niet een bestaand instituut met volop expertise op dit terrein?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik heb "wetenschappelijk panel" opgeschreven. Daarmee sluit ik niet uit dat bepaalde instituties hierbij betrokken zijn. Het SodM heeft inderdaad veel expertise in huis. Maar de instantie die adviseert over bijvoorbeeld het element van klimaatverandering, waardoor er zeespiegelstijging plaatsvindt, wat ook weer van invloed is op het hand-aan-de-kraanprincipe, is niet het SodM, maar het KNMI. Volgens mij heeft de heer Van der Lee daar zelf ook een aangenomen motie over ingediend. Ik vind het dus belangrijk dat hier vanuit verschillende invalshoeken en met verschillende expertises nog eens goed naar gekeken wordt.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Fijn dat collega Dik-Faber inderdaad de aangenomen motie noemt, want het kabinet gaat het KNMI al vragen om opnieuw te kijken naar zeespiegelstijging en de impact daarvan op het Waddengebied. Daarom vraag ik nu een advies van het SodM, via de regering. Dan kunnen we op basis van beide rapporten een goede discussie voeren over de vraag of we nu echt stoppen. Ik denk namelijk dat dat moet, maar goed, ik wil echt wel beide adviezen afwachten. Maar dat is toch de meest logische gang van zaken?

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Dik-Faber.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Bij het hand-aan-de-kraanprincipe spelen verschillende vraagstukken. Aan de ene kant heb je — dat staat voor mijn fractie als een paal boven water — de natuurbescherming in het Waddengebied. Aan de andere kant heb je de bodemdaling als gevolg van mijnbouwactiviteiten, waar het Staatstoezicht op de Mijnen zeer deskundig op is. Dan is er nog het element van klimaatverandering. Die kan leiden tot zeespiegelstijging. Een integrale beoordeling van dat geheel zal uiteindelijk moeten leiden tot een conclusie, namelijk of het hand-aan-de-kraanprincipe wel of niet houdbaar is. Ik heb gelezen dat daar twijfels over zijn. Ik begrijp die twijfels heel erg goed. Daarom vind ik dat daar nog een keer integraal naar gekeken moet worden door een wetenschappelijke commissie waarin alle expertises vertegenwoordigd zijn.

Voorzitter. Ik heb nog een tweede motie. Die gaat over het schadeprotocol voor de kleine velden. Ik heb daar één vraag over. Ik las in het schadeprotocol ook dat er een opzegtermijn is van vier weken. Ik vond dat een hele rare bepaling. Leidt dat er niet toe dat mijnbouwondernemingen de minister onder druk kunnen zetten om met bepaalde afspraken akkoord te gaan en, zo niet, dat zij zichzelf anders terug kunnen trekken uit het akkoord? Dat moeten we niet willen. Ik vraag de minister de Kamer daarover goed op de hoogte te houden.

De motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de rijksoverheid en mijnbouwondernemingen de overeenkomst Landelijke behandeling mijnbouwschade hebben vastgesteld en dat medio 2020 een Commissie Mijnbouwschade wordt ingesteld;

overwegende dat, weliswaar op basis van advies van de Raad van State, niet het advies van de Tcbb is overgenomen om het bewijsvermoeden zoals bij het Groningenveld toe te passen, maar dat de schademelder wel wordt ontzorgd doordat de causaliteit wordt onderbouwd door de commissie en de door de commissie ingeschakelde deskundigen;

overwegende dat jaarlijks een evaluatie plaatsvindt van de behandeling van schademeldingen door de Commissie Mijnbouwschade en dat op basis hiervan de uitvoering en werking van de afspraken in de overeenkomst worden geëvalueerd;

verzoekt de regering de Commissie Mijnbouwschade te vragen om in het jaarlijkse verslag inzicht te geven in de contacten tussen mijnbouwbedrijven en de commissie voor het beoordelen van schade en in de tevredenheid van schademelders over de afhandeling van schade;

verzoekt de regering tevens duidelijkheid te verschaffen over de procedure die gevolgd wordt zolang de commissie niet geïnstalleerd is en in die periode zo veel mogelijk aan te sluiten bij de voorliggende overeenkomst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber, Agnes Mulder, Harbers en Sienot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 736 (33529).

Dan komen we toe aan het moment waarop de regering kan reageren. Daarvoor pauzeren we even tot 12.00 uur.

De vergadering wordt van 11.52 uur tot 12.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik denk dat we van start kunnen met de beantwoording van de kant van de regering. Het woord is aan de minister van Economische Zaken en Klimaat.

Minister Wiebes:

Voorzitter. Ik loop de moties die mijn terrein betreffen en de vragen die aan mij gesteld zijn langs. Ik begin bij de motie op stuk nr. 729. De heer Nijboer vraagt mij om de kwestie Pieterzijl onder de aandacht te brengen bij de twee organisaties die hier straks mee bezig zijn, het landelijke loket voor de kleine velden en het Instituut Mijnbouwschade Groningen, nu nog de TCMG, voor de Groningenveld gerelateerde schadegevallen. Ik zeg dat toe. Ik laat het oordeel over de motie daarmee aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 731 van de heer Van der Lee over het ACVG is in lijn met wat ik daarover in het debat heb gezegd. Het oordeel over die motie laat ik daarom ook aan de Kamer.

Over de motie op stuk nr. 732 ben ik negatiever. Natuur is een verantwoordelijkheid van LNV. LNV heeft samen met EZK een auditcommissie ingesteld. Die is in december tot een oordeel gekomen en tot een heel rapport. Het was een wetenschappelijk en breed ingestelde commissie. Ik maak hieruit op dat de heer Van de Lee ontevreden is over de uitkomsten of dat hij het niet prettig vindt dat de experts een bepaald oordeel hebben geveld. Hij wil SodM daar nu naar laten kijken, maar SodM heeft geen expertise of wettelijke taken op het terrein van natuur. Dit verrijkt de discussie dus niet. Ik ontraad de motie in deze vorm.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik heb dan toch nog een vraag aan de minister. Erkent hij dat er op z'n minst discussie is, ook bij de auditcommissie trouwens, over de effectiviteit van het hand-aan-de-kraanprincipe en dat SodM in staat is om daar wel over te oordelen? Het probleem bij mijnbouwactiviteiten is namelijk dat het na-ijleffect nogal aanzienlijk is en dat het uitzetten van een kraan effecten die daarvoor al geïnitieerd zijn, niet meer ongedaan maakt.

Minister Wiebes:

Dan gaat het om een inschatting van het na-ijleffect. Dat is een totaal andere betrokkenheid van SodM dan hier geschetst wordt. In de motie wordt gevraagd om een onafhankelijk advies over de hele effectiviteit van het hand-aan-de-kraanprincipe. Het hand-aan-de-kraanprincipe gaat over de mate waarin er grond wordt toegevoerd, de snelheid waarmee de zeespiegel verandert. Dat is een breedte die volstrekt niet in deze context wordt geschetst. Als de heer Van der Lee zou zeggen dat er bij toekomstige onderzoeken rekening moet worden gehouden met de inzichten van SodM over de na-ijleffecten, dan was dat iets anders geweest. Maar hierin wordt een heel onderzoek van SodM in het leven geroepen over de natuur van het Werelderfgoed Waddenzee. Dat is een context die SodM helemaal niet in zijn expertisepakket heeft.

Ik ga naar de motie op stuk nr. 733. Mevrouw Mulder heeft het over een fijnmazig met de regio afgestemd meetnetwerk. Dat is natuurlijk met name van belang omdat mensen ook vertrouwen moeten kunnen hebben in dat meetnetwerk, omdat dat objectiviteit verschaft bij alles wat we doen. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

Ik kom op de motie op stuk nr. 734. Daarin staat: "verzoekt de regering te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om ...". Dat wil ik best meenemen in de gesprekken met de mijnbouwbedrijven. Zoals het geformuleerd is kan ik er ook goed mee leven. Ik laat het oordeel over deze motie dus aan de Kamer.

Dan heeft mevrouw Mulder nog gevraagd hoe het zit met haar aangehouden motie over de publieke regie op de uitbetalingshandeling. Ik denk dat we allemaal onderkennen dat daar een vorm van publieke regie op zal komen. De brief van december doet al een goede eerste aanzet voor hoe die publieke regie over het hele terrein, inclusief de uitbetaling, eruitziet. Ik kan haar toezeggen dat ik in de brief van mei nog een nadere duiding zal geven als dat nodig is, maar ik denk dat we het er wel over eens zijn dat wij met dit loket ook willen afdwingen dat het ook gebeurt, en dat is een vorm van publieke regie. Dat zullen we op allerlei verschillende manier inkleden, niet door boven op de bankenbetalingen te zitten, maar wel door steeds terugkoppeling te verkrijgen over wat er uiteindelijk is gebeurd met de claims. Maar ik zou haar willen uitnodigen om die brief van december erbij te pakken en wellicht nog aan te duiden waar zij nog meer informatie nodig heeft over die regie.

Dan de VVD. Ja, ik heb laatst uitvoerig gesproken met de provincie en met de NAM over deze regeling. Ik ben tot de conclusie gekomen dat het toch allemaal wel erg ordentelijk is gegaan, maar ik zal de precieze vragen die de heer Harbers stelt, beantwoorden voor het aanstaande AO. Daar wil ik even op papier op terugkomen. Het is een belangrijke vraag, maar laat me die even degelijk beantwoorden. Dat gaat over de vindbaarheid, over de categorieën waarin de gevallen vielen en over hoe wij dan tot het oordeel komen of dit wel of niet afdoende was.

Dan de motie op stuk nr. 735, over een wetenschappelijk panel. In deze breedte kan ik de motie wel aan het oordeel van de Kamer laten. Ik zou de indieners wel het volgende willen zeggen, want er is in december natuurlijk een brief verschenen met een soortgelijke uitkomst van onderzoeken. Ik maak hieruit op — ik heb dat zonet ook in de richting van de heer Van der Lee gezegd — dat de indieners misschien niet tevreden waren met de wetenschappelijke uitkomsten. Ik zeg wel dat wij ons in dit complexe terrein van niet alleen klimaat maar ook natuur, alleen maar staande kunnen houden als wij op een zeker moment ook een zeker geloof hechten aan de uitkomsten van wetenschappelijke onderzoeken. Dat helpt ons in de klimaatdiscussie ook zeer, en het helpt hier ook. Maar ik laat deze motie dus aan het oordeel van de Kamer, omdat de motie precies de breedte duidt waarin het uitvoerbaar is.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ja, nee, dit is verrassend. Nou, niet echt, natuurlijk. Maar dan heb ik wel even een vraag. Wordt dit dan in de planning zo ingericht dat ook de nadere analyse van het KNMI van de zeespiegelstijging kan worden betrokken door degenen in dat wetenschappelijke panel, of dat het KNMI in dat panel vertegenwoordigd wordt? Dezelfde vraag heb ik eigenlijk ook over het SodM. Krijgt dat ook een uitnodiging om te participeren in dat wetenschappelijke panel?

Minister Wiebes:

Ik ga hier niet zonder enige overdenking staan onderhandelen over de samenstelling van dat panel, maar ik kan mij voorstellen dat wij in elk geval alleen maar waarde kunnen hechten aan dit onderzoek als eventuele na-ijleffecten ook gehonoreerd zijn en als een eventuele zeespiegelstijging en veranderende inzichten op dat terrein worden meegenomen. Laten we het dus wel in de breedte zo inrichten dat de antwoorden die we willen hebben er ook uit komen. Daarna zal ik aan de indieners vragen om daar dan ook enig geloof aan te hechten, want dat is blijkbaar in december niet gelukt.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik begrijp wat de minister zegt. Ik had hem ook nog een vraag gesteld. Wellicht wilde hij die nog gaan beantwoorden, maar ik memoreer de vraag toch even. Het Waddengebied gaat ons aan het hart, en de minister ook, begrijp ik. Hij heeft toegezegd in gesprek te gaan met de Waddenvereniging. Is die afspraak gemaakt of heeft dat gesprek reeds plaatsgevonden?

Minister Wiebes:

Ik heb zonet als een wilde zitten scrollen in mijn agenda, maar ik heb het zo gauw niet kunnen vinden. Ik laat dat nog weten.

De motie op stuk nr. 736 is een motie van mevrouw Dik-Faber. Ik laat deze motie aan het oordeel van de Kamer.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Beckerman nog een vraag heeft.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik heb een korte en simpele vraag, die in lijn ligt met wat de heer Harbers vroeg over de oude schades. Ik heb daar ook een hele set vragen over gesteld, en ook over de afhandeling van schades bij de arbiter. Omdat die niet beantwoord zijn heb ik daar inderdaad ook geen motie over ingediend. Ik zou willen vragen of de minister die vragen deze week kan beantwoorden, zodat we ze volgende week bij het AO kunnen bespreken.

Minister Wiebes:

Ik ga kijken of dat mogelijk is. Ik snap het verzoek. Ja.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik had bij de motie ook nog een vraag gesteld. Het gaat over het schadeprotocol voor kleine velden. In het schadeprotocol is de bepaling opgenomen dat partijen het protocol of de overeenkomst wederzijds kunnen opzeggen en dat de opzegtermijn daarbij vier weken is. Ik vind dat een hele rare bepaling. Ik vermoed dat dit weliswaar gebruikelijk is, maar eerlijk gezegd vind ik het niet heel vertrouwenwekkend overkomen. In theorie betekent het dat mijnbouwbedrijven die er met de commissie, met de minister niet uitkomen, kunnen zeggen dat ze ermee stoppen en het protocol kunnen opzeggen. En dan is er een opzegtermijn van vier weken. Deze situatie is weliswaar theoretisch, maar niet ondenkbaar. Ik vind het een hele rare bepaling. Ik zou toch aan de minister willen vragen of hij de Kamer hiervan op de hoogte wil houden en of hij dit een expliciet onderdeel wil laten zijn van de evaluatie. Want nogmaals, ik vind het gewoon niet heel vertrouwenwekkend.

Minister Wiebes:

Wij hebben al eerder gesproken over het zo vertrouwenwekkend mogelijk maken van deze vorm van regelen, dus niet op een wettelijke manier maar via zo'n protocol. Ik denk dat de afspraken hard zijn. Ook mevrouw Mulder heeft zich daarover in eerdere debatten wel uitgesproken en haar onzekerheid daarover laten blijken. Ik heb toen toegezegd ook deze aspecten in de evaluatie mee te nemen. Dit lijkt mij een goede, expliciete toevoeging, want we willen dat we niet alleen hier in deze Kamer, maar overal in het land vertrouwen kunnen hebben in dat loket. De grote stap die we hebben gemaakt, moet ook vertrouwenwekkend zijn. Dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Minister Knops:

Dank u wel, voorzitter. Allereerst de eerste motie, op stuk nr. 727, van mevrouw Beckerman. Zij constateert dat het een chaos is bij de NCG. Dat is niet het geval, kan ik zeggen. Ik ben daar de afgelopen week geweest. Er is sprake van een reorganisatie, van een samenvoeging. Natuurlijk zie je dat er dan wat dynamiek ontstaat, maar van het woord "chaos" wil ik echt afstand nemen. Op de vragen die zij stelde kom ik nog terug. Er ligt nog een motie over het dashboard; die zal ik zo becommentariëren. Ik zal voor het AO van 16 april inzicht geven in de verschillende regelingen. Ik moet deze motie dus ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 728.

Mevrouw Beckerman (SP):

Sorry, voorzitter, maar in 2015 — ik refereerde er al aan — zei de voorganger van deze minister: dit jaar verstevig ik 3.000 onveilige woningen. We zitten nu in 2020. Dat is viereneenhalf jaar later, maar de teller staat nog maar op 1.000. Dan kan de minister zeggen dat hij "chaos" geen mooi woord vindt, maar feit is dat in 2015 beloftes werden gedaan over 3.000 per jaar en dat we nu op in totaal 1.000 zitten. Ik zou de minister toch willen vragen om nog even goed naar deze motie te kijken en om ervoor te zorgen dat wij volgende week, wanneer wij weer een debat hebben, ook echt als controlerende macht over cijfers kunnen praten.

Minister Knops:

Ik heb toegezegd dat ik voor het algemeen overleg van 16 april met een update over die regeling kom. Dat zeg ik mevrouw Beckerman ook toe, maar ik ga de motie toch ontraden.

In de motie op stuk nr. 728 wordt de regering verzocht een subsidieregeling op te stellen voor huurders, via de NCG, naar aanleiding van de problematieken bij onder andere Woningcorporatie Marenland. Daar hebben we uitvoerig over gesproken. Afgelopen week ben ik ook daar geweest. Ik heb gesproken met zowel deze corporatie als met andere corporaties en huurdersorganisaties daar. De eerste corporatietafel heeft plaatsgevonden in mijn aanwezigheid. Een van de onderwerpen die aan die tafel zijn besproken en een vervolg zullen krijgen, is het overleg over vergoedingen bij een verplichte verhuizing. Dat heeft op dit moment nog niet tot een oplossing geleid, maar dat wordt wel daar besproken. Dus ook deze motie moet ik ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 730 van de heer Van der Lee en mevrouw Mulder.

De voorzitter:

Er is toch nog een vraag van mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):

Deze situatie sleept nu al heel erg lang. We weten dat huurders niet krijgen wat ze hadden en dat ze een hoge rekening krijgen. En dat allemaal door de gaswinning waar hier, in dit huis, ruim 400 miljard aan is verdiend. Die huurders zitten knel. Ik zou toch echt wat meer stappen willen van de minister om te voorkomen dat die huurders tegen een hoge rekening aanlopen. Er zijn al twee moties van mij aangenomen. Dat er een tafel is geweest en dat er nog een keer een tafel komt, is voor mij gewoon niet voldoende.

Minister Knops:

Ik heb gedaan wat in die moties gevraagd werd, namelijk om zelf in gesprek te gaan en op ambtelijk niveau. Ik heb met de vertegenwoordigers van Marenland gesproken, zowel met huurders als de corporatie zelf. Dat gesprek is nu gaande. Ik heb er vertrouwen in dat dit tot een goede uitkomst leidt. Dat was ook de toon van het gesprek dat ik gehad heb. Daarmee heb ik uitvoering gegeven aan die motie. Nu vraagt mevrouw Beckerman weer iets anders, wat verder gaat dan die motie. Dat ga ik niet doen. Ik ga het gesprek aan de corporatietafel voortzetten. Ik heb er vertrouwen in dat dit leidt tot een goede uitkomst.

Dan de motie op stuk nr. 730, waarin de regering verzocht wordt om in het dashboard, dat voor 1 mei compleet moet zijn, alle relevante indicatoren per kwartaal, per halfjaar of een heel jaar op te nemen. Daarover kan ik het volgende zeggen. Dat dashboard is work in progress. Dat heb ik al eerder aangegeven in de richting van de heer Van der Lee. Dat wordt telkens geüpdatet. Ik heb in het debat aangegeven dat het van groot belang is dat de plannen van de gemeente daar een plek in krijgen, want anders kun je niet meten en kun je ook niet sturen. Ik hoop dat dit 1 mei afgerond is, maar ik zeg nu alvast toe dat ook na 1 mei de ontwikkeling van het dashboard doorgaat. Voor het vullen van het dashboard ben ik wel afhankelijk van de gemeentelijke plannen. Dat heb ik afgelopen week ook aangegeven toen ik in Loppersum was. Ik heb de gemeente opgeroepen om ermee aan de slag te gaan. Tegen die achtergrond kan ik het oordeel over deze motie aan de Kamer laten.

De heer Sienot heeft gevraagd of ik een zetje kan geven aan de ambitie van Ten Post om de klimaatneutrale doelstellingen in 2025 te halen. Ik kan de heer Sienot in ieder geval melden dat er al voor 50 woningen subsidie is toegekend uit het NPG en dat de gemeente of de provincie Groningen voor de resterende 100 woningen ook een aanvraag kan doen. Ik zal dit ook verder bespreken met de gemeente en de provincie. Ik ondersteun dit op zichzelf ook van harte.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Minister De Jonge:

Voorzitter, dank u wel. Er is één vraag aan mij gesteld, door mevrouw Dik-Faber, namelijk of ik de heer Postmus al heb gesproken. Die afspraak is in de maak. Er zijn een aantal data heen en weer geschoven, maar die bleken niet te passen. Die afspraak wordt op korte termijn gemaakt. Daarnaast ben ik zelf op 23 maart in Groningen en spreek dan zowel over het Groninger Zorgakkoord als over geestelijke verzorging. Dan kom ik daarna ook weer terug bij de Kamer in reactie op datgene wat we hebben gewisseld in het algemeen overleg.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, minister. Daarmee komen we aan het slot van deze beraadslaging.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De ingediende moties zullen volgende week dinsdag in stemming komen.

Naar boven