12 JBZ-Raad d.d. 6 en 7 juni 2019 (deel asiel- en vreemdelingenbeleid)

Aan de orde is het VSO JBZ-Raad d.d. 6 en 7 juni 2019 (deel asiel- en vreemdelingenbeleid).

De voorzitter:

Aan de orde is het VSO JBZ-Raad van 6 en 7 juni 2019, deel asiel- en vreemdelingenbeleid. Ik heet de minister van Justitie en Veiligheid van harte welkom en geef de heer Van Ojik namens GroenLinks het woord.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Ik dacht: het is goed als de minister één keer de kans krijgt om ook als staatssecretaris voor Asiel en Migratie op te treden. Nou, dat is dan vanavond.

Voorzitter. In Libië zitten naar schatting 3.000 migranten vast in kampen dichtbij de vuurlinie. Er vinden mondjesmaat evacuaties plaats binnen Libië en van Libië naar Niger. Gelukkig vindt soms ook hervestiging plaats. Italië, Duitsland en met name Zwitserland hebben hun aandeel geleverd. Het zou goed zijn als de EU hierin gezamenlijk optrekt. Het zou ook goed zijn als Nederland zijn aandeel leverde. Nederland heeft een hervestigingsprogramma voor kwetsbare vluchtelingen. Als er nou één groep kwetsbaar is, zijn het wel deze vluchtelingen die nu in Libië vastzitten. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat enkele duizenden migranten in Libië vastzitten in detentiecentra in de omgeving van de frontlinie van de burgeroorlog en dus het risico lopen slachtoffer te worden van het oorlogsgeweld;

constaterende dat Italië, Duitsland en Zwitserland reeds het initiatief hebben genomen om een aantal migranten uit deze kampen te hervestigen;

verzoekt de regering bij de JBZ-Raad te bepleiten dat lidstaten de evacuatie van migranten uit Libische detentiecentra ondersteunen door voor een aantal van hen hervestiging in de EU mogelijk te maken, waaronder ook in Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik, Jasper van Dijk en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 555 (32317).

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de heer Groothuizen namens D66.

De heer Groothuizen (D66):

Voorzitter, dank u wel. Terecht vraagt de heer Van Ojik aandacht voor de situatie in Libië, en dan vooral in detentiekampen. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het oplaaiende militaire geweld in Libië zorgt voor een nijpende humanitaire situatie voor een deel van de Libische bevolking en de in Libië aanwezige migranten, vooral vluchtelingen en migranten die vastzitten in detentiecentra;

constaterende dat de UNHCR de internationale gemeenschap heeft opgeroepen zich in te spannen voor een verbetering van de situatie en hulp aan de getroffenen;

verzoekt de regering in de JBZ-Raad te pleiten voor de inzet van robuuste politieke en diplomatieke middelen voor de evacuatie uit de Libische detentiecentra van door UNHCR erkende vluchtelingen naar Niger en andere migranten naar hun land van herkomst, waarbij voorrang wordt gegeven aan minderjarigen, vrouwen en ouderen;

verzoekt de regering verder in de JBZ-Raad te pleiten voor het stevig inzetten op het principe "more for more en less for less" ten opzichte van landen die weigeren hun onderdanen uit Libië terug te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Groothuizen, Becker, Van Toorenburg en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 556 (32317).

Ik zie de heer Van Ojik staan.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik heb het niet helemaal paraat, maar ik wil de heer Groothuizen, als indiener van de motie, vragen waarin de motie verschilt van wat de minister vanmiddag al in de beantwoording van de schriftelijk door ons gestelde vragen heeft toegezegd.

De heer Groothuizen (D66):

De motie maakt vooral nog eens heel duidelijk dat we moeten streven naar een duurzame oplossing. Ik zie die duurzame oplossing langs de volgende lijnen. Veel mensen die in Libië vastzitten, zijn niet per definitie vluchteling in termen van het internationaal recht. Het zijn ook gewoon economische migranten die onder heel slechte omstandigheden vastzitten. Ik zie twee sporen. Ik vind dat mensen die in die categorie vallen, zo snel mogelijk via de IOM moeten worden gerepatrieerd naar het land van herkomst. De echte vluchtelingen, een kleinere groep die er ook is, moeten zo snel mogelijk via de Gathering and Departure Facility die in Libië werkzaam is — we hebben van de heer Grandi vanmiddag gehoord dat die gelukkig nog steeds werkt — naar Niger worden gebracht, van waaruit ze kunnen worden hervestigd. Dat onderstreept deze motie. Ik vind dat hierin, eerlijk gezegd, wat duidelijker staan dan in de soms wat vage beantwoording die ik vanmiddag van het kabinet kreeg. Bovendien onderstreept dit nog eens — want dat zag ik in de beantwoording niet zo goed terug — dat ook landen van herkomst een verplichting hebben om hun eigen onderdanen terug te nemen. Ik vind dat in die zin er evenwicht in moet zitten. Dat heb ik geprobeerd in deze motie neer te leggen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Over dat laatste, dat voor heel veel mensen terugkeer naar het land van herkomst uiteindelijk de oplossing is, zijn we het snel eens. Maar waar het om gaat, is dat er een groep mensen naar bijvoorbeeld Niger wordt gebracht waar de capaciteit heel snel volloopt. De inhoud van de motie van mijn collega's en mijzelf die ik net heb ingediend, is dat hervestiging in Europese landen, waaronder Nederland, mogelijk moet zijn. Daar is waar onze motie om vraagt. Ik hoor u nu eigenlijk ook zeggen dat dat moet kunnen. Betekent dat nu dat u de motie die ik samen met collega's Van Dijk en Kuiken heb ingediend ook gaat steunen? Want je zou ze als complementair kunnen zien.

De voorzitter:

Een korte reactie, meneer Groothuizen.

De heer Groothuizen (D66):

Niet helemaal en dat komt omdat de heer Van Ojik in zijn motie geen onderscheid maakt tussen migranten en vluchtelingen. Je moet dat onderscheid juist wel maken. Ik heb dat net geprobeerd uit te leggen. Bovendien mis ik de andere kant in zijn motie. Ten derde stel ik vast dat, als we het dan hebben over wat dit nog toevoegt, de regering in zijn brief schrijft dat er al mensen vanuit Libië worden hervestigd in Nederland onder het geldende programma. Op zich is dit dus al lopend beleid. Met deze motie heb ik vooral geprobeerd een structurele oplossing te onderstrepen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Groothuizen. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Van Toorenburg namens het CDA.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Mijn twee minuten komen ietwat spontaan op, maar dat komt vooral omdat wij een goed gesprek hebben gehad met UNHCR. Als ik dat combineer met het feit dat deze minister heel kort de taak heeft om ook asiel onder zich te hebben, maar er straks een nieuwe staatssecretaris komt die ook met iets aan de gang zal moeten gaan, wil ik hem indringend het volgende vragen. Wij hebben opnieuw moeten horen dat de positie van de jezidi's dermate ernstig is dat echt alle vluchtelingenorganisaties zich grote zorgen maken, ook over het beleid van Nederland, namelijk dat wij de jezidi's in Nederland soms denken te kunnen terugsturen naar kampen omdat het misschien een veilig gebied is waar ze ooit zijn geweest. Maar het zijn kampen waar de jezidi's niet veilig zijn. Er is een serieuze zorg. Mag ik aan deze minister vragen of hij de specifieke zorg voor deze extreem kwetsbare groep, de meest getraumatiseerde groep, als een van de prioriteiten aan zijn collega wil meegeven? We herinneren ons allemaal de beelden nog van hoe deze mensen op de berg waren en hun veilig heenkomen nergens konden vinden. Ik zeg het hier nu vanuit het CDA, maar we hebben er vanmiddag met elkaar breed over gesproken. Wij maken ons als Kamer grote zorgen over hoe het gaat met de jezidi's. Mag ik de minister vragen hier echt prioriteit aan te geven?

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Toorenburg. De minister staat klaar om de moties te behandelen en de vragen te beantwoorden.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter, dank. Dit is een bijzonder moment. Staatsrechtelijk is het evenwel niet zoals de heer Van Ojik suggereerde, want ik vrees toch dat ik hem, en ik hoop niet ook u, moet teleurstellen. Ik treed hier namelijk niet op als staatssecretaris. Dit deel van de portefeuille is gewoon weer aan mij als minister van Justitie en Veiligheid toegevallen. Bij dezen nodig ik zeer graag de heer Van Ojik uit om een keer bij mij op het ministerie nog eens door te nemen hoe dat staatsrechtelijk in elkaar zit.

De motie van de heren Ojik en Van Dijk zal ik ontraden. Diverse EU-lidstaten hebben op verschillende wijze gehoor gegeven aan de oproep van de UNHCR. Italië heeft inderdaad 300 mensen direct vanuit Tripoli geëvacueerd als humanitair evacués. Het merendeel van de EU-lidstaten, waaronder Nederland, kent geen toelating op grond van evacuatie. Ook om redenen van veiligheid en zorgvuldigheid wordt hervestigd vanuit Niger via het UNHCR Emergency Transit Mechanism, ETN. Dat proces wordt nu voor zover mogelijk versneld. Ook Nederland hervestigt via het ETN. Vorig jaar is een vijftigtal personen geselecteerd om versneld naar Nederland door te reizen. Gezien de capaciteit in Niger zijn er voorlopig voldoende toezeggingen voor hervestiging. Ik wil ten slotte nog opmerken dat ik in de zeer korte tijd dat ik dit deel van de portefeuille weer aan me heb getrokken heb kunnen vaststellen dat Nederland alleen vluchtelingen hervestigt en niet, zoals in de motie wordt verzocht, migranten.

De voorzitter:

Gaat u verder. Ik zie de heer Voordewind ook.

Minister Grapperhaus:

Ik kom bij de motie van de leden Groothuizen, Becker, Van Toorenburg en Voordewind op stuk nr. 556. Ik kan niet de gedachte van de heer Groothuizen delen dat mijn toezeggingen in de brief van vanmiddag vaag waren. Als zodanig zou ik althans toezeggingen van mijzelf niet willen kwalificeren. Ik begrijp wel de concretere duiding van het terugnemen door het land van herkomst in het eerste deel van de motie. Als zodanig kan ik die motie dus oordeel Kamer laten.

Ten slotte kom ik op het punt van mevrouw Van Toorenburg. Ik wil hierbij toezeggen dat ik de kwestie rondom de jezidi's, die ook mij zeer aan het hart gaat, als een zeer belangrijk aandachtspunt direct bij mijn opvolger in deze portefeuille, de te benoemen nieuwe staatssecretaris, onder de aandacht zal brengen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik wil de gelegenheid niet voorbij laten gaan om de minister te bedanken voor het lesje staatsrecht dat hij mij heeft gegeven. Het is altijd goed om nog iets op te steken op zo'n avond. Ik snap dat hij mijn motie ontraadt en de motie van de coalitie positief preadviseert. Het zou heel uniek zijn als het vanavond eens een keer andersom zou zijn bij wijze van spreken. Dat begrijp ik wel. Het gaat even om de argumentatie. De minister zegt eigenlijk twee dingen. Het eerste is: we doen het al. En het tweede is: we hervestigen alleen vluchtelingen en geen migranten. Nou zijn vluchtelingen ook migranten, dus je zou kunnen zeggen dat dat met een kleine redactionele aanpassing wel te regelen is. Mijn vraag is heel concreet. Is de minister bereid om, gezien de acute noodsituatie nu in Libië en in Niger waar veel mensen naartoe geëvacueerd worden, iets extra's te doen, zoals ook Duitsland en Italië iets extra's doen?

De voorzitter:

Ja. De minister.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik wil graag mijn zin afmaken. Hij heeft de ruimte ervoor, omdat het hervestigingsprogramma, waar nu 50 mensen onder vallen, ruimte biedt voor 500 mensen.

Minister Grapperhaus:

Ik ben heel duidelijk geweest. Nederland hervestigt op dit moment via dat ETN. Het proces wordt voor zover mogelijk versneld. Ik wil afwachten hoe dat gaat lopen en dan bekijken of er aanleiding is om extra inspanningen te doen. Of ik daar bij u op terugkom of dat de staatssecretaris die er mogelijk in de toekomst weer is, dat zal doen, dat zal diezelfde toekomst moeten leren.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb één feitelijke vraag. We hebben net de schriftelijke beantwoording binnen, en daarin staat dat Nederland inmiddels 75 mensen heeft gerepatrieerd, hervestigd, vanuit Niger. En ik lees in een andere beantwoording dat het er om 25 zou gaan, en 50 in de planning. Kan de minister zeggen wat het nou is? Hebben we er nou inderdaad al 75 gedaan of zitten die 50 nog in de planning?

Minister Grapperhaus:

Het is een getal dat in totaal inderdaad optelt tot 75. Die 50 zijn inmiddels geselecteerd om door te reizen. Het kan dat daaraan de aanduiding "planning" is gegeven, maar daarmee is hetzelfde bedoeld.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit VSO JBZ-Raad.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties gaan we morgen stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven