3 Arbeidsmarktbeleid

Aan de orde is het VAO Arbeidsmarktbeleid (AO d.d. 15/01).

De voorzitter:

We gaan snel beginnen met het eerste VAO van vandaag, dat is het VAO Arbeidsmarktbeleid. Hartelijk welkom aan de minister, hartelijk welkom aan die paar mensen op de publieke tribune. Misschien zijn het wel kinderen die vandaag niet naar school konden en die dachten: kom, ik breng een bezoek aan het parlement. Altijd een goed idee! Ik zou als eerste het woord willen geven aan mevrouw Palland van het CDA.

Mevrouw Palland (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Op 15 januari hadden we een algemeen overleg over de arbeidsmarkt. Dat ging over een heel breed palet aan onderwerpen. Daar hebben we eigenlijk met elkaar de stand van zaken een beetje doorgenomen. Ik wil daar nog twee punten uit halen. Het CDA heeft daar samen met 50PLUS onder andere gerefereerd aan het advies van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving over de overbruggingsbaan, waarbij we kennis, ervaring en inzet van mensen die nog actief willen blijven op de arbeidsmarkt kunnen blijven benutten. Ik heb het verslag erop nagelezen, want het onderwerp is besproken en de minister heeft er welwillend op gereageerd. Maar ik vroeg me nog even af of we ook nog een kabinetsreactie krijgen op dat rapport. Wellicht kan de minister daar antwoord op geven.

Het tweede punt is de Wet aanpak schijnconstructies, de WAS. Op basis van de evaluatie die voorlag kunnen we constateren dat de wet helpt in het aanpak van schijnconstructies, het bevorderen van eerlijk werk en het verbeteren van de naleving van cao-verplichtingen. Maar ook dat de praktijk weerbarstig is en dat er nog verbeteringen mogelijk zijn. Daarvoor heb ik met de heer Smeulders van GroenLinks drie voorstellen voorgelegd in het AO. Op twee daarvan willen we een motie indienen. Ik zal er nu één voorleggen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Wet aanpak schijnconstructies (WAS) op dit moment niet van toepassing is op het personenvervoer;

overwegende dat schijnconstructies in alle sectoren moeten kunnen worden aangepakt;

overwegende dat er signalen zijn dat onderbetaling in het personenvervoer vaak voorkomt;

overwegende dat toepassing van de WAS in deze sector kan helpen om opdrachtgevers aan te spreken en verantwoordelijk te houden voor naleving van de wet, ook in de keten van onderaanneming;

verzoekt de regering om te verkennen in hoeverre de toepassing van de WAS uitgebreid kan worden naar de sector personenvervoer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Palland en Smeulders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 971 (29544).

Mevrouw Palland (CDA):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. De heer Smeulders, GroenLinks.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Voorzitter. Zoals mevrouw Palland net heeft aangekondigd, ga ik ook een motie indienen namens ons dynamische duo. Dank trouwens voor de prettige samenwerking. Alleen ik heb de lange variant gekregen, dus ik ga een beetje snel lezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende de motie-Smeulders/Heerma (Kamerstuk nr. 35000-XV, nr. 44) die de regering verzoekt te onderzoeken of het mogelijk gemaakt kan worden dat ook vakbonden in naam van werknemers de Wet aanpak schijnconstructies (WAS) kunnen inschakelen;

constaterende dat uit de evaluatie van de WAS blijkt dat dit nader onderzoek verdient en dat een met waarborgen omklede wettelijke constructie die werknemersorganisaties de mogelijkheid biedt een collectieve loonvordering in te stellen meerwaarde heeft;

overwegende dat op dit moment bij niet nakoming van de loonverplichtingen op grond van een cao het enige risico voor een opdrachtgever is dat deze alsnog het achterstallige loon moet betalen;

overwegende dat de dreiging tevens een mogelijke schadevergoeding te moeten betalen bij overtreding van de loonverplichtingen uit cao een meer afschrikwekkende werking kan hebben;

overwegende dat de schadevergoeding van artikel 3:305a BW (groepsactie) geen soelaas biedt, omdat deze schadevergoeding toeziet op massaschade, dat wil zeggen het achterstallige loon zelf;

verzoekt de regering om een verkenning te doen naar verbetering van de mogelijkheden voor werknemersorganisaties om in het kader van de WAS op te treden voor collectieven van individuele werknemers, en hierbij expliciet de mogelijkheid te betrekken om het werknemersorganisaties mogelijk te maken zelfstandig een schadevergoeding te eisen overeenkomstig artikel 15 Wet CAO,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smeulders en Palland. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 972 (29544).

De heer Smeulders (GroenLinks):

Dan nog een tweede motie, die gelukkig korter is.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er verschillende inzichten zijn over de werkgelegenheidseffecten van het verhogen van het minimumloon;

constaterende dat het CPB bezig is met een studie "Kansrijk arbeidsmarkbeleid" ten behoeve van de verkiezingsprogramma's van politieke partijen;

verzoekt de regering aan het CPB te vragen om in deze studie een kwalitatieve analyse te maken van de effecten van het verhogen van het minimumloon, en daarbij uitgebreid in te gaan op het verschil tussen de diverse onderzoeken van andere economen en de CPB-modelberekeningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smeulders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 973 (29544).

Mevrouw Van Brenk van 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter. Twee punten naar aanleiding van het debat: de WIA-instroom van ouderen en de investering in opleidingen voor ouderen. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de WIA-instroom blijft stijgen en dat 60-plussers circa de helft van de stijgende WIA-instroom vormen;

overwegende dat de WIA-instroom van flexwerkers in de eerste acht maanden van 2019 met bijna 6% gestegen is;

overwegende dat de WIA-instroom van werknemers met een vast contract in de eerste acht maanden van 2019 met ruim 8% gestegen is, waarbij hun aandeel in de totale instroom is gestegen van 49% in 2016 naar 54% in 2019;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk maatregelen te nemen om de WIA-instroom te analyseren en terug te dringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 974 (29544).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat scholing werkenden en werkzoekenden effectief, flexibel en weerbaar maakt;

overwegende dat organisaties doorgaans veel minder investeren in werknemers vanaf 55 jaar en dat het UWV wijst op de onderbenutting van scholingsmogelijkheden voor ouderen;

nodigt de regering uit te bevorderen dat bij de toedeling van budgetten Stimulans ArbeidsmarktPositie (STAP), deze in belangrijke mate terecht gaan komen bij mensen boven de 55 jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 975 (29544).

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dan de laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het aantal mensen dat langdurig bijstand ontvangt, is gestegen van 58% in 2015 naar 69% in 2019, dat 68% van hen ouder is dan 45 jaar en dat de uitstroom vanuit langdurige bijstand naar een baan (5%) uitzonderlijk laag is;

voorts overwegende dat van alle bijstandsontvangers slechts 35% hulp ontvangt in de vorm van een re-integratievoorziening en dat het re-integratiebudget voor gemeenten vanaf 2010 per uitkeringsgerechtigde is gedaald van €4.500 naar €1.500;

roept de regering op het re-integratiebudget voor gemeenten substantieel te verruimen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 976 (29544).

Dank u wel. De heer Nijboer van de PvdA.

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. We hadden het algemeen overleg op de dag dat het WRR-rapport verscheen: van meer werk naar beter werk en de basisbanen. We hebben al aardig wat inleidende debatten met de collega's gehad. De minister hield de kiezen nog wat op elkaar wat betreft zijn oordeel, maar ik geloof dat volgende week het grote arbeidsmarktdebat plenair verder wordt gevoerd.

Ik heb nog één punt in het algemeen overleg aan de orde gesteld, maar daarbij kwamen de minister en de PvdA nog niet tot elkaar. Dat ging om de inhuur van externe partijen in het onderwijs en de zorg: zzp'ers, uitzendbureaus en de winsten die daar worden gemaakt. Het geld moet toch zo veel mogelijk naar de leraren, de verpleegkundigen en de mensen die werken in de zorg. Daarop ziet deze constructief bedoelde motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uitzendbureaus en zzp-bemiddelingsbureaus enorme winsten maken in onderwijs en zorg;

overwegende dat geld bestemd voor salarissen voor docenten of verpleegkundigen ook aan hen ten goede moet komen;

overwegende dat er binnen scholen en zorginstellingen scheve gezichten kunnen ontstaan als medewerkers in vaste dienst veel minder salaris krijgen dan ingehuurde zzp'ers;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met sociale partners in het onderwijs en de zorg om de externe inhuur te beheersen, en de Kamer hierover voor de zomer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nijboer, Jasper van Dijk, Van Brenk en Smeulders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 977 (29544).

De heer Nijboer (PvdA):

Ik had zelf gepleit voor een norm, zoals we die ook bij het Rijk hebben. Dat vond de minister sowieso te ver gaan, dus die heb ik ook al uit de motie gehaald, die overigens voor mijn doen — maar voor deze commissie valt het mee — aan de lange kant was.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. We schorsen enkele minuten en gaan dan door met de beantwoording door de minister.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister.

Minister Koolmees:

Dank, mevrouw de voorzitter. Ik dank de Kamer voor de gestelde vragen en de ingediende moties. Ik ga daar staccato doorheen. De eerste vraag van mevrouw Palland ging over het advies van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving over de overbruggingsbanen. Dat advies is vooral gericht aan het ministerie van VWS. We hebben heel snel navraag gedaan. VWS komt niet met een kabinetsreactie op dit advies. Er komt geen separate reactie op overbruggingsbanen. In het AO heb ik aangegeven dat ik het sowieso een interessant idee vind in het kader van duurzame inzetbaarheid, de pensioendiscussie en dat soort zaken; maar er komt geen apart advies.

Dan de motie van mevrouw Palland en de heer Smeulders op stuk nr. 971, over de verkenning om de toepassing van de Wet aanpak schijnconstructies naar de sector personenvervoer uit te breiden. Die geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 971 krijgt oordeel Kamer.

Minister Koolmees:

De motie op stuk nr. 972 van de heer Smeulders samen met mevrouw Palland, ook over de WAS, de Wet aanpak schijnconstructies, is een hele lange motie. Maar het lijkt mij goed om zo'n verkenning te doen. Daar heb ik in het AO richting de Kamer al op gehint. Daarmee kan ik haar ook oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 972 krijgt oordeel Kamer.

Minister Koolmees:

Voordat ik tot een oordeel kom, heb ik een paar opmerkingen vooraf over de motie op stuk nr. 973 van de heer Smeulders. Het Centraal Planbureau is natuurlijk onafhankelijk, zeer onafhankelijk. Wat ze ook doen, is recente wetenschappelijk inzichten al in de modellen verwerken. Dat toetsen ze een keer in de paar jaar. Dan komt er zo'n wetenschappelijke evaluatie, en ze houden continu de literatuur bij. Op zich gebeurt dat dus al continu. Dat deel van de motie vind ik dus niet het sterkste punt. Wel heb ik toegezegd het CPB te vragen om naast de analyse van een kansrijk arbeidsmarktbeleid, waarbij ze de eersteorde-effecten van een eventuele verhoging van het wml in kaart zullen brengen, ook de tweede orde in kaart te brengen. Het is onafhankelijk, dus ik ga het vragen. De motie vraagt mij ook om het te vragen aan het CPB. Dus tegen die achtergrond wil ik hierover graag met het CPB in gesprek, en geef ik de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 973 krijgt oordeel Kamer.

Minister Koolmees:

Even mijn administratie bekijken. Ben ik nog een vraag vergeten? Nee. Dan kom ik bij de motie van mevrouw Van Brenk op stuk nr. 974 over de WIA-instroom. Excuus, die motie is samen met de heer Jasper van Dijk ingediend. Ook daar heb ik een paar opmerkingen bij. We zien inderdaad dat de instroom in de WIA in de afgelopen jaren is toegenomen. Ik heb een aantal rapporten over de afgelopen jaren naar uw Kamer gestuurd om een verklaring daarvoor te vinden en de oorzaken te achterhalen. Een van de oorzaken is natuurlijk dat de participatie in de afgelopen jaren heel fors is gestegen, met name in de groep tussen de 60 en de 65 jaar. We blijven doorgaan met die analyse, ook ten aanzien van de vraag wat je zou kunnen doen om het terug te dringen. Maar of dat direct maatregelen oplevert, weet ik niet. We moeten eerst die analyse doen om te zien of dat inderdaad ook onderdeel is van die hogere participatie. Dus analyseren doen we, maar ik kan de motie niet in deze vorm overnemen, dus moet ik haar ontraden.

De voorzitter:

De motie-Van Brenk/Van Dijk op stuk nr. 974 wordt ontraden. Mevrouw Van Brenk.

Minister Koolmees:

Zal ik gelijk ook de andere moties van mevrouw Van Brenk doen?

De voorzitter:

Ja, dat is misschien goed. Of wilt u nu eerst uw vraag stellen over de motie op stuk nr. 974, mevrouw Van Brenk?

Minister Koolmees:

Nou, dan kan ik misschien een beetje onderhandelen.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

U weet toch dat ik altijd het liefst álles wil binnenhalen?

De voorzitter:

Kijk, de inzet is hoog.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Tuurlijk.

De voorzitter:

Uw vraag, mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Als er een analyse gemaakt wordt door deze minister en hij ziet kansen, dan mag ik er toch van uitgaan dat hij ingrijpt en denkt: hé, als we dit nou doen, wordt het minder? Dat kan ik me niet anders voorstellen. Ik mag er toch van uitgaan dat dat de insteek is van deze minister? Daarmee lijkt het alsof hij toch die motie uitvoert, of zie ik dat verkeerd?

Minister Koolmees:

Als er, raar geformuleerd, laaghangend fruit is dat zou kunnen werken en waardoor de instroom lager zou kunnen zijn, mag u daar natuurlijk van uitgaan. Maar mijn ervaring op dit terrein is dat dat laaghangend fruit er niet zomaar is. Dat betekent dus allemaal stelseldiscussies of uitkeringsdiscussies. Dat is heel erg ingewikkeld. Die verwachting wil ik niet wekken in de Kamer. We zien dat de instroom inderdaad in de afgelopen jaren fors is geweest. Die is een aantal jaren echt heel hoog geweest. Er zijn de afgelopen jaren al analyses gedaan door het UWV om een specifieke verklaring te vinden. Misschien hangt het samen met de crisisjaren, maar de belangrijkste verklaring is toch die hele hoge stijging van de participatie in die groep. Het percentage dat instroomt in de WIA is namelijk eigenlijk vergelijkbaar met de 62-jarigen en 61-jarigen. Als er iets is waarvan ik denk dat het beter gaat als we dat doen, dan gaan we dat natuurlijk doen. Maar ik wil niet de suggestie wekken dat we een heel stelsel gaan herzien.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 975.

Minister Koolmees:

De motie op stuk nr. 975. Misschien kan mevrouw Van Brenk even blijven staan? Nee, sorry. Neeneenee. De motie gaat over de scholingsbudgetten en de STAP, de Stimulans ArbeidsmarktPositie. Ik vind het natuurlijk belangrijk dat het STAP-budget, het scholingsbudget, voor alle groepen op de arbeidsmarkt beschikbaar komt. Dat is ook een beetje in lijn met wat de WRR en de commissie-Borstlap zeggen. Daar hoort wel de opmerking bij dat we juist in die scholingsadviezen op zoek gaan naar de groepen die niet automatisch zelf een beroep doen op die regeling of niet vanzelf scholing volgen. Daar horen oudere werknemers inderdaad ook als een aparte categorie tussen, omdat we toch zien dat dat in de praktijk te weinig gebeurt. Tegen die achtergrond geef ik deze motie oordeel Kamer, maar wel vanuit de gedachte dat het ook belangrijk is dat mensen als ze 45 jaar zijn ook investeren in scholing vanwege hun duurzame inzetbaarheid. Die opmerking wil ik er dus even bij maken.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 975 krijgt oordeel Kamer.

Minister Koolmees:

De motie op stuk nr. 976 kan ik alleen maar ontraden, al is het alleen maar omdat dit bij de staatssecretaris ligt. Ik weet dat de staatssecretaris met de Kamer het debat voert over bijvoorbeeld het passend aanbod en de discussie die daarover wordt gevoerd. Ik weet niet precies wanneer het volgende algemeen overleg of debat is met de staatssecretaris, maar het past niet bij dit AO en ook niet bij dit VAO. Daarom ontraad ik deze motie op dit moment.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 976 wordt ontraden.

Minister Koolmees:

Dan de motie op stuk nr. 977 van de heer Nijboer, de heer Jasper van Dijk, mevrouw Van Brenk en de heer Smeulders. Dat is een constructief bedoelde motie. Het is fijn dat de heer Nijboer dat erbij zegt.

(Hilariteit)

Minister Koolmees:

Nee, maar ik zie eigenlijk alleen maar constructief bedoelde moties van de heer Nijboer in de praktijk. Op dit dossier.

(Hilariteit)

Minister Koolmees:

Ja, het is vroeg, maar ik heb er wel zin in vandaag.

Zoals ik al in het AO heb aangegeven, begrijp ik de achterliggende vraag van de heer Nijboer. Ik vind wel dat er ook in de formulering van de motie wat bochten worden afgesneden. Laat ik het zo formuleren. In de gezondheidszorg werken bijvoorbeeld ook heel veel zzp'ers die vrijberoepsbeoefenaren zijn. Denk aan huisartsen en fysiotherapeuten. Deze motie formuleert het alsof het allemaal dezelfde zzp'ers zijn, dus dat vind ik een beetje onzorgvuldig. Het is constructief bedoeld, maar ietwat onzorgvuldig. Ik vind ook dat het hoort in het gesprek met de minister van Onderwijs en de minister van VWS over de sectoraanpakken voor de krapte in de zorg en het onderwijs. Dat heb ik ook in het AO gezegd. Ik weet toevallig dat uw Kamer op 13 of 14 februari een debat heeft met minister De Jonge over de gezondheidszorg op dit punt. Ik zou u dus willen vragen om de motie aan te houden als het gaat over de zorg. In de onderwijs geldt eigenlijk hetzelfde. Daarover moet een discussie gevoerd worden met de heer Slob. Ik verzoek u om de motie aan te houden, en anders moet ik haar ontraden.

De voorzitter:

Dat is een constructief aanbod, meneer Nijboer.

Minister Koolmees:

Een constructief wederaanbod.

De heer Nijboer (PvdA):

Als we allebei op deze manier constructief waren geweest, waren er in het verleden heel veel begrotingen niet tot stand gekomen, vrees ik. Ik vond dat de minister een terechte opmerking maakte over de zzp'ers. Die tekst pas ik dus aan. Maar ik ga de motie wel in stemming laten brengen, want ik had al een norm vastgesteld en ik vind dat de minister van Sociale Zaken hier echt een rol in heeft.

De voorzitter:

Dan krijgt de motie oordeel ...

Minister Koolmees:

Nee, ontraden.

De voorzitter:

Ontraden, precies. Ze krijgt het oordeel ontraden. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de moties die zojuist zijn ingediend zal aanstaande dinsdag worden gestemd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven