8 Aanpak van bedreiging en stalking

Aan de orde is het debat over de aanpak van bedreiging en stalking.

De voorzitter:

Aan de orde is het debat over de aanpak van bedreiging en stalking. Ik heet de minister van Justitie en Veiligheid en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom, ook de mensen op de publieke tribune en de mensen die dit debat op een andere manier volgen.

Ik geef mevrouw Kuiken namens de PvdA als eerste spreker het woord. De spreektijd is vier minuten.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Als je 16 bent, dan hoor je een bioscoopje te pakken, dan hoor je naar school te gaan, misschien met frisse tegenzin, maar in ieder geval een redelijk onbezorgd leven te kunnen leiden. Dan hoor je niet te leven in een nachtmerrie, zoals Hümeyra deed, omdat je voortdurend bang bent omdat je bedreigd bent en omdat je gestalkt wordt. We weten allemaal hoe gruwelijk het voor haar is afgelopen. Ik kan me nauwelijks voorstellen hoe het voor de nabestaanden, haar ouders, moet zijn dat Hümeyra er niet meer is. Ik leef enorm met hen mee, vooral omdat je ziet dat er in de omstandigheden die tot haar dood hebben geleid zoveel mis is gegaan.

We weten ook dat het voor heel veel andere vrouwen ook gruwelijk mis is gegaan: Linda van der Giesen in 2015, Laura Korsman in 2018, een studente die ook door haar ex werd gestalkt en vermoord. We weten ook dat heel veel vrouwen nu nog in hetzelfde lot zitten: Mila, die vandaag heel dapper haar verhaal publiekelijk doet, maar ook dagelijks in doodsangst leeft. Er zijn ook vrouwen die bij instanties hebben aangeklopt en herhaaldelijk melding hebben gedaan bij de politie. Na elk gruwelijk incident wordt er beterschap beloofd en toch zien we het elke keer weer gruwelijk misgaan.

Voorzitter. 100% zekerheid is niet te bieden, maar als slachtoffers continu niet de hulp krijgen die ze nodig hebben, als instanties langs elkaar heen werken, als de zaak niet serieus genoeg wordt opgepakt of als daders wegkomen met het continu niet naleven van contactverboden, dan is dat onverteerbaar en hebben we echt een hele grote opdracht met elkaar.

Daarom zou mijn partij graag op korte termijn de volgende zaken gerealiseerd willen hebben. Het eerste is: bescherm slachtoffers en pak daders aan. Dat lijkt zo eenvoudig en toch blijkt dat heel weerbarstig, want we zien dat contactverbod na contactverbod geschonden kan worden. We zien dat daders niet meteen opgepakt worden. We zien dat allerlei regels overtreden mogen worden en dat ze, zelfs als ze opgepakt worden, heel snel weer met een enkeltje buiten staan, vaak zonder enkelband.

Ik vind dat onacceptabel. Ik wil dan ook dat het OM inderdaad overgaat tot een voorlopige tenuitvoerlegging van een straf. Dan kijken we daarna wel bij de rechter of dat rechtmatig was, maar dan weten we in ieder geval dat slachtoffers op dat moment veilig zijn.

Ik wil ook dat er vaker dan nu een enkelband wordt ingezet. Waarom daar nu nog over twijfelen, zo wil ik graag van de minister weten.

Dan een tweede verzoek: is het mogelijk om slachtoffers van stalkingszaken het recht te geven bij een ernstig gevaar een verzoek te doen voor bescherming bij de burgemeester? Dan kan die zelf beoordelen of er sprake is van een acuut gevaar en of er voldoende beschermingsmaatregelen zijn genomen of aanvulling nodig is. Hij of zij is immers ook direct aanspreekbaar?

Er wordt druk geëxperimenteerd met alarmknoppen. In sommige regio's worden ze volop toegepast, maar in heel veel regio's ook niet. Waarom wordt dat niet standaard gedaan? Hebben we de follow-up, het vervolg op de alarmknop goed geregeld?

Ik wil ook dat altijd één iemand verantwoordelijk is. Het kabinet spreekt over een casusmanager. Krijgt die persoon dan ook voldoende tijd en middelen? Kent hij of zij de gevaren voldoende? Heeft hij of zij ook daadwerkelijk doorzettingsmacht om die maatregelen te nemen die nodig zijn?

Tot slot, de strafmaat. De moordenaar van Hümeyra kreeg slechts 14 jaar cel, omdat door de rechter niet bewezen geacht kon worden dat het met voorbedachten rade was. De rechter vond dat heel onverkwikkelijk, het OM vond dat heel onverkwikkelijk en wij vinden dat ook niet rechtmatig en rechtvaardig en niet uit te leggen. Daarom zou ik graag willen pleiten voor een verhoging van de strafmaat bij doodslag naar 25 jaar.

Voorzitter, ik moet gelet op de tijd helaas afronden.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kuiken. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Nispen namens de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Humeyra was 16, en dan hoor je bezig te zijn met de leuke dingen in het leven. Maar ze moest bang zijn, doodsbang. Ze werd gestalkt door haar ex, een gevaarlijke man. Het werd steeds erger. Haar leven werd vergald. Het stalken nam haar leven in beslag en uiteindelijk nam de stalker haar leven. Ook onze gedachten gaan uit naar de nabestaanden.

Vandaag debatteren wij over een doodslag die voorkomen had moeten worden. De overheid heeft geen bescherming geleverd, ondanks haar schreeuw om hulp en meerdere aangiftes. Het inspectierapport leest als een afschuwelijke thriller waarvan je de trieste afloop al kent. Met stijgende verontwaardiging en woede lees je dat er steeds niet wordt ingegrepen. Steeds wordt Humeyra niet serieus genomen. Steeds wordt zij niet beschermd. 28 keer heeft Humeyra om hulp gesmeekt bij de politie. En elke keer moest ze opnieuw uitleggen wat er aan de hand was. Meer dan 50 mensen zijn alleen al bij de politie met deze zaak bezig geweest. Je moet er niet aan denken hoe zij zich gevoeld zal hebben.

De inspectie is vernietigend over de rol van de betrokken instanties. Maandenlang werd zij lastiggevallen. Ze deed hierover talloze meldingen, maar er was toch onvoldoende aandacht voor haar bescherming. Organisaties werkten langs elkaar heen. Informatie werd nauwelijks gedeeld. Niemand pakte de regie. Wat doet dit alles met het vertrouwen in politie en justitie? Allerlei mensen zijn verantwoordelijk voor een klein stukje. Iedereen doet zijn ding. Iedereen kan een vinkje zetten en de zaak doorschuiven naar een volgende. Zo veel professionals zijn erbij betrokken, maar niemand is echt verantwoordelijk. Staat dit dan niet voor een breder probleem? We hebben dit vaker besproken. Dat is de indringende vraag aan de minister. Wat is de diepere analyse hierover? Hebben de professionals wel voldoende ruimte om te handelen, om te doen wat nodig is en daarbij hun verantwoordelijkheid te nemen?

Het systeem heeft in deze zaak gefaald, met catastrofale gevolgen. Maar het erge is dat dit niet voor het eerst zo is. Ook ik verwijs naar die zaak van vier jaar geleden, van 2015, de zaak van Linda van der Giesen. Ook zij werd gedood door haar stalkende ex. Ook bij haar was er onvoldoende aandacht voor haar veiligheid en bescherming en ook toen werd er beterschap beloofd en kwam er een plan van aanpak. Maar minister, we lezen nu toch ongeveer weer dezelfde beloftes die dus al eerder zijn gedaan? Waarom zou het dan nu wel gaan werken? Wat hebben we eigenlijk aan plannen van aanpak en verbeterprogramma's als ze kennelijk niet gebruikt worden? Wat maakt nu dan echt het verschil?

Daarnaast wil ik van de minister weten hoe hij ervoor gaat zorgen dat de politie sneller reageert. De politie komt aan alle kanten personeel tekort. We lezen het ook letterlijk in het rapport dat we vandaag bespreken, op pagina 35: één dag voor de moord is Humeyra doodsbang voor escalatie, maar de politie heeft op dat moment geen capaciteit om dit op te pakken. Ook hierop ontvang ik graag een inhoudelijke reactie van de minister. Hoe kan het dat een meisje van 16 en haar vrienden en familie niet konden rekenen op de overheid toen ze die het allerhardst nodig hadden?

De verbeteringen van de minister gaan wat mij betreft niet alleen niet snel genoeg, maar ik vind ze ook niet voldoende. Ik maak me echt hele grote zorgen. Ik hoor vanuit de praktijk, bijvoorbeeld van slachtoffers maar ook van advocaten — Peter Schouten is daar bijvoorbeeld heel duidelijk over — dat het nog dagelijks fout gaat. Nog steeds is niet alles gericht op bescherming. Dat snap ik gewoon niet. Moeten we niet vrij radicaal gaan kiezen voor de belangen van het slachtoffer? Moeten we niet strenger worden voor de belagers? Want nee is toch gewoon heel duidelijk nee? "Ik wil geen contact meer. Punt." Als iemand geen contact wil, dan moeten we dat toch juridisch kunnen organiseren en handhaven? Zo moeilijk kan dat toch niet zijn? Maar kennelijk is dat in de praktijk wel zo.

De SP kiest voor de bescherming van de slachtoffers. In november presenteerde ik bij een algemeen overleg Slachtofferbeleid al zeven punten aan minister Dekker om slachtoffers te beschermen. Ik heb nog geen inhoudelijke reactie gehad van het kabinet. Dat vind ik teleurstellend, maar goed. Ik stelde bijvoorbeeld voor om slachtoffers een bewijs mee te geven van een contactverbod en dit ook te registreren. Daarnaast moeten er sneller consequenties zijn voor schendingen van contactverboden. Vandaag wil ik daar nog de mogelijkheid aan toevoegen om ook eerder contactverboden op te kunnen leggen, bijvoorbeeld door de hulpofficier van justitie bij de aangifte. Daarmee kan er sneller worden ingegrepen wanneer dat nodig is om de slachtoffers te beschermen. Reactietijd doet er namelijk toe als slachtoffers in gevaar zijn. Kortom, hoe gaan we ervoor zorgen dat slachtoffers van stalking voortaan wel kunnen rekenen op de bescherming van de overheid?

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Nispen. Dan geef ik nu het woord aan de heer Groothuizen namens D66.

De heer Groothuizen (D66):

Dank u wel, voorzitter. De aanleiding voor dit debat is uitermate triest. Op 18 december 2018 werd Hümeyra na een lange periode van stalking en bedreiging door Bekir E. op haar school van het leven beroofd. Een enorme klap voor haar familie, vrienden en naasten. Ook mijn gedachten gaan vandaag in de eerste plaats uit naar hen.

Voorzitter. Helaas is Hümeyra niet het enige slachtoffer van stalking. Elk jaar worden er duizenden meldingen gedaan bij de politie en soms helaas, zoals bij Hümeyra, met fatale afloop. Er kunnen dan ook letterlijk levens worden gered wanneer instanties als de politie, het OM, Slachtofferhulp en de Reclassering daar beter mee om weten te gaan, maar helaas gaat dat vaak niet goed.

Voorzitter. De overheid hoort ervoor te zorgen dat mensen in veiligheid en in vrijheid kunnen leven, wat de kerntaak is, maar het rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid is glashelder: de overheid is in die taak tekortgeschoten. Als ik het rapport lees, kan ik helaas alleen maar tot diezelfde conclusie komen. De centrale vraag is dan volgens mij: hoe heeft dit zo kunnen misgaan? Want het schrijnende is dat die problemen bepaald niet nieuw zijn. Een voorbeeld. De inspectie concludeert dat er te weinig oog was voor de veiligheid van Hümeyra ondanks dat ze herhaaldelijk had aangegeven zich zeer onveilig te voelen. Dat was nou precies de fout die ook bij de fataal afgelopen stalking van mevrouw Van der Giesen in 2015 was gemaakt. Een ander voorbeeld. Politie, OM, Veilig Thuis, Slachtofferhulp en de Reclassering, zijn allemaal betrokken bij deze casus, maar de onderlinge communicatie is minimaal waardoor cruciale informatie werd gemist. Ook dat kwam al in die zaak van mevrouw Van der Giesen naar voren. Daarom is mijn vraag aan de minister van Justitie: hoe kan het nou dat na de moord op mevrouw Van der Giesen, bijna vijf jaar geleden, er uitgebreid onderzoek is gedaan door de commissie-Eenhoorn, er ontwikkelagenda's zijn en actieprogramma's zijn opgesteld maar dat toch weer precies dezelfde dingen misgaan? Ik vind dat zorgelijk. Leren uitvoeringsorganisaties wel voldoende en voldoende snel van hun fouten? Hoe zorgen we er nu voor dat er ook echt dingen in de praktijk veranderen?

Voorzitter. Vanzelfsprekend heb ik de brief van het kabinet met de maatregelen gelezen. Van trainingen voor de politie om stalking beter te herkennen tot het sneller sanctioneren van de overtreding van voorwaarden. Dat klinkt op zichzelf allemaal heel logisch maar ik heb daar nog wel een aanvullende vraag over. Kan de minister toelichten of een zogeheten stopgesprek nu ook standaardonderdeel is van die aanpak? Uit onderzoek blijkt namelijk dat het bij stalken van belang is om in een vroegtijdig stadium in te grijpen en zo'n stopgesprek lijkt daar heel goed bij te werken. De praktijk wijst uit dat meer dan de helft van de stalkers na zo'n stopgesprek daadwerkelijk stopt. Graag een reactie van de minister van Justitie.

Voorzitter. In het rapport van de inspectie lees ik ook een paar keer dat er bij de recherche een tekort aan capaciteit was om de zaak op te pakken, zo ook twee dagen voor de moord op Hümeyra. In hoeverre is capaciteitsgebrek nu ook een probleem in deze zaak. Heeft de politie wel voldoende mensen om dit soort dingen goed aan te pakken?

Tot slot, voorzitter. Ik ben tevreden dat de minister stalking serieus neemt en ik hoop dat hij stevig toezicht gaat houden op de implementatie van die maatregelen want daar komt het volgens mij op aan. Ik denk echt dat het beter kan. De betrokken instanties moeten de aanbevelingen uit het rapport gewoon opvolgen. Maar ik lees ook dat de betrokken instanties die opvolging van die aanbevelingen zelf moeten gaan melden bij de inspectie. Ik vraag mij af of dat dan de juiste manier is om te controleren of het in de praktijk ook echt werkt. Dat is toch een beetje de slager die zijn eigen vlees keurt. Zou het niet beter zijn als de inspectie twee jaar na die verschrikkelijke zaak van Hümeyra zelf gaat onderzoeken of het nu in de praktijk beter gaat en zelf gaat kijken of er daadwerkelijk wordt geïmplementeerd? Dan kunnen we volgens mij beter grip houden op de praktijk en ervoor zorgen dat er daadwerkelijk in de praktijk iets verandert. Graag een reactie van de minister van Justitie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Groothuizen. Dan geef ik nu het woord aan de heer Markuszower namens de PVV.

De heer Markuszower (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Laat mij allereerst mijn medeleven uitspreken met de familie van Hümeyra. Wat een verdriet dat zo'n jong meisje vermoord is door Bekir E., maar ook door totaal disfunctioneren van onze rechtsstaat. Als wij hier vandaag weer weigeren te onderkennen wat nou de echte problemen zijn en wie nou de echte fouten hebben gemaakt, dan verandert er niets. Dan blijven onschuldige slachtoffers vermoord worden door bloeddorstige moordenaars die levenslang in de cel hadden moeten zitten.

Laten wij de grootste problemen bespreken, die natuurlijk niet eens in het flutrapport van de inspectie over deze zaak staan. Bekir E. is een Turks beest, die een onschuldig meisje heeft vermoord en die natuurlijk nooit in Nederland had mogen wonen. Bekir E. is al minimaal elf jaar een bekende van de politie, het Openbaar Ministerie, de reclassering en de rechters. Al minimaal elf jaar is Bekir E. een zware crimineel. Als niet de slappe VVD of het hypocriete CDA het ministerie van Justitie en Veiligheid hadden bestierd, maar wij, de PVV, dan hadden wij die Bekir E. allang zijn Nederlandse nationaliteit afgenomen en allang Nederland uit geflikkerd. Maar helaas mag dat niet van al die slappe partijen in de Kamer. Bekir E. kon dus de afgelopen elf jaar de meest gewelddadige misdrijven plegen en steeds wegkomen met wat slappe voorwaardelijke strafjes. Hij had in de cel moeten zitten, maar mocht van minister Grapperhaus vrij in Nederland rondlopen. Daardoor kon deze 32-jarige pedofiel een jong meisje verleiden en daarna maandenlang bedreigen, haar en haar familie mishandelen, haar gijzelen, stalken en terroriseren. Een jong meisje nog.

Niemand van het ministerie van minister Grapperhaus wilde haar helpen. De politie bagatelliseerde haar aangiftes en keek weg. De politie van Rotterdam, de politie van Ferd Grapperhaus en Ahmed Aboutaleb, heeft dit meisje en deze familie in de steek gelaten. De reclassering, die toezicht moet houden op veroordeelde criminelen, deed helemaal niks. Zij hadden toezicht moeten houden, maar deden het tegenovergestelde. Nietsdoen is wat mij betreft in dit geval een ernstig ambtsmisdrijf. Het Openbaar Ministerie eiste continu verschrikkelijk lage of geen straffen en wilde niet vervolgen, terwijl ze dat wel moesten doen. Ook zij toonden geen enkele oprechte interesse in en empathie voor het lot van Hümeyra en de eerdere slachtoffers van Bekir E. De officieren van justitie die door de jaren heen de zeer gewelddadige Bekir E. continu vrij hebben gepleit, moeten zich hun hele leven lang kapot schamen.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

De heer Markuszower spreekt hele grote woorden over de politie en de reclassering. Hij beschuldigt hen hier van een ambtsmisdrijf. Hij vindt ook dat de politie ernstig heeft gefaald. Welke sanctie zou hij willen opleggen aan de betrokken politieagenten en reclasseringsmedewerkers? Want het is nogal een uitspraak.

De heer Markuszower (PVV):

Al vrij lang roep ik in deze Kamer op om alle mensen te ontslaan die verantwoordelijk zijn voor het wegkijken, voor het nietsdoen. Ik denk dat ik dat straks in de tweede termijn ook zal doen. Ik zal de minister oproepen om alle mensen die bij de falende instanties werken en daar een fout hebben gemaakt, te ontheffen van hun taak.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ja. De PVV bepleitte net: zet ons op het ministerie van Justitie neer. Maar is dit nou werkelijk de manier waarop de PVV dat wil doen? Door hier als Kamerlid te gaan roepen dat er maar politieagenten en reclasseringsmedewerkers ontslagen moeten worden? Wij doen hier volgens mij maar met twee mensen zaken en die zitten daar, in vak-K. We gaan toch niet vanuit de Kamer roepen dat agenten, die elke dag gewoon keihard hun best doen voor Nederland, en reclasseringsmedewerkers, die zich soms met gevaar voor zichzelf inzetten, maar moeten worden ontslagen? Dat is toch geen zorgvuldige manier om met ons veiligheidsapparaat om te gaan?

De heer Markuszower (PVV):

En de officieren van justitie en de rechters! Ik wil hier een aantal dingen op zeggen. Eén: als de PVV het ministerie had bestierd en als de Kamer de PVV-wens had uitgevoerd, dan had die Bekir E. na het uitzitten van zijn eerste straf, na de veroordeling voor zijn eerste criminele activiteiten, elf, twaalf, dertien jaar geleden misschien al zijn nationaliteit moeten inleveren. Dan zou hij het land uit geschopt zijn. Dan hadden we een Bekir E.-vrije maatschappij gehad en dan had Hümeyra hier vandaag nog kunnen leven.

Twee. Meneer Van Wijngaarden, natuurlijk is het zo dat vele agenten geweldig werk doen en zich dag en nacht inzetten voor onze veiligheid. Maar het gaat om de agenten die in deze zaak hebben weggekeken, om de reclasseringsmensen die in deze zaak hebben weggekeken, om de officieren van justitie die bij eerdere zaken niet in staat waren om Bekir E. te veroordelen of dat niet wensten te doen, om de rechters die continu lage straffen of geen straf hebben opgelegd nog voordat Bekir E. Hümeyra ging lastigvallen. Als we die niet van hun taken ontheffen, als we die niet ontslaan, dan zal er niks aan de cultuur, de algehele cultuur bij dat ministerie van Justitie en al die onderliggende instanties veranderen. Dan verandert er niets en dan blijven wij hier staan.

Als mensen falen, dan moeten ze ontslagen worden. En als mensen het goed doen, moeten ze geprezen worden. De PVV is altijd de eerste die agenten die keihard voor onze veiligheid staan, eert, looft en prijst. Maar als mensen falen, moeten ze niet geprezen worden, maar ontslagen. Ik wil best de minister aanspreken — dat doe ik ook — maar hij moet wel acteren. Als de minister niet acteert, dan moet dat via een motie gebeuren. Ik hoop dat u, meneer Van Wijngaarden van de VVD, die motie een keer gaat steunen.

Voorzitter: Martin Bosma

De voorzitter:

U continueert.

De heer Markuszower (PVV):

En dan die verschrikkelijke rechters die keer op keer Bekir E. een beschamend lage straf hebben gegeven en die hem nu gewoon levenslang hadden moeten geven, want het was een moord, maar dat hebben nagelaten. Die rechters hebben geen recht gesproken. Als het de minister ernst is, als hij oprecht meeleeft met de familie van Hümeyra, als hij oprecht de rechtsstaat wil repareren, dan moet deze minister de verantwoordelijke rechters op staande voet ontslaan.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Van Dam van de fractie van het CDA.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Het is altijd weer interessant om te zien hoe een casus benut wordt om boodschappen uit te zenden.

Ik moet denken aan Saga Backman, Juliette Bouhof, Laura Korsman, Linda van der Giesen en dan nu Hümeyra Ergincanli. We weten allemaal dat er nog heel veel andere vrouwen en misschien ook wel mannen in soortgelijke situaties hebben gezeten of zitten, maar als je deze lijst ziet, dan is er in de eerste plaats medeleven met de familie, met name met de familie van Hümeyra, maar er is ook schaamte.

Ik hoorde net de inbreng van collega Markuszower en ik moest nadenken over wat ik daarvan vind. Ik ben zelf negentien jaar officier van justitie geweest en ik heb in die negentien jaar geregeld situaties meegemaakt waarin ikzelf of collega's van mij hun stinkende best deden, maar waarin het toch fout ging. Ik wil niet zeggen dat in deze zaak iedereen zijn stinkende best heeft gedaan. Dat weet ik niet en dat laat ik aan de minister. Ik zou hem wel willen vragen om zijn licht te laten schijnen op de manier waarop het gesprek met politiemensen en met OM'ers tot stand is gekomen. Wat is nou de leercurve van de mensen, van de professionals, die dit rapport ook hebben gelezen? Maar als wij toe gaan naar een situatie waarin wij mensen die wij het moeilijkste werk in onze samenleving laten doen, persoonlijk afrekenen op gevallen waarin het misgaat, dan denk ik dat ik niet in zo'n samenleving wil leven. Dat wil ik hier gezegd hebben.

De heer Markuszower (PVV):

De heer Van Dam zei net dat hij negentien jaar lang zijn stinkende best heeft gedaan. Ik geloof het meteen, maar hij zegt ook dat hij niet weet of in deze casus de dienstdoende officieren van justitie hun stinkende best hebben gedaan, en dan heb ik het met name over de periode nog vóór dat Bekir E. Humeyra ging stalken, bedreigen en mishandelen; dus daarvoor én tijdens. Maar als u het rapport hebt gelezen en de berichten in de krant daarover, dan kunt u toch concluderen dat sommige officieren van justitie in deze casus en rond die Bekir E. helemaal niet hun best hebben gedaan? Waarom kan meneer Van Dam dan niet zeggen: inderdaad, sommige officieren van justitie hebben wel hun best gedaan en sommige hebben weggekeken, waren lui, hebben verkeerde beslissingen genomen en hebben gewoon níét hun best gedaan in deze zaak? Zolang meneer Van Dam dat niet wil zeggen, kan er dus geen cultuuromslag bij dat ministerie plaatsvinden. Dan blijven we hier terugkomen en komen al die slachtoffers die de heer Van Dam net opnoemde ... Dan komen er in de toekomst weer nieuwe lijstjes bij.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter. Wat hier gebeurt is dat wij datgene wat er gebeurd is, neerleggen bij de mensen in de uitvoering. Dat mag, maar het is niet mijn lijn. Ik sta me hier net zozeer te schamen als volksvertegenwoordiger voor wat er gebeurd is. Hoe kan het dat wij met z'n allen — de mensen in de uitvoering, de ministers, de parlementariërs — als samenleving niet in staat zijn om deze mensen bescherming te bieden? Als we die vraag oplossen door hier een potje te gaan zwartepieten, dan doe ik daar niet aan mee. Ik sta hier vandaag om aan het kabinet te vragen: hoe kan dit? Wat is hier gebeurd en wat moet er veranderen? En ik vind dat ik die vraag ook aan mezelf moet stellen. Als ik dat oplos door een soort schichtige overheid te organiseren, waarbij we er, zodra je een fout maakt, vooral op uit zijn om een ontslagbrief aan je te schrijven, dan zijn we wat mij betreft met de volstrekt verkeerde beweging bezig.

De heer Markuszower (PVV):

Ja, maar zolang u die optie niet op tafel legt, hebben we dus niet het hele pallet aan oplossingen in ons arsenaal. U weigert, meneer Van Dam weigert een oordeel te vellen over in dit geval officieren van justitie, of over de reclassering of over sommige politieagenten in deze zaak. Zolang meneer Van Dam weigert die problemen en ook die falende ambtenaren te benoemen, hebben we dus niet het hele arsenaal tot onze beschikking om naar een oplossing te zoeken. U haalt een hele grote oplossing weg van ons en uiteindelijk gaat er dan niks veranderen.

De heer Van Dam (CDA):

Daar kunt u wellicht bij het CDA twijfels over hebben de laatste tijd, maar ik heb het over het functioneren van ministers. Dat is wat wij hier geacht worden te doen. Ik ben hier niet functioneringsgesprekken aan het voeren met individuele officieren van justitie, in welke provinciestad dan ook.

De heer Azarkan (DENK):

Ik heb altijd grote waardering gehad voor de heer Van Dam en de wijze waarop hij altijd het evenwicht zoekt tussen zijn verantwoordelijkheid en de verantwoordelijkheid van anderen en dat binnen de spelregels die wij hebben, namelijk dat wij hier de minister aanspreken. Maar ik vind dat hij vandaag zichzelf als volksvertegenwoordiger echt tekort doet. Er is gewoon een inspectierapport en daarin staat dat die agent het ontwikkelde instrumentarium niet heeft gevolgd. Die agent, die dat had moeten doen, heeft niet het instrument ingezet om dit te verhelpen. Daar kunt u toch iets van vinden, meneer Van Dam?

De heer Van Dam (CDA):

Daar vind ik ook wat van, alleen het punt net was ...

De heer Azarkan (DENK):

Wát vindt u daarvan?

De heer Van Dam (CDA):

Ik vind het ontluisterend wat er in dit inspectierapport staat en ik vind wat er geleverd is — hoe zal ik het zeggen — uiteindelijk, naar het resultaat toe, een totale, volstrekte wanprestatie.

De heer Azarkan (DENK):

Dank u wel daarvoor!

De heer Van Dam (CDA):

Dat is een andere vraag dan de vraag die net door de geachte collega Markuszower werd gesteld of ik, laat maar zeggen, hier functioneringsgesprekken met individuele medewerkers wil voeren.

De heer Azarkan (DENK):

Nee, volgens mij doet u ook collega Markuszower wat tekort. U begon uw verhaal door te zeggen dat u zich niet te veel wilde uitlaten over wat er gebeurd is en dat u dat niet wilde kwalificeren, maar u doet dat net wel en dat is terecht. Ook dát wordt van ons verwacht! Immers, we hebben een ... Nou ja, ik wilde zeggen "een onafhankelijke Inspectie Justitie en Veiligheid", maar daar twijfel ik de laatste tijd wat aan, gegeven de inbreng en ook de bemoeienis van sommige topambtenaren. Maar er ligt gewoon een rapport waarin klip-en-klaar staat dat er niet is gehandeld volgens het instrumentarium. Men heeft het als eergerelateerd geweld gekwalificeerd in plaats van als stalking. Daardoor is dit meisje niet op de juiste wijze beschermd. En dat moet keihard neergelegd worden, ook hier vandaag.

De voorzitter:

Mevrouw Buitenweg.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

De heer Van Dam reageert nu niet, maar ik denk dat hij daar misschien nog nader op ingaat, want ik vond het ook wat al te open. Het is heel terecht om hier nu niet de schuld te gaan leggen bij individuele ambtenaren. Ik denk dat het ook goed is dat dat niet gebeurt, want dat is uiteindelijk iets dat binnen de politie, binnen het OM en binnen Veilig Thuis en dergelijke allemaal moet gaan gebeuren. Maar in het rapport wordt wel nader ingegaan op wat de problemen zijn. En inderdaad, een van de problemen is dat het gekwalificeerd werd als eerwraak. Een ander probleem was dat contactverboden niet werden nageleefd. Ik hoop dat de heer Van Dam nu toch nog wel wil ingaan op zulke zaken en onderwerpen. Hoe ziet hij dat? En wat wil hij daaraan doen binnen zijn rol als lid van de Tweede Kamer?

De heer Van Dam (CDA):

Natuurlijk ga ik dat doen, want dat is de essentie van dit debat. Dank u wel. Ik heb daar alleen al bij verschillende collega's dingen over gehoord. Dus ik sluit mij aan bij de waardering die ook de collega's geven aan het geleverde werk zoals verwoord in het inspectierapport. Ik noem een voorbeeld. Na de zaak rond Linda van der Giesen is het risico-instrument ingevoerd. Mijn fractie heeft daar ook erg op aangedrongen. Het is opmerkelijk om te zien dat dit instrument überhaupt niet is gebruikt. Het is echt zeer, zeer teleurstellend. In dat opzicht kan ik me, denk ik, aansluiten bij alle vragen die daarover gesteld zijn.

De voorzitter:

Prima.

De heer Van Dam (CDA):

Maar toch. Er worden nu ook weer nieuwe maatregelen toegevoegd ten behoeve van de bestrijding van deze problematiek. En toch kan de vraag worden gesteld: gaat ons dat redden? Mijn beeld van de instanties die in Rotterdam betrokken zijn bij die problematiek, is dat dat geen onprofessionele toko's zijn. Dat Veiligheids- en zorghuis was een voorloper in Nederland als het gaat om maatregelen. En tóch gaat het mis. Hoe kan dat? Met die grote vraag heb ik naar dit rapport gekeken. Ik constateer dan dat wij er in Nederland helden in zijn om systemen, maatregelen en procedures te bedenken. En dan denken we dat we het geregeld hebben. Maar in de praktijk blijkt dat om allerlei redenen niet te lopen. Ik vind het vooral heel pijnlijk dat Hümeyra, zo lees ik, twee weken lang op haar kamertje thuis zat te bibberen, en dat ze naar Turkije is gevlucht om veiligheid te zoeken. Dan zeg ik: wij missen voldoende instrumenten voor het slachtoffer zelf om, letterlijk, aan de noodbel te trekken. Mevrouw Kuiken zei daar al iets over.

Ik heb zitten denken: wat was er nou gebeurd als er in Rotterdam op de Coolsingel een bel, een noodbel had gehangen? Misschien is het al te plastisch, maar ik heb zitten denken: in een trein zit een noodrem. Je kijkt wel link uit om daaraan te trekken, maar als het in het systeem echt misgaat, heeft de individuele treinreiziger de mogelijkheid om in te grijpen. Dat mis ik in dit hele systeem. Ik zie daar de burgemeester een rol in spelen. Dat heb ik ook al aangekondigd en ik hoor daar graag een reactie op. Daar ligt een rol voor de burgemeester in de rol van burgervader of burgermoeder, maar ook voor de burgemeester die in de driehoek aan tafel zit met politie en OM. De burgemeester zit ook in het college, samen met de zorgwethouder en anderen. Ik vind het heel belangrijk dat de burgemeester een rol krijgt. Naar hem of haar moet de burger toe kunnen om te zeggen: dit loopt helemaal fout en ik heb bescherming nodig. En ieder plan dat werkt vind ik ook fantastisch.

Voorzitter, ik heb nog een paar andere punten. Maar ik denk dat ik even stop, want er zijn woordvoerders die willen interrumperen.

De heer Azarkan (DENK):

Ik ben het een beetje kwijt. De heer Van Dam zegt altijd: wij moeten zorgvuldig zijn en wat terughoudend bij het maken van instrumenten. En nu pleit hij voor een nieuw instrument. Er heeft iemand 28 keer aan de bel getrokken. Dat deed niet alleen zij, maar ook haar zussen trokken aan de bel. Er zijn 50 politiemedewerkers hiermee bezig geweest. Maar niemand nam de eindverantwoordelijkheid. Ze hebben het instrumentarium dat ontwikkeld was naar aanleiding van de dood van Linda van der Giesen gewoon niet gebruikt. Dus in plaats van dat we iets nieuws gaan bedenken, kunnen we met elkaar ook zeggen: als iemand zich 28 keer meldt bij een politiebureau, dan is dat de noodknop! Punt!

De heer Van Dam (CDA):

Het punt is dat zowel in de zaak Linda van der Giesen als in al die andere zaken die ik genoemd heb, de procedures altijd fantastisch en mooi waren en dat we er weer wat aan toegevoegd hebben, maar dat mensen de procedures niet uitgevoerd hebben. Meneer Azarkan, u zegt dat dit fout was. Ik heb net in reactie op uw eerste interruptie gezegd dat dit inderdaad fout was. Alleen de vraag die zich hier voordoet is: hoe voorkomen we een volgende situatie? Dan zeg ik u, in het geheel der maatregelen, dat die systemische aanpak van al die instanties, van de politie, het OM, Veilig Thuis, de reclassering, ons niet geholpen heeft in deze situatie. Wat is dan je positie als slachtoffer, als familie van een slachtoffer? Tot wie kan je je dan nog wenden? De vader van Hümeyra stond aan de andere kant van de school te wachten om voor de vierde keer aangifte met haar te gaan doen, terwijl zij in de fietsenstalling doodgeschoten werd. Dan denk ik bij mezelf: tuurlijk, heel fijn als je 28 keer aangifte kunt gaan doen, maar dan moet je toch constateren dat dat systeem niet meer werkt. Vandaar dat ik op zoek ben naar een andere optie, een andere mogelijkheid voor slachtoffers om hun nood te klagen. Dat zie ik helemaal niet als een systeemoplossing. Ik zie dat juist als uit het systeem breken.

De heer Azarkan (DENK):

Betekent dat dan niet dat als er drie keer aangifte wordt gedaan, dat ook wel genoeg is? Dat er dan iemand zegt: hier is iets aan de hand? Zeker als de dader al in augustus 2018 veroordeeld is voor geweld en bedreiging van het slachtoffer. Dit is dus gewoon het falen op individueel niveau van een agent. Ik ben het wel eens met meneer Markuszower als hij vraagt of dit ergens consequenties heeft. Dus zeggen we "ja, dit kan gebeuren" of zeggen we "hier is iets ernstig fout gegaan en dat gaan we anders organiseren", in die zin dat je mensen aanspreekt op het nakomen van de afspraken en de richtlijnen die er zijn? Anders kun je elke aanpassing doen en gebeurt er vervolgens niets als iemand die negeert.

De heer Van Dam (CDA):

Ja, maar dat hebben we ook bij Linda van der Giesen gezegd met elkaar. En dat hebben we bij eerdere zaken ook gezegd. Ik constateer dat dat niet voldoende is. Ik vind het heel begrijpelijk en heel terecht dat er binnen de organisaties mensen worden aangesproken en wordt gekeken: hé, dit hebben we afgesproken en dat hebben we niet gedaan. Laat daar geen misverstand over bestaan. Ik vind alleen niet dat we dat hier in een debat moeten bespreken. Ik vind wel dat de minister uit mag leggen of dat gebeurt en in welke mate dat gebeurt. Maar ik geloof er niet in dat we met de aanvullende maatregelen die nu worden voorgesteld, en die op zich allemaal prima zijn, voorkomen dat dit weer een keer gebeurt. Volgens mij is dat de inzet waarmee we dit debat voeren. Vandaar dat ik deze suggestie doe.

De heer Azarkan (DENK):

Ik ben het met u eens in die zin dat er hier verantwoording moet worden afgelegd door de minister over datgene wat zich daar afgespeeld heeft. Maar het kan niet zo zijn dat u dan toch wat meer aan de zijlijn staat aan de ene kant en aan de andere kant zegt dat we iets van een noodknop moeten gaan introduceren. Mensen moeten het werk doen naar de situatie en naar het instrumentarium dat we hebben ontwikkeld. Als de minister dat niet goed kan verantwoorden, moeten we misschien een andere minister zoeken. Als hij zegt "ik heb binnen mijn organisatie veranderingen doorgevoerd, want de mensen hebben het bewust niet gedaan, omdat ze het niet serieus namen", dan moeten daar ook sancties op staan. Ik hoor dat graag van de minister.

De heer Van Nispen (SP):

Alles wat effectief bijdraagt aan het beschermen van slachtoffers moeten we serieus overwegen. Ik zeg niet dat het huidige instrumentarium perfect is. Er zijn binnen het huidige instrumentarium hele grote, ernstige fouten gemaakt. Ik denk dat we daarover allemaal verontwaardigd zijn vandaag. Ik voeg er zelf aan toe dat we sneller contactverboden moeten opleggen en die contactverboden consequenter moeten handhaven. Daarover gaan we met de minister in debat. Maar ik heb ook ernstige twijfels bij het verschuiven van de verantwoordelijkheid. Sinds 2015, Linda van der Giesen en het drama dat we nu bespreken, zien we dat het instrumentarium niet werkt. Maar als je nu een verantwoordelijkheid ergens anders gaat leggen, bij een burgemeester, dan leg je je toch eigenlijk neer bij het falen van en het niet samenwerken tussen de organisaties die daar nu voor zijn? Hoe ziet de heer Van Dam dat?

De heer Van Dam (CDA):

Ik heb toch niet de minste ambitie om verantwoordelijkheid weg te nemen bij de organisaties die nu staan voor het opsporen van strafbare feiten, het vervolgen van strafbare feiten en de hele trits. Ik constateer wel keer op keer, met alle mooie regels die we hebben, dat organisaties niet doen, zeker ook niet met elkaar in ketenverband, wat er moet gebeuren. En ik weiger het gewoon voor mijn rekening te nemen om hier te zeggen: nou, we doen er nog wat maatregelen bovenop en dan zal het wel goed zijn; en er worden nog wat mensen aangesproken. Ik denk dat slachtoffers van dit soort feiten zich tot op de dag van vandaag ernstig in de kou voelen staan in de mogelijkheden die zij hebben om aandacht voor hun problematiek te krijgen. Ik ben op zoek naar iemand die op een relevante manier kan interveniëren in het proces van die organisaties, die met elkaar niet in staat zijn om die veiligheid te bieden. Als u mij dan eens uitlegt wie anders dan de burgemeester daar een rol in zou kunnen spelen, dan ben ik gaarne bereid om daarnaar te kijken.

De heer Van Nispen (SP):

Ik heb net mijn voorstellen gedaan. Ik denk dat we sneller over moeten gaan tot het opleggen van contactverboden — het zou goed zijn als de heer Van Dam dat steunt — en dat we die ook veel consequenter moeten handhaven. U kent alle voorstellen die ik in het vorige debat al heb gedaan. Die staan allemaal op papier. Die hebben wij allemaal gedeeld en ingeleverd. Maar als wij de burgemeester hier mede verantwoordelijkheid voor gaan maken — en in de praktijk gebeurt het al dat advocaten brieven schrijven namens slachtoffers en burgemeesters; ik heb ze zelf gezien — wie moet dan uiteindelijk dat werk doen? Wie moet uiteindelijk de Bekirs E. van deze wereld van hun bed gaan lichten? Dat zijn uiteindelijk toch die politieagenten? Het zijn uiteindelijk toch de reclasseringswerkers die die plegers uit moeten nodigen voor een gesprek? Dus het zijn nog steeds diezelfde mensen, die overbelast zijn en dit belangrijke werk moeten doen. Volgens mij moeten wij het veel meer zoeken in het verbeteren van de structuren en in het echt gaan doen wat we hebben afgesproken in plaats van in het wegleggen bij de burgemeester. Dat vind ik toch een beetje het weg organiseren van het falen van het systeem zoals we dat nu hebben georganiseerd.

De heer Van Dam (CDA):

De heer Van Nispen gebruikt de woorden: het wegleggen bij de burgemeester. Er wordt helemaal niks weggelegd. De politie blijft verantwoordelijkheid voor het werk van de politie, en dan kun je nog wat organisaties opnoemen, maar daar blijft niets van staan. Maar ook uw nieuwe voorstellen, die ik zeer interessant vind, richten zich op de verdachte, op degene die het gedaan heeft. Die richten zich niet op het meer dan nu geven van een stem aan de mensen die thuis met een deken over het hoofd zitten. Ik weet dat Slachtofferhulp Nederland een prominente positie krijgt in het Veiligheidshuis om de stem van het slachtoffer te verwoorden, maar ik vind dat niet genoeg. Ik vind dat slachtoffers naar een burgemeester toe moeten kunnen gaan — oké, niet bij het eerste wissewasje — en moeten kunnen zeggen: "Ik zit al weken thuis. Ik moet vluchten. Er gebeurt van alles. Ik heb al drie keer aangifte gedaan. Moet ik nou een vierde gaan doen?" Als ik burgemeester was, dan zou ik liever hebben dat dat slachtoffer van tevoren naar mij toe komt dan dat ik achteraf geconfronteerd wordt met iets verschrikkelijks.

De heer Van Nispen (SP):

Eén correctie: in mijn voorstel krijgt het slachtoffer juist een stem, want op het moment dat een slachtoffer met een onderbouwd verhaal aangifte komt doen van belaging, stalking, vernieling, mishandeling et cetera, dan moet die meteen gehoord worden. Je geeft het slachtoffer juist een stem als de politie bij een onderbouwde aangifte een contactverbod op kan leggen.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Het gaat er inderdaad om dat een slachtoffer niet alleen een stem heeft maar ook beschermd wordt. Er wordt nu aangifte na aangifte gedaan. Daar gebeurt weinig mee. Contactverboden worden gebroken. Daar gebeurt ook weinig mee. Dát is natuurlijk het probleem dat moet worden opgelost. Ik snap heel goed dat u uw best doet en zegt: dan zoeken we het misschien in een burgemeester. Maar wat is nu de onderliggende reden? Is dat niet ook een cultuur dat al deze aangiftes en al deze klachten over stalking onvoldoende serieus worden genomen?

De heer Van Dam (CDA):

Ik weet het niet. Ook uit mijn eigen beroepspraktijk kan ik mij nauwelijks voorstellen dat, als iemand voor de derde aangifte doet tegen een man die stalkt — en ik denk dat er over de telefoon ook vreselijke dingen in de richting van Hümeyra zijn geuit — er mensen zijn die zeggen: nou, laat maar zitten; dat vind ik niet zo belangrijk. Het zou kunnen, hoor. Natuurlijk kan het, maar ik kan het me nauwelijks voorstellen. Als ik het rapport lees, dan zie ik dat Hümeyra aangifte doet, dat het dan weer twee of drie dagen duurt voordat er iets gebeurt, of dat er intern overlegd moet worden, of dat er toestemming gevraagd moet worden aan een officier van justitie. Ik denk dat ze daar in die organisaties allemaal best wel druk mee zijn geweest, maar ik constateer dat dat meisje gewoon thuis heeft gezeten, niets hoorde en dacht: is er nog iemand? Dat kan even zo zijn omdat er iets moet gebeuren, maar ik stoor mij er enorm aan dat dit maanden heeft geduurd en dat zij uiteindelijk — dat is denk ik ook de klacht van de familie — het idee hebben gehad dat ze alleen hebben gestaan. Dat moeten wij ons aantrekken.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dat moeten we ons zeker aantrekken. Maar ik wil toch aan de heer Van Dam vragen of hij er open voor staat dat dit onvoldoende serieus wordt genomen. Ik heb vanmorgen ook uitgebreid het feitenrelaas gelezen over Mila, dat naar ons allemaal gestuurd is. Ook daarin lees je dat er gezegd wordt: "Ach, hij zal zich wel verbeteren. Laten we het allemaal maar op z'n beloop laten. We hopen dat het vanzelf oplost. Zo erg kan het toch allemaal niet wezen." Ook daar wordt iemand bedreigd om het leven te leiden dat ze wil leiden. Dan bagatelliseer je toch de impact die zoiets heeft op een vrouw en op het leven?

De heer Van Dam (CDA):

Ik denk dat mevrouw Buitenweg gelijk heeft. In de loop der jaren zijn we huiselijk geweld anders gaan waarderen. In mijn jonge jaren was het een probleem achter de voordeur en als het achter de voordeur plaatsvond, dan bleef het daar. We zijn met z'n allen gaan zien wat huiselijk geweld kan betekenen voor het leven van kinderen, voor hun hele leven. In dat opzicht ben ik het graag met u eens dat wij niet genoeg aandacht kunnen besteden aan stalking. Dat ben ik helemaal met u eens.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

De heer Van Dam doet net alsof hij niet iets nieuws voorstelt, maar dat doet hij natuurlijk wel. Hij stelt namelijk een hele actieve rol voor de burgemeester voor. Die staat niet in de brief van de minister en die zit nog niet in het pakket. Je zou kunnen betogen dat slachtoffers altijd, ook nu al, naar de burgemeester kunnen. Daar kun je meer bekendheid aan geven. Maar is elke keer iets nieuws voorstellen boven op wat er al kan ... Ik noem bijvoorbeeld de voorwaarden ten uitvoer leggen. Dat kan een rechter doen. Die kan gewoon zeggen: "Het contactverbod is overtreden. Ik grijp in en ik leg die voorwaarden ten uitvoer. Die voer ik uit, dus ik zet iemand vast of ik geef iemand een enkelband." Moeten we het niet veel meer daarin zoeken, in het toepassen van wat al kan, in plaats van er weer iets nieuws naast te creëren en de burgemeester als een soort deus ex machina neer te zetten, als een soort magische oplossing voor de problemen? Ik ben ervan overtuigd dat als de heer Van Dam burgemeester zou zijn, slachtoffers een goede aan hem zouden hebben. Maar u kunt toch niet zeggen dat datgene wat u hier neerlegt, niet iets nieuws is? Want dat doet u wel.

De heer Van Dam (CDA):

Nou, ik weet eerlijk gezegd niet of ik gezegd heb dat dit niet iets nieuws is. Het is iets nieuws; dat moet ik u heel eerlijk nageven. Maar het is inderdaad niet nieuw dat iedere burger nu al naar de burgemeester kan lopen. Ik vat uw opvatting als volgt op. Als we nu eens gaan doen wat we ons hebben voorgenomen, is dat dan niet genoeg? Daar heb ik na alle namen en alle situaties die we hebben gehad, een iets nuchterder kijk op. Ik verwacht nog steeds dat er in de toekomst dingen fout kunnen gaan, om wat voor reden dan ook. Althans, ik gok er niet meer op. Ik gok er na alle onderzoeken en alle rapportages niet meer op dat we het alleen daarbij moeten laten. Ik vind dit ongelofelijk belangrijk. Ik heb echt zitten lezen en kijken, en wat mij toch telkens weer opvalt, is dat het slachtoffer zelf in een soort windstille hoek zit en maar moet afwachten wat er gaat gebeuren. Daar wil ik verandering in brengen.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Maar bepleit het CDA hier dan ook de invoering van nieuwe bevoegdheden voor de burgemeester?

De heer Van Dam (CDA):

Nee, ik pleit eigenlijk alleen voor het aanbrengen van een deurbel bij de burgemeester. Burgemeester Van der Laan heeft ooit eens gezegd: "Op mijn stadhuis maak ik een deurbel voor kinderen die mishandeld worden. Als je nergens gehoord wordt en nergens terechtkunt, dan moet je weten dat je bij mij terechtkunt." En dat is wat ik wil.

De heer Markuszower (PVV):

Het klinkt allemaal heel flink, maar zelfs als de deurbel beantwoord wordt, zelfs als de burgemeester zich ermee gaat bemoeien en zo'n slachtoffer uiteindelijk wel gehoord wordt, komt zo'n slachtoffer, ook in het voorstel dat meneer Van Dam nu doet, bij het Openbaar Ministerie terecht. Ook Hümeyra kwam uiteindelijk, na haar eerste, tweede en derde aangifte, bij het Openbaar Ministerie terecht. En wat gebeurde er na die tweede aangifte? Toen was ze al wekenlang thuis ondergedoken en toen was ze al gevlucht naar Turkije omdat het hier in Nederland gewoon te gevaarlijk was. Wat zegt het Openbaar Ministerie, dat meneer Van Dam vandaag niet wil aanpakken en waarvan hij de problemen en de cultuur niet wil adresseren, op 22 juni 2018? Het zegt: we kunnen beter met deze verdachte spreken. En wat zegt een officier van justitie na de eerste veroordeling van Bekir E.? Toen had Hümeyra al aangifte gedaan en was er dus een tweede aangifte geweest. En wat doet het Openbaar Ministerie dan? Het seponeert die tweede aangifte. Dat is de aangifte waardoor zij naar Turkije moest vluchten en waardoor ze, zoals meneer Van Dam melodramatisch zegt, moest onderduiken. Het was namelijk ook dramatisch, maar hij zegt het melodramatisch, want hij doet er niks mee. Wat zegt het Openbaar Ministerie dan? "Nee, dat seponeren we; hij is toch al vervolgd en veroordeeld voor een eerdere aangifte?" Dan komt de klap op de vuurpijl. Dan is daar weer het Openbaar Ministerie. Op 21 oktober krijgt Hümeyra een briefje van het OM: sorry dat we hebben geseponeerd; we wisten niet dat hij, Bekir E., verdachte was in een andere strafzaak dan die van u. Maar dat was eigenlijk dezelfde strafzaak; het was alleen een andere aangifte. Het Openbaar Ministerie wist het niet. Het wilde het niet weten. Wat ze wisten, hebben ze gebagatelliseerd en ze hebben dus Hümeyra in de steek gelaten. Dat is het Openbaar Ministerie en dat adresseert meneer Van Dam niet met het burgemeestersvoorstel dat hij nu doet. Dus graag toch daar ook op ingaan.

De heer Van Dam (CDA):

De dingen die ik wel of niet adresseer, wil ik graag op mijn eigen agenda hebben staan. Ik wil niet dat collega's mij daartoe dwingen, dus het is goed zo.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik merk wel dat de heer Van Dam blijkbaar wat meer weerstand oproept, want ik had precies hetzelfde voorstel in mijn termijn.

De heer Van Dam (CDA):

Ja!

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik zie er namelijk wel wat in om de burgemeester die bevoegdheid te geven. Het gaat er niet over dat hij het overneemt, maar laat ik, als dat mag, de vergelijking trekken met onszelf. Op het moment dat wij mogelijk last hebben van dreiging of weet ik veel wat, dan kunnen wij hier naar een ambtenaar stappen en zeggen: joh, ik heb misschien een probleem; wil je met me meedenken? Feitelijk hoor je natuurlijk als slachtoffer naar de politie te gaan en moet je afhankelijk zijn van het OM, maar op het moment dat niets werkt, is het toch heel prettig dat je een soort beschermingsbevoegdheid geeft aan de burgemeester. Ik ondersteun het idee dus van harte. Via u zou ik het kabinet dan ook ertoe willen oproepen om hier wel serieus naar te kijken, niet zozeer om iets nieuws toe te voegen, maar vooral om voor slachtoffers, die al zo onmachtig zijn, iets toe te voegen. Dat is ook de manier waarop u ernaar kijkt, neem ik aan? Dat is mijn vraag.

De heer Van Dam (CDA):

Ja. Het valt me vaker op dat als u een voorstel doet, het makkelijker door de Kamer gaat dan als ik het doe. Misschien moet ik toch eens bij u in de leer gaan. Dat is weer een heel ander verhaal.

Nee, ik wil zeker niet een nieuwe procedure toevoegen, want er zijn procedures genoeg. Voor iedereen die luistert: dat is de verantwoordelijkheid van de instanties die in dit snoeiharde inspectierapport op de fileertafel liggen, en terecht. Maar ik vind juist dat er inderdaad een soort vertrouwenspersoon moet zijn voor het slachtoffer. Het gaat dan echt om de zware gevallen. Het gaat echt om de mensen die van ellende niet meer weten waar ze naartoe moeten. Het gaat erom dat zij naar iemand dichtbij kunnen. Daarom heb ik gedacht aan de burgemeester. Dat is iemand die een positie heeft op de scheiding van zorg en straf, maar die ook de positie heeft om het in de driehoek bij politie en OM te agenderen. De burgemeester kan zeggen: goh, er is een burger bij mij gekomen die enorm in de problemen zit; kennen jullie die casus en wat gebeurt daaraan? En laten we nou wel wezen, de burgemeester kan dat met gezag inbrengen. Daar moet het dan ook bij blijven. Vervolgens moet dat voor die andere partners voldoende zijn om te denken: hé jongens, hebben wij deze zaak wel goed in beeld?

Dat is wat ik bedoel. Ik vraag aan het kabinet om een reactie daarop. Ik hoop ook dat ze dat met de burgemeesters gaan bespreken. Ik begrijp ook volkomen dat die burgemeesters werk zat hebben. Dat is dus zeker een element erin, maar ik denk dat de meeste burgemeesters achteraf zouden zeggen: ik had liever dat ze van tevoren naar me toe was gekomen, dan dat ik nu moet zien hoe het afgelopen is. Dat is mijn hele punt.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dan zijn wij het in ieder geval eens. Laten we hopen op een positieve reactie.

Ik had nog een tweede vraag, ook gelet op die noodknop. Ik zou niet zozeer alleen maar een noodknop op het stadhuis willen hebben, in de vorm van de burgemeester, en ik zou niet alleen meer pilots en experimenten willen. Ik zou ook willen dat noodknoppen veel sneller worden uitgedeeld aan slachtoffers, deels omdat dat een stukje rust brengt, tenminste als het goed geregeld is en een snelle opvolging krijgt, maar deels ook omdat het ook nog heel erg verschilt per regio. In de regio Haaglanden is er nu een twintigtal; Arnhem is ermee aan het experimenteren, en dat geldt ook voor Ede. Is de tijd nu niet rijp om het gewoon op grotere schaal landelijk goed te regelen? Dat wil ik graag van het CDA weten.

De heer Van Dam (CDA):

Daar hebben we het eerder ook al uitgebreid over gehad, in een debat over Bewaken en Beveiligen. Daarbij nam ik de positie in dat er juist voor deze categorie slachtoffers veel meer aandacht moet zijn in het hele verhaal van Bewaken en Beveiligen. We moeten wel constateren dat dat risico-instrument dan wel ingevuld moet worden, wil je überhaupt in beeld krijgen of iemand voor die maatregelen in aanmerking komt. Dat is niet gebeurd in deze kwestie. Daar gaat het dus al helemaal mis. Wat dat betreft deel ik uw opvatting volkomen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Afrondend: natuurlijk moet je alles doen wat de commissie-Eenhoorn en het WODC al hebben geconstateerd en wat de inspectie nu ook weer constateert. Gelijktijdig zijn we nog een beetje zoekende.

De voorzitter:

Prima. U rondt af, meneer Van Dam.

De heer Van Dam (CDA):

Ja. Ik heb nog een paar concrete vragen. In de eerste plaats krijg ik te horen dat Veilig Thuis mede naar aanleiding van deze casus enorm veel nieuwe aanmeldingen heeft. Het gaat om zo veel aanmeldingen dat er bijna een budgetprobleem is. Ik zou willen weten of het kabinet dat ook zo ziet. Verder zou ik willen weten wat de nieuwe wetgeving die per 1 januari in werking is getreden — dan meen ik dat we het hebben over de Wet verplichte ggz, de Wet forensische zorg en de Wet zorg en dwang — in deze casus nou veranderd had. Hadden we daar meer mee gekund?

Verder heb ik nog een heleboel vragen, maar ik denk dat ik ook al heel lang aan het woord ben geweest, dus ik laat het hierbij.

De voorzitter:

Ja, u heeft een halfuurtje volgemaakt bij ons, maar het was het waard.

De heer Van Wijngaarden van de fractie van de VVD.

Voorzitter: Arib

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Voorzitter. Hümeyra was een 16-jarige Nederlandse scholiere aan het Rotterdamse Designcollege, die iets van haar leven wilde gaan maken om haar bijdrage te gaan leveren aan de Nederlandse samenleving. Je zou kunnen zeggen: zij wilde er zijn voor Nederland. Ze werd gestalkt en bedreigd door haar ex en was bang. Zij vroeg 28 keer om hulp. Die hulp kwam er onvoldoende en voor zover die kwam, kwam die voor Hümeyra te laat. Hümeyra was er voor Nederland, maar Nederland was er niet voor Hümeyra. De dood van Hümeyra staat helaas niet op zichzelf. Ook Linda van der Giesen en Laura Korsman werden gestalkt en bedreigd. Ook zij leven vandaag de dag niet meer. Meerdere doden op een rij; de vraag aan het kabinet is nu hoe we een volgende dode gaan voorkomen. Want ook na de vorige dode werden er lessen getrokken en aanbevelingen gedaan. Wat de VVD betreft zijn alle gedane aanbevelingen nu goed. Eén punt zit ons echter dwars: hoe gaat dit kabinet ervoor zorgen dat contactverboden niet langer straffeloos kunnen worden geschonden, zoals bij Hümeyra is gebeurd? Hoe gaat het kabinet hierover rapporteren? Is de drempel voor de rechter soms te hoog om over te gaan tot tenuitvoerlegging van de voorwaarden die bij een contactverbod horen?

Dan kom ik op de zorgelijke rol van Veilig Thuis. Als iemand niet veilig thuis was, dan was het wel Hümeyra. Veilig Thuis herkende de mogelijke stalkingszaak van Hümeyra niet. Hoe taxeert minister De Jonge dit? Sinds enkele maanden is de werkwijze van Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond verder aangescherpt. Bij hoogrisicozaken wordt informatie van justitie en politie bij elkaar gezet, zodat ze de veiligheid beter kunnen inschatten. Zodra een verdachte van ex-partnerstalking is aangehouden, wordt dat binnen het Zorg- en Veiligheidshuis besproken. In Rotterdam is ook gestart met de inrichting van het Centrum huiselijk geweld en kindermishandeling, maar hoe staat het daarmee? En hoe zit het in de rest van Nederland, bij de andere 25 vestigingen van Veilig Thuis? Of moeten ook daar eerst nog meer slachtoffers vallen voordat men gaat werken op de wijze waarop men altijd had moeten werken?

Voorzitter. Soms geldt het adagium "Vertrouwen is goed, maar controle is beter". De aanpak van stalking en bedreiging is zo'n geval. De VVD verzoekt het kabinet vanmiddag zo precies mogelijk aan te geven wie per aanbeveling nu de probleemeigenaar is. Hoe gaat het kabinet straks in de praktijk toetsen en aan de Kamer rapporteren in hoeverre de aanbevelingen ook echt in de praktijk worden doorgevoerd? Want daar gaat het iedere keer mis.

Voorzitter. Dan kom ik op de maximale strafmaat voor doodslag, waar het OM en ook de rechtbank Rotterdam zich al heel uitdrukkelijk over hebben uitgelaten. Vijftien jaar als strafmaximum is nog net geen lachertje, maar de straf is hopeloos gedateerd. Deze straf dateert uit de negentiende eeuw, toen veel mensen nog twintig jaar minder oud werden dan nu. De VVD wil het strafmaximum serieus verhogen naar 25 jaar. Dat is een verhoging met tien jaar. De straf voor moord is al verhoogd naar 30 jaar, maar de straf voor doodslag moet net zo goed omhoog. De verhouding tussen de maximale strafmaat voor de twee delicten is nu gewoon zoek. Tegenover de dader met de bedoeling iemand om te brengen, moeten wij als samenleving onze bedoeling zetten om die dader tien jaar langer vast te zetten dan nu.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Wijngaarden. De heer Van Nispen heeft een vraag.

De heer Van Nispen (SP):

Wij kunnen ons vanuit de SP best iets voorstellen bij het verhogen van het strafmaximum voor doodslag, want rechters botsen nu inderdaad tegen dat maximum aan en ook het OM heeft dat signaal afgegeven. Daar willen we dus heel serieus en zorgvuldig over nadenken. Maar de minister heeft in zijn brief al aangekondigd dat hij met een wetsvoorstel gaat komen en dat we dat in juni tegemoet kunnen zien. Ik vraag me af of we er dan vanuit de Kamer nu al met een motie echt toe moeten oproepen dat het per se 25 jaar moet worden. Of zou het misschien verstandig zijn om ook te kijken wat bijvoorbeeld de Raad van State ervan zegt: moet het 25 zijn, moet het meer zijn of moet het minder zijn? Dan volgens we die procedure na de zorgvuldige wetsbehandeling die we hier meestal hebben, bijvoorbeeld over strafmaxima.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Als nabestaanden zich over een kwestie uitlaten, als de behandelende rechtbank zich over een kwestie uitlaat — dat is zeer uitzonderlijk — en als het Openbaar Ministerie een uitspraak doet over zo'n kwestie, dan vind ik dat ook de Tweede Kamer der Staten-Generaal daar best een uitspraak over mag doen en daar best richting aan mag geven. Dat is een denkrichting richting dit kabinet. Ik weet dat het kabinet hieraan werkt en dat allerlei instanties adviseren, maar dat hoeft ons er niet van te weerhouden om hier ook zelf wat van te vinden.

De heer Van Nispen (SP):

Dat is ook helemaal niet wat ik zeg. Het is het goed recht van de heer Van Wijngaarden om daar nu een mening over uit te spreken. Hij mag hier ook een motie over indienen. Ik vroeg mij alleen iets af. Je kunt hier nu partijen voor het blok zetten om nu ja of nee te zeggen tegen 25 jaar, maar dat vind ik niet helemaal de zorgvuldige route, ook ten opzichte van partijen die welwillend tegenover het voorstel staan om mee te denken over een geschikt strafmaximum voor doodslag.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

We praten hier al ontzettend lang over. Ik denk dat het echt een gemis is dat we de maximale strafmaat voor doodslag nog steeds niet hebben verhoogd. Ik vind het hoog tijd. Ik denk dat het goed is om het kabinet daarin aan te moedigen en om het een richting mee te geven.

De heer Van Dam (CDA):

Ik heb meer een opmerking op dit punt dan een interruptie. Ik voel wel een beetje mee met collega Van Nispen. Wij hebben er ook andere ideeën over: het zou misschien nog wel meer moeten zijn. Dat zou ook een overweging kunnen zijn. Als de Kamer zich nu uitspreekt voor 25 jaar, is die discussie gesloten. Dus dat is voor ons wel een overweging. Misschien kan de VVD daar in de tweede termijn nog aandacht aan schenken.

De heer Markuszower (PVV):

Vindt de heer Van Wijngaarden het nu niet eens tijd worden om minimumstraffen in te voeren, zodat je in ieder geval weet dat die rechters minimaal een hoge straf op kunnen leggen? Ook wil ik nu alvast zeggen dat wij elk voorstel dat leidt tot strafverhoging, zullen steunen. Wat ons betreft moet er ook als er sprake is van doodslag levenslang opgelegd kunnen worden. Ik wil nu alvast zeggen dat als wij vóór zullen stemmen, dat zeker niet betekent dat ik in de toekomst niet nóg hogere straffen voor doodslag of moord zal wensen.

De voorzitter:

Dan heeft u ook dit punt duidelijk gemaakt. U mag er kort op reageren, meneer Van Wijngaarden.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Het is goed om de steun van de PVV te horen. Ik heb wel heel veel vragen over het opheffen, dus eigenlijk het gelijktrekken, van het verschil in maximale strafmaat tussen moord en doodslag. Ik weet dat rechters die vragen ook hebben, zeg ik ook richting de heer Van Dam. Ik vraag daar een reactie van het kabinet op. We hebben het verschil tussen die twee delicten niet voor niks al sinds — ik heb het even opgezocht — de middeleeuwen, maar ook al sinds het ontstaan van het Wetboek van Strafrecht. Als je dan het verschil in maximale strafmaat opheft, trek je eigenlijk al het leven uit dat moorddelict. Waarom zou je als officier van justitie dan nog voor dat moorddelict gaan als het dezelfde strafmaat heeft?

De heer Groothuizen (D66):

Ik probeer even ... Ik zit nog even bij de opmerking: je trekt het leven uit het moorddelict. Ik probeer de heer Van Wijngaarden goed te begrijpen. Zegt hij nu: ik vind dat het 25 jaar moet worden? Of zegt hij: ik vind 25 jaar een denkrichting die ik het kabinet meegeef? Dat eerste zou je kunnen vinden, maar dan zou je kunnen zeggen: ik kom gewoon met een initiatiefwet en pas dat getal aan. Dat is op zich niet zo heel erg ingewikkeld. Als het een denkrichting is, vraag ik me toch een beetje af wat dan de meerwaarde is. Want iedereen is het er wel ongeveer over eens dat het ergens tussen de 15 en de 30 jaar zou moeten uitkomen, denk ik.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Dat laatste is goed om te horen. Toch wordt er al een hele tijd over gedebatteerd. Ik denk dat het goed is om als Kamer het kabinet een denkrichting mee te geven. En dat is precies wat ik van plan ben om te doen.

De heer Groothuizen (D66):

Maar als iedereen zegt "we gaan erover nadenken dat het omhoog moet", dan ga ik er een getal opplakken dat hoger is dan vijftien. Dan is dat toch een beetje een wat zinledige denkrichting?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Nee. Er is altijd een verhouding geweest tussen de maximale strafmaat voor het moorddelict en die voor doodslag. Moord hebben we al verhoogd naar 30 jaar, wat een goede stap is geweest. Het verschil tussen doodslag en moord was altijd vijf jaar. Nu is dat verschil veel te groot geworden. Dus wij zeggen: laten we weer het oude verschil van vijf jaar, dat er altijd was, ook nu doen. Dat is de denkrichting die wij aan het kabinet willen meegeven. Ik weet dat het een denkrichting is die bijvoorbeeld ook binnen het Openbaar Ministerie leeft.

De heer Groothuizen (D66):

Dan is het dus geen denkrichting. Dan vindt de heer Van Wijngaarden gewoon — dat staat hem vrij; daar geen misverstand over — dat het 25 jaar moet worden.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ja, maar een motie is in zekere zin altijd een denkrichting, want anders moet je inderdaad doen wat de heer Groothuizen zegt, namelijk komen met een initiatiefwet.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dit laatste punt, over doodslag, steun ik van harte. Wij geven inderdaad een richting aan aan de minister. Dat is onze rol als Tweede Kamer. Ik had nog wel een andere vraag. Een rechtszaak is pas ergens aan het einde van het traject. U hebt wel een aantal kritische vragen en kritische opmerkingen, maar ik heb nog weinig concreet gehoord over wat u zelf zou willen aanvullen om slachtoffers van dit soort vreselijke stalkingpraktijken te helpen. U levert wel kritiek op ons voorstel over de bevoegdheid van de burgemeester, maar ik mis een beetje met welke aanvullingen u wilt komen.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Het is goed om te horen dat die steun er is. Ik heb veel meer gewoon geprobeerd om het voorstel te begrijpen. Volgens mij zijn we net in het interruptiedebatje ook een stap verder gekomen. Ik kan me er echt ook heel veel bij voorstellen, ook wat betreft de bevoegdheid in de driehoek die de burgemeester al wel heeft. Ik zou wel zeggen dat het misschien echt nog wel wat meer uitwerking nodig heeft. Maar ik sta er zeker niet negatief tegenover. Tegelijkertijd moeten we wel goed kijken naar wat hier is misgegaan. Dan denk ik: jeetje, dan kan de reclassering het advies geven om over te gaan tot tenuitvoerlegging van de voorwaarden, zoals dat in het jargon heet. Dat betekent, met andere woorden: grijp in, rechter, zet iemand vast. Ik heb daarom ook daarnaar gevraagd. Dan hoor ik dat dat dan toch niet gebeurt. Dan denk ik: als dat in deze zaak wel was gebeurd, dan had het anders kunnen aflopen. Tegelijkertijd moeten we ook niet te veel gaan denken: wat kunnen we eventueel allemaal nog erbij bedenken of eraan toevoegen? Het voorstel dat is gedaan, vind ik waardevol. Het is een interessante gedachte. Maar tegelijkertijd moeten we het kabinet echt heel scherp houden. Daarom heb ik ook gezegd: vertrouwen is goed, maar controle is beter. We staan hier niet voor het eerst.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

In ieder geval goed dat we ook gaan kijken naar de beschermingsbevoegdheid van de burgemeester, dat we die oproep doen aan het kabinet. Ik ben het heel erg met u eens: handhaven waar het moet. We hebben te veel voorbeelden gezien, zoals dat enkelbanden werden doorgeknipt en men rustig één of twee maanden later eens een keer in actie kwam. Dat staat dus buiten kijf. Maar het is goed dat we elkaar beter weten te vinden.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Wijngaarden. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Buitenweg namens GroenLinks.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. De overheid heeft Hümeyra Ergincanli en haar familie echt gruwelijk in de steek gelaten. Keer op keer kwam ze naar de politie voor bescherming en keer op keer werd het contactverbod geschonden en kreeg ze steeds verschillende mensen te spreken, maar geholpen werd ze niet. Er was de angst als hij haar 50 keer op een dag belde, haar bedreigde en haar ook het wapen liet zien waarmee hij haar later doodschoot. Denk ook aan het verdriet om de angst van je ouders en het verlies van je gewone leven, zeker ook wanneer je werkgever vraagt of je ontslag wil nemen omdat hij geen problemen wil. En niemand die jou beschermt. Mijn gedachten, net als die van veel collega's, gaan uit naar de familie. Het is ook meer dan terecht dat de minister vanuit zijn functie excuses heeft aangeboden.

Maar, voorzitter, die afschuwelijke en vermijdbare dood van Hümeyra is geen incident. Vrouwen worden bij stalking structureel te weinig beschermd. Vannacht kregen we het verhaal van Mila toegestuurd, en er zijn de nieuwe procedures, zoals we al hebben besproken, van na de moord op Linda van der Giesen in 2015. De minister heeft nu beloofd dat die procedures vanaf nu écht worden opgevolgd, maar dan blijken er toch weer vrouwen te zijn met een ex die niet accepteert dat de relatie ten einde is en maar blijft stalken en contactverboden blijft negeren, maar toch niet wordt aangepakt. Als zo'n man stelselmatig wegkomt met het schenden van een contactverbod, dan sterkt dat hem. Dan geeft dat hem een gevoel van onoverwinnelijkheid, van macht, en dan kan hij verdergaan. Het is cruciaal om hem te stoppen, om hem aan te spreken, telkens weer. Gaat de minister daarvoor zorgen?

Voorzitter. GroenLinks wil dat vrouwen die bedreigd en gestalkt worden en bij wie het risico op escalatie hoog is, allemaal zo'n rode knop krijgen, een alarm. Zou dat niet helpen om slachtoffers beter te beschermen, zo vraag ik de minister. Want we kunnen praten over hogere straffen, en GroenLinks is daar ook voor, maar uiteindelijk is lik op stuk geven het allerbelangrijkste, om een einde te maken aan het eindeloze getreiter.

Voorzitter. Ik wil weten hoeveel aangiftes er in 2019 zijn gedaan wegens stalking en wegens bedreiging, en hoeveel er hebben geleid tot een individuele risicobeoordeling, zoals zou gaan gebeuren. En hoe vaak is er ook echt een casusregisseur aangewezen, iemand die het centrale aanspreekpunt is en die zorgt dat niet alleen de dader wordt gepakt maar ook het slachtoffer wordt beschermd? Bij seksueel geweld worden gespecialiseerde zedenrechercheurs ingezet. Is zo'n specialisme ook niet nodig bij stalking, vraag ik de minister.

Ten slotte nog twee punten. In 2018 zijn er 76 mensen vermoord in Nederland. In 20% daarvan ging het om een afrekening in het criminele circuit. Daar besteden we terecht heel veel aandacht aan in de Tweede Kamer. We vinden dat onaanvaardbaar. Maar er zijn ook 43 vrouwen vermoord, en 33 daarvan werden vermoord door hun partner of ex-partner. Dat is driekwart. Dat wordt vaak gezien als een verdrietig gezinsdrama, maar er zit veel meer achter, namelijk het traditionele idee dat een vrouw zich moet voegen, dat zij niet zelf mag beslissen hoe en met wie ze haar leven wil leiden maar dat hij beslist. Of, zoals de belager van Mila zegt: ik geef haar van mijn leven niet op. Daarmee zijn die vrouwen geen slachtoffer van de liefde, zoals dagblad Trouw schreef, maar van het waanidee dat mannen de baas zijn. We moeten eerlijk zijn en onderkennen dat dat idee een rol speelt bij heel veel zaken waarbij een vrouw wordt vermoord.

Dan mijn laatste punt. Waarom is de bedreiging en de stalking van Hümeyra ingeschat als een geval van eerwraak? Wat was het gevolg hiervan? En wat wordt ermee bedoeld dat het de primaire insteek van Veilig Thuis was om de eer binnen de familie te herstellen? Wat hebben wij als overheid met die eer te maken? Het gaat erom dat iedereen met z'n poten van elkaar afblijft. Niks eer! Graag een reactie.

Voorzitter. Ik hoop met heel mijn hart dat de minister aan de veiligheid van de slachtoffers van dreiging, geweld en stalking prioriteit geeft, en dat de afspraken nu ook echt in de praktijk worden gebracht, in nagedachtenis van Hümeyra en zodat vrouwen als Mila weer vrij kunnen zijn in dit land.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Buitenweg. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van der Staaij namens de SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Als je tot je laat doordringen wat er gebeurd is in het leven van de 16-jarige Hümeyra, hoe zij op klaarlichte dag is omgebracht door een ex-vriend, dan is dat niet alleen pijnlijk, maar ook schaamtevol. Als je beseft dat ze zo vaak een beroep heeft gedaan op de bescherming van de overheid tegenover deze man en dat uiteindelijk die bescherming uitbleef, dat is pijnlijk en schaamtevol. Er zijn zo veel fouten gemaakt in deze zaak die we niet meer goed kunnen maken, maar wat we in ieder geval wel met al wat in ons is kunnen doen, is leren van wat hier zo verschrikkelijk mis is gegaan en alles op alles zetten om elke vorm van herhaling te voorkomen.

Zo heb ik de stukken voor vandaag gelezen. Dan is de inzet ook van de SGP-fractie om mogelijke slachtoffers beter te beschermen en daders steviger aan te pakken. We hebben het toch hier over een kerntaak van de overheid, om burgers ook te beschermen tegen het geweld van anderen, ook als dat in een privésfeer plaatsvindt.

De brief geeft veel verbetermaatregelen, nuttige punten, goede punten — ik ga daar niet op allemaal in. Ik wil er nog drie dingen uitlichten. In de eerste plaats, het is door velen genoemd, maar niet voor niks, omdat wij uit de praktijk verhalen horen, bijvoorbeeld van die advocaat, dat het vaak misgaat bij de gebrekkige handhaving van die contactverboden. Inderdaad, ook de SGP-fractie pleit voor lik-op-stuk; de cel in als daar niet naar wordt gehandeld. Waarom duurt dat allemaal nog zo lang voordat er opgetreden wordt? Ik zie dat er wordt gezegd dat er voortaan binnen dertig dagen opgetreden moet worden, maar dertig dagen is in zo'n situatie toch nog verschrikkelijk lang? Hoe zit het dan met die bescherming van een mogelijk slachtoffer in de tussentijd?

In de tweede plaats pleiten wij ook voor een verhoging van de strafmaat in geval van doodslag omdat die achtergebleven is. Door anderen is dat al toegelicht. De VVD heeft ook gezegd dat het naar 25 jaar zou moeten en anderen zeggen dat je misschien nog wel hoger moet gaan. Wij vinden als SGP-fractie, en dat hebben wij ook al eerder bepleit, ook aan het begin van deze periode, dat hier een gat zit dat gedicht moet worden, dus wij pleiten voor een forse verhoging van die strafmaat. We zullen de plannen die door de VVD geformuleerd zijn steunen.

In de derde plaats wil ik ook nog de aandacht vestigen op betere bescherming van vrouwen tegen ex-vriendjes. Dat is een punt dat ik tegenkwam in een rapport van de Raad van Europa, als het gaat om het verdrag dat vrouwen in het bijzonder en kinderen aanwijst die onvoldoende beschermd worden tegen huiselijk geweld. Een comité van deskundigen heeft bezien of Nederland de verdragsverplichtingen van de zogenaamde Istanbulconventie voldoende nakomt. Daar wordt ook gezegd dat het beleid te veel genderneutraal is geworden. Er wordt gezegd: iedereen die ergens bescherming nodig heeft, moet die krijgen. Nee, vrouwen zijn onevenredig hard getroffen, dus ik pleit voor een meer genderspecifieke, op de bescherming van vrouwen gerichte aanpak. Ik vraag graag de reactie van de regering op dit punt.

Ik sluit mij ook aan bij de vraag die mevrouw Buitenweg heeft gesteld over de noodknop in dat kader. Welke noodknop kunnen we degenen die gestalkt worden door hun ex-partner bieden?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Staaij. Dan geef ik nu het woord aan de heer Azarkan namens DENK. SGP en GroenLinks die samen optrekken, dat is heel goed. De heer Azarkan, namens DENK.

De heer Azarkan (DENK):

Dank u wel, voorzitter. Zo heel af en toe hebben we debatten in de Kamer die keihard binnenkomen, omdat de gebeurtenissen voorafgaand aan het debat een tragedie zijn en een schok veroorzaken in het hele land.

Zo staat het emotionele debat over de verschrikkelijke moord op Anne Faber door Michael P. mij helder voor de geest. Daar hadden de overheidsinstellingen ernstig gefaald. Juist die instanties hadden moeten waken over het leven van Anne. We verloren een jonge vrouw in de bloei van haar leven.

Voorzitter. Vandaag hebben we wederom een debat over het falen van overheidsdiensten. Een verschrikkelijk falen, waar wederom de hoogste prijs tegenover staat, namelijk de tragische en verschrikkelijke dood van Hümeyra. Nog maar 16 jaar oud en vol levenslust werd zij bruut uit ons midden gegrepen, vermoord door die laffe Bekir E. Nog steeds zijn wij in gedachten bij haar familie, bij haar nabestaanden en bij haar schoolgenoten. Wij wensen iedereen sterkte toe.

Voorzitter. Ik worstel met het verstand, dat mij vertelt om het inspectierapport te lezen, inclusief de verbetermaatregelen, maar ook met de pijn in het hart, omdat dit huilt bij elke zin die ik lees en omdat ik maar niet loskom van het verdriet van de ouders en de pijn van allen die de warmte, de vrolijkheid en de levenslust van Hümeyra, maar ook van al die andere slachtoffers, moeten missen. Ik realiseer me dat geen debat, geen straf, geen daad Hümeyra kan terugbrengen.

Voorzitter. Als ik het rapport lees, merk ik dat mijn verdriet ook verandert in woede, dat er vragen worden opgeworpen als: hoe kan het nou dat de dader al in augustus 2018 veroordeeld was tot een gevangenisstraf voor geweld en bedreiging van nota bene Hümeyra en de politie niets deed met 28 noodkreten om hulp? 28 keer is de noodknop ingedrukt. Hoe kan iemand die een contactverbod heeft van twee jaar, toch bij het slachtoffer in de buurt komen? Hoe bestaat het dat 50 politiemedewerkers bezig waren met de zaak van Hümeyra, maar dat niemand verantwoordelijkheid had en het totaalplaatje overzag?

Voorzitter. Wat heeft het eigenlijk voor zin om nieuwe regels te maken als de inspectie concludeert dat de politie niet gebruikmaakte van het voorgeschreven instrumentarium? Dat was nota bene ingesteld naar aanleiding van de dood van Linda van der Giesen. Dat knaagt aan me. En als het aan mij knaagt en mij verdriet doet, hoe zou het dan zijn voor de ouders, de zussen en andere familieleden en de klasgenoten?

Voorzitter. Er is een aspect dat bij mij blijft hangen. Collega Buitenweg benoemde het al. Ik noem het maar even institutionele vooringenomenheid. Want hoewel de politie de zaak in mei als mogelijke stalkingszaak bij Veilig Thuis aanmeldde, herkende Veilig Thuis die niet als zodanig. Vervolgens zette het in op de aanpak van eergerelateerd geweld. Waarom, vraag ik aan de minister. Was er ook ingezet op eergerelateerd geweld als het slachtoffer geen hoofddoek droeg? Was er ook ingezet op eergerelateerd geweld als het slachtoffer geen Hümeyra had geheten maar Esther of Sanne? Daar word ik ook wel een beetje boos van. Wordt het niet tijd dat we onze instituten schoonvegen van deze institutionele vooringenomenheid?

Te vaak, zo hebben we gezien, zijn burgers slachtoffer van falende overheidsinstanties, met verschrikkelijke gevolgen. Ze worden bedreigd en gestalkt, maar er wordt onvoldoende tegen opgetreden. Laten we met elkaar afspreken — ook al kunnen we het niet altijd honderd procent voorkomen; dat realiseer ik me — dat niemand slachtoffer mag worden van het falen van de keten. Dat begint bij het kritisch kijken naar het eigen falen. Wat heeft de politie hiervan geleerd? Wat is de reactie van de minister op het feit dat instanties als Veilig Thuis Rotterdam maar ook de politie, blijkens de tabellen bij de wederhoor van het rapport cruciale conclusies uit het rapport hebben willen verdoezelen? Wat is er in hemelsnaam aan de hand op het ministerie van Justitie en Veiligheid waardoor er gesjoemeld wordt en waardoor er een loopje wordt genomen met de waarheid? Gaat de minister daar ook eens een keer de bezem doorheen halen?

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Azarkan. Daarmee zijn we ook ... De heer Groothuizen heeft een vraag.

De heer Groothuizen (D66):

De heer Azarkan snijdt aan het slot van zijn betoog een heel belangrijk punt aan, denk ik. Hij heeft het over cruciale passages willen verdoezelen. Ik heb die bijlage ook bekeken. Ik vond het overigens heel goed dat die erbij zat, want die geeft ons als Kamer inzicht in wat er precies gebeurt. Maar ik heb eerlijk gezegd de passage gemist waarin is geprobeerd om cruciale dingen te verdoezelen. Misschien kan de heer Azarkan aangeven welke hij precies bedoelt.

De heer Azarkan (DENK):

Ik zal dat na het debat aan u doen toekomen, maar het viel mij op dat er verschillen in zaten. Ik zal dat in detail aan u doen toekomen.

De voorzitter:

In de tweede termijn?

De heer Azarkan (DENK):

Dat zal ik doen. Ja, hoor.

De heer Groothuizen (D66):

Het liefst nu, dadelijk. Dat er verschillen zijn, geloof ik, want dat is het idee van een tabel met hoor en wederhoor, waarbij mensen een opmerking maken en de inspectie kijkt wat ze ermee doet. De heer Azarkan zegt ...

De heer Azarkan (DENK):

Cruciaal.

De heer Groothuizen (D66):

... dat geprobeerd is cruciale passages te verdoezelen. Dat is iets anders dan een opmerking. Ik hoor dus toch graag van hem welke passage dat dan precies is.

De heer Azarkan (DENK):

Dat doe ik graag in de tweede termijn.

De voorzitter:

Goed. Daar komt u straks op terug. Dank u wel. Daarmee zijn we ook aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik schors de vergadering voor vijftien minuten tot tien over vier.

De vergadering wordt van 15.56 uur tot 16.10 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister van Justitie en Veiligheid.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. We zijn hier vandaag omdat ruim een jaar geleden de pas 16-jarige Hümeyra werd doodgeschoten nadat ze lange tijd werd gestalkt. Het verdriet voor familie, vrienden, klasgenoten en andere naasten is heel groot, onvoorstelbaar groot. Ik heb het verdriet ervaren toen ik bij de familie in bespreking ben gegaan. Ik wil nog eens zeggen dat ik samen met vele anderen in onze samenleving met hen meeleef, maar ik heb daarbij een extra verantwoording af te leggen. De afschuwelijke dood van Hümeyra en wat daaraan voorafging, is door de Inspectie Justitie en Veiligheid onderzocht. De harde conclusie, de pijnlijke conclusie is dat er ernstig tekort is geschoten in de aanpak van de stalking van Hümeyra. De politie, het Openbaar Ministerie, Veilig Thuis en het betroken zorg- en veiligheidshuis hebben op verschillende, op heel verschillende momenten onvoldoende aandacht gehad voor de risico's die Hümeyra liep. Alleen Slachtofferhulp had oog voor de situatie van Hümeyra. Het rapport laat zien dat Hümeyra veelvuldig bij verschillende instanties heeft aangeklopt voor hulp, maar dat het niet heeft geleid tot de bescherming die zij niet alleen nodig had maar die zij ook echt van ons mocht verwachten.

Het verandert niets als ik dat vandaag zeg, en dat vind ik verschrikkelijk. Het enige wat er gedaan kan worden, is te laten zien dat wij — dat zijn de mensen die werken onder Justitie en Veiligheid — lering trekken uit de dood van Hümeyra. Uiteraard geldt dat ook en zelfs in de eerste plaats voor mij.

Hümeyra is niet het eerste dodelijke slachtoffer van een stalker en ook niet het eerste dodelijke slachtoffer waarbij dingen tekort zijn geschoten bij de overheid. Zo is naar aanleiding van de dood van Linda van der Giesen gestart met de uitvoering van een pakket van maatregelen. En onderdeel daarvan was de deskundigheidsbevordering en een ander onderdeel was een nieuwe werkinstructie. Daarmee is overal aan de slag gegaan, maar die maatregelen waren eind 2018 helaas, verschrikkelijk genoeg, nog niet overal geïmplementeerd. De dood van Hümeyra laat zien dat er naast de maatregelen die we toen hebben genomen, ook aanvullende maatregelen moeten worden genomen door de partijen, en snel ook. Dat wordt door de instanties die ik noemde en ook door meer instanties die erbij betrokken zijn geweest, ook zo beleefd. Ik wil hier ook zeggen dat de dood van Hümeyra op alle medewerkers die in deze zaak betrokken zijn geweest, een grote persoonlijke impact heeft gehad. De aanbevelingen van de inspecties zijn dan ook onverkort overgenomen. Ik heb u daarover in oktober uitvoerig geschreven. Ook heb ik u, mede naar aanleiding van het verzoek van het lid Kuiken, onlangs een brief met een aantal andere dingen gestuurd.

Voorzitter. Ik denk dat het in ieder geval heel erg duidelijk moet zijn dat er bij iedere aangifte van stalking door de politie een risicotaxatie wordt gedaan. Als de uitkomst is dat er sprake is van een hoog risico, moet direct contact worden opgenomen met het Openbaar Ministerie en Veilig Thuis. De reclassering wil er nu naar streven om bij situaties met een hoog risico altijd de inzet van een enkelband toe te passen. Het Openbaar Ministerie zal zaken waarin een pleger zijn contact- of locatieverbod heeft overtreden, met voorrang aanbrengen bij de rechtbank. Die zal de zaak zo snel mogelijk behandelen. Ik merk op dat mijn collega, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, straks nader zal ingaan op de vragen over de rode knop. In ieder geval wil ik alvast melden dat Slachtofferhulp Nederland nu ook een escalatiemogelijkheid krijgt. Als een zaak niet goed wordt opgepakt of de veiligheid in het geding is, kan Slachtofferhulp vanaf nu contact opnemen met contactpersonen met een mandaat bij de politie, de reclassering en het Openbaar Ministerie. Zij zijn gehouden om daar ook echt respons op te geven.

Voorzitter. Daarmee zijn we er niet. Een belangrijk punt, dat door een aantal van u is aangehaald, is dat het in de haarvaten van de organisaties moet komen. Enkelen van u hebben ook gevraagd hoe het mogelijk is dat dit zo heeft kunnen lopen. Ik wil daar ten aanzien van de politie over zeggen dat voor de politie de ontwikkeling van het afgelopen decennium is geweest dat ze van een op daders gerichte organisatie over moest naar een veel meer op slachtoffers gerichte organisatie; natuurlijk ook op daders, maar ook op slachtoffers.

Voorzitter. Ik trek me dit thema heel erg aan. Het was al een belangrijk thema voor mij vóór de verschrikkelijke dood van Hümeyra. Ik wil hier zeggen dat ik zelf elke twee maanden op werkbezoek zal gaan naar een regio, te beginnen met Rotterdam, om met eigen ogen te kunnen zien of, hoe en in welke mate de maatregelen worden geïmplementeerd en daarover ook het gesprek aan te gaan met de mensen. Verder zal de inspectie — ik zeg dit in reactie op wat de heer Groothuizen vroeg — vanaf medio 2020 onderzoek doen naar de voortgang die partijen hebben gemaakt. Voor medio 2020 moet elke regio in kaart brengen hoe en in welke mate men het geïmplementeerd heeft. Ik zal u tweemaal per jaar over de voortgang informeren. Uiteraard is het allerbelangrijkste dat de urgentie in de organisaties zelf blijft. Men moet op zichzelf reflecteren en op elkaar.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de minister. Dit was de algemene inleiding. Mevrouw Buitenweg.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank aan de minister dat hij dit prioriteit wil geven door tweemaandelijks die bezoeken af te leggen. Als ik het goed begrijp, zegt hij: elke aangifte moet leiden tot een risicotaxatie. Ik wil weten vanaf wanneer dat het geval is. We zagen afgelopen nacht bij de hele uiteenzetting van de advocaat van Mila dat dat op dit moment nog niet het geval is.

Minister Grapperhaus:

Dat verhaal, dat ik weliswaar fragmentarisch heb meegekregen, geeft mij persoonlijk alleen maar aanleiding tot meer alertheid op het zelf monitoren van wat er gebeurt. Het risicotaxatie-instrument moet nu overal zo zijn ingevoerd.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dat is op zich goed. Zo hoort het te zijn. In 2015 is dit ook al beloofd en in 2018 helemaal. Het hoort zo te zijn, maar de vraag is: is het ook zo? Als een advocaat ziet dat er niks gebeurt, dat er geen risicotaxatie plaatsvindt, als een slachtoffer zelf merkt dat het niet gebeurt, waar kan men dan heen?

Minister Grapperhaus:

Een slachtoffer zal ook in contact staan met Slachtofferhulp. Om te vermijden dat er toch nog door individueel tekortschieten van mensen die niet datgene doen waar we met elkaar op hebben gehamerd, is er ook de directe interventiemogelijkheid van Slachtofferhulp die we gaan inzetten. In een soort PS aan mevrouw Buitenweg wil ik nog wel toezeggen dat ik persoonlijk achter de kwestie die aan u is toegezonden, aan zal gaan. Ik zal daar in een brief aan de Kamer binnen twee weken op terugkomen.

De voorzitter:

Dat is goed om te horen.

De heer Azarkan (DENK):

Aan het einde van mijn eerste termijn vroeg de collega van D66 welke cruciale passages dat waren. Ik refereer daaraan omdat de minister daar ook over begint. Het lijkt wel of er een verschil is tussen hoe de politie aankijkt tegen de manier waarop één aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling wordt doorgevoerd, en hoe de onderzoekers dat zien. Daar lijkt een interpretatieverschil tussen te zitten. Vindt de minister ook dat dit de werkwijze is?

Minister Grapperhaus:

De werkwijze die ik net heb beschreven, behoort te worden toegepast. Een van de betrokken partijen kan in het kader van een inspectierapport zijn standpunt naar voren brengen in het kader van wederhoor. Dat is hier ook gebeurd. Hoe dat vorm krijgt, is aan de inspectie. Daar ga ik mij volstrekt niet mee bemoeien. Het is meen ik ook al door het lid Groothuizen aangewezen. Je ziet dan wat er volgens de werkwijze eventueel als afwijkende mening is gegeven. Het rapport van de inspectie is, denk ik, heel duidelijk.

De heer Azarkan (DENK):

Kijk, de politie zegt onder 17 dat het programma één aanpak huiselijk geweld geen werkwijze is. En volgens mij hoor ik de minister zeggen dat dat wel de werkwijze is. De onderzoekers hebben gezegd: wij handhaven het, want wij vinden in alles wat wij zien dat dit de werkwijze zou moeten zijn. Mijn vraag aan de minister is: gaat hij de politie overtuigen dat er op een eenduidige manier volgens deze werkwijze moet worden gewerkt? Of vindt hij dat de politie zelf mag blijven vinden dat dit geen werkwijze is, maar dat het, zoals ze zelf zeggen, de eenheden ondersteunt bij de implementatie?

Minister Grapperhaus:

De aanbeveling van de inspectie heb ik volledig overgenomen. Dat heb ik ook al eerder aangegeven.

De voorzitter:

De heer Groothuizen.

De heer Groothuizen (D66):

Twee verschillende kwesties wil ik aan de minister voorleggen. Ten eerste zegt de minister wat je ook in het inspectierapport terugziet, namelijk dat de politie een op de dader gerichte organisatie is en dat dat een van de redenen is geweest waarom er onvoldoende aandacht is geweest voor de veiligheid van Hümeyra. Dat laatste onderschrijf ik, maar die op de dader gerichte aanpak miste ik af en toe, eerlijk gezegd, wel een beetje in de beschrijving. Dat wilde ik nog aan de minister vragen. Op de volgende pagina, pagina 27, staat dat Hümeyra op 14 september 2018 weer allerlei maatregelen neemt. Wat zegt de politie dan? De politie vertelt haar dat het geen nut heeft om al die incidenten te melden als zij geen bewijs heeft dat het daadwerkelijk meneer E. is. Toen dacht ik: wie verzamelt er nu eigenlijk bewijzen in dit land; zijn dat mensen zelf aan wie we die opdracht geven of is dat gewoon de taak van de politie? Volgens mij is het de taak van de politie. Als dat klopt, kun je dan wel volhouden dat de politie te veel op de dader gericht was en dat dat het probleem was? Dan heeft de politie überhaupt gewoon haar werk niet gedaan. En dat is wat ik denk.

Minister Grapperhaus:

Ik wil nog maar eens een keer heel duidelijk maken wat ik ben begonnen te zeggen. Dit rapport gaat over een aaneenschakeling van tekortkomingen die je niet zou hoeven te verwachten van de diensten. De uitleg die ik zojuist gaf strookt met de constateringen die de inspectie op bladzijde 27 doet. Ik heb dat punt van een van oorsprong dadergerichte organisatie naar voren willen brengen, omdat ik toch enigszins wilde duiden waarom ik vind dat ik zelf mijn uiterste best moet doen om ervoor te zorgen dat de aanpak van stalking in de haarvaten terechtkomt. Hierbij wil ik meteen aansluiten op de vraag van mevrouw Buitenweg, waar ik straks uitvoeriger op terugkom, te weten de vraag naar specialisatie op het gebied van zeden, stalking en dergelijke. Bij zeden zien we hetzelfde: de politie haalt steeds meer niet-klassiek politiegerichte expertise binnen, zoals psychologen en dergelijke.

De heer Groothuizen (D66):

Volgens mij was dit niet echt een antwoord op mijn vraag. Voor de duidelijkheid: ik zie het punt dat je te veel gefocust kunt zijn op een dader in een stalkingzaak en dat je daardoor de veiligheid van het slachtoffer uit het oog verliest. Ik denk dat het goed is dat we daar aandacht voor hebben. Waar ik alleen voor wil waarschuwen, is dat de politie zichzelf wijsmaakt dat ze dat heeft gedaan en wel voldoende oog had voor het verzamelen van bewijs. Als ik het inspectierapport lees, moet ik eerlijk gezegd constateren dat ze dat ook niet hadden. Ik las dat ze op te veel momenten, waar ik er nu een uithaal ... Had een telefoon uitgelezen, had dit gedaan! Dit is gewoon een VH-feit waarvoor je BOB-middelen kunt inzetten. Maar dat is ook allemaal niet gebeurd. Volgens mij is het probleem in die zin groter. Daarom heb ik onder andere gevraagd naar het capaciteitsprobleem. Ik vermoed dat dat er ook achter zit.

Dit is geen vraag, voorzitter, maar die ga ik nu stellen.

De voorzitter:

Dat was niet de bedoeling. De bedoeling was dat u een vraag stelde.

De heer Groothuizen (D66):

Daar heeft u gelijk in, voorzitter. Mijn excuus.

Mijn vraag gaat over een ander punt: de evaluatie. De minister zegt: ja, dat gaat de inspectie doen. Wat gaat de inspectie nu precies doen? Ik lees dat de inspectie zich afhankelijk maakt van de input van de organisaties die die moeten aanleveren, maar ik zou vinden dat de inspectie zelf over een of twee jaar eens moet gaan kijken of het dan goed gaat. Dat was mijn punt. Anders krijg je toch een beetje de situatie dat de slager zijn eigen vlees keurt.

Minister Grapperhaus:

Die uitdrukking hoor ik veel de laatste dagen, trouwens. Zelf ben ik daar niet zo van. Wel wil ik in algemene zin toezeggen dat een onderzoek over twee jaar, zoals de heer Groothuizen beschrijft, mij op zichzelf goed lijkt. Ik zit dan in mijn tweede periode, als ik goed reken. U moet mij dan wel even toestaan ... Er zullen vast nog wel een paar ... Ik heb net al gezegd dat ik binnen veertien dagen op die zaak zal terugkomen, zoals mevrouw Buitenweg vroeg. In die brief zal ik meteen aangeven hoe we zo'n onderzoek zouden gaan insteken. Als we echt willen wegblijven van die slager, dan vind ik wel dat de inspectie zelf moet zeggen hoe zij vindt dat ze dit op de beste manier voor uw Kamer kan doen.

De heer Groothuizen (D66):

Ik vind het prima dat we dat aan de inspectie vragen, maar dan begrijp ik wel dat de minister toezegt dat de inspectie dat actief gaat doen en zich dus niet afhankelijk maakt van de input van de instanties. Overigens zou ik aan de minister willen meegeven als hij vaak hoort dat de slager zijn eigen vlees keurt, dat dit misschien aanleiding geeft om dit niet te doen.

Minister Grapperhaus:

Ik hoorde een vraagteken achter dat laatste stukje. Ik zei: ik hoor dat wel, maar ik ben er zelf niet van. Ik wil daar graag over een week of drie met uw Kamer over in debat gaan naar aanleiding van enkele publicaties, want ik zou het me zeer aantrekken als we in dit gebouw zelfkeurende slagers blijken te hebben.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, geef ik het woord aan de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik heb hier de brief van de minister. Daarin staan mooie beloftes, namelijk: "een aantal cruciale randvoorwaarden om goed te reageren op stalkings - en dreigingszaken worden ingevuld, het aangifteproces wordt verbeterd, informatie komt actief bij elkaar en de verantwoordelijkheid voor een casus wordt op één plek belegd". Dat is prima, alleen was deze brief al van 22 juni 2016; dat is drieënhalf jaar geleden. Toen zijn deze beloftes gedaan na het onderzoeksrapport TweeSteden van de commissie-Eenhoorn naar aanleiding van het drama van Linda van der Giesen. Eigenlijk lezen we nu soortgelijke beloftes in de brief van de minister. Ook horen we in de inleiding van de minister mooie woorden en terechte opmerkingen. Maar toch mis ik nu wel de analyse van waarom deze beloftes in de afgelopen drieënhalf jaar niet zijn doorgevoerd.

Minister Grapperhaus:

Ik heb daar het een en ander over gezegd. Ik zal dat nog even op een rij zetten en ik zal ook kijken of er nog aanvullende punten zijn. Ik heb in mijn verhaal al aangegeven waar de organisatie van oorsprong op gericht was. Die slachtofferaanpak is echt iets wat in de afgelopen tien jaar steeds meer is opgekomen. Het moet nog in de vezels van de politie komen hoe ver dit strekt. Het gebeurt wel, maar het vergt veel meer proactiviteit. Dat zie je in deze verschrikkelijke zaak.

Een tweede punt dat ik heb genoemd — dat vind ik buitengewoon pijnlijk — is dat uitgerekend in deze regio, in Rotterdam, die nieuwe aanpak op het punt van implementeren stond, maar voor het grootste deel nog niet geïmplementeerd was.

Een derde punt in deze zaak is, denk ik, probleemeigenaarschap. Ik meen dat mevrouw Kuiken dat zei. Het was een van de eerste twee sprekers, maar dan moet ik mijn aantekeningen erbij nemen. Ik heb het maar omwille van een goed debat geschrapt, maar ik had een hele lijst van alle organisaties die hierbij betrokken zijn. Dat is prima, want zij hebben allemaal een verschillende expertise. Slachtofferhulp heeft natuurlijk een heel andere insteek dan bijvoorbeeld de politie, waar we het net over hebben gehad. Maar probleemeigenaarschap moet echt veel strakker worden belegd. Vandaar dat punt van die casemanager.

Ten slotte wil ik nog wel aan de heer Van Nispen meegeven dat dit in ieder geval het enige onderwerp is waarvan ik zeg dat ik ook echt nu in een krachtig ritme bij iedereen wil langsgaan om zelf ter plekke te zien of ze hun huiswerk hebben gedaan en welke problemen of issues ze zijn tegengekomen. Dat ga ik zelfs met andere nijpende problemen niet doen, maar ik moet erop inzetten om dit zelf ter plekke met de mensen vast te stellen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik vind die inzet van de minister terecht. Ik geloof dat oprecht. Alleen geloofde ik in juni 2016 ook oprecht van de minister dat hij dit allemaal echt ging doen. Hij heeft weliswaar niet beloofd dat hij elke keer op werkbezoek zou gaan. Dus nogmaals, ik heb daar geen kritiek op, maar ik vind dit wel heel erg ingewikkeld. Ik geloof niet zozeer dat het bij individuele politieagenten niet in de vezels zit dat zij slachtoffers willen beschermen, want dat willen ze natuurlijk wel. Zij doen daar elke dag hun stinkende best voor, maar die organisatie is er niet op ingericht. Het baart mij heel grote zorgen dat bijvoorbeeld de regio Rotterdam, maar er zullen er meer zijn, er in drieënhalf jaar na zo'n drama niet in slaagt om de boel op orde te hebben. En sterker nog, dat er zelfs na het drama van Hümeyra regio's zijn waar het dagelijks fout gaat; zoals we in het uitgebreide feitenrelaas van de advocaat Peter Schouten over de zaak van Mila hebben kunnen lezen. Dat is ook weer een voorbeeld, maar zo zijn er veel meer. En dát baart ons echt gewoon hele grote zorgen.

Minister Grapperhaus:

Voor alle duidelijkheid, het gaat er niet om dat ik zeg dat ... Integendeel, individuele dienders zijn nou juist de mensen die ook voor het slachtoffer een stap naar voren zetten. De organisatie en daarmee de ontwikkelde werkmethode komen uit een andere richting, want politieagenten zijn bij uitstek de mensen die ook naar binnen stappen bij mensen die het heel moeilijk hebben op bijvoorbeeld dit soort gebieden.

De voorzitter:

De heer Markuszower heeft ook een vraag.

De heer Markuszower (PVV):

In de brieven die we hebben gekregen, de rapporten die zijn geschreven en in de inleiding die de minister net gaf, wordt veel gesproken over van alles, maar worden de rol en de fouten, die ook rondom de dader Bekir E. in deze kwestie zijn gemaakt, van het Openbaar Ministerie en de rechters, dus de magistratuur, niet geadresseerd. Daar reflecteert de minister niet op en daar worden dus ook geen reparatievoorstellen voor gegeven. Ik vraag toch aan de minister: waarom niet? Kan de minister aangeven wat het Openbaar Ministerie rond de verdachte Bekir E., dus niet alleen in de zaak Hümeyra, maar ook in de zaken daarvoor, allemaal fout heeft gedaan? Ik zal de minister niet lastigvallen met de rechters, want daar wil hij toch niets over zeggen. Over het Openbaar Ministerie is de minister wél de baas. Wat had het Openbaar Ministerie nou beter moeten doen? Wat heeft de minister tot nu toe richting het Openbaar Ministerie gedaan met de fouten die het Openbaar Ministerie de afgelopen elf, twaalf, dertien jaar heeft gemaakt rondom de verdachte Bekir E.? Zijn er verbeterslagen? Heeft de minister het Openbaar Ministerie tot de orde geroepen? Heeft hij tegen de jongens in het Openbaar Ministerie gezegd: vanaf nu gaat het roer echt om?

Minister Grapperhaus:

In mijn inleiding heb ik over de aanpak van stalking gezegd dat het Openbaar Ministerie die zaken met voorrang op zitting gaat brengen, om er even één punt uit te halen. Ik heb een aantal punten met het Openbaar Ministerie besproken en u zult mij vergeven dat ik dat natuurlijk wel heb gedaan met het College van procureurs-generaal, zeg maar de top van het Openbaar Ministerie. Ik heb tegen hen gezegd: luister, door de inspectie zijn pijnlijke constateringen gedaan over het Openbaar Ministerie en die pijnlijke constateringen moeten we ons niet alleen aantrekken op dit concrete geval. De hoofdofficier van justitie is ook zelf zijn excuses gaan aanbieden. Ik heb verder gezegd dat we het met elkaar moeten laten opvolgen door a verbeteringen in het proces en b een alertere, andere mentaliteit.

De heer Markuszower (PVV):

Gewoon even concreet. In mei 2017 wordt Bekir uiteindelijk veroordeeld voor een eerdere zware mishandeling. Hij krijgt maar vier weken. Voorwaardelijk! Hij krijgt niet echt vier weken, hij krijgt vier weken voorwaardelijk. Als hij gewoon in de gevangenis had gezeten na die eerdere veroordeling, dan had hij Hümeyra helemaal niet kunnen leren kennen. Hij krijgt dus maar vier weken voorwaardelijk, maar die voorwaarde schendt hij natuurlijk, want direct daarna gaat hij Hümeyra stalken en bedreigen. Zo slaat hij haar een tand uit de mond. Het Openbaar Ministerie van minister Grapperhaus is ook verantwoordelijk voor het volgen van zo'n veroordeelde. Ze hebben hier niet gepresteerd. Ze hebben dat niet meegenomen. Ze hadden Bekir E. direct na de eerste aangifte van Hümeyra weer vast kunnen zetten op basis van die eerdere veroordeling, maar dat hebben ze nagelaten.

De concrete vraag over deze casus — ik zal straks nog een tweede voorbeeld noemen — is of dit nog kan voorkomen. Kan het nu nog voorkomen — ik neem toch aan dat minister Grapperhaus met het Openbaar Ministerie hierover heeft gesproken — dat het Openbaar Ministerie gewoon zo'n verdachte in een tweede zaak, dus nadat hij al is veroordeeld tot een voorwaardelijke straf in een eerste zaak, nog vrij rond laat lopen?

Dan het tweede concrete voorbeeld.

De voorzitter:

Misschien eerst deze vraag?

De heer Markuszower (PVV):

Nou, oké.

De voorzitter:

Misschien is het goed om het zo te doen, om te beginnen met deze vraag.

Minister Grapperhaus:

Ik kan niet helemaal in de volledige casuïstiek treden die zich ergens kan voordoen. Ik wil wel zeggen dat de verbeteringen die het Openbaar Ministerie in zijn aanpak aanbrengt tezamen met de verbeteringen die de andere betrokken instanties gaan aanbrengen, zoals die interventiebevoegdheid die Slachtofferhulp nu krijgt en het aanstellen van een casemanager, het risico dat iemand die toch nog een gevaar kan vormen voor een slachtoffer dat daadwerkelijk zou kunnen verwezenlijken echt tot een minimum terugbrengen.

De heer Markuszower (PVV):

Ik hoor dus niet een concrete toezegging van de minister dat als iemand die veroordeeld is voor zware bedreiging en mishandeling opnieuw de fout in gaat, in dit geval bij een ander slachtoffer, het Openbaar Ministerie zo'n persoon direct vastzet. Ondanks dat hij dat wel zou mogen op basis van de wet, maar oké.

Minister Grapperhaus:

Dat laatste verstond ik niet goed.

De heer Markuszower (PVV):

Ik krijg geen toezegging van de minister.

Minister Grapperhaus:

Nee, dat hoorde ik. Ik bedoel uw laatste halve zinnetje.

De heer Markuszower (PVV):

Ik zei: ondanks dat het Openbaar Ministerie op basis van de wet- en regelgeving daar wel toe bevoegd is.

Minister Grapperhaus:

Ik heb u uitgelegd dat ik niet elke mogelijke situatie bij wijze van spreken helemaal honderd procent kan uitsluiten. Ik zeg wel — dat is een terechte vraag — dat deze maatregelen en vooral ook het er met elkaar op toezien dat die ook worden uitgevoerd, het elkaar erop aanspreken als het niet gebeurt en centraal te beleggen dat er één casemanager is die dat gaat doen, het risico dat de situatie zich kan voordoen dat iemand het slachtoffer toch kan bereiken, tot een absoluut minimum terugbrengen.

De heer Markuszower (PVV):

En dan vraag ik toch ook een taxatie van het volgende van de minister. Ook wil ik weten wat de minister heeft gedaan met het Openbaar Ministerie nadat hij dit had gelezen. Wat gebeurt er? Die Bekir E. — hij is dus eigenlijk een grote kinderverkrachter, een enorme crimineel die meerdere vrouwen en meisjes heeft bedreigd en geslagen en die zwaar geweld heeft gebruikt — komt voor de zoveelste keer in aanraking met de politie. Hij is al veroordeeld. Dan gaat Hümeyra weer aangifte doen. Wat zegt de officier van justitie dan? Die zegt op 22 juni 2018: ik ga daar verder niet op acteren, een streng gesprek lijkt mij beter. In het vervolg daarvan zegt het OM op 14 september 2018, na de zoveelste klacht en aangifte van Hümeyra, dat het de tweede aangifte van Hümeyra maar gaat seponeren, omdat hij toch al veroordeeld is voor de eerste. Wat vindt de minister nou van dit handelen in deze twee grote voorbeelden? Wat heeft hij nou aan het Openbaar Ministerie gezegd over de kwestie of dit in de toekomst weer kan gebeuren?

Minister Grapperhaus:

Ik herhaal nog maar eens dat ik vind dat in deze zaak, zoals de inspectie pijnlijk genoeg constateert, op veel punten echt niet is gehandeld zoals men zou mogen verwachten. Dat moet ik mij aantrekken, want daar ben ik verantwoordelijk voor. Wat heb ik daarover met het Openbaar Ministerie besproken? Ik heb met het College van procureurs-generaal heel duidelijk doorgenomen dat wij er bij deze zaken in de toekomst met elkaar alles aan moeten doen om ervoor te zorgen dat het risico absoluut minimaal is dat stalkers hun slachtoffers iets kunnen aandoen.

Helaas en verschrikkelijk genoeg zullen er in onze maatschappij altijd wel mensen zijn die verschrikkelijke bedoelingen hebben. Voor zover ik dat kan overzien, valt dat niet voor honderd procent uit te sluiten. Ik moet ervoor staan dat we er alles aan doen om de bescherming van het slachtoffer optimaal te maken. Want terecht is een van de belangrijkste constateringen in het rapport dat met name de slachtofferbescherming zeer tekort is geschoten. Daar heb ik zojuist ook al met de heer Van Nispen en met de heer Groothuizen over gedebatteerd.

De heer Markuszower (PVV):

Dank voor dit antwoord hoor, maar ik vraag wat u concreet richting dat Openbaar Ministerie heeft gedaan. Heeft u richtlijnen aangepast? Wat heeft u het Openbaar Ministerie gezegd over deze twee voorbeelden? Wat heeft u samen met dat Openbaar Ministerie gedaan om te voorkomen dat dit gebeurt? Ik hoor het antwoord niet. De minister zegt dat hij verantwoordelijk is, maar inmiddels is deze hele Kamer verantwoordelijk, zeg ik ook tegen mijn collega's. Want we weten toch dat deze minister niet echt acteert? We horen nu toch ook dat hij ons niet wil zeggen wat hij gaat wijzigen bij dat Openbaar Ministerie? Dus als wij deze minister niet bijsturen en helpen om dat Openbaar Ministerie echt aan te pakken, dan weten we toch dat er niks gaat veranderen? Ik vraag dus nog één keer aan de minister of hij concreet kan aangeven wat hij nou heeft gezegd tegen het Openbaar Ministerie over de voorbeelden die ik net aanhaalde. En wat gaat hij doen of heeft hij gedaan om ervoor te zorgen dat dit niet nog een keer gebeurt? Het gaat mij niet om algemene dreiging. Natuurlijk kan de minister niet elk gevaar in de maatschappij uitsluiten, maar deze Bekir E. hadden we, die hadden de instanties van de minister, die hadden we vast, die hadden we in het vizier, en we hebben hem laten lopen. En als de minister niet acteert, zullen we een volgende Bekir E. weer laten lopen.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter, ik ga niet helemaal herhalen wat ik hierover al heb gezegd. Ik heb met het college natuurlijk gesproken over de verschrikkelijke conclusies en over de aanbevelingen, maar ook over de constateringen uit dit rapport, voor zover ze het Openbaar Ministerie betreffen. Ik kan u verzekeren dat het college het helemaal eens is met mij dat we, dat de instanties met elkaar er alles aan moeten doen om slachtoffers in dit soort situaties te beschermen.

De heer Azarkan (DENK):

Over de inschatting van de risico's zijn de rapporteurs glashelder. De politie is tekortgeschoten omdat ze het voorgeschreven instrumentarium niet heeft toegepast. Anders waren de risico's namelijk anders ingeschat. Ik ben echt heel benieuwd of de minister het feit dat hier niet volgens de voorgeschreven methode is gewerkt, nu ziet als een incident. Of is de minister het eens met wat de politie zelf op pagina 9 van wederhoor schrijft? Daar schrijft zij: wij zien het niet als een programma-aanpak, maar wij gebruiken het af en toe als ondersteuning, als het ons uitkomt. Is dit nu van cruciaal belang en wordt het altijd toegepast? Of zegt de minister: dat is vrijblijvend en het is aan de politie om dat in te regelen?

Minister Grapperhaus:

Dit is enigszins een herhaling van de eerdere vraag, en ik ga dan ook mijn antwoord maar herhalen. Ik neem de constateringen en de aanbevelingen van de inspectie op dit punt volledig over. De politie zegt in het kader van wederhoor dingen waarvan ik, als ik ze lees, niet gelukkig wordt; laat ik het zo formuleren. Daar moet ik me terecht hier in de Kamer over verantwoorden; dus niet over dat ik niet gelukkig ben, maar dat de politie dit zegt. Dat mag u mij dus aanrekenen en daar ben ik verantwoordelijk voor. Maar ik heb net gezegd, en ik blijf het zeggen: wat de inspectie aan aanbevelingen en constateringen doet, neem ik voor honderd procent over.

De heer Azarkan (DENK):

Dan is mijn vervolgvraag of de minister — dat kan ook later, per brief — kan inventariseren in welke regio's dit nou wel wordt gezien als werkwijze die gevolgd zou moeten worden. Of wordt het gezien als vrijblijvend, net zoals de politie in, in dit geval, Rijnmond dacht? Over het opschrijven richting de inspectie zegt de minister dat hij daar erg ongelukkig mee is. Daarmee bedoelt hij: dat had niet zo gemoeten.

Minister Grapperhaus:

Ik moet zeggen dat ik ervan uitga dat het in alle regio's nu als zodanig wordt uitgedragen. Maar ik wil de heer Azarkan wel toezeggen — ik hoop dat dat lukt in dezelfde brief die ik eerder heb toegezegd, maar dat moet ik even zien, want in sommige regio's duurt het misschien wat langer — dat ik dat nog eens helemaal navraag.

De heer Azarkan (DENK):

Het is één korps tegenwoordig, hè?

Minister Grapperhaus:

Pardon?

De heer Azarkan (DENK):

Het is tegenwoordig één nationaal korps.

Minister Grapperhaus:

Ja. Via het korps dan aan alle regio's.

De heer Van Dam (CDA):

Ik heb er in mijn eerste termijn naar gevraagd, een beetje in aansluiting op wat collega Markuszower naar voren brengt. Ik hoor de minister zeggen dat hij met het College van pg's gesproken heeft over de aanbevelingen. Ik heb net zitten lezen in de brieven die over deze casus naar de Kamer zijn gestuurd. Wat ik nergens lees en wat ik de minister ook niet hoor zeggen maar waar ik toch wel naar gevraagd heb, is hoe dit rapport nou besproken is door de mensen in de Reclassering en binnen het OM. Ik vind het zo ontzettend belangrijk dat juist die mensen professioneel terugkijken op wat er is gedaan en wat de aanbevelingen zijn, wat mij betreft niet in de afrekenende sfeer, maar vooral ook in de zin van "jongens, hier moet je van leren, hier moet je verder mee".

Minister Grapperhaus:

Ja. Voorzitter, u denkt misschien dat ik al lang bezig ben, maar ondertussen heb ik al veel vragen uit de eerste termijn beantwoord die nu in interrupties herhaald worden. Laat ik, als u het goedvindt, de vragen over de JenV-organisaties maar aan één stuk door beantwoorden.

De voorzitter:

Ja, gaat uw gang.

Minister Grapperhaus:

Na de dood van Hümeyra is onmiddellijk gesproken met de organisaties die in het rapport aan de orde komen. In opvolging van het rapport van de inspectie heb ik dus ook met de bestuurders van politie, het Openbaar Ministerie, de Reclassering en anderen gesproken. Dan gaat het uiteraard om de Justitie en Veiligheidorganisaties. De collega kan straks misschien nog iets aanvullen ten aanzien van de enkele VWS-organisatie die hier een rol speelt. Ik heb het al gezegd, maar ik herhaal het: deze verschrikkelijke gebeurtenis heeft diepe indruk gemaakt op de organisaties en ook op de mensen die er direct bij betrokken waren. Het besef dat dit verschrikkelijk verkeerd is gelopen en dat er ernstige tekortkomingen zijn geweest in hoe hiermee had moeten worden omgegaan, heb ik heel duidelijk uitgesproken horen worden. Ik heb ook gehoord dat de partijen niet alleen inzien dat ze stevig aan de slag moeten met veranderingen en verbeteringen, maar daartoe ook sterk gemotiveerd zijn. Dat zijn eerlijke, open en ook, laat ik dat eerlijk zeggen, emotievolle gesprekken geweest. Die emoties vallen echt in het niet — laat daarover geen misverstand bestaan — bij wat de familie en de vrienden van Hümeyra is overkomen. Maar echt, in één zin: men heeft het zich buitengewoon aangetrokken.

Ik ga toch even door. De heer Groothuizen stelde een vraag over het stopgesprek. Het is van belang om heel vroeg in te grijpen. Het voeren van een stopgesprek maakt deel uit van de aanpak van stalking. De politie kan een stopgesprek voeren met de stalker als de stalking nog niet lang aan de gang is en nog niet is geëscaleerd. Want er komt een stadium dat het echt niet meer zinvol is. Het kan op verschillende manieren worden gevoerd. Het blijkt overigens effectief te zijn, met name aan het begin van stalking, vooral bij ex-partners. In plusminus de helft van de zaken is er na het stopgesprek geen nieuwe melding of aangifte.

De voorzitter:

Ik zie de heer Groothuizen ook bij de interruptiemicrofoon staan, maar ik wil even weten hoever u bent.

Minister Grapperhaus:

Nog niet ver. Moet ik doorgaan? Of moet ik ...

De voorzitter:

Heel kort, meneer Groothuizen.

De heer Groothuizen (D66):

De politie kan dat doen, maar is het nu dan al de standaardwerkwijze dat je dat in beginsel gaat doen in het begin van een stalkingszaak?

Minister Grapperhaus:

Het hoort bij de aanpak.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Hebben we nu voldoende capaciteit? Dat was ook een vraag van de heer Groothuizen en de heer Van Nispen. Het punt is natuurlijk dat er bij de inzet van politie altijd keuzes worden gemaakt. De lokale gezagen bepalen de prioritering. Ik ben in mijn Kamerbrief van 17 december jongstleden uitvoerig ingegaan op de maatregelen die vanuit het lokaal gezag, waaronder de politiechef ter plaatse, worden genomen om tegemoet te komen aan de druk op de politiecapaciteit. Die maatregelen worden in sommige gevallen ook samen met mij genomen.

Ten aanzien van ex-partnerstalking is fors geïnvesteerd in het doen van een goede risicoscreening met bijbehorende maatregelen. Het goed optreden bij ex-partnerstalking vereist op dit moment extra capaciteit van de politie. Daar zetten we ook echt op in, zodat de politie beter en sneller reageert. Op basis van een risico-inschatting wordt ook echt bepaald of er onmiddellijk politieoptreden nodig is, of dat bijvoorbeeld Veilig Thuis kan helpen in de betreffende zaak.

Nadat ik het rapport de afgelopen dagen voor een tweede en een derde keer heb herlezen, zie ik wel dat — hoe moet ik het zeggen? — het tekortschieten in de prioritering hier meer oorzaak is geweest voor een gebrek aan inzet dan een concreet capaciteitsgebrek.

De voorzitter:

Zijn hiermee alle vragen over de capaciteit bij de politie beantwoord?

Minister Grapperhaus:

Ik denk dat dat wel zo is, ja.

De heer Van Nispen (SP):

Er is inderdaad te weinig politiecapaciteit, maar dat grote debat moeten we hier nu niet gaan voeren. Dat is nu helaas een gegeven. Wij zijn daar altijd op tegen geweest, maar dat is nu het geval. Achteraf is het makkelijk praten, maar ik moet toch één ding vaststellen. De minister zei net: ik heb net het hele rapport gelezen, herlezen en nog een keer gelezen. Als we het dan toch over het rapport hebben, dan pak ik pagina 35 er even bij, want wat daar stond trof mij wel. Het gaat daar over 11 december 2018. Dat is zeven dagen voordat Hümeyra wordt doodgeschoten. De recherchechef besluit dan dat allerlei aspecten nader onderzocht moeten worden, maar bij het daarvoor geëigende team, het team interventies, is er op dat moment wegens andere onderzoeken die een hogere prioriteit hebben, geen capaciteit beschikbaar om dingen uit te zoeken. Ook andere teams hebben geen mogelijkheden om dit op te pakken. Ze gaan het dan na het weekend allemaal nog weleens bekijken.

Nogmaals, ik kan geen kritiek uiten op politieagenten die te weinig collega's hebben. Dat doet de minister ook niet. Daar gaat het hier ook niet om. Maar dit tekort aan capaciteit is niet opgelost; nu niet, volgend jaar niet, en ik vrees over twee jaar ook niet. Wat maakt nou dat die keuzes zo uitpakken dat alarmerende meldingen nu wel per direct worden opgepakt?

Minister Grapperhaus:

Twee dingen. We moeten de discussie over de politiecapaciteit dan ook niet hier voeren, want daar valt nog wel wat anders over te zeggen. Wat daar met name fout gaat, is de prioritering. Dat constateer ik ook als ik dat stukje er nog even bij haal. U heeft deze zaak beschreven als een heel akelig opbouwend verhaal. Als je op bladzijde 34 en 35 komt, dan zeg je eigenlijk: hier wordt verkeerd geprioriteerd. Ik vind het verschrikkelijk, maar dat is wat er gebeurd is. Het is niet een kwestie ... Nou ja, ik vind het heel erg om "als" te zeggen. Maar in ieder geval, er is verkeerd geprioriteerd.

De heer Van Nispen (SP):

Dat klopt, maar er zit uiteindelijk ook een grens aan dat prioriteren. We gaan die capaciteitsdiscussie hier niet voeren, maar als je het inspectierapport goed leest, kun je er ook niet helemaal bij wegblijven dat dat toch ook hier direct een rol heeft gespeeld.

Minister Grapperhaus:

Daar denk ik anders over. Ik wil het niet alleen opnemen voor de dienders, maar ook voor de chefs van de basisteams die dit soort beslissingen op enig moment moeten nemen. Weet donders goed dat er op zaken met ernstige urgentie geprioriteerd moet worden, en daar is ook echt capaciteit voor. En dat is hier in het water gevallen, dat geef ik eerlijk toe.

De voorzitter:

Dat heeft u gezegd. Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

De heer Van Nispen vroeg, en terecht, of de professionals voldoende ruimte hebben om te handelen en om te doen wat nodig is. Inderdaad, er zijn gewoon veel professionals bij het stalkingsprobleem betrokken. Ik denk dat we dat wel moeten zeggen, want het is een probleem dat niet altijd makkelijk te herkennen is. Het vraagt ook nog eens verschillende disciplines om daarop in te steken. Dat is een van de redenen waarom we ook echt vinden dat er een casemanager of probleemeigenaar op zo'n zaak moet zitten. Verder is het zo dat de professionals bij de politie worden opgeleid, en dat wordt nu nog aangescherpt, om die stalking eerder, echt zo vroeg mogelijk te herkennen. We hebben het nog niet zo veel gehad over de ZSM-tafel. Dat is ook een plek waar professionals afstemming kunnen zoeken over stalkingszaken.

De heer Van Nispen vroeg nog iets over de verbetervoorstellen die hij vorig jaar november gedaan heeft. Die voorstellen zijn voor een groot deel in lijn met de maatregelen in de beleidsreactie van oktober jongstleden. We gaan ook duidelijk maken waar en hoe een schending van een contactverbod gemeld kan worden. We zorgen dat de politie meteen zichtbaar heeft dat er een contactverbod is, als een slachtoffer belt. En communicatie met het slachtoffer echt veel scherper instellen. De politie kan op dit moment al sfeerverbalen opmaken en dan komt er via die casusmanagers al snel veel meer samenhang in een zaak.

We gaan alleen niet een tijdklok van twee uur zetten op terugmelden aan het Openbaar Ministerie, zoals de heer Van Nispen had gevraagd, want daarvoor moeten echt een aantal stappen worden doorlopen. Ik vind dit echt een belangrijk onderwerp, dus nogmaals, het spijt me, voorzitter. Ik noemde al eerder die directe doorzettingsmogelijkheid van Slachtofferhulp en zo zijn er nog een aantal zaken. Die tijdklok lukt niet, maar als er op enig moment toch een bepaald veiligheidsrisico wordt gesignaleerd, zou men bovenlangs sneller kunnen melden.

Voorzitter. Dan heb ik dit allemaal gehad. Ik heb al de vraag behandeld over de implementatie naar aanleiding van de commissie-Eenhoorn.

De heer Azarkan vroeg waarom de politie en Veilig Thuis cruciale informatie probeerden te verdoezelen in het inspectierapport. Dat is niet gebeurd. Daar is al het een en ander over gezegd door de heer Groothuizen in een interruptie op de heer Azarkan. De inspectie heeft hier zeer serieus en kritisch naar gekeken, en dat is goed terug te lezen in het rapport, denk ik.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Nog even over dat vorige. De minister zegt dat een persoon ook bovenlangs kan. Wat betekent dat bovenlangs? Wat heb je dan aan tijd, aan middelen en aan doorzettingsmacht? Wat kun je dan concreet doen of afdwingen?

Minister Grapperhaus:

Wat in deze zaak niet mogelijk was, of niet goed ging, was dat Slachtofferhulp duidelijk grote zorg signaleerde, maar geen directe toegang had om dat aan te kaarten bij de officier of de hoogstverantwoordelijke bij de politie. Dat is nu door de aanvulling op de aanpak wel mogelijk geworden. Dat moet ertoe leiden dat, als Slachtofferhulp signaleert dat het gewoon echt niet veilig is, men in ieder geval gewoon ter plekke een van hen direct kan aanspreken. Ik noem dat bovenlangs.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Aanspreken is goed. Het lijkt mij niet meer dan raketgeleerdheid dat dit überhaupt wordt geregeld, maar daarmee heb je nog geen handelingsperspectief. Daardoor kun je nog niet zeggen: er moet nu geacteerd en gehandeld worden. Daarmee blijven we dan hangen in datgene wat we al hadden. Als je een serieuze casusmanager hebt, dan wil ik ook dat die de ruimte, de tijd en de doorzettingsmacht heeft om actie af te kunnen dwingen. Want als dat niet zo is, dan is het een loze kreet en alleen maar papier.

Minister Grapperhaus:

Die casemanager heeft die ook al, maar om nu juist te voorkomen dat op dat niveau toch nog dingen vastlopen of niet goed lopen, is die rode knop — zo zou je het bijna kunnen zeggen — voor Slachtofferhulp richting de officier respectievelijk de politie mogelijk gemaakt.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Een laatste poging, nog steeds over de casusmanager. Welke concrete maatregelen kan hij of zij afdwingen?

Minister Grapperhaus:

De desbetreffende officier zal bijvoorbeeld gehouden zijn om terugkoppeling te geven aan Slachtofferhulp, omdat het bij hem of haar wordt gesignaleerd: luister eens, die zaak wordt niet goed opgepakt, de veiligheid is in het geding. Dan hebben we dus een extra situatie, die tot nu toe niet mogelijk was, namelijk waarin Slachtofferhulp zelf kan zeggen "hier moet actie op genomen worden". En daarover zal die officier, even los van de casemanager, verantwoording moeten afleggen.

De heer Azarkan (DENK):

De minister gaf net aan dat ik in mijn eerste termijn heb aangegeven dat er vanuit Veilig Thuis, maar ook vanuit de politie, is gepoogd om in het rapport zaken weg te laten. Daar hebben we al over gediscussieerd. De minister zegt dat dat niet is gebeurd, maar dat is wel gebeurd, want in de Tabellen Wederhoor staat op pagina 9 bij de punten 15 en 16: "Het programma 'Één aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling' schrijft niets voor." Dat schrijft de politie. Dus wilt u dat aanpassen in het rapport? En dan zeggen de onderzoekers: dat nemen wij niet over, want wij vinden namelijk dat het wél iets voorschrijft. Dat is toch gewoon een kwestie van het willen achterhouden? Dan het tweede. Veilig Thuis schrijft op pagina 31: wij hebben niet primair ingezet op aanpak eergerelateerd geweld. Daarvan zeggen de onderzoekers: uit interviews blijkt dat het wél zo is. Waarom willen deze instanties dit nou anders in het rapport hebben dan de onderzoekers het hebben opgenomen?

Minister Grapperhaus:

U merkt dat ik mij heel veel laat zeggen, maar dit niet. Ik ga zo iets zeggen over dat verdoezelen, maar eerst even dit. Die instantie, de politie bijvoorbeeld, heeft dit aangegeven op basis van, zoals de inspectie keihard constateert, verkeerde veronderstellingen. Punt. Nou, dat is in het rapport door de onderzoekers niet overgenomen. Fijn dat u dat ook constateert. Dat wordt dan in de bijlage bij de wederhoor gezet, zodat iedereen kan zien dat de politie, onder mijn verantwoordelijkheid voor de dienst — nogmaals, ik ben er verantwoordelijk voor, dus laat dat duidelijk zijn — hier kennelijk niet goed op de hoogte was van hoe het werkt en dat ook verkeerd heeft aangegeven. Er wordt dus helemaal niets verdoezeld. Er wordt zelfs keihard door de onderzoekers aangegeven: dit stond in de wederhoor, maar dat hebben wij niet overgenomen. Dat hoort trouwens ook bij goed onderzoek. Ik vind niet dat er verdoezeld is. De politie heeft eerlijk haar mening gegeven en de inspectie heeft gezegd: die klopt niet. Nou, dan zie ik niet in wat er verdoezeld is. U merkt, voorzitter, dat ik echt vind dat de instanties op alle punten hebben meegewerkt aan dit rapport, hoe verschrikkelijk ook. Men is diep ongelukkig, maar zij hebben in dit opzicht niets verdoezeld.

De voorzitter:

Een laatste vraag. De heer Azarkan.

De heer Azarkan (DENK):

Ik neem het woord "verdoezelen" terug. Waarom doe ik dat? Omdat het inderdaad zo is dat de instanties een andere zienswijze hebben. Maar daarmee is het wel heel cruciaal — ik kom terug op de vorige discussie — dat de politie kennelijk vond dat ze binnen de regels werkte. Het maakt nogal wat uit, ook in de aansprakelijkheid jegens de familie en misschien ook jegens de samenleving, of je de werkwijze zoals je die had moeten toepassen niet volgt, of dat je vindt dat je de werkwijze wel goed hebt toegepast en dat er iets fout is gegaan. Ik vind dat cruciaal. Daarom gebruikte ik dat woord. Ik vind het raar dat de politie een andere mening is toegedaan dan de onderzoekers. Dat geldt ook voor Veilig Thuis. Het is cruciaal dat het gediagnosticeerd is als eergerelateerd geweld. Daarmee is het in een ander vakje terechtgekomen en heeft ze geen bescherming gekregen. Er is een gezonde discussie geweest tussen de onderzoekers. Het is gelukkig niet overgenomen en daarom staat dat er.

De voorzitter:

U heeft uw punt gemaakt.

Minister Grapperhaus:

Zal ik doorgaan? Ik heb al veel gezegd over de vraag van de heer Groothuizen of hier nou echt lering uit is getrokken door de uitvoeringsorganisaties. Ik wil dat dus niet herhalen. Ik wil nog wel terugkomen op wat ik heb toegezegd over een groot onderzoek van de inspectie over twee jaar; daar interrumpeerde de heer Groothuizen over. Ik wil duidelijk maken dat alle regio's medio 2020 moeten laten zien hoe ze het de afgelopen twee jaar geïmplementeerd hebben. Daar gaat de inspectie in ieder geval een evaluatie op toepassen. Maar die staat los van het door mij voor over twee jaar toegezegde onderzoek. Ik wou dat nog even zeggen, want ik maakte die zin toen niet af.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik heb de indruk dat er misschien toch nog wat meer te zeggen valt over de vragen van de heer Azarkan. Het gaat er volgens mij om dat bij Veilig Thuis gezegd is dat er sprake was van eerwraak en dat daarom op dit dossier de medewerker kwam die gespecialiseerd was in eerwraak. Nou zegt Veilig Thuis zelf: nee, we hebben daarop niet speciaal voorgesorteerd, want we hebben ook gekeken naar stalking. Maar dat argument wordt niet overgenomen door de inspectie. Veilig Thuis handhaaft het wel. Je ziet dus dat er een verschil is. Dat heeft natuurlijk ook effect op toekomstige zaken. Daarom is het van belang om van de minister te weten wat hij wil doen om te zorgen dat Veilig Thuis voortaan wel degelijk het juiste vakje aankruist en ook juist handelt. Ik zie dat de minister verwijst naar minister De Jonge naast hem. Goed, dan doen we de discussie verder met hem, maar ik denk dat het wel van belang is om hetgeen de heer Azarkan zei niet zomaar weg te zetten, want het punt is natuurlijk wel degelijk heel relevant.

De voorzitter:

Dat heeft u duidelijk gemaakt.

Minister Grapperhaus:

Ik heb dat juist niet weggezet voor de politie. Ik heb dat voor de politie juist aangegeven, maar voor Veilig Thuis ... ja, het klinkt een beetje flauw ...

De voorzitter:

Daar komt de minister van Volksgezondheid op terug.

Minister Grapperhaus:

Mijn collega komt zo bij u.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

De minister gaf net even heel snel in een zinnetje aan dat de inspectie onderzoek gaat doen naar de invoering daarvan.

Minister Grapperhaus:

Dat stond, uit mijn hoofd gezegd, al in de brief. De inspectie gaat in ieder geval aan alle regio's vragen, of heeft al gevraagd, of ze uiterlijk medio 2020 laten zien hoe ze het geïmplementeerd hebben. Ze zullen dan met een evaluatie daarvan komen.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ja, en toch denk ik dat we alle reden hebben om kritisch te zijn op de aard van die evaluatie. Wordt dat dan een themaonderzoek? Hoe wordt de Kamer daarin betrokken? Waarom zeg ik dat: omdat we willen dat er ook echt wordt gekeken hoe dat in de praktijk gaat. Er moet dus niet van een afstand gekeken worden of een bepaald protocol is ingevoerd en een bepaalde training gegeven is, maar er moet echt in de praktijk getoetst worden of de nieuwe werkwijze wordt nageleefd. Mogen we als Kamer verwachten dat de evaluatie dat karakter zal hebben? Of gaat die minder ver?

Minister Grapperhaus:

Ja, ik denk dat dat het karakter zal zijn. Ik benadruk overigens dat het een rol is die de inspectie zelf neemt. Ik ben uiteraard bereid u toe te zeggen dat ik u de evaluatierapporten van de inspectie doe toekomen.

De voorzitter:

Gaat u verder. Volgens mij bent u ...

Minister Grapperhaus:

Ik ben bijna op de helft, voorzitter.

De voorzitter:

Op de helft? Nee toch!

Minister Grapperhaus:

Nee hoor, al veel verder.

Voorzitter. De vraag van de heer Van Nispen is cruciaal: hoe gaat u het vertrouwen van slachtoffers in de overheid terugwinnen? Ik heb een heleboel maatregelen genoemd die we extra hebben genomen, maar ik vind dat ik dat ook zelf moet gaan doen. Dat is misschien wat ongebruikelijk, maar ik wil dat ook doen voor de mensen in het veld. Ik wil hen niet alleen maar op de vingers tikken of weet ik veel wat, maar hun ook zeggen dat ik betrokken ben bij het feit dat ze in dit zware verbeterproces zitten. Daar gaat de inspectie zowel dit jaar, in 2020, als voor het aan de heer Groothuizen toegezegde onderzoek in 2022 naar kijken.

Voorzitter. Ik ben er bijna, maar we hebben het ook gehad over de beschermingsmaatregelen en de strafmaat, onder andere over het verzoek tot bescherming aan de burgemeester. Ik vind dat het altijd mogelijk moet blijven voor slachtoffers om hulp te zoeken. Ik vind vooral de versterkte rol voor Slachtofferhulp heel erg belangrijk. Die moet een rode knop hebben om op enig moment de politie, het Openbaar Ministerie en de reclassering direct aan te spreken: hier gaat het niet goed, verantwoordt u maar en pak het onmiddellijk op. Ik denk dat je die noodknop moet instellen. Overigens kunnen burgers zich natuurlijk altijd verder tot de burgemeester wenden. Maar, en dan wordt het wat ingewikkeld, daar ga ik niet over. Ik vind dat mijn diensten al een noodknop moeten hebben waarmee de zaaksofficier, de zaaksrechercheur of de chef van het basisteam onmiddellijk moet ingrijpen en daar verantwoording over moet afleggen. Ik wil wel toezeggen dat ik de burgemeestersnoodknop nader wil gaan onderzoeken. Ik vind het op zichzelf begrijpelijk dat men ermee komt, maar ik kom bij u terug met een doorwrochte mening over of dat in dit systeem ook echt toegevoegde waarde heeft. Het mag niet zo zijn dat het qua scherpte niets toevoegt aan de maatregelen die we nu instellen.

Voorzitter. Ik heb ook een vraag gekregen over het strafmaximum. Ik heb u in een brief al gemeld dat ik dat grote strafmaximum ook niet goed vind uit te leggen. Dat er een verschil is tussen moord en doodslag, daar heeft de heer Van Wijngaarden een aantal horenswaardige bespiegelingen over geuit. Ik denk dat hij precies aangeeft dat er een zeker verschil moet zijn. Ik sta heel positief tegenover de suggestie die de heer Van Wijngaarden en mevrouw Kuiken — excuses, ik had in de juiste volgorde moeten zeggen: mevrouw Kuiken en daarna de heer Van Wijngaarden — om het strafmaximum met zo'n tien jaar te verhogen. Het wetsvoorstel, dat inmiddels al helemaal is doorgeakkerd, zal ik uiterlijk in juni in consultatie brengen. Als u een motie over die 25 jaar zou indienen, is het ingewikkelde punt wel dat ik die volgens het systeem gek genoeg moet ontraden, omdat het een ondersteuning van beleid is. Maar ik ben er heel erg voor. Ik zeg dat maar even.

Voorzitter. De heer Van Wijngaarden vroeg ook nog hoe we gaan zorgen dat contactverboden niet meer straffeloos kunnen worden geschonden. We hebben naar aanleiding van het inspectieonderzoek maatregelen getroffen om die overtredingen sneller te sanctioneren. Die maatregelen heb ik in mijn inleiding aangegeven. We gaan erop monitoren dat die ook echt worden uitgevoerd, ook ikzelf, want die diensten, politie en OM, liggen heel dicht bij mij.

En omdat de heer Markuszower ernaar vroeg, wil ik nog even zeggen dat het OM in spoedeisende gevallen direct de aanhouding van de veroordeelde kan bevelen en de voorlopige tenuitvoerlegging kan vorderen. De rechter-commisaris beslist dan binnen 72 uur over die vordering.

Voorzitter. Dan heb ik nog een vraag van de heer Van der Staaij. Dat is de laatste, althans de heer Van der Staaij is niet de laatste, maar deze vraag is de laatste. En trouwens, de laatsten zullen — dat weten we allemaal — de eersten zijn. Die vraag betrof de bescherming van slachtoffers. Vooropstaat dat zo snel mogelijk moet worden geacteerd richting de verdachte of dader bij schending van een contactverbod. Daarnaast moeten we dan meteen kijken wat dat betekent voor de psychische en fysieke veiligheid van het slachtoffer. Daar ligt een rol voor Veilig Thuis. Dat monitort dan de veiligheidsvoorwaarden en kan dus verwijzen naar de collega.

Voorzitter, dit waren alle vragen die er waren, dacht ik.

De voorzitter:

Ik zie een aantal Kamerleden bij de interruptiemicrofoon staan. Ik geef jullie de gelegenheid om echt kort vragen te stellen. Er is ook nog een tweede termijn.

De heer Van Nispen (SP):

De minister had het over zijn doorgeakkerde wetsvoorstel voor de verhoging van het strafmaximum voor doodslag, maar bedoelde hij nou te zeggen dat daar ook het getal van "25 jaar" in staat? Kortom, dat staat op dit moment ook precies zo in het conceptwetsvoorstel van de minister?

De voorzitter:

Een concrete vraag.

Minister Grapperhaus:

Nou, ik zal daar heel eerlijk over zijn: ik dacht daar "24 jaar" in te zetten. Dat heeft te maken met allerlei terugrekeningen, maar ik vind 25 jaar ook begrijpelijk.

De voorzitter:

Dat wetsvoorstel komt gewoon naar de Kamer.

De heer Van Dam (CDA):

Ik wil toch nog even teruggaan naar het volgens mij een-na-laatste punt dat de minister maakte. Dat betreft de vrij uitgebreide discussie die wij hadden over de rol die je de burgemeester hierin zou kunnen geven. Ik begrijp dat de minister zegt: ik introduceer een noodknop waar Slachtofferhulp Nederland op kan drukken. Ik constateer dat dat een noodknop binnen het systeem van de organisaties is. Kan hij mij nou eens aangeven wat hij vindt van de positie van mensen als Hümeyra zelf? Zij is toch als een heel klein meisje, en dat geldt ook voor die andere vrouwen ... Wat vindt de minister van die eenzaamheid en die alleenheid van mensen ten opzichte van al die organisaties die het beste met ons voor hebben, maar die op zo'n moment niet leveren?

Minister Grapperhaus:

Dat is natuurlijk peilloos, en dat is waarom het door iedereen als zo'n beschamende en verschrikkelijke situatie wordt ervaren: men is hier tekortgeschoten, tegenover de familie, maar ook tegenover een meisje van 15, want zo oud was ze toen het begon. Het gaat er ook niet om dat we onze systemen beter laten werken, maar de reden waarom ik zelf ook vind dat ik er achteraan moet hollen, is dat we moeten zorgen dat mensen bescherming hebben.

De heer Van Dam (CDA):

Ik wil nog één keer benadrukken, en dan zal ik erover ophouden, dat mijn initiatief dus ook absoluut niet bedoeld is om in de systemische wereld nog een extra procedure of stap of verantwoordelijkheid toe te voegen, maar het gaat mij erom dat we individuele burgers meer power geven, een reddingsboei geven in dat hele traject. En als de minister met die intentie zo'n voorstel zou willen bekijken, zou ik daar heel blij mee zijn.

Minister Grapperhaus:

Ik zal met ieders intentie, voor zover hier in de Kamer, rekening houden.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het ging net over de snelle reactie bij een overtreding van de voorwaarden, bijvoorbeeld als het contactverbod wordt geschonden. De zaak wordt dan uiterlijk binnen 30 dagen door de rechtbank behandeld. Is dat niet veel te lang? Zou het uitgangspunt niet moeten zijn dat dat in dit soort zaken veel eerder gebeurt?

Minister Grapperhaus:

De taakstelling is dat in die 30 dagen in ieder geval de veiligheid van het slachtoffers nog steeds gewaarborgd wordt. Want het ene is de dader voortvarend aanpakken en het andere is het slachtoffer bescherming bieden. Die 30 dagen zijn voor het goed voor elkaar krijgen van de zaak die je ter zitting moet presenteren, om iedereen op scherp te hebben, een hele rappe, voortvarende termijn. Ik kan me voorstellen dat er mensen zijn die kijken of luisteren en zeggen: dat kan toch wel in vijf of acht dagen? We willen in ieder geval voorkomen dat een dossier straks niet optimaal aan de rechter wordt gepresenteerd en het paard achter de wagen wordt gespannen. Daarom zeg ik — als ik dat nog even mag zeggen, voorzitter — dat het de slachtofferbeschermingskant er niet van ontslaat om in die 30 dagen heel erg scherp te zijn en misschien nog wel extra maatregelen te treffen, zoals zo'n enkelband.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ja, maar de beste bescherming is de dader in de cel, wegens overtreding van het contactverbod. Ik snap dat er zaken zijn die wat langer duren, maar mijn vraag blijft: waarom wordt er niet ingezet op het sneller voor de rechtbank brengen van een zaak? Dat is toch meer lik op stuk?

Minister Grapperhaus:

Ik begrijp wat u bedoelt, maar ik heb net al aangegeven wat het punt is. Het ontslaat de slachtofferkant niet van de verplichting om in die 30 dagen ... Binnen 30 dagen, hebben we trouwens gezegd, maar ik begrijp best dat de heer Van der Staaij zegt: het zal toch maar eens 30 dagen zijn. Zo lang als het duurt om die zaak op de zitting te krijgen, maximaal 30 dagen, moet alles op alles worden gezet om het slachtoffer psychische en fysieke veiligheid, bescherming, te bieden.

De heer Van der Staaij (SGP):

Tot slot op dit punt. Zou, gelet op het belang van de bescherming van het slachtoffer in dit soort zaken, het uitgangspunt juist niet moeten zijn dat het eerder is dan die 30 dagen? Dat is gewoon de termijn die ervoor staat. Ik ben er een beetje beducht voor dat er hiermee onvoldoende druk staat op het zo snel mogelijk voor de rechtbank krijgen van een zaak.

Minister Grapperhaus:

Ik zeg toe — ik ben vandaag erg vrijgevig met toezeggingen, maar dat hoort ook in een zaak als deze — dat ik in gesprek ga met het OM over de vraag of het mogelijk is om te zeggen "zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 30 dagen", waarmee de nadruk meer komt te liggen op die kortere termijn. Ik zeg dus, zo zeg ik ook even voor de mensen thuis, dat ik daarover met het OM in gesprek wil gaan, maar uiteindelijk is het aan het OM om daarover zelf te beslissen. Anders moeten we hier terugkomen en met elkaar kijken of we daar een aanwijzing op moeten geven. Maar gunt u het mij dat ik daarover eerst het gesprek voer.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dat is een heel goed bruggetje, want ik wil eigenlijk nog een puntje voor het gesprek met het OM aandragen. Dat gaat over de aanwijzing van het OM op huiselijk geweld en eergerelateerd geweld. In de aanwijzing staat dat het van belang is om beide vormen van geweld van elkaar te onderscheiden, omdat ze allebei een andere aanpak behoeven. Waar bij huiselijk geweld vaak overgegaan wordt tot strafvorderlijke interventie, zegt men bij eergerelateerd geweld dat strafvorderlijk optreden sneller kan leiden tot escalatie, wat we moeten zien te voorkomen. Bij zoiets als eerwraak wordt er dus juist minder strafvorderlijk opgetreden. Dat kan niet het idee zijn. De minister zegt dat iedereen een individuele beoordeling moet krijgen. Of er dan gevaar dreigt van één individu of van een hele groep, moet individueel worden beoordeeld. Maar waarom staat er in de aanwijzing van het OM al gewoon dat eerwraak anders moet worden beoordeeld dan andere vormen van geweld?

Minister Grapperhaus:

Ik zal dat punt voorleggen aan het Openbaar Ministerie, want ik begrijp de kritische noot van het lid Buitenweg. Juist omdat het Openbaar Ministerie deze aanwijzingen eigenstandig maakt, moet ik dat met hen bespreken. Ik zeg toe — die brief wordt zo langzamerhand wel een foliant — dat ...

De voorzitter:

Ja, het wordt een lange brief.

Minister Grapperhaus:

... dat ik daar in die brief binnen een week of twee op terugkom.

De voorzitter:

Dan wordt dit punt daarin ook meegenomen.

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Zoals jullie weten, is de minister heel erg bondig.

Minister De Jonge:

Voorzitter, andermaal dank voor deze aanmoediging! Ik zal de vragen beantwoorden die met name het beleidsveld huiselijk geweld betreffen en daarbij gewoon de vragen aflopen zoals die zijn gesteld. Ik zal die combineren als er sprake is van een inhoudelijke samenhang.

Ik begin met de vraag van mevrouw Kuiken en mevrouw Buitenweg over de persoonlijke alarmering en het persoonlijk alarmsysteem. De vraag was: wordt dat dan niet standaard ingezet? Het wordt niet standaard ingezet, maar het wordt in stalkingzaken natuurlijk wel ingezet. De gemeenten kopen dat in. Ik weet dat vanuit mijn Rotterdamse praktijk. Daar was het Aware-systeem onderdeel van de aanpak huiselijk geweld. Dat werd uiteraard tientallen keren per jaar ingezet en dat werd beoordeeld door Veilig Thuis, de vrouwenopvang en door de politie. Die maakten een professionele inschatting of een Aware-systeem een bijdrage zou kunnen leveren aan de directe veiligheid. Zeker in casussen die de inschatting "hoog risico" kregen, was dat het geval.

Op dit moment versterkt men in Rotterdam de stalkingaanpak bij Veilig Thuis en binnen het Veiligheidshuis. Een van de onderdelen is het opnieuw bekijken in welke situaties je dat nou eigenlijk doet. In welke situaties moet je gewoon zo'n persoonsalameringssysteem inzetten? Daar komt men tot een nieuwe aanpak, in samenhang met allerlei andere maatregelen die men treft om de stalkingaanpak te versterken. In het voorjaar is die aanpak afgerond en wordt die ook ter beschikking gesteld aan andere regio's. Ik zeg mevrouw Kuiken toe dat ik in de volgende voortgangsrapportage van het programma Geweld hoort nergens thuis, die waarschijnlijk in juni verschijnt, zal ingaan op de mate waarin andere gemeenten dezelfde aanpak hanteren. Ik denk dat dat belangrijk is.

De zoektocht in uw vraagstelling was: moet dit niet landelijk genormeerd zijn, moet dat echt regioafhankelijk zijn en wat is eigenlijk de ratio achter de regioafhankelijkheid? Die is er natuurlijk eigenlijk ook niet. Natuurlijk, er zijn verschillende partijen bij betrokken. Dat begrijpen we allemaal. Maar eigenlijk zouden we daar toch een soort van landelijke standaard willen hebben. Nou, die standaard wordt op dit moment ontwikkeld in Rotterdam en vervolgens aangeboden aan de rest. Ik laat u dus in de volgende voortgangsrapportage weten in welke mate het lukt om daar ook daadwerkelijk een landelijke standaard van te maken.

Voorzitter. Dan de vraag van de heer Van Dam: klopt het dat het aantal meldingen bij Veilig Thuis is gestegen? Het aantal stalkingmeldingen bij Veilig Thuis Rotterdam is inderdaad fors gestegen. Er is in de rest van het land überhaupt sprake van een algemene stijging van het aantal meldingen. Die heeft als achtergrond de aanpassing van de meldcode, waarbij op een andere manier tot melden wordt overgegaan, opdat Veilig Thuis meer zaken van huiselijk geweld en kindermishandeling in beeld heeft. Er is dus een groter deel in beeld van die ijsberg, waarvan we doorgaans zeggen dat we alleen maar het topje kennen. Veilig Thuis vervult ook een radarfunctie. Veilig Thuis heeft sinds 1 januari 2019 dus ook echt een andere rol gekregen. Er is ook een nieuw handelingsprotocol. Sinds 1 januari 2019 zien veel regio's de meldingen stijgingen. En dat knelt. Dat knelt als het gaat om de wachttijden en om het kunnen halen van de eigen genormeerde tijden. Dat betekent dat wij gezamenlijk — het Rijk en de VNG — een onderzoek hebben gelast naar hoe groot die stijging is en welke passende maatregelen moeten worden genomen. Dat is nu in de afrondende fase. Ik verwacht dat dit voorjaar. Dan laat ik aan uw Kamer weten op welke wijze ik daarmee om zal gaan.

Dan vraagt de heer Van Dam: als we wel alvast de Wet verplichte ggz, de Wet zorg en dwang en de Wet forensische zorg hadden gehad, als die eerder waren ingevoerd dan afgelopen 1 januari, had het ons dan kunnen helpen ten aanzien van de dader? Als ik het onderzoeksrapport zie, als ik zie wat er allemaal wel goed had kunnen gaan wat zo gruwelijk fout is gegaan, sequentieel, dan denk ik niet dat we die wetten allemaal nodig hadden gehad om het hier gewoon 1.000 keer beter te doen en misschien daarmee zelfs wel die fatale afloop hadden kunnen voorkomen. Dus nee, ik kijk er niet zo naar. De Wet forensische zorg, de Wet zorg en dwang en de Wet verplichte ggz bieden meer mogelijkheden om in een ambulante setting gedwongen zorg in te zetten. Dat kan het interventiepalet ook in de forensische zorg en de reclassering verbreden, maar in dit geval hadden we zo veel andere mogelijkheden om het heel erg veel beter te doen, dat ik denk dat die wet er weinig aan had toegevoegd.

De heer Van Wijngaarden stelde de vraag hoe het zit met de inrichting van het centrum huiselijk geweld en kindermishandeling in Rotterdam. Wanneer gaat dit ook naar andere vestigingen van Veilig Thuis? In het programma Geweld hoort nergens thuis werken we aan het versterken van de multidisciplinaire aanpak, überhaupt overal bij Veilig Thuis. Dat is onderdeel van het handelingsprotocol en onderdeel van de nieuwe aanpak van Veilig Thuis. Sinds 1 januari 2019 bouwen we daaraan en versterken we dat. In het programma hebben we ervoor gekozen om daarbovenop ook te zeggen: een multidisciplinaire aanpak is hartstikke goed en dat moet je zeker willen doen, maar stel je nou eens voor dat al die partijen die je eigenlijk nodig hebt voor een echt effectieve aanpak ook daadwerkelijk onder één dak zitten, zou dat niet nog heel veel mooier zijn? Dat is eigenlijk een idee dat met name vanuit de Verenigde Staten overkomt. Zouden we dat niet ook in Nederland kunnen invoeren?

Er zijn drie pilotregio's aangewezen: Tilburg, Rotterdam en Kennemerland. Daar wordt gepilot. In Rotterdam is men eigenlijk al best ver met een versterkte multidisciplinaire aanpak, die voor een belangrijk deel in het Veiligheidshuis plaatsvindt, en ook met het werken aan "onder één dak". Op dit moment zit het nog echt in een pilotfase. Ik kan nog niet zeggen "dan gaan we dat eens eventjes over het hele land uitrollen", want we moeten dat echt nog zien. Die pilot wordt ingericht en gaat pas dit jaar van start. We moeten daar echt van zien in welke mate het onder één dak plaatsvinden van die multidisciplinaire aanpak daadwerkelijk toegevoegde waarde biedt. Ik geloof er overigens heel erg in. Dat is ook de reden waarom we met die pilots zijn gestart. Als je onder één dak zit, zijn werkprocessen gewoon makkelijker en eenvoudiger in te richten. Digitaal kan er tegenwoordig heel veel. Met elkaar om tafel zitten en elkaar tegenkomen in het gebouw, helpt.

De VVD, maar ook GroenLinks en DENK vroegen naar die eerkwestie. Hoe zit dat nou exact in dat rapport?

De voorzitter:

Meneer Van Wijngaarden, hebt u een vraag over het vorige punt? Ja? Dan is het woord aan de heer Van Wijngaarden.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Het hoeft geen wedstrijdje te worden welke van de twee ministers het vaakst in Rotterdam komt.

Minister De Jonge:

Ik denk dat ik win. In Amsterdam wint overigens mijn collega.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Precies, maar nu minister De Jonge daar toch vaak komt, mag ik dan ook hopen dat ook hij dezelfde persoonlijke betrokkenheid aan de dag zal leggen als minister Grapperhaus net heeft aangegeven? Ik denk dat dit inderdaad de mensen die dit vreselijk moeilijke werk uiteindelijk moeten doen, enorm kan motiveren.

Minister De Jonge:

Zeer zeker. Het is een beleidsveld dat ik, toen ik net startte als wethouder in Rotterdam in 2010, overgedragen kreeg van Jantine Kriens, de wethouder die als een van de pioniers in Nederland de aanpak van huiselijk geweld heeft opgestart. Ik weet nog heel goed dat zij bij de overdracht in 2010 zei: stel je nou eens voor dat je het op alle punten van mijn portefeuille, die jij nu gaat doen, allemaal anders zou willen doen, ga dan je gang, maar op één punt moet je echt doorgaan met waar ik mee ben begonnen, want dat is belangrijk. Dat was dat thema huiselijk geweld en kindermishandeling. Het ging ook om het samenvoegen van die twee thema's. Ook stalking en eergerelateerd geweld zijn uitingsvormen van huiselijk geweld die een buitengewoon disciplinaire, complexe aanpak vragen, over de grens van zorg en straf heen. Ik ben zeer gecommitteerd om daar een succes van te maken.

De voorzitter:

Ja, goed. Gaat u verder.

Minister De Jonge:

Dan kom ik op eergerelateerd geweld. De inspectie zegt eigenlijk dat deze zaak door Veilig Thuis onvoldoende is aangezien voor wat die was. Het is gezien als een zaak van eergerelateerd geweld. Daar zijn verschillende vragen over gesteld. De transparantie van dit rapport vind ik wel mooi. Het is een inspectierapport waarin meteen ook hoor en wederhoor zichtbaar is. Ook staan er meteen de reacties in van de onderzoekers, die aangeven in welke mate zij dat wel of niet overnemen. Vervolgens zie je dat Veilig Thuis zegt: "Dat is niet juist. Wij hebben de zaak langs meerdere kanten binnengekregen. Als stalkingsmelding via de politie, maar we hebben ook nog andere meldingen gekregen." Inderdaad is de aandachtsfunctionaris eergerelateerd geweld, die gewoon een senior onderzoeker is van Veilig Thuis, hierbij betrokken geweest. Maar, zegt men, wij hebben niet alleen gekeken met de bril op van eergerelateerd geweld; we hebben juist ook breed gekeken: wat zou hier aan veiligheidsvoorwaarden aan de hand zijn? "Nou", zeggen de onderzoekers vervolgens weer, "dat blijkt niet uit de verslaglegging van de besprekingen, dus dat kunnen wij op die manier niet overnemen." Dat vind ik fair; zo hoort het te gaan. Ik vind het goed dat Veilig Thuis reageert met het eigen professionele oordeel en de eigen herinneringen eraan. Ik vind het ook terecht als onderzoekers vervolgens zeggen: dat kun je zo wel zeggen, maar dat kunnen wij niet zien, dus nemen wij dat niet over.

Er wordt verondersteld dat dit een heel andere aanpak tot gevolg zou hebben, maar zelf denk ik dat er wel onderscheid in zit, het onderscheid waar mevrouw Buitenweg op doelt. Als je weet dat iets een stalkingzaak is, weet je dat je je op één dader en het gevaar van één dader te richten hebt. Als je weet dat iets een eerzaak is, is de dreiging in potentie van verschillende familieleden afkomstig. Dat maakt dat je op een andere manier omgaat met de veiligheidsvoorwaarden en dat je er op een andere manier naar kijkt. Ik lees de reactie van Veilig Thuis dan ook zo: we hebben deze zaak sowieso als hoogrisicozaak opgevat. En ik merk iets anders in de beoordeling van de inspectie, waarvan je veel meer kunt zeggen dan dat dit fataal is geweest of dat dit doorslaggevend is geweest in het in dezen niet adequaat handelen — zo moet ik het zeggen — namelijk: Veilig Thuis had wel de focus op Hümeyra, maar niet op de dader. Ze dachten daar dat die dader wel onder de pannen zou zijn bij de politie. Men dacht het, maar men checkte het niet. Men kwam niet tot één geregisseerde aanpak. Men werkte niet multidisciplinair samen, maar bleef in de eigen koker denken dat de ander het wel beetpakte. Dat is in dit soort zaken precies wat je je absoluut niet kunt veroorloven.

De voorzitter:

Ik wil toch kijken hoever u bent met het beantwoorden van de vragen.

Minister De Jonge:

Ik denk dat ik de vragen over eer hiermee heb gehad.

De voorzitter:

Ja? En wat heeft u nog meer op uw lijstje?

Minister De Jonge:

Ik heb nog een vraag van de SGP en that's it.

De voorzitter:

Dan zou ik die vraag eerst beantwoorden.

Minister De Jonge:

Ja, het is wel weer een heel ander laatje dat ik dan opentrek, maar het kan.

De vraag gaat over het evaluatierapport van de GREVIO-commissie over de Nederlandse aanpak van huiselijk geweld. Daarover zegt die commissie dat het fenomeen "gender" eigenlijk onvoldoende op het netvlies staat. Nu ga ik heel goed het gesprek aan met de ngo's die dat mede hebben onderbouwd, want ik kan het eerlijk gezegd niet helemaal goed volgen. Ik heb er vaker een debat over gehad, maar doorgaans met de progressievere vleugel van de Kamer, zeg ik in de richting van de heer Van der Staaij. Daarom was het een wat exotische hoek waar deze vraag vandaag uit kwam. Dat debat heb ik namelijk geregeld met mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid gevoerd. In haar richting heb ik gezegd dat er eigenlijk geen genderspecifieker beleidsterrein is dan het fenomeen huiselijk geweld. Je kunt namelijk nergens zo goed zien dat er een wezenlijk verschil zit tussen de mate van prevalentie van slachtofferschap als bij het thema huiselijk geweld. Het zijn gewoon heel vaak vrouwen die het slachtoffer zijn, veel vaker dan mannen. De pleger is weer veel vaker een man dan een vrouw. De vrouwenopvang is echt een aparte tak van sport, echt gericht op vrouwen. Ik zou dus zeggen dat er geen genderspecifieker beleidsterrein is dan het thema huiselijk geweld. Toch hebben ngo's daar kennelijk een andere opvatting over. Daarom ga ik met die ngo's in gesprek en kom ik met een kabinetsreactie op dat GREVIO-rapport.

De voorzitter:

Prima. Dan was u volgens mij klaar. Klopt dat?

Minister De Jonge:

Ik was klaar, maar ik denk dat er nog een enkele interruptie volgt.

De voorzitter:

Hoopt u op interrupties?

Minister De Jonge:

Nou, ik ben hier graag. "Hoe langer, hoe beter" denk ik weleens.

De voorzitter:

Goed. U bent een beetje door uw interrupties heen, meneer Azarkan, maar u mag een heel korte vraag stellen.

De heer Azarkan (DENK):

Heel kort, voorzitter. Dank dat ik dat mag doen.

Toch even terug naar de insteek "eergerelateerd geweld". Het is namelijk net even ietsjes anders dan de minister zegt. De onderzoekers zeggen: uit de verslagen blijkt het niet, maar uit de interviews blijkt wel degelijk dat de primaire insteek niet stalking was. Vervolgens is dit gekoppeld. Het is gezien als een gewelddadige relatie, maar niet als stalking. Mijn vraag aan de minister is: wat is de impact daarvan geweest op hoe er daarmee is omgegaan?

Minister De Jonge:

Dat is een terechte vraag, die ik zelf ook heb gesteld. Er wordt welles-nietes gespeeld tussen Veilig Thuis en de inspectie over wat de primaire insteek is geweest: eer, stalking of geweld in de relationele sfeer. Mijn kernvraag is: wat maakt dit eigenlijk uit? Zowel in de vraagstelling van mevrouw Buitenweg als in uw vraagstelling zie je dat dit uitmaakt, omdat er dan bij eergerelateerd geweld een focus vanuit meerdere kanten kan liggen op het potentieel daderschap. Je moet de patronen snappen en je moet de fenomenen eer en eergerelateerd geweld op je netvlies hebben staan. Daarom zijn er binnen Veilig Thuis ook aandachtsfunctionarissen opgeleid. Maar in dit geval was het inmiddels getaxeerd als een hoogrisicozaak. Wat in dit geval veel meer verkeerd is gegaan, is dat men bij Veilig Thuis heeft gedacht, maar niet gecheckt, dat de dader op het netvlies van de politie stond en daar onder handen werd genomen. Dat is hier veel meer verkeerd gegaan, dan het onderscheid tussen eer en niet-eer of een stalkingszaak.

Ik vind het belangrijk dat we in de follow-up aan Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond hebben gevraagd om alles wat ze hebben geleerd en alles wat ze toen anders hadden moeten doen, uit te werken in een nieuwe stalkingsaanpak. Daar zitten een stuk of negen onderdelen in. Daar horen de screening en hoe daarop te reageren natuurlijk bij. Die aanpak is in het voorjaar klaar en die wil ik ook in de rest van het land. Inmiddels zijn er bijvoorbeeld ook negen aandachtsfunctionarissen opgeleid, omdat ze juist op het gebied van stalking veel meer zaken hebben. Ik denk dat dit heel erg belangrijk is.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik begrijp het verschil in dreiging van een individu of een groep. Het is dus goed dat dit bij zo'n individuele beoordeling wordt meegenomen. Maar toen ging ik me wat meer verdiepen in het eergerelateerd geweld bij Veilig Thuis. Ik vroeg me toch af of er niet in zekere zin al te veel coulance was voor eerwraak. Ik zal een quote geven van de overheidswebsite: "Eer is iets concreets. Het is een bezit. Dit bezit kan worden aangetast of afgepakt. Het kan stijgen of dalen door het gedrag van afzonderlijke familieleden (...) onder andere door het zich kuis te gedragen." Ik vind dit een bizarre tekst, namelijk dat wij als overheid doen alsof eer een vast bezit is, een concreet iets. Het is volstrekt fluïde. Het is volstrekt afhankelijk van verschillende personen. Hier hoeven we toch niet een soort credibiliteit aan te geven, dat er een soort wraak namens een groep in de naam van eer is?

Minister De Jonge:

Dan zou ik deze tekst in zijn context moeten zien. Ik mag aannemen dat dit is bedoeld als: zo kan het worden gepercipieerd in een aantal families. Ik mag aannemen dat dit zo is bedoeld. Er zijn veel studies gedaan naar het fenomeen eer. Het is allemaal ook niet zo met een schaartje te knippen. Eer verschilt heel erg per traditie. Ook is er verschil in de mate waarin die traditie wordt doorleefd binnen de familie. In Pakistaanse, Turkse en Marokkaanse kringen komt eer op een andere manier voor. Ik wil best checken waar deze tekst vandaan komt en in welke context deze staat, maar het lijkt me dat het belang buiten kijf staat dat mensen die zich bezighouden met geweld in afhankelijkheidsrelaties, op de hoogte zijn van de laatste stand van denken in de fenomenologie van het fenomeen eerwraak.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik denk dat het van belang is om dat goed onder de loep te nemen. Dat wil ik aan de minister vragen. Het staat op de website van Veilig Thuis. Je kan zeggen dat we het op een andere manier bedoelen. Misschien probeert een man die zich als een echte man dient te gedragen — zodanig dat dit ook inhoudt dat hij moet reageren op een belediging — te interpreteren wat een ander zegt, maar ik denk toch dat wij daar allemaal verre van moeten blijven. Voor ons gaat het erom dat wij als overheid aan zet zijn als er dreiging of geweld is; of dit nu van een individu is of van een groep.

De voorzitter:

Dat is helder. Ik neem aan dat u daarop terugkomt.

Minister De Jonge:

Sowieso, maar dat neemt niet weg dat het buitengewoon van belang is om de mogelijke impact van eergerelateerde fenomenen binnen een gewelds- en afhankelijkheidsrelatie scherp op het netvlies te hebben, om een zaak goed te kunnen wegen en de potentiele gevolgen goed te kunnen inschatten.

De voorzitter:

Maar dat is niet de vraag. De vraag was of de tekst op de website eigenlijk wel op die manier kan. En dat zou u gaan uitzoeken.

Minister De Jonge:

Dat ga ik even checken. Mevrouw Buitenweg moet dan wel even zeggen waar het precies staat.

De voorzitter:

Dat lijkt mij heel goed. De heer Van Wijngaarden.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ik zou eigenlijk nog in het debat een uitspraak hierover willen horen van de minister, want ik vind het buitengewoon vreemd dat teksten over kuisheid op de website van Veilig Thuis staan. Voor zover de overheid normen stelt en het daarover heeft, moet dat niet over mogelijke religieuze normen gaan die binnen de Pakistaanse of weet ik welke gemeenschap leven. Het moet gaan over de norm: welk geloof dan ook is nooit een rechtvaardiging voor geweld.

Minister De Jonge:

Nee, natuurlijk niet. Begrijp me niet verkeerd. Ik zei tegen mevrouw Buitenweg: die tekst vind ik, als ik 'm zo hoor, een rare tekst. Ik kan me die tekst alleen maar voorstellen in de zin van: het fenomeen "eergerelateerd geweld" komt voor en hoe wordt eer dan beleefd binnen een aantal culturen?

De voorzitter:

Maar dat wordt een herhaling. Het lijkt me dat dat in tweede termijn kan.

Minister De Jonge:

Ik ga daar gewoon naar kijken.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Goed om te horen van de minister dat hij het inderdaad een rare tekst vindt.

De voorzitter:

Dank u wel.

Minister De Jonge:

Dank u wel. Dat was het alweer.

De voorzitter:

Dan zijn we nu toegekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer en ik geef mevrouw Kuiken namens de PvdA het woord.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de ministers voor hun beantwoording.

Ik geloof in de intenties, maar tegelijkertijd is het wel zo dat we eerder rapporten hebben gehad zonder dat er in de praktijk heel veel bleek te veranderen. Het is dus heel goed dat minister Grapperhaus zegt: "Ik ga er nu echt werk van maken. Ik ga op werkbezoek en ik ga de regio's langs. Ik ga het evalueren en op basis daarvan moeten we ook echt kunnen zien dat die hulp aan de slachtoffers beter gaat en met name dat daders meteen van straat worden gehaald op het moment dat ze bijvoorbeeld een contactverbod overtreden."

Voorzitter. Op een aantal punten heb ik concrete toezeggingen gehad, onder andere over het naar 25 jaar brengen van de straf voor doodslag. Ik heb verder een toezegging gehad over de meldknop alsook de bevoegdheid van de burgemeester om te kijken hoe daarmee om te gaan. Maar één punt vind ik nog steeds erg onduidelijk en dat is wat de doorzettingsmacht van een casusmanager inhoudt. Ik zie dat Slachtofferhulp meer toegang krijgt, maar dat is nog geen doorzettingsmacht. Ik weet dus nog steeds niet of er daadwerkelijk meer geld, meer middelen en meer maatregelen komen voor zo'n casusmanager om bijvoorbeeld ook tegen het OM te zeggen: we gaan het zo doen. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de werkinstructie stalking van de politie is opgenomen dat bij stalkingszaken altijd een casusregisseur voor de regie binnen de politie als aanspreekpunt voor andere ketenpartners wordt aangewezen;

van mening dat slachtoffers van stalking een aanspreekpunt binnen de veiligheidsketen moeten hebben;

van mening dat een casusregisseur alle benodigde informatie, middelen en doorzettingsmacht moet hebben om een slachtoffer te beschermen;

verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat de casusregisseur alle benodigde informatie, middelen en doorzettingsmacht krijgt om partners binnen de veiligheidsketen te kunnen opdragen voor alle benodigde beschermingsmaatregelen te zorgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuiken en Buitenweg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 564 (29279).

Een korte vraag, meneer Van Dam, over de motie.

De heer Van Dam (CDA):

Toch even. De officier van justitie is het gezag over de politie. De officier van justitie heeft ook de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van mensen. Kan mevrouw Kuiken uitleggen hoe ik deze omdraaiing van de gezagsrelatie moet zien?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Wat heb je aan een casusmanager als die vervolgens niks kan? Het maakt mij niet uit wie het gaat doen. Als het probleem is dat het OM niet handelt, dat contactverboden geschonden kunnen worden zonder dat er gehandeld wordt en dat enkelbandjes doorgeknipt kunnen worden zonder dat er gehandeld wordt, en je zegt dat je een casusmanager aanwijst, verwacht ik dat daar ook een bepaalde mate van doorzettingsmacht is. Of dat nou via een burgemeester gaat of via de driehoek maakt mij niet uit, maar anders is het een loze kreet. Ik wil dat ingevuld hebben.

De heer Van Dam (CDA):

Ik denk dat wij delen dat meer personen verantwoordelijkheden hebben voor dingen, maar dan snap ik niet waarom u bijvoorbeeld niet het OM die casusregie geeft. Die heeft namelijk uiteindelijk veel meer mogelijkheden om die invulling te geven.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Het gaat erom dat het één iemand is die zich verantwoordelijk voelt voor het slachtoffer en ook de nodige stappen daarin zet. Als we het over een casusmanager hebben en dat vervolgens een loze kreet is omdat hij of zij niets concreets kan doen voor een slachtoffer, staan we hier over een paar maanden weer. Dan kunnen we weer heel veel zaken aandragen, naast die van Mila, waarin het niet goed geregeld is. Ik wil dat concreet ingevuld hebben: op die manier gaan we dat doen. Ik heb overigens een aantal moties meegetekend, ook op terreinen waarop al toezeggingen liggen. We zullen zien wat daarmee gebeurt.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kuiken. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Nispen namens de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Slachtoffers hebben recht op bescherming van de overheid. Daarin heeft overheid gefaald en dat is niet voor het eerst. Veel beloftes zijn eerder gedaan. Ook vandaag de dag krijgen wij nog meldingen van slachtoffers en advocaten over dat het gewoon nog niet goed gaat. Ik dien de volgende moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in de praktijk onduidelijkheid kan zijn bij politieagenten of slachtoffers van bedreiging of stalking beschermd worden door een contact-, locatie- of gebiedsverbod;

verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat slachtoffers van bedreiging of stalking voortaan direct een fysiek bewijs mee wordt gegeven van een contact-, locatie- of gebiedsverbod en deze verboden op te nemen in een centraal register dat direct inzichtelijk is voor alle politieagenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Van Wijngaarden, Kuiken, Buitenweg, Groothuizen, Van Dam, Van der Staaij en Azarkan.

Zij krijgt nr. 565 (29279).

De voorzitter:

Gaat u verder, meneer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Oké.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de procedure voor het opleggen van contact-, locatie- en gebiedsverboden aan plegers van bedreiging en stalking te vaak lang duurt en moeizaam verloopt, wat gevaren oplevert voor slachtoffers;

verzoekt de regering met een voorstel te komen waardoor contact-, locatie- en gebiedsverboden eenvoudiger kunnen worden opgelegd aan stalkers en bedreigers om zo sneller te kunnen reageren op bedreigingen en stalkingen en slachtoffers sneller bescherming te bieden, bijvoorbeeld door deze bevoegdheid ook te beleggen bij de hulpofficier van justitie na aangifte,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Kuiken, Van der Staaij en Azarkan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 566 (29279).

Dank u wel, meneer Van Nispen. Dan geef ik nu het woord aan de heer Groothuizen namens D66.

De heer Groothuizen (D66):

Voorzitter, dank u wel. Dank aan de beide bewindslieden voor de beantwoording van de vragen. Ik vond het een ingewikkeld debat. Deze debatten zijn eigenlijk altijd ingewikkeld, omdat het probleem niet zozeer zit in regels, of het ontbreken daarvan, of in het beleid, maar heel erg in de uitvoering. We stellen met zijn allen vast dat het op heel veel fronten mis is gegaan met heel trieste gevolgen. De kernvraag is dus hoe je dat oplost. Heel eerlijk gezegd weet ik na dit debat nog steeds niet precies hoe we dat gaan doen. Ik snap de maatregelen die het kabinet voorstelt en die ondersteun ik ook. Ik ben blij dat de minister van Justitie heeft toegezegd dat de inspectie over twee jaar weer onafhankelijk onderzoek gaat doen om te kijken of het beter gaat. Dat lijkt me allemaal verstandig, maar het blijft toch ook een beetje hopen dat het goed gaat en dat heeft iets onbevredigends.

Voorzitter. Een beetje onbevredigend vond ik ook de reactie van de minister van Justitie op de vraag naar de capaciteit. Ik weet dat het kabinet investeert en ik weet ook dat je niet zomaar een blik mensen kunt opentrekken, maar ik zie toch ook wel dat we een soort zee van onrechtvaardigheid hebben buiten en wel heel erg weinig mensen om die zee te bevaren. Dan krijg je volgens mij juist die vinkjescultuur. Dan krijg je de neiging om dingen even weg te werken; om ze versneld te behandelen, maar niet echt goed te behandelen. Volgens mij zou het beter zijn als het kabinet gewoon zou erkennen dat het niet zozeer zit in de prioriteit, maar dat er ook echt een probleem is met de capaciteit. Want dan kun je volgens mij gaan nadenken over hoe je het probleem kunt oplossen en ook opgelost kunt houden. Op dit punt zou ik toch graag nog een antwoord van de minister van Justitie hebben.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Groothuizen. Ik geef het woord aan de heer Markuszower namens de PVV.

De heer Markuszower (PVV):

Dank u wel voorzitter. Om te voorkomen dat er nog veel meer onschuldige slachtoffers vallen, dien ik graag de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in de zaak Bekir E. een rechtstreeks verband is tussen het falen van verschillende instanties en de moord op Hümeyra;

constaterende dat de noodzakelijke cultuuromslag bij het ministerie van Justitie en Veiligheid en alle diensten die onder dat ministerie vallen niet kan worden gemaakt, zolang de diensten en ambtenaren niet verantwoordelijk worden gehouden voor hun falen;

roept de regering op alle verantwoordelijke falende actoren in deze zaak te ontslaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Markuszower. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 567 (29279).

Dank u wel, meneer Markuszower. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Dam namens het CDA.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter. Ik dank de ministers voor de beantwoording. Hümeyra ligt begraven in Turkije. Ik heb begrepen dat op haar zwart-marmeren graf haar naam in gouden letters staat. En daarboven staat het woord "şehit", martelaar. En volgens mij moeten we de dood van een martelaar in verband brengen met een plicht aan die martelaar om de wereld te verbeteren. Ik denk dat er heel veel maatregelen worden ingezet om dingen te verbeteren in het systeem. Maar uit mijn inbreng mag duidelijk zijn dat er meer is dan alleen het systeem. Ook betrokkenen zelf moeten een betere positie hebben. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ondanks allerlei rapporten, maatregelen en goede intenties bij herhaling slachtoffers van stalking en huiselijk geweld niet de bescherming krijgen die dringend nodig is voor hen;

constaterende dat keer op keer blijkt dat slachtoffers en hun familie zich alleen voelen staan, ondanks alle inspanningen van organisaties in de straf- en zorgketen;

overwegende dat verbetermaatregelen zich vooral richten op procedures en werkwijzen van instanties, en niet op de versterking van de eigen positie van slachtoffers en hun familie;

verzoekt de regering om in overleg met het Genootschap van Burgemeesters te onderzoeken of bij burgemeesters een "noodknop stalking" ingericht kan worden, om slachtoffers die in nood zijn meer dan nu een stem te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dam, Groothuizen, Kuiken, Buitenweg, Van Wijngaarden en Van der Staaij.

Zij krijgt nr. 568 (29279).

De heer Van Dam (CDA):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dam. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Wijngaarden namens de VVD.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Voorzitter. We hebben tot nu toe een waardig debat gehad. Ik wil mij nog even concentreren op de verhoging van het strafmaximum voor doodslag. De laatste keer dat we dit deden, was in 1886, dus het gaat zowaar nogal ergens over. Wij wachten dit met ongeduld af. Het is goed om te constateren dat de minister en wij in ieder geval op dezelfde lijn zitten voor wat betreft het behoud van het onderscheid tussen doodslag en moord. En als het gaat over de strafmaat weten we elkaar ook te vinden. Het is spijtig dat het dan om procedureel-technische redenen mogelijk ontraden moet worden, maar we zitten dicht bij elkaar.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het strafmaximum voor moord is verhoogd naar 30 jaar en er geen strafverhoging voor doodslag is gerealiseerd;

overwegende dat de rechtbank Rotterdam en de voorzitter van het College van procureurs-generaal een hogere straf voor doodslag bepleiten;

overwegende dat het verschil tussen moord en doodslag ook tot uitdrukking mag komen in de maximale strafmaat;

verzoekt de regering de Kamer uiterlijk juni 2020 een wetsvoorstel te doen toekomen om de maximale straf voor doodslag met 10 jaar te verhogen naar 25 jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Wijngaarden, Kuiken, Van der Staaij, Krol, Hiddema en Van Haga.

Zij krijgt nr. 569 (29279).

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ik wil de minister nog meegeven dat er geen wettelijke plicht is voor een consultatie, gelet op het feit dat de rechtbank Rotterdam en ook het Openbaar Ministerie zich hierover al hebben uitgelaten. In die zin zou de minister nog meer tempo kunnen maken.

De voorzitter:

Dit punt is voldoende gewisseld in de eerste termijn, dus de heer Van Nispen mag alleen een korte vraag stellen over de motie.

De heer Van Nispen (SP):

En ik was nog wel zo duidelijk in eerste termijn! Desondanks dient de heer Van Wijngaarden een motie in en daarom moet ik er toch een vraag over stellen, voorzitter. Ik had hem nog zo gewaarschuwd, zeg ik met een knipoog.

De voorzitter:

Het is goed.

De heer Van Nispen (SP):

Wat is nou precies de meerwaarde van deze motie? Dit is toch letterlijk wat de minister heeft toegezegd?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

De meerwaarde van deze motie is dat de Kamer als medestrafwetgever zich mag uitlaten over de richting waarin de strafwet zich moet ontwikkelen.

De voorzitter:

Ook dit is gewisseld.

De heer Van Nispen (SP):

Maar dat was de vraag niet. Dan duurt het wat langer, want als er geen antwoord komt, moet je de vraag nog een keer stellen. Ik vroeg wat de meerwaarde was, want dit is letterlijk wat de minister heeft gezegd. Het is niet zo dat als u een opmerking in het debat maakt, dat niet uw mening is. Natuurlijk mag de volksvertegenwoordiging er iets over zeggen. Maar als het gaat om wetgeving, vind ik dat wij met initiatiefwetten mogen en moeten komen als wij vinden dat er iets moet veranderen. Anders zouden we het wetgevingsproces moeten afwachten, tenzij u iets wilt forceren wat de minister nog niet heeft toegezegd. Dan is het een ander verhaal. Maar dat is hier niet aan de orde.

De voorzitter:

U heeft uw punt gemaakt, in de eerste termijn en nu ook. Zo te zien is de heer Van Wijngaarden niet van plan om van mening te veranderen.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ik denk dat we dit voldoende hebben gewisseld.

De voorzitter:

Dat is goed. Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Buitenweg namens GroenLinks.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Mijn dank ook aan beide ministers. Natuurlijk hebben wij hier te maken met de ingewikkeldheid dat het gaat over procedures die in de praktijk moeten worden gebracht. Maar ik zie ook wel degelijk betrokkenheid en daar dank ik de ministers echt voor. Zij zijn echt bereid om te zorgen dat dit gebeurt. Daar zullen we ongetwijfeld nog vaak over praten, maar dat vind ik in ieder geval hoopgevend. Dat is toch het meeste wat we op dit moment kunnen binnenhalen. De rest zullen we ongetwijfeld in de komende maanden en jaren nog bespreken.

Een aantal vragen over de gegevens zijn nog niet beantwoord. Ik had gevraagd hoeveel aangiftes er zijn gedaan van stalking en bedreiging en hoeveel individuele risicobeoordelingen er zijn gemaakt. Ik heb gevraagd of er zo'n casusregisseur is geweest die ook al in het kader van de vorige procedures is beloofd. Die vragen wil ik graag nog behandeld zien.

Ik wil nog wat toelichting van de minister. Hij refereerde aan een specialisatie: net als bij zeden. Ik wil even kijken welke toezegging we daar nu op hebben gekregen van de minister.

Dan heb ik nog een motie, die gelukkig kort is, mevrouw de voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bepaalde groepen slachtoffers van huiselijk geweld, belaging, stalking en bedreiging de beschikking krijgen over een Aware-/rode knopsysteem waarmee direct de politie wordt ingeschakeld bij acute bedreigingen;

verzoekt de regering om dit systeem beschikbaar te stellen aan alle slachtoffers van bedreiging en stalking met de hoogste risicotaxatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Buitenweg en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 570 (29279).

Dank u wel, mevrouw Buitenweg. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van der Staaij namens de SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ik wil graag de beide ministers danken voor hun beantwoording en hun gemotiveerdheid om erop toe te zien dat alle verbetermaatregelen in de praktijk echt worden waargemaakt, zodat er ook een betere bescherming van slachtoffers kan plaatsvinden.

Dank aan de minister van Justitie en Veiligheid voor de toezegging om nog eens te kijken of de overtreding van de voorwaarde van een contactverbod niet eerder aanhangig gemaakt kan worden bij de rechtbank. Ik neem aan dat we daarover geïnformeerd zullen worden.

Ik heb nog één motie. Die heeft betrekking op het punt waarvan de minister van VWS aangaf dat er sprake was van een wat exotische combinatie van wat meer progressief en wat meer conservatief. Maar we hebben elkaar inderdaad gevonden op het punt waarover ik de volgende motie indien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland verplichtingen is aangegaan in het Verdrag van Istanbul inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen;

overwegende dat een expertgroep die toeziet op de naleving van het verdrag Nederland heeft aangemoedigd om er meer rekenschap van te geven dat vrouwen onevenredig zwaar getroffen worden door geweld;

verzoekt de regering bij het bieden van bescherming tegen stalking en bedreiging uitdrukkelijk rekening te houden met het verhoogde risico van vrouwen op geweld na het verbreken van een relatie en te bevorderen dat hieraan in richtlijnen aandacht wordt besteed,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij en Buitenweg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 571 (29279).

De heer Van der Staaij (SGP):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dat is een bijzondere motie, of ik bedoel eigenlijk een bijzondere samenwerking. Dank u wel, meneer Van der Staaij.

Ik geef tot slot het woord aan de heer Azarkan namens DENK.

De heer Azarkan (DENK):

Voorzitter, dank. Er zijn nog twee punten waarop ik wil terugkomen. Het eerste is dat ik nog steeds niet goed begrijp waarom de politie SAHS, Screening Assessment for Stalking and Harassment, niet beschouwde als de toe te passen werkwijze. Ik vind het nog steeds bijzonder dat ze toch geprobeerd hebben om het in dat onderzoek anders te doen en dat het daar niet in voorkomt. Ze hebben gezegd: we zijn het er niet mee eens. Ik ben heel benieuwd of het ook landelijk niet toegepast werd, want dat zou toch in strijd zijn met de vorige afspraken.

Het tweede aspect gaat over iets wat minister De Jonge zei. Hij zei dat het eigenlijk niet zo veel uitmaakt wat de indicatie was, maar dat staat anders in het rapport. In het rapport staat wel degelijk: als Veilig Thuis het geïndiceerd had als stalking ...

De voorzitter:

Heeft u een motie?

De heer Azarkan (DENK):

Zeker.

De voorzitter:

Dan moet u die nu ...

De heer Azarkan (DENK):

... dan had de zaak vanaf het eerste moment andere aandacht moeten krijgen. Dat staat echt in het rapport. Ik vraag de minister om daarop te reflecteren.

De voorzitter:

En nu de motie.

De heer Azarkan (DENK):

Voorzitter, dan de motie. Goed dat u mij aanspoort.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit het inspectierapport over de moord op Hümeyra blijkt dat hoewel de politie de zaak als mogelijke stalkingszaak bij Veilig Thuis aanmeldt, Veilig Thuis dit niet als zodanig herkent en vervolgens inzet op de aanpak van eergerelateerd geweld;

constaterende dat hierdoor de zaak vanaf het eerste moment niet de juiste aandacht krijgt en Veilig Thuis zich onvoldoende richt op de bescherming van Hümeyra;

verzoekt de regering te bezien welke maatregelen kunnen worden genomen om mogelijke institutionele vooringenomenheid in de keten van OM, politie, reclassering, Veilig Thuis en Slachtofferhulp Nederland tegen te gaan in zaken van geweld, bedreiging en stalking, en daar de Kamer over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Azarkan en Buitenweg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 572 (29279).

De heer Azarkan (DENK):

Rest mij nog de ministers te bedanken voor beantwoording.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie de heer Azarkan en de minister nu overleggen. Dat mag echt niet zolang de vergadering nog niet is geschorst.

We zijn toegekomen aan de beantwoording van de regering. Er is behoefte aan een korte schorsing van vijf minuten. Ik schors de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 18.05 uur tot 18.12 uur geschorst.

De voorzitter:

Wij zijn toegekomen aan de tweede termijn van de zijde van de regering. Ik zie dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport als eerste de moties beoordeelt.

Minister De Jonge:

Voorzitter. Ik heb twee moties en een vraag. De eerste motie is de motie van de leden Buitenweg en Kuiken op stuk nr. 570. Deze verzoekt de regering om het Aware-systeem beschikbaar te stellen aan alle slachtoffers van bedreiging en stalking met de hoogste risicotaxatie. Ik heb aangegeven dat die risicotaxatie in ieder individueel geval gemaakt wordt. Per motie kun je moeilijk voor een hele categorie een Aware-systeem beschikbaar stellen.

En toch ben ik het er wel mee eens, omdat ik wil dat dit in alle gemeenten ter beschikking wordt gesteld, zij het met de kanttekening dat er altijd een individuele taxatie wordt gemaakt. Die taxatie kan er ook toe leiden dat het geen goed idee is, of nu niet, om dat systeem in te zetten. Niettemin zou ik het oordeel aan de Kamer willen laten, omdat dat inderdaad in het hele land beschikbaar moet zijn.

Dan de motie-Van der Staaij/Buitenweg op stuk nr. 571. We hadden al even aandacht voor de exotische samenwerking. Juist om die reden zou ik het oordeel aan de Kamer willen laten. Wij komen voor de zomer met een reactie, nadat ik al die ngo's heb gesproken. We zullen er zelfs nog een debat over hebben. Dat staat op de rol. Wij komen met een reactie en ik zou het oordeel aan de Kamer willen laten.

Dan de vraag van de heer Azarkan. Ik lees in het inspectierapport: "Hierdoor krijgt de zaak vanaf het eerste moment niet de juiste aandacht en richt Veilig Thuis zich onvoldoende op de bescherming van Hümeyra." Dat is natuurlijk zo. Het kreeg niet de juiste aandacht. De vraag is of de meest cruciale fouten daardoor zijn gemaakt. Ook na de hoor- en wederhoorreactie van Veilig Thuis, waar een beetje welles-nietes met de inspectie in zit, meen ik staande te kunnen en moeten houden dat het met name het element was dat ze niet hebben ingezien dat die dader vrij rondliep, dat die cruciaal was voor de veiligheidssituatie en dat ze dus contact met de politie moesten zoeken, om af te stemmen wie wat doet, of die jongen al wordt opgeborgen et cetera. Al dat soort gesprekken zijn niet gevoerd waar zij wel gevoerd hadden moeten worden. Dat is het cruciale punt. Punt, want anders ga ik overdoen wat ik in eerste termijn heb gedaan.

De voorzitter:

Dank u wel. Had u ook een vraag die niet beantwoord is, mevrouw Buitenweg?

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Mag ik hierover een hele korte opmerking maken? Dit sluit precies aan op het feit dat het toch anders beoordeeld wordt. Er wordt gezegd dat dat niet wil zeggen dat er minder veiligheid is. In combinatie met al die zaken die nog onderzocht worden, bijvoorbeeld over het OM, zoals dat de dader niet wordt opgepakt, maar vooral naar een hulptraject gaat, leidt dat er vaak wel toe dat iemand dan minder beschermd is. Dat hele pakket moet op een gegeven moment wel goed bekeken worden.

De voorzitter:

Dan heeft u uw opmerking gemaakt.

Minister De Jonge:

Laat ik kortheidshalve gewoon zeggen dat ik dat deel.

De voorzitter:

Dank u wel. Zo kan het ook. Dan geef ik nu het woord aan de minister van Justitie en Veiligheid.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Ik doe eerst de moties en dan had ik nog drie vragen en een klein slotwoord.

De motie-Kuiken/Buitenweg op stuk nr. 564 moet ik ontraden. De casusregisseur wordt nu al gefaciliteerd. Hij is degene bij de politie die alle partijen, intern en extern, met elkaar moet verbinden. Hij moet de informatie bij elkaar brengen en op basis daarvan afspraken maken en de voortgang binnen de politie heel duidelijk bewaken. In ons rechtssysteem blijft uiteindelijk het gezag leidend. Daarom moet ik die motie ontraden, want er kan niet sprake zijn van een soort opdrachtbevoegdheid.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 565.

Minister Grapperhaus:

Dan de motie-Van Nispen c.s. op stuk nr. 565.

De voorzitter:

Heel kort, mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik zie wel dat het ingewikkeld is met die gezagsrelatie, maar voor mij is het ingewikkeld dat het een lege huls blijft. Mag ik u verleiden om beter aan te geven welke bevoegdheden die casusmanager nou precies krijgt en in welke situaties dat gaat helpen? Als je alleen maar informatie met elkaar deelt, doen we hetzelfde als wat we eigenlijk altijd al deden en dat vind ik te mager. Als u dat wilt toezeggen, zeg ik via de voorzitter, ben ik bereid om de motie aan te houden dan wel technisch handiger te formuleren.

Minister Grapperhaus:

Ik wil best toezeggen om dit nader voor u op een rij te zetten in de inmiddels al enige bladzijden tellende brief. Ik beschreef net wel in een notendop wat de rol, de taak en de bevoegdheden zijn van de casusregisseur.

De voorzitter:

Ook dat is voldoende gewisseld bij interruptie met de heer Van Dam.

Minister Grapperhaus:

Maar als u deze motie aanhoudt, dan kom ik daar in die brief zonder meer op terug.

De voorzitter:

Wat doet u met de motie, mevrouw Kuiken?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik heb behoefte aan meer specificatie en ik heb er behoefte aan dat hierover nagedacht wordt. Ik houd de motie daarom dus wel aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Kuiken stel ik voor haar motie (29279, nr. 564) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. In de motie van de heer Van Nispen c.s. op stuk nr. 565 zitten twee delen. Het meegeven van een fysiek bewijs is een probleem in het kader van de Wet politiegegevens. Dat deel moet ik altijd ontraden; dat wil ik alvast zeggen. Bij het andere deel zou ik willen vragen of het kan worden aangehouden. Er wordt gewerkt aan een centraal register. Daar wordt echt hard aan gewerkt. Ik wil eerst een beeld hebben van de mogelijke implicaties. Ik kom daar bij uw Kamer op terug. Ik wil benadrukken dat ik heel positief sta tegenover het tweede deel van deze motie. Ten aanzien van het eerste deel heb ik al iets gezegd over de Wpg, maar daarbij wil ik ook kijken wat er ...

De voorzitter:

Dit is een motie van de heer Van Nispen?

Minister Grapperhaus:

Ja, dat is de tweede motie, op stuk nr. 565. Het verzoek is om haar aan te houden.

De voorzitter:

Nou, de indieners hebben tot dinsdag de tijd om daarover na te denken. Mocht de motie niet worden aangehouden ...

Minister Grapperhaus:

... dan moet ik haar ontraden.

De voorzitter:

Oké. Dan is dat ook helder. Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Ook al vanwege het eerste deel.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 566 van de heer Van Nispen c.s. met het verzoek om de bevoegdheid ook aan de hulpofficier te geven. Die moet ik ontraden, want dat doet de officier van justitie. Hij heeft die bevoegdheid aan de zogenaamde ZSM-tafel. Die kunnen we niet doormandateren naar de hulpofficier.

De voorzitter:

Heel kort, meneer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Dit is geen manier om een motie te ontraden: dat kunnen we niet doormandateren. Nee, niet als je uitgaat van de huidige situatie. Ik weet ook wel dat die bevoegdheid nu bij de officier van justitie ligt. Gelet op alles wat we hierover in het debat gezegd hebben — dat ga ik allemaal niet herhalen — is het voorstel nu juist om erover na te denken. Ik daag de minister uit om het makkelijker te maken om contactverboden op te leggen, omdat er soms echt geen tijd te verliezen is. Ik daag de minister dus uit om erover na te denken om bij de aangifte die mogelijkheid op te nemen. Ik ben ook bereid om dit nog geheel deskundig en juridisch onderbouwd helemaal uit te werken en dat een keer aan de minister op te sturen, maar daar heb ik in zo'n debat natuurlijk allemaal geen tijd voor.

De voorzitter:

Ja.

Minister Grapperhaus:

Dat begrijp ik, maar dan zou ik heel praktisch willen vragen om de motie op dit moment in te trekken, want eigenlijk krijg ik van de heer Van Nispen een breder verzoek — daar wil ik zeker aan voldoen — namelijk: hoe kunnen we dat contactverbod nog eerder opgelegd krijgen? Dan zou ik echt willen voorstellen om de motie in te trekken. En dan doe ik de toezegging die ik net deed, overigens nota nemend van het feit dat de heer ...

De voorzitter:

Of aanhouden. Ja?

Minister Grapperhaus:

Aanhouden mag ook, maar ik wil wel ...

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Nispen stel ik voor zijn motie (29279, nr. 566) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Ik weet natuurlijk niet precies hoe ik dat juridisch moet duiden, maar ik stel wel vast dat de heer Van Nispen mij vanuit de Kamer een aanbod heeft gedaan tot juridische ondersteuning. Dat is vrij uniek. Daar maak ik graag gebruik van.

De voorzitter:

Nou, zo zie je maar. Dank u wel.

De heer Van Nispen (SP):

De toezegging vanuit de Kamer die aan de minister is gedaan ...

De voorzitter:

... staat in de Handelingen, meneer Van Nispen.

Minister Grapperhaus:

Ja, dan moet dat ook vermeld worden in het register van bijbanen, denk ik, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, ja, ja, bijklussen.

Minister Grapperhaus:

De motie van de heer Markuszower op stuk nr. 567, waarin de regering wordt verzocht om de falende actoren te ontslaan, ontraad ik.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 568 is de motie waarin de regering wordt verzocht om met het Genootschap van Burgemeesters in overleg te treden. Die geef ik oordeel Kamer als ik haar zo mag verstaan dat ik dat punt uit de brief kan halen die over twee weken komt. Dat doe ik dan en dan geef ik de motie oordeel Kamer, want anders wordt het fysiek allemaal niet haalbaar. Die andere dingen wil ik toch wel snel met u delen, zoals het verhaal van die jonge vrouw, dat vannacht naar uw Kamer is gegaan.

Voorzitter. Ik wil de heer Van Wijngaarden vragen om zijn motie op stuk nr. 569 aan te houden. Voor de zomer gaat dat wetsvoorstel in consultatie en dan zullen we de procedure volgen. Ik zeg daarbij dat ik de wens van de Kamer over de strafmaat zeer zwaar zal laten meewegen. Maar het verzoek is dus om de motie aan te houden, als ik niet waarmaak dat ik voor de zomer met het wetsvoorstel in consultatie ga.

De voorzitter:

Mocht de heer Van Wijngaarden zijn motie niet aanhouden, wat is dan het oordeel?

Minister Grapperhaus:

Dan is het, denk ik, ingewikkeld.

De voorzitter:

Misschien gaat de heer Van Wijngaarden ...

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ik ga haar niet aanhouden. Maar de minister zegt iets heel interessants. Hij zegt: ik zal dan ook de wens van de Kamer laten meewegen. Maar dan is het ook wel goed dat de wens van de Kamer tot uitdrukking komt, dus dat we er gewoon over stemmen.

De voorzitter:

Daar is die motie voor.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Daar is die motie voor, inderdaad, dus dan gaan we er gewoon over stemmen.

De voorzitter:

En het oordeel van de minister?

Minister Grapperhaus:

Maar dan komen we op een ingewikkeld punt, want dan vind ik dat deze motie, zoals ze er nu ligt, ondersteuning van beleid is.

De voorzitter:

Dan is de motie ontraden, als het ondersteuning beleid is.

Minister Grapperhaus:

Dan is zij ontraden.

De voorzitter:

Dat zijn de beoordelingskaders die we met elkaar hebben afgesproken.

Minister Grapperhaus:

Daar ga ik verder niet over, maar goed. Ik kijk even of ik alles heb gehad. We hadden we nog de motie op stuk nr. 572 van de heer Azarkan over het nemen van maatregelen ten aanzien van institutionele vooringenomenheid. Die ontraad ik. Ik heb uitvoerig aangegeven wat alle verbetermaatregelen zijn. Ik heb aangegeven dat ik daar ook persoonlijk achterheen ga om te zien hoe dat in de praktijk wordt geïmplementeerd. Ik noemde ook het onderzoek van de inspectie. Er moet in het kader van de verbetermaatregelen geen sprake zijn van institutionele vooringenomenheid.

Voorzitter. Dan had ik drie vragen, allereerst van de heer Groothuizen over het capaciteitstekort. We blijven daar echt verschillend over denken. Ik wil dit punt zelfs graag nog eens naar boven halen als we weer met elkaar over de politiecapaciteit spreken, maar ...

De voorzitter:

De andere vragen?

Minister Grapperhaus:

Voor dit soort zaken is echt heel veel prioriteit. Het is hier niet goed gegaan, maar dat mag daar in de toekomst nooit een excuus voor zijn.

De voorzitter:

De andere vragen? Er waren nog twee vragen.

Minister Grapperhaus:

Er was een vraag van mevrouw Buitenweg over casusregisseurs. Ik zeg toe dat ik daar in de brief op terugkom, want dat antwoord moet ik nu even schuldig blijven.

Nou had ik nog één vraag staan. Ik ben altijd weer mijn derde blaadje kwijt. De aantallen casusregisseurs heb ik toegezegd in de brief. Ik dacht dat ik nog van een van u ...

De voorzitter:

Weet u welke vraag dat was? Was dat een vraag van u, mevrouw Buitenweg? Wat was de vraag?

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Zeker. Ik had er twee. Ik had er eentje over de zedenrechercheurs. Wat bedoelde de minister er precies mee dat mensen gespecialiseerd zouden zijn zoals de zedenrechercheurs? De andere vraag ging over de aantallen aangiftes versus de beoordelingen en dergelijke.

Minister Grapperhaus:

Ik heb toegezegd dat ik daar in de brief op terugkom. Van die andere vraag over specialisatie had ik staan dat het antwoord ja is.

De voorzitter:

Goed. Had u ook een vraag die niet is beantwoord, meneer Azarkan?

De heer Azarkan (DENK):

Kort nog over mijn motie. De onderzoekers constateren dat er verkeerd is gediagnosticeerd, namelijk: eergerelateerd geweld. Daardoor is de veiligheid niet op orde. Ik dien een motie in waarin ik zeg: die institutionele vooringenomenheid heerst, omdat er op deze manier is gediagnosticeerd. Dat moet niet. Dan zegt de minister: dat was niet aan de hand. Ik heb hier gewoon een ander debat gevoerd dan de minister.

Minister Grapperhaus:

In deze zaak zijn diverse diensten van de overheid, de meeste onder mijn verantwoordelijkheid, ernstig tekortgeschoten. Dat is terug te lezen in het rapport van de inspectie.

De voorzitter:

Dat is hier ook al een paar keer gewisseld.

Minister Grapperhaus:

Als u dat goed vindt, wil ik als slotwoord uiteindelijk zeggen dat we hier vanwege een verschrikkelijke aanleiding zijn. Dat is de dood van het zeer jonge meisje Hümeyra. Dat motiveert de collega, mij en onze ambtenaren zeer om daar enorm mee aan de slag te gaan, ook al kunnen we het niet goedmaken. Dat wilde ik tot slot zeggen.

De heer Azarkan (DENK):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Eigenlijk wilde ik het bij dit slotwoord laten, meneer Azarkan.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we dinsdag stemmen. Ik dank de minister van Justitie en Veiligheid, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Kamerleden en alle mensen die hier of via een medium dit debat hebben gevolgd.

De vergadering wordt van 18.27 uur tot 19.31 uur geschorst.

Voorzitter: Bergkamp

Naar boven