9 Wetenschapsbeleid

Aan de orde is het VAO Wetenschapsbeleid (AO d.d. 14/05).

De voorzitter:

We gaan verder met het VAO Wetenschapsbeleid en ik geef mevrouw Tielen namens de VVD het woord.

Mevrouw Tielen (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Na een mooi en breed debat over de nieuwsgierigheid en betrokkenheid van wetenschap heb ik drie moties. De eerste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de conferentie Waarde van Wetenschap met succes heeft bijgedragen aan de brede waarde van wetenschap door en voor wetenschappers, politici en beleidsmakers;

constaterende dat het voor de controlerende taak van de Tweede Kamer van belang is om de kennis over de onderbouwing van beleidseffecten te versterken;

overwegende dat een Nederlandse variant van de Britse Evidence Week kan bijdragen aan bewustwording over de onderbouwing van beleid en de toegevoegde waarde van onderzoek expliciet maakt;

overwegende dat de jaarlijkse Verantwoordingsdag een natuurlijk moment is;

roept de Tweede Kamer op om jaarlijks een Nederlandse "evidentieweek" te organiseren ondersteund door de Kamerorganisatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tielen, Van der Molen, Van Meenen en Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 190 (29338).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat NWO een pilot is gestart met trainingen voor beoordelaars om "hen bewust te maken van impliciete genderbias";

constaterende dat daarvoor twee keer 0,7 miljoen euro beschikbaar is;

overwegende dat er onvoldoende wetenschappelijk bewijs is voor dergelijke trainingen;

verzoekt de regering om samen met NWO eerst de wetenschappelijke effectiviteit van deze trainingen aan te tonen voordat deze in een pilot of structureel worden toegepast;

verzoekt de regering tevens om de beschikbaar gestelde gelden te bevriezen tot die tijd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tielen en Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 191 (29338).

Mevrouw Tielen (VVD):

En dan als derde.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering in 2020 130 miljoen euro extra beschikbaar stelt voor uitvoering van de Nationale Wetenschapsagenda;

overwegende dat impact moeilijk te realiseren is als onderzoeksmiddelen versnipperd zijn;

overwegende dat het voor wetenschappers met ideeën goed is om heldere verwachtingen te hebben omtrent de omvang van de middelen voor bepaalde onderzoeksgebieden;

overwegende dat de grootste maatschappelijke uitdagingen en kansen liggen op drie terreinen: klimaat & energietransitie, big data & kunstmatige intelligentie en voedsel & water;

verzoekt de regering de 60 miljoen euro extra die vanaf 2020 vrijkomt gericht in te zetten voor uitvragen voor onderzoek op deze drie genoemde terreinen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tielen en Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 192 (29338).

Mevrouw Tielen (VVD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Tielen. Dan geef ik het woord aan de heer Bruins namens de ChristenUnie.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de minister voor het goede AO over dat belangrijke onderwerp wetenschap. Ik heb drie moties in petto.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat dit kabinet een aantal maatschappelijke uitdagingen en sleuteltechnologieën centraal stelt;

overwegende dat onderzoek en innovatie daarvoor essentieel zijn, alsmede publiek-private samenwerking;

overwegende dat de NWA volgens de kenniscoalitie bedoeld is om multidisciplinair samen te werken op een aantal thema's;

van mening dat er synergie te behalen is in de inzet van middelen voor thematisch beleid in onderzoek en innovatie;

verzoekt de regering na de zomer aan te geven hoe deze synergie wordt bereikt en bewaakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins en Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 193 (29338).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de NWO-transitie destijds mede is ingegeven vanuit een roep om een sterkere rol van NWO en een coördinerende rol in het wetenschappelijk landschap;

constaterende dat het nieuwe NWO zich meer zou richten op strategische financiering, zowel thematisch als samenwerking met derden;

verzoekt het kabinet aan de Kamer te melden hoe NWO de komende jaren deze sterkere coördinerende en strategische rol zal vormgeven en uitvoeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins en Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 194 (29338).

De heer Bruins (ChristenUnie):

Mijn laatste motie komt misschien wat vroeg in het proces, maar er is toch wel wat onrust in het veld. Ik denk dat het goed is om dit met het indienen van de motie vast te markeren.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de commissie-Van Rijn adviseert een overheveling van de tweede naar de eerste geldstroom te realiseren;

overwegende dat zo'n overheveling op meerdere manieren vormgegeven kan worden;

van mening dat alle (positieve en negatieve) gevolgen van zo'n overheveling helder moeten zijn voordat overheveling eventueel plaatsvindt;

verzoekt de regering meerdere scenario's voor een overheveling aan de Kamer voor te leggen waarin alle positieve en negatieve aspecten voor de wetenschapsdomeinen inzichtelijk worden gemaakt;

verzoekt de regering tevens in die scenario's de gevolgen voor de geesteswetenschappen, los van de sociale wetenschappen, inzichtelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins en Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 195 (29338).

De voorzitter:

De heer Futselaar, een korte vraag.

De heer Futselaar (SP):

In alle eerlijkheid, mevrouw Van den Hul heeft gisteren bijna dezelfde motie naar mij gemaild, maar dan wat bondiger. Ik heb toen geantwoord dat die volstrekt ontijdig is. We hebben nog niet eens een reactie van het kabinet. We kunnen dit nu toch niet gaan sturen? Begrijpt de heer Bruins die houding niet?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Over welke van de drie moties praat de heer Futselaar?

De heer Futselaar (SP):

De motie die gaat over de commissie-Van Rijn.

De heer Bruins (ChristenUnie):

De laatste, oké. We moeten inderdaad nog praten over de commissie-Van Rijn. Tegelijkertijd zie ik dat er veel onrust is. Het was daarom mijn idee om in ieder geval duidelijk te maken dat alle voor- en nadelen duidelijk moeten zijn voordat je überhaupt over zo'n operatie gaat praten. En dat ook het tweede aspect wordt benoemd, dat de geesteswetenschappen los van de sociale wetenschappen ook eigenstandige aandacht behoeven. Het lijkt mij goed om dat juist zo vroeg mogelijk in het proces te markeren. Juist voordat het kabinet komt met scenario's of overwegingen die het proces al in gang zouden kunnen zetten.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Futselaar.

De heer Futselaar (SP):

Maar ook op dat gebied heeft de minister volgens mij al een aantal uitspraken gedaan. Ik vind het niet getuigen van enorm vertrouwen in de minister. In het algemeen vind ik trouwens tot nu zes moties van coalitiepartijen in een AO — er zullen er nog meer komen — ook niet getuigen van heel veel vertrouwen.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Dit heeft weinig te maken met vertrouwen in deze minister. Ik heb heel veel vertrouwen in deze minister. Tegelijkertijd zien we dat de onrust heel groot is. Ik denk dat het veld het wel verdient te weten hoe we daarin staan.

De heer Van Meenen (D66):

Mijn vraag gaat ook over de laatste motie. Dit is een VAO horende bij het AO Wetenschap. Ik vind de motie wat merkwaardig, want in het AO Wetenschap hebben we eigenlijk geen seconde over het rapport van Van Rijn gesproken, ook omdat we dat op dat moment nog niet kenden. Nu gaan we bij deze gelegenheid een motie indienen, zonder enige vorm van debat. De motie heeft nogal wat veronderstellingen in zich, terwijl we niet eens weten wat de reactie van het kabinet zal zijn. Ik vind dit dus heel voortijdig. Ik begrijp best wat de heer Bruins wil, en ben het daar zelfs misschien nog wel mee eens, maar ik zou hem toch willen vragen om de motie onmiddellijk aan te houden. Het lijkt mij raar om haar in stemming te brengen.

De voorzitter:

Dat is het advies van de heer Van Meenen.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Dat begrijp ik, mevrouw de voorzitter. Het belangrijkste aspect van deze motie is wel degelijk aan de orde gekomen in het AO. Misschien moet ik de eerste overweging, waarin de commissie-Van Rijn wordt genoemd, niet gebruiken. In het debat heb ik heel specifiek de suggestie gedaan om, wanneer de balans tussen de eerste en tweede geldstroom opnieuw wordt overwogen, niet zomaar geld over te hevelen van de tweede naar de eerste geldstroom, maar ook te kijken naar een scenario met een overheadvergoeding in tweedegeldstroomprojecten bij honorering door de NWO. De minister heeft al gezegd dat ze daarnaar wil kijken. Ik vind het heel belangrijk om hierbij op dit moment te markeren dat daarbij wel alle scenario's openblijven en niet alleen maar dat scenario wordt bekeken. Dat is op dit moment het doel van deze motie.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Futselaar. Nee, aan mevrouw Van den Hul namens de PvdA.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Er zijn zeer grote zorgen over de onveiligheid op de academische werkvloer. Een dag na ons AO kwam daarover via de media nog een zeer schokkende zaak naar ons toe. Ik ben blij dat de minister in gesprek gaat met de sector. Wij horen heel graag hoe die gesprekken verlopen en in hoeverre de aanbevelingen van onder andere de LNVH worden overgenomen. Ik zou heel graag van de minister horen of zij bereid is ons per brief te informeren over de voortgang van die gesprekken.

Voorzitter. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een diverse afspiegeling van mensen die werkzaam zijn in de wetenschap, de wetenschap ten goede komt;

constaterende dat de Westerdijk Talentimpuls zeer succesvol was om meer vrouwelijke hoogleraren aan te stellen;

overwegende dat ondanks de met de universiteiten afgesproken streefcijfers voor 2020 de groei van het aantal vrouwelijke hoogleraren momenteel terugvalt;

verzoekt de regering de Kamer te informeren over welke maatregelen zij overweegt als de streefcijfers niet worden gehaald en daarbij ook de Westerdijk Talentimpuls te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 196 (29338).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een van de doelstellingen van de inbeddingsgarantie is om het aandeel minder kansrijke onderzoekaanvragen te verminderen;

overwegende dat onduidelijk is of de geconstateerde afname daadwerkelijk minder kansrijke aanvragen betreft en tegelijkertijd heeft geleid tot een forse afname van het aantal aanvragen door onderzoekers met tijdelijke contracten;

verzoekt de regering via de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) op korte termijn inzichtelijk te maken of de afname daadwerkelijk minder kansrijke aanvragen betreft, uitgesplitst over de afzonderlijke NWO-gebieden, en tot die tijd het voortzettingsbesluit aangaande de inbeddingsgarantie op te schorten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Futselaar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 197 (29338).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

En tot slot mijn derde motie. De heer Futselaar refereerde daar al aan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er over de gehele linie in het onderwijs meer geld nodig is;

van mening dat er ook binnen het hoger onderwijs een acute noodzaak is om extra te investeren in bèta- en techniekonderwijs maar dat dit niet ten koste mag gaan van de evengoed onder druk staande geesteswetenschappen;

verzoekt de regering in haar appreciatie van het adviesrapport "Wissels om" van de commissie-Van Rijn scenario's op te nemen waarbij extra investeringen in bèta- en techniekonderwijs niet ten koste hoeven te gaan van de geesteswetenschappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 198 (29338).

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Westerveld heeft nu het woord namens GroenLinks. Niet? Dan is nu het woord aan de heer Van der Molen namens het CDA.

De heer Van der Molen (CDA):

Voorzitter. De minister en ik zijn het in het AO niet eens geworden over de toekomst van het experiment promotiestudenten. Daarom wil ik de volgende twee moties indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het experiment promotieonderwijs ook de zogenoemde top-uppers conform AMvB meegenomen moesten worden; dit zijn buitenlandse promovendi met een beurs uit eigen land die in Nederland een aanvullende beurs krijgen;

constaterende dat naast universiteiten in het experiment ook andere universiteiten buitenlandse beurspromovendi een aanvullende beurs geven;

verzoekt de regering deze top-uppers niet in de evaluatie van het experiment mee te nemen;

verzoekt de regering tevens om fictieve verloning van deze aanvullende beurzen bij alle instellingen in heel Nederland vanaf nu te regelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Molen, Tielen, Beertema en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 199 (29338).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat, ondanks dat er nog geen tussenevaluatie ligt, de minister geen nieuwe aanvraagronde voor het experiment promotieonderwijs overweegt omdat dit volgens haar niet een meer gevarieerde invulling van het experiment oplevert;

constaterende dat nergens in het besluit experiment promotieonderwijs of in de memorie van toelichting staat dat een meer gevarieerde invulling van het promotieonderwijstraject een criterium vormt voor het experiment;

verzoekt de regering om een nieuwe aanvraagronde voor het experiment promotieonderwijs open te stellen alleen voor studentpromovendi en pas na de eindevaluatie van het experiment aan de hand van de vooraf gestelde kaders een definitief oordeel te vellen over de toekomst van de promotiestudent,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Molen, Tielen, Beertema en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 200 (29338).

Dank u wel. Ik kijk even naar de minister. De laatste moties worden gekopieerd en rondgedeeld. Daar wachten we nog even op.

Meneer Van Meenen, u wilt spreken, maar u heeft zich niet ingeschreven. Heeft iemand bezwaar tegen de heer Van Meenen? De heer Bruins heeft een principieel bezwaar, denk ik.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik heb geen bezwaar tegen de heer Van Meenen.

De voorzitter:

Maar wel tegen zijn moties?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Dat weet ik nog niet, want ik heb ze nog niet gelezen. Hij heeft soms best heel goede ideeën. Ik stel voor dat we hem de kans geven om ze voor te lezen.

De voorzitter:

Ga uw gang.

De heer Van Meenen (D66):

Ik zal de verantwoordelijke hiervoor ongenadig straffen! Nee, hoor.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er zeer verontrustende signalen en onderzoeken over de sociale veiligheid van universiteitsmedewerkers zijn, zoals pesterijen, machtsmisbruik en scientific harassment;

overwegende dat medewerkers van publiek gefinancierde universiteiten adequate bescherming mogen verwachten;

overwegende dat medewerkers er baat bij hebben als zij een onafhankelijke ombudsfunctie met een informatierecht en onderzoeksbevoegdheid kunnen raadplegen;

verzoekt de regering om met het Promovendi Netwerk Nederland, het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren, de vakbonden en de Vereniging van Universiteiten, te bespreken hoe de ombudsfunctie versneld in de wetenschap ingevoerd kan worden, en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 201 (29338).

De voorzitter:

Dank u wel. De laatste motie wordt gekopieerd en rondgedeeld. Dan geef ik nu het woord aan de minister.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter. Ik hoop dat ik in alle snelheid de moties op orde heb. De motie op stuk nr. 190 van mevrouw Tielen is een motie die de Tweede Kamer tot iets oproept. Het past mij niet om daar een oordeel over te hebben. Maar laat ik zeggen dat ik haar buitengewoon sympathiek vind. Natuurlijk is het altijd mooi om te bekijken of de zaken evidencebased zijn.

De motie van mevrouw Tielen op stuk nr. 191 over de zogenaamde biastraining ontraad ik, want wat mevrouw Tielen vraagt is allang gebeurd. Anders zouden we die training ook niet geven. De NWO heeft namelijk zorgvuldig onderzoek laten doen naar de verschillen in honoreringspercentages tussen mannen en vrouwen in de Veni-procedure door mevrouw Ellemers en Romy van der Lee. Daarna is van 2015 tot 2017 vervolgonderzoek gedaan om te komen tot evidencebased genderneutrale beoordelingsprocedures. Enerzijds ligt daarbij de focus op het ontwikkelen van een implicieteassociatiestraining en anderzijds richt het vervolg zich op het ontwikkelen van genderneutrale kwaliteitslabels. Collega-organisaties in andere landen werken al met deze genderbiastrainingen. Dat gebeurt bijvoorbeeld in Canada, verschillende andere landen en bij de ERC, het European Research Council. Het lijkt een positief effect te hebben als de NWO expliciet aandacht besteed aan de mogelijkheid dat impliciete bias de kwaliteitsoordelen over onderzoekers beïnvloedt. Dus ja, er is onderzoek gedaan en hier is sprake van bewezen effectiviteit op grond van heel goed wetenschappelijk onderzoek. Daarom hebben we dat ook zo ingezet. Ik wil benadrukken dat we hier mannen en vrouwen gelijke kansen geven op een onderzoeksubsidie. Mijn collega bij EZK doet bijvoorbeeld hetzelfde. Het past in het bredere kabinetsbeleid om ook onbewuste vooroordelen bij subsidiecommissies te gaan bestrijden, maar ook bij de toekenning van financiering bij start-ups en scale-ups, waar wij een gezamenlijke conferentie over hadden. Ik ontraad de motie dus, want dat onderzoek is al gedaan.

De voorzitter:

U krijgt zo het woord van mij, mevrouw Tielen. U hebt nog een motie en u krijgt het woord zo over beide moties.

Minister Van Engelshoven:

De motie van mevrouw Tielen op stuk nr. 192 gaat over de focus van middelen binnen de NWA. Het zal mevrouw Tielen, ook gelet op het gewisselde in het AO, niet verbazen dat ik deze motie ontraad. Het kabinet investeert gelukkig heel stevig in onderzoek en innovatie. In het regeerakkoord hebben we afspraken gemaakt over wat we doen aan fundamenteel onderzoek in het kader van de Nationale Wetenschapsagenda. We hebben ook afspraken gemaakt over de focus in het topsectorenbeleid. Voor dat ietsje meer focus waar mevrouw Tielen om vraagt hebben we nu juist in het topsectorenbeleid en in het missiegedreven innovatiebeleid afspraken gemaakt. Die hebben we ook met de staatssecretaris van EZK gemaakt. Beide instrumenten naast elkaar zijn belangrijk. Het een is breed wetenschappelijk onderzoek en het ander is thematische focus. Ik ga dus niet mee in uw motie, waarin u zegt dat er sprake is van te veel versnippering. Het kabinet heeft juist heel helder gekozen voor focus aan de ene kant en versnippering aan de andere kant. Dit linkt ook aan de motie van de heer Bruins en de heer Van der Molen over de synergie binnen de NWA. Ook in het overleg dat we hadden met de kenniscoalitie, de bewindslieden van EZK, de NWO, de KNAW en alle betrokken instituten hebben we gezegd dat je juist geen hekken moet zitten binnen de NWA. Dat is ook een beetje in strijd met het principe van zoeken naar excellentie. We moeten bekijken of we door de NWO kunnen laten kijken naar hoe de synergie wordt bereikt. Daar doelt de motie van de heer Bruins ook op. Daarin wordt gevraagd om te rapporteren over hoe die synergie tot stand komt. Dat wil ik graag doen. Daar wil ik graag na de zomer over rapporteren. Ik laat het oordeel over de motie op stuk nr. 193 aan de Kamer en de motie op stuk nr. 192 ontraad ik.

De voorzitter:

Ik wil toch een beroep doen op de minister om de reacties kort te houden. Iedereen heeft twee minuten spreektijd. Dat geldt ook voor de bewindspersonen.

Minister Van Engelshoven:

Alle moties behandelen in twee minuten is echt schier onmogelijk.

De voorzitter:

Dat gaat niet over alle moties, maar u bent nu nog met de eerste spreker bezig.

Mevrouw Tielen (VVD):

De minister had de moties op de stukken nrs. 192 en 193 samengevoegd.

De voorzitter:

Maar goed. Kort.

Mevrouw Tielen (VVD):

Over de motie op stuk nr. 192 blijven de minister en ik een andere mening hebben, dus dat ga ik nu niet proberen. Over de motie op stuk nr. 191 zegt de minister dat er al wetenschappelijk onderzoek gedaan is. Ja, er is onderzoek gedaan naar de verschillen in uitkomsten, en die erken ik. Ik ben het met de minister eens dat het niet uitmaakt welk geslacht je hebt of je een hele goede wetenschapper bent en heel goed onderzoeksvoorstel kunt maken. Daarin vinden de minister en ik elkaar helemaal. Maar door te claimen dat die trainingen daadwerkelijk wetenschappelijk effectief zijn, overspeelt de minister volgens mij haar hand. Kan de minister er dus nog even aan refereren waar die effectiviteit dan wetenschappelijk gepubliceerd is?

Minister Van Engelshoven:

Ik heb hier niet de citaties bij de hand. Ik heb u verwezen naar een paar onderzoeken, maar ik zal het u na dit debat even laten weten. U vraagt mij in de motie om dit pas uit te voeren als de trainingen bewezen evidencebased zijn. Ik heb u gezegd dat dat het geval is, en ik zal u nog even aanwijzen waar u deze onderzoeken kunt vinden.

Voorzitter. Dan de motie-Bruins/Van der Molen op stuk nr. 194, over de rol van de NWO. Daar hebben we ook het nodige over gewisseld. Die geef ik kortheidshalve gewoon oordeel Kamer. In de begeleidende brief die ik met het jaarverslag van de NWO uw kant op stuur, zal ik aandacht aan dit onderwerp besteden.

De heer Futselaar (SP):

Ik zou toch willen vragen wat het aannemen van de moties op de stukken nrs. 193 en 194 precies gaat veranderen aan wat de minister toch al ging doen. Ze komen op mij wat frivool over.

Minister Van Engelshoven:

Nee, de aanvulling op wat wij hebben gewisseld is dat de motie op stuk nr. 193 mij vraagt om in een brief aan de Kamer ook expliciet aandacht te besteden aan hoe de synergie werkt en of die ook echt tot stand komt. Niet voor niets heb ik ook een verband gelegd met de motie van mevrouw Tielen. Komt die synergie nou tot stand? Het is goed om dat even expliciet duidelijk te maken. En wat betreft de motie op stuk nr. 194: ja, wij sturen het jaarverslag van de NWO naar de Kamer, maar als mij wordt gevraagd of ik daarbij expliciet kan kijken hoe de coördinerende rol en de strategische rol van de NWO uit de verf komen, dan wil ik daar graag in een brief extra aandacht aan besteden.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Los ervan dat ik hier niet bekendsta om mijn frivoliteit, zijn dit voor mij wel twee buitengewoon serieuze en belangwekkende moties. Ik ben blij met het oordeel dat de minister geeft. Ik heb nog een vraag over de timing van de brief over de coördinerende en regisserende rol van NWO. Ik kan het begrijpen als die zou worden meegestuurd met het jaarverslag, maar dan praten we over april 2020, tenzij het komende jaarverslag nog zou moeten uitkomen, maar dat zou mij verbazen. Zou het ook inhoudelijk niet logisch zijn om deze toelichting, deze brief, te sturen samen met de brief uit de andere motie, waarin de minister ingaat op de synergie? Dan zouden ergens in september, oktober, beide onderwerpen worden afgehandeld.

Minister Van Engelshoven:

Ik ga mijn best doen om dat te combineren nu u dat vraagt, als u daar genoegen mee wilt nemen, maar ik moet ook kijken of we op dat moment wel voldoende beeld hebben om daarover volledig te rapporteren. Maar een eerste beeld kan ik u in die brief wel verschaffen.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Daar neem ik voor nu graag genoegen mee, en dan hou ik dit onderwerp ook gewoon in de gaten wanneer die eerste brief erover komt.

De voorzitter:

O, ik dacht dat u uw motie aanhield, maar u houdt het onderwerp in de gaten.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Nee, nee, zeker niet.

De voorzitter:

Oké, dank u wel.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter. Dan de moties op de stukken nrs. 195 en 198, over de commissie-Van Rijn. Daar moet ik de heer Futselaar toch echt gelijk geven. Die moties vind ik ook echt ontijdig. Ik ben nog volop bezig om het rapport te bestuderen, het te bespreken met het veld en een kabinetsreactie te maken. Die moet ik ook nog kunnen bespreken in het kabinet, dus ik ga nu niet mee in moties daarover. Ik kom naar u toe met een voorstel, en volgens mij gaan we dan het debat hebben. Ik ga nergens op vooruitlopen.

De voorzitter:

En het oordeel is?

Minister Van Engelshoven:

Ontraden.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik snap wat de minister zegt. Toch moet ik constateren — de heer Bruins refereerde daar ook al aan — dat zowel het rapport als de commotie die er vervolgens in de media over is ontstaan wel degelijk leidt tot grote onrust in de sector. Ik zou de minister dus toch willen vragen om bij de appreciatie in elk geval rekening te houden met de verschillende scenario's. Dat is ook waartoe mijn motie verzocht.

Minister Van Engelshoven:

Als het u gaat om de onrust die in de sector is ontstaan, zeg ik u dat ik die toch niet ga wegnemen voordat er een kabinetsreactie is. Want men zal tot die kabinetsreactie moeten afwachten hoe we naar scenario's kijken en hoe we die gaan wegen. Ik snap dus best dat u allerlei signalen afgeeft, zoals: kijk mij opkomen voor de geesteswetenschap. Ik snap dat; daarover heb ik zelf ook het nodige gezegd. Maar we moeten echt eerst de weging maken. U neemt de onrust echt niet weg door mij hier te vragen om van alles mee te nemen in de scenario's. Als dat uw doel is, helpt de motie sowieso niet. Ik ontraad ze dus beide.

De voorzitter:

Volgens mij zijn de argumenten gewisseld. Gaat u de motie aanhouden?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ja, dat ga ik doen. Ik wil daarbij wel benadrukken dat de motie van mevrouw Van den Hul in feite vraagt om in te grijpen. Ik vraag slechts om informatievoorziening en om scenario's te schetsen. Ik hou de motie gewoon aan totdat we een kabinetsreactie krijgen en dat debat over het rapport van Van Rijn gaan houden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Bruins stel ik voor zijn motie (29338, nr. 195) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 196. Mevrouw Van den Hul.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Voor de goede orde: die van ons is niet aangehouden.

De voorzitter:

Nee, het gaat om de motie op stuk nr. 195, toch?

Minister Van Engelshoven:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 196 over de groei van het aantal vrouwelijke hoogleraren. U weet dat ik er erg aan hecht dat dat aantal groeit. Dat doet het gelukkig ook. Ik geef deze motie oordeel Kamer. In de motie verwijst u naar de Westerdijk Talentimpuls. Ik wil daarbij benadrukken dat ik vind dat het verhogen van het percentage vrouwelijke hoogleraren nooit afhankelijk mag zijn van impulsfinanciering. Ik vind dat we daarmee het verkeerde signaal afgeven. Ik snap dat er een impuls is gegeven om het op gang te brengen. Als we instellingen het signaal geven dat ze kunnen wachten met het halen van hun streefcijfer tot er extra geld komt om vrouwelijke hoogleraren aan te nemen, zou ik dat echt het verkeerde signaal vinden. Met die connotatie geef ik de motie oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 197 over de inbeddingsgarantie. Die motie wil ik ontraden. Het is essentieel dat de druk op het hele systeem afneemt. De VSNU en de NWO hebben afspraken gemaakt over het invoeren van die inbeddingsgarantie. Universiteiten spannen zich in, zodat onderzoekers kansrijke aanvragen indienen en er zicht is op een aanstelling. Dat heeft inmiddels de aanvraagdruk bij NWO met 25% verlaagd. Maar het is natuurlijk niet mogelijk om de kwaliteit te achterhalen van aanvragen die niet zijn ingediend. U vraagt mij in deze motie dus eigenlijk om het onmogelijke, want ik kan dat nooit precies vergelijken. In die zin ontraad ik de motie.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik vind dat de minister hier nu toch heel grote stappen neemt. Uit de enquête van De Jonge Akademie die we al tijdens het debat bespraken, blijkt wel degelijk dat er sprake is van een halvering — zelfs meer dan — van het aantal aanvragers met een tijdelijke aanstelling. Dat zouden ook zomaar mensen kunnen zijn met een geniaal idee. Wij vinden dat toch echt een zeer grote zorg. Is de minister in elk geval bereid om de evaluatie uit te voeren, want die heeft op dit moment op dit punt zeker niet plaatsgevonden. De minister kijkt nu door een eenzijdige bril naar deze cijfers, maar deze conclusie kunnen we gewoon nog niet trekken.

Minister Van Engelshoven:

Ik kan echt niet uit de voeten met hoe de motie nu geformuleerd is. U weet dat we nog breder aan het kijken zijn naar het terugdringen van die aanvraagdruk. Er ligt ook nog een opdracht bij de VSNU, de NWO en de KNAW om met verdere voorstellen daarvoor te komen. Ik denk dat we daar in het kader van de commissie-Van Rijn nog over komen te spreken en zeker ook bij de Strategische Agenda. Ik vraag u dus om even geduld te hebben. Maar ik kan niet uit de voeten met de motie op deze manier.

De voorzitter:

Ik geef u zo het woord, mevrouw Van den Hul, maar ik wil dat ook uw motie op stuk nr. 198 ... Ik dacht even dat u nog een motie had, mevrouw Van den Hul, maar ik zie dat die ontraden is. Mevrouw Van den Hul, tot slot.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik heb even overlegd met mijn mede-indiener, de heer Futselaar. Wij zijn bereid om de motie op stuk nr. 197 aan te houden. Maar ik zou de minister dan toch willen vragen om wel bij ons terug te komen als zij dat gesprek heeft gevoerd. Het gaat dan met name om de zorg die ook door De Jonge Akademie naar voren is gebracht, namelijk dat het niet ten koste mag gaan van misschien wel heel getalenteerde jonge onderzoekers. We zijn het natuurlijk eens dat de aanvraagdruk omlaag moet.

De voorzitter:

Mevrouw Van den Hul, welk nummer was het?

Minister Van Engelshoven:

Het was de motie op stuk nr. 197.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van den Hul stel ik voor haar motie (29338, nr. 197) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Engelshoven:

Dan de moties op de stukken nrs. 199 en 200 van de heer Van der Molen c.s. Het zal hem niet verrassen dat ik die moties ga ontraden. Hij zei zelf al: de minister en ik zijn in het AO niet nader tot elkaar gekomen. U legt nu het oordeel hierover voor aan de Kamer. Ik blijf de moties ontraden. Wij hebben hierover voldoende gewisseld. De moties op de stukken nrs. 199 en 200 zijn ontraden.

Voorzitter, tot slot de motie van de heer Van Meenen op stuk nr. 201 over de ombudsfunctionaris. Dit is een belangrijk thema. Ik heb al aangegeven dat ik in gesprek ga over de verdere acties en dat ik de suggesties uit de rapporten van de LNVH en van de FNV en VAWO meeneem, waaronder dus de ombudsfunctionaris. Ik zal daar dus ook nader bij u op terugkomen. De motie krijgt dus oordeel Kamer. Daarmee geef ik volgens mij ook antwoord op de vraag van mevrouw Van den Hul of ik nog bij de Kamer wil terugkomen op de gesprekken die ik met deze partijen ga voeren over sociale veiligheid en de te nemen maatregelen. Dat zal ik dus doen. Daar ligt nu ook een motie onder. Volgens mij heb ik daarmee alle moties besproken, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we hiermee aan het eind gekomen van dit VAO over wetenschapsbeleid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven