11 Mijnbouw

Aan de orde is het VAO Mijnbouw (AO d.d. 07/02).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Mijnbouw. Ik heet de minister van Economische Zaken en Klimaat van harte welkom en geef mevrouw Beckerman namens de SP-fractie het woord.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik ga meteen voorlezen, want ik heb vier moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel Groningers in onveilige woningen wonen;

constaterende dat de versterking in Groningen traag verloopt doordat de capaciteit voor engineering en bouwbedrijven onvoldoende blijkt;

overwegende dat veel mensen na de opname dus heel lang moeten wachten tot hun pand versterkt kan worden;

verzoekt de regering een plan te maken om de capaciteit uit te breiden, inwoners te compenseren en te zorgen dat wanneer bewoners een traject ingaan de dan geldende normen het hele traject gelden, en dit plan in maart 2019 aan de Kamer te presenteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman, Nijboer, Wassenberg, Van Brenk en Van der Lee.

Zij krijgt nr. 157 (32849).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Waddenzee een natuurgebied is met grote biodiversiteit, dat UNESCO tot werelderfgoed heeft benoemd;

overwegende dat dit natuurgebied behouden moet blijven voor toekomstige generaties en daarom beschermd moet worden;

overwegende dat er geen maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak in de regio is voor de winning van gas uit het Waddengebied;

verzoekt de regering geen enkel winningsplan goed te keuren voor gas dat zich onder de Waddenzee begeeft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman, Nijboer, Wassenberg en Van der Lee. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 158 (32849).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat oude olie- en gaswinningsputten kunnen gaan lekken;

constaterende dat de huidige methode om oude putten te monitoren en lekkages op te sporen niet voldoet;

constaterende dat bij het dichten van een lekkende gaswinningsput bij Monster veel overlast is ontstaan en meerdere woningen schade hebben opgelopen;

verzoekt de regering een plan te maken om de monitoring van oude olie- en gaswinningsputten en het dichten van eventuele lekken te verbeteren, en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman, Nijboer, Wassenberg, Van der Lee, Yeşilgöz-Zegerius, Sienot, Dik-Faber en Agnes Mulder.

Zij krijgt nr. 159 (32849).

Gaat u verder.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik heb er nóg een, en ik haal het binnen de tijd.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er rond de zoutwinning veel ernstige incidenten met gevolgen voor de veiligheid van de samenleving en bodem zijn;

overwegende dat deze bedrijven zich niet aan de voorschriften houden;

verzoekt de regering alle zoutwinningsbedrijven met onmiddellijke ingang onder verscherpt toezicht te stellen en een afbouwplan op te stellen voor de zoutwinningsbedrijven die geen producten van maatschappelijke waarde produceren en een verbeterplan voor de resterende zoutwinningsbedrijven om verdere incidenten in de toekomst te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 160 (32849).

Mevrouw Beckerman (SP):

Voorzitter. Daarmee ...

De voorzitter:

U heeft nog zeven seconden.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik heb zeven seconden over. Ik wil daarmee zeggen dat ik dit zo belangrijk vind dat ik al mijn tijd besteed aan voorstellen om de situatie te verbeteren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Beckerman. Ik geef nu het woord aan de heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb vier puntig geformuleerde moties, maar ik zal ook geen tijd verloren laten gaan met lange inleidingen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat aardwarmteprojecten (geothermie) kampen met corroderende buizen in de bodem;

overwegende dat het gebruik van chemicaliën (corrosieremmers) hiertegen geen duurzame oplossing is en een risico met zich meebrengt van ernstige bodemvervuiling;

verzoekt de regering het gebruik van corrosieremmers bij aardwarmteprojecten uit te faseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 161 (32849).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de veiligheid van aardwarmteputten (geothermie) nog verbetering behoeft;

constaterende dat lekkende aardwarmteputten naast waterreserves een potentieel risico zijn voor onze drinkwatervoorziening, omdat eenmaal vervuilde waterputten nooit meer in gebruik kunnen worden genomen;

verzoekt de regering om geen aardwarmteprojecten toe te staan rond waterreserves,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 162 (32849).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in Farmsum 30.000 liter giftig benzeen, een bijproduct van gaswinning, uit opslagvaten is gelekt;

constaterende dat het nog onbekend is in welke mate de bodem door dit lek is verontreinigd;

overwegende het risico dat ook elders in het land zulke opslagvaten giftige stoffen kunnen lekken;

verzoekt de regering te inventariseren in welke mate de bodem rondom opslagvaten van gaswinning is verontreinigd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg, Nijboer en Beckerman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 163 (32849).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mijnbouw trillingen en laagfrequent geluid produceert wat zowel schade aan huizen als gezondheidsproblemen kan veroorzaken;

constaterende dat er een pilot met tiltsensoren komt in Noord-Nederland om het verband tussen mijnbouwtrillingen en schade vast te stellen;

constaterende dat laagfrequent geen onderdeel is van deze pilot en dat daardoor een onvolledig beeld dreigt te ontstaan;

verzoekt de regering om de pilot tiltsensoren te verbreden met laagfrequent geluid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg, Nijboer en Beckerman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 164 (32849).

De heer Wassenberg (PvdD):

Mijn laatste motie, voorzitter.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Wassenberg. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van der Lee namens GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat EBN op korte termijn voldoende ruimte krijgt om financiële middelen waarover zij al beschikken in te zetten voor de ontwikkeling van geothermieprojecten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Lee, Nijboer en Beckerman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 165 (32849).

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in 2016 door energieberdrijf ENGIE is afgezien van proefboringen bij Schiermonnikoog omdat het draagvlak hiervoor ontbrak;

overwegende dat het draagvlak voor gaswinning onder het Waddengebied totaal ontbreekt, ook bij de betrokken decentrale overheden;

verzoekt de regering energiebedrijven met winningsplannen voor het Waddengebied erop te wijzen dat zij een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben en het draagvlak voor gaswinning onder de Waddenzee ontbreekt;

verzoekt de regering tevens deze bedrijven op te roepen vrijwillig af te zien van het winnen van gas onder het Waddengebied,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Lee, Nijboer, Beckerman en Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 166 (32849).

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dan wil ik graag nog een compliment uitdelen aan de minister over de beantwoording van een aantal vragen. We hebben net nog een brief gekregen, onder andere over mijn suggestie om eens te kijken naar een aannemersvariant bij de versterking. De minister geeft aan dat de individuele benadering en de ruimte en inspraak voor de bewoners daarmee op gespannen voet zouden staan. Dat accepteer ik voor dit moment, maar ik zou hem willen vragen om dit toch in zijn achterhoofd te houden. Mocht blijken dat de wensen niet eens zo heel ver uiteenlopen en het toch mogelijk is om via zo'n route een versnelling aan te brengen, dan hoor ik daar graag over in een later stadium.

Dat was het.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Lee. Dan geef ik nu het woord aan de heer Nijboer namens de PvdA.

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat middenin het dorp Roodeschool een overslagstation voor aardgascondensaat staat;

overwegende dat deze industriële activiteit daar niet past, waar ook de inwoners, dorpsvereniging en burgemeester op wijzen;

verzoekt het kabinet het overslagstation voor aardgascondensaat uit het dorp te verplaatsen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nijboer, Wassenberg en Beckerman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 167 (32849).

De heer Nijboer (PvdA):

Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het onwerkbaar is dat mensen in gebieden waar zowel gas als zout wordt gewonnen bij afzonderlijke loketten met verschillende schaderegelingen hun schade moeten verhalen;

verzoekt de regering in deze gebieden met gestapelde mijnbouw de schadebehandeling door één instituut te laten behandelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nijboer, Van der Lee, Beckerman en Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 168 (32849).

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Afgelopen zaterdag kwam ik in Ten Boer. Daar kom ik bijna elke week, want daar wonen mijn ouders. Daar was een voorlichtingsbijeenkomst geweest. Mensen die inspecties hadden gehad van hun huis dat niet veilig zou zijn, kregen daar te horen: uw huis is veilig, maar de resultaten van de inspectie kunt u niet inzien. Zij krijgen dus niet de resultaten, niet de beoordeling en niet wat we hebben. Dat is van de gekke. Soms zijn er dagenlang gaten geboord in huizen, maar die mensen krijgen niet eens te horen wat daar uiteindelijk uit is gekomen. De hele Kamer — tenminste de collega's die hier aanwezig zijn — vindt dat dat niet kan. We willen dat alle informatie die uit de inspecties komt en die er bij de Nationaal Coördinator of anderszins is, ook bij die mensen terechtkomt. Daar hebben zij recht op, want het is hun huis. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er op verzoek van publieke partijen tal van inspecties hebben plaatsgevonden, waarbij soms zelfs gaten in muren zijn geboord;

overwegende dat er mensen zijn die volgens de methode van de Mijnraad nu geen verhoogd risico lopen en dat daarom de woning niet wordt beoordeeld;

overwegende dat mensen daardoor wel inspecteurs toelieten in hun huizen en inspecties hebben plaatsgevonden, maar dat mensen van de resultaten van die inspectie — van nota bene hun eigen huis! — niet op de hoogte worden gesteld;

verzoekt het kabinet ervoor te zorgen dat iedereen van wie het huis is geïnspecteerd, ook de beoordeling van de inspectie ter inzage kan krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nijboer, Beckerman, Dik-Faber, Yeşilgöz-Zegerius, Sienot, Wassenberg, Agnes Mulder en Van der Lee.

Zij krijgt nr. 169 (32849).

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik verzoek de minister dit snel te bewerkstelligen, zodat mensen er niet weer een of twee jaar op moeten wachten.

De voorzitter:

Mevrouw Agnes Mulder namens het CDA.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter, dank. We hebben enkele weken geleden een intensief debat gehad met de minister over de schadeafhandelingen en de versterkingsoperatie in Groningen. Tijdens het debat zei de minister op onze vragen over de capaciteit en over de versterking het volgende: "we moeten geen gedoe meer krijgen over knelpunten; het moet nu gaan lopen". Dat deelt het CDA met de minister.

Afgelopen vrijdag heeft de regio met het kabinet gesproken over de uitvoering van de lokale versterkingsplannen. Er zijn stappen gezet, maar tegelijkertijd zijn er grote zorgen over de capaciteit voor het beoordelen en uitvoeren van de uiteindelijke versterkingsplannen. Daarom heb ik een motie over de capaciteit.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering alles te doen wat in haar invloed ligt om de capaciteit op het gebied van opnames, beoordelingen en uitvoering van de door de SodM voorlopig goedgekeurde versterkingsplannen zodanig uit te breiden dat de gemeenten duidelijkheid aan inwoners kunnen verschaffen en aannemers hiervoor langjarig capaciteit vrij kunnen maken;

verzoekt de regering tevens samen met de gemeentes op basis van de door SodM voorlopig goedgekeurde plannen en de beschikbare capaciteit zo spoedig mogelijk te beginnen met opnames van woningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder en Sienot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 170 (32849).

Dank u wel, mevrouw Agnes Mulder. Ik ga naar mevrouw Yeşilgöz-Zegerius namens de VVD.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Dank u, voorzitter. Door collega's zijn er verschillende moties ingediend. Onder veel daarvan staan wij ook. Ik wil mijn tijd hier gebruiken om mij te focussen op de kern, namelijk de veiligheid. Mede op verzoek van de Tweede Kamer draagt deze minister de verantwoordelijkheid voor de veiligheid. Hij moet dus ook alle maatregelen nemen die daarvoor redelijkerwijs genomen kunnen worden. Die verantwoordelijk draagt hij en dus wij ook met deze minister. Het SodM geeft aan dat de versterkingsplannen van de gemeenten Appingedam, Delfzijl en Loppersum geaccordeerd zijn. Dat betekent dat iedereen daar aan de slag kan voor de veiligheid van de Groningers. Ik wil graag van de minister horen of dat op dit moment gebeurt. Ik zou ook graag willen weten wanneer de overige gemeenten met hun plannen komen om die veiligheid te waarborgen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Yeşilgöz. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Sienot namens D66.

De heer Sienot (D66):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste gaat over de veiligheid in Steenwijkerland.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in Steenwijkerland meer gas wordt gewonnen in het kleine gasveld;

constaterende dat er in Steenwijkerland, ondanks dat er sprake is van een totaal ander risicoprofiel dan in de grote gasvelden van Groningen, er serieuze zorgen zijn bij de bewoners over de gevolgen van gaswinning voor de bodem;

overwegende dat een veiligheidsgevoel van groot belang is bij de bewoners voor het draagvlak van de gaswinning in deze omgeving;

verzoekt de regering om bij de gaswinning in het Steenwijkerland een bouwkundige vooropname uit te laten voeren door een onafhankelijke partij in overleg met de inwoners;

verzoekt de regering tevens om het KNMI-meetsysteem uit te laten breiden met een grondversnellingsmeter en zorg te dragen dat dit meetsysteem in te zien is voor de inwoners;

verzoekt de regering voorts om SodM te vragen proactief gebruik te maken van hun toezichtstaken op kleine gasvelden zoals Steenwijkerland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sienot, Dik-Faber, Yeşilgöz-Zegerius, Agnes Mulder en Van der Lee.

Zij krijgt nr. 171 (32849).

De heer Sienot (D66):

Dan ga ik naar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regio Groningen in haar brief met vijf adviezen de minister heeft opgeroepen tot een generaal pardon;

constaterende dat er juridische beperkingen zijn aan een totaal generaal pardon op alle schadegevallen;

overwegende dat er een hoeveelheid aan schademeldingen reeds bekend is bij de betrokken instanties;

overwegende dat er een dringend verzoek blijft uit de regio voor een versnelde afhandeling van schademeldingen;

roept de minister op tot het sterk aandringen bij de TCMG op het versnellen van het proces van de beoordeling om te zorgen voor een voorspoedige afhandeling van schademeldingen waarbij sprake is van een betrouwbare taxatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sienot, Dik-Faber, Agnes Mulder, Yeşilgöz-Zegerius en Van der Lee.

Zij krijgt nr. 172 (32849).

De heer Sienot (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Sienot. Ik had nog acht seconden.

De heer Sienot (D66):

Die hoeft u echt niet vol te praten. Dank u wel.

Ik zie dat de minister direct kan reageren. Dat is fijn. Het woord is aan de minister.

Minister Wiebes:

Voorzitter. De motie van mevrouw Beckerman op stuk nr. 157 verzoekt mij de capaciteit uit te breiden. Dat is heel nuttig, want dat heb ik ook met de regio afgesproken. We hebben met elkaar vastgesteld, ook vorig jaar, dat de bouwcapaciteit van de regio de knellende factor is en dat alle andere processen zich daaraan moeten aanpassen, zodat er nooit andere administratieve processen knellend zijn en er gewoon maximale bouwcapaciteit is. Daarom heb ik met de regio afgesproken om te proberen de bouwcapaciteit te maximaliseren en te zorgen dat er in de andere stappen, met name de beoordeling, ook voldoende capaciteit is. Met die oproep ben ik het eens, maar dat wij hier het traject ingaan en dan de geldende normen gedurende het hele traject laten gelden is in strijd met het Mijnraadadvies, waarin we zeggen dat we volgens de meest recente inzichten werken, en dus ook in strijd met de afspraken die ik met de regio heb om niet meer vast te klikken. Ik ontraad deze motie dus.

De voorzitter:

Ik zie u staan, mevrouw Beckerman. Ik wil toch kijken of de minister al uw moties kan behandelen. Dan krijgt u de gelegenheid om daarop te reageren.

Minister Wiebes:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 158 van mevrouw Beckerman verzoekt de regering geen enkel winningsplan goed te keuren voor gas dat zich onder de Waddenzee bevindt. Het regeerakkoord is heel duidelijk: geen nieuwe vergunningen voor opsporing op land en onder de Waddenzee. Verder is de manier waarop die opsporing kan plaatsvinden, vastgelegd in de Mijnbouwwet, de Wet natuurbescherming en de Structuurvisie Waddenzee. Daar hebben we in de Mijnbouwwet allemaal aanvullende dingen voor geregeld. Zo ver als dit wil ik dus niet gaan. Ik volg hier het regeerakkoord en ontraad deze motie.

De motie op stuk nr. 159 verzoekt de regering een plan te maken om de monitoring van oude olie- en gaswinningsputten en het dichten van eventuele lekken te verbeteren en de Kamer hier zo spoedig mogelijk over te informeren. Dat vind ik een passende oproep. Ik laat deze motie van mevrouw Beckerman oordeel Kamer.

Dan verzoekt zij via de motie op stuk nr. 160 de regering om alle zoutwinningsbedrijven met onmiddellijke ingang onder verscherpt toezicht te stellen. Ik wijs erop dat dit een bevoegdheid is van het SodM. Dat bepaalt of dat nodig is. We kunnen hier dus niet onbeperkt in de rechten treden van bedrijven die hier gewoon te goeder trouw werken. Zij volgen de procedures zoals ze zijn. Het SodM is daar aan zet. Daarom ontraad ik deze motie op stuk nr. 160 van mevrouw Beckerman en de heer Wassenberg.

Mevrouw Beckerman (SP):

In 2005 werd besloten dat Groningers vijf jaar lang tien keer zo onveilig mochten zijn als andere Nederlanders. Dat is heel pijnlijk. Nu die periode bijna afloopt, stuurt de minister een brief naar de Kamer waarin hij zegt dat er toch nog meer vertraging kan ontstaan "want we weten niet hoeveel capaciteit we hebben voor inspecties". U had ook niet genoemd hoeveel huizen we kunnen doen. En dan zegt de minister vervolgens ... Mijn motie zegt eigenlijk simpelweg: breid die capaciteit uit en geef Groningers vanaf het moment dat er iemand over de vloer komt duidelijkheid in de zin dat het echt doorgaat volgens die geldende normen. Ik snap niet waarom mijn motie op stuk nr. 157 wordt ontraden. Ik zou graag nog een keer een reactie willen hebben van de minister.

Minister Wiebes:

Het is altijd zo geweest dat de bouwcapaciteit en de absorptiecapaciteit van de regio de knellende factor waren en dat de andere processtappen zich daaraan moesten aanpassen. Neem bijvoorbeeld de opnames. Daar is zeer ruime capaciteit voor, naar mijn schatting op dit moment 4.000 per jaar. Dat is veel meer dan de bouw aankan. In de oude versterkingsoperatie hadden we na drie jaar 600 huizen versterkt. Dat was 200 per jaar. Dat aantal moet nu aanzienlijk hoger liggen. De regio en ik hebben ons daarom voorgenomen om het hoger te maken, maar dat is niet in strijd met ook maar enige toezegging. Het SodM heeft het hele traject geschat op zeven jaar. Wij proberen natuurlijk om dat sneller te doen. Dat doen we gezamenlijk en daar hebben we goede afspraken over.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik zou dan wel heel graag willen weten wat nu die engineeringscapaciteit is. Van hoeveel woningen per jaar kan worden beoordeeld of ze wel of niet versterkt moeten worden en hoe dat moet gebeuren? Het is heel pijnlijk, want eigenlijk zegt de minister dat Groningers twaalf jaar lang tien keer zo onveilig mogen wonen als de rest van Nederland. Hij weet niet eens wanneer die periode eindigt. Hoeveel woningen kunnen er per jaar geëngineerd worden?

Minister Wiebes:

Nou, wij zijn aan het kijken of dat aantal verhoogd kan worden. Het idee is dat dit op basis van gebouwen 750 en op basis van adressen waarschijnlijk over de 1.000 zal zijn. Wij hebben er belang bij om dat aantal te verhogen. Maar nogmaals: de bouwcapaciteit van de regio zal de knellende factor zijn. We hebben in het verleden geen hoge ogen gegooid. Wij proberen dat nu aanzienlijk sneller te doen en we zijn het er allemaal over eens dat alle andere processtappen zich daaraan moeten aanpassen om dat mogelijk te maken. Dat zijn de afspraken met de regio van 20 september en nu opnieuw, opdat wij proberen die capaciteit zo groot mogelijk te maken.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Wiebes:

Daar is iedereen het over eens. Hoe sneller hoe beter. Het SodM heeft ons nu zeven jaar voorgehouden. Dat daagt ons uit.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 161, de motie-Wassenberg, om het gebruik van corrosieremmers uit te faseren. Het SodM heeft ons gewezen op dat risico. Op dit moment zijn corrosieremmers nog noodzakelijk. Het SodM houdt daar toezicht op, maar ondertussen worden andere mogelijkheden onderzocht. Zodra die andere mogelijkheden werkbaar blijken, zouden we aan uitfasering kunnen denken. Dat komt nu nog te vroeg, dus ik ontraad de motie.

De motie op stuk nr. 162 verzoekt de regering om geen aardwarmteprojecten toe te staan rond waterreserves. Wij hebben in de Structuurvisie Ondergrond allemaal regels hierover opgenomen. Als er "drinkwatergebieden" zou staan, dan kan ik de motie oordeel Kamer laten, maar in deze vorm verhoudt ze zich niet tot de Structuurvisie Ondergrond en moet ik haar ontraden. Ik denk dat het de bedoeling van de heer Wassenberg is dat het gaat over drinkwatergebieden en ik kan mij voorstellen dat hij die bedoeling in zijn motie kan laten doorklinken.

De voorzitter:

Ik kijk even of de minister ook de andere moties beoordeelt. Daarna krijgt u het woord, meneer Wassenberg.

Minister Wiebes:

De motie op stuk nr. 163 verzoekt de regering te inventariseren in welke mate de bodem rondom opslagvaten van gaswinning is verontreinigd. Lekkages moeten gemeld worden. Die moeten daarna worden gestopt. De gevolgen voor het milieu moeten ongedaan worden gemaakt. Bij de toezichthouder zijn er geen andere meldingen bekend, dus die inventarisatie lijkt mij verder niet zinvol. Om die reden ontraad ik de motie.

Dan vraagt de motie op stuk nr. 164 van de heer Wassenberg om de pilot voor tiltsensoren te verbreden met laagfrequent geluid. Nu is het niet per se nodig om de tiltsensoren uit te breiden met laagfrequent geluid, maar misschien wel de pilot. Ik wil echter het oordeel van de onderzoekers afwachten. Het onderwerp is in het vorige AO aan de orde gesteld. Laten we even dat onderzoek afwachten. Ik kom erop terug. Ik zou mij kunnen voorstellen dat de heer Wassenberg bereid is om de motie aan te houden, zodat ook hij kennis kan nemen van het oordeel van de onderzoekers.

Dat waren de moties van de heer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

In de motie op stuk nr. 162 gaat het inderdaad om de drinkwatervoorziening en dus ook om de drinkwatergebieden, dus die motie zal ik wijzigen. Het woord "waterreserves" wordt vervangen door "drinkwatergebieden". Bij de motie op stuk nr. 164 begrijp ik dat de minister zegt dat de pilot verbreed moet worden en niet de tiltsensoren. Zo staat het ook in het dictum. Ik wil deze motie inderdaad aanhouden tot het advies. Daarna zal ik deze eventueel in stemming laten brengen. De motie op stuk nr. 162 houd ik dus aan.

Minister Wiebes:

Dank, mooi.

De motie op stuk nr. 165 van de heer Van der Lee gaat over de financieringsruimte voor EBN.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Wassenberg stel ik voor zijn motie (32849, nr. 164) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Wiebes:

Voorzitter. Ik ben een tijd bezig geweest met nadenken over de deelname van EBN in geothermieprojecten. De brief komt er nu echt aan. Ik zou me kunnen voorstellen dat de heer Van der Lee ook deze motie even aanhoudt. Met alle informatie op tafel stelt hij ook al zijn collega's in staat om daarover na te denken.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik houd de motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van der Lee stel ik voor zijn motie (32849, nr. 165) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Wiebes:

De brief zou er nu toch echt aan moeten komen.

Dan de motie-Van der Lee met de oproep om vrijwillig af te zien van het winnen van gas onder de Waddenzee. Het staat alle maatschappelijke groeperingen in dit prachtige, vrije land vrij om met alle kracht die ze in zich hebben oproepen te doen, maar als de winning volledig in lijn is met het kabinetsbeleid wil ik mij als kabinet niet bij zo'n oproep aansluiten. Dit staat de heer Van der Lee uiteraard vrij. Hij heeft het voorbeeld al gegeven, dus het zou kansrijk kunnen zijn.

Voorzitter. Dan de motie-Nijboer op stuk nr. 167 over de uitplaatsing van de installatie in Roodeschool. Ik heb de Kamer daarover een brief toegezegd. Er zijn gesprekken over. Ik kan mij voorstellen dat de heer Nijboer deze motie even aanhoudt totdat we ook daarover de informatie op tafel hebben. Zo niet, dan zal ik de motie moeten ontraden. Ik weet niet of dat gezien de achtergronden helemaal terecht zou zijn, want de motieven van de heer Nijboer zijn zo begrijpelijk.

De voorzitter:

De heer Nijboer heeft nog drie moties.

De heer Nijboer (PvdA):

Dit was de eerste van de drie.

De voorzitter:

Als de minister het even afmaakt, krijgt u zo het woord.

Minister Wiebes:

De motie op stuk nr. 168 gaat over het laten afhandelen van schadegevallen door één instituut. Ik heb al eerder gezegd dat ik Groningen een heel andere kwestie vind dan de andere schades in het land. Door je te melden bij het ene instituut kun je je geholpen voelen door het andere. Die instanties stemmen dat onderling af. De onestopshop zou moeten lukken, maar ik moet ontraden om dit door één instituut te laten doen. Daarmee ontraad ik deze motie, maar ik hecht eraan te melden dat ik met de heer Nijboer begrijp dat onestopshopping hier wel aan de orde zou moeten zijn.

De voorzitter:

Dan de laatste motie.

Minister Wiebes:

De laatste motie vraagt of iedereen van wie het huis is geïnspecteerd ook de beoordeling ter zake mag krijgen. Als er een beoordeling ligt, heb ik daar natuurlijk geen bezwaar tegen. Het zou gek zijn om beoordelingen achter te houden. We hebben in het verleden de situatie gehad dat er beoordelingen waren die geheel geen betrekking meer hadden op de situatie, maar ook die zijn openbaar gemaakt. We zitten hier met mensen die een inspectie oude stijl hebben gekregen waar nog geen beoordeling van is gemaakt. De beoordelingscapaciteit wordt nu gericht op de nieuwe populatie. Van veel van deze inspecties is dus helemaal geen beoordeling gemaakt. Voor zover die er zijn, is dit geen bezwaar. Ik weet niet of er überhaupt een geval van is. Het is wel zo dat mensen op verzoek alsnog een veiligheidstoets kunnen krijgen op basis van die beoordeling. Uiteraard krijgen ze dan het versterkingsadvies en de beoordeling. Ik vind dat het oordeel aan de Kamer is. Ik vind het motief hierin realistisch, maar we moeten niet denken dat er stapels beoordelingen liggen. Die liggen er niet.

De heer Nijboer (PvdA):

Het is altijd moeilijk om precies de juiste termen in zo'n motie te gieten. Daarom heb ik geen "rapport" gebruikt, maar "beoordeling", want rapporten zullen er wel niet liggen. Nou blijkt er weer geen beoordeling te zijn. Het gaat erom dat er fysiek bij mensen in huis gekeurd is. Er zijn inspecties geweest en soms is er in muren geboord. Daar is iets uit gekomen. Er zijn risicoanalyses gemaakt. Er ligt een analyse, of ze hebben een schema. Die mensen hebben dan gewoon helemaal niks. Wat ik wil, of wat wij als Kamer willen, is dat die mensen kunnen inzien wat er ligt. Het is hun huis. Daar zijn mensen van buiten in geweest. Dat is wat ik wil, of dat nou een rapport, een beoordeling of alleen een inventarisatie van risico's is. Dat is wat de oproep beoogt.

Minister Wiebes:

Daar verschillen de opvattingen van de heer Nijboer en die van mij niet over. In veel gevallen zullen dat dus alleen maar verzamelde en misschien geordende gegevens zijn. Die zijn allemaal niet geheim. Ik weet niet of we daar een groot e-mailcircus van moeten maken. Als mensen dat willen inzien, dan heb ik daar geen bezwaar tegen. Sterker nog: ik kan me voorstellen dat het heel raar is om dat niet toe te staan.

De heer Nijboer (PvdA):

Precies. Vandaar de motie. Ik ben blij dat we het daarover eens zijn.

Minister Wiebes:

Als ze dat bij Facebook doen, moeten wij dat toch ook doen?

De heer Nijboer (PvdA):

Dan zijn we het daarover eens. Ik heb nog een korte opmerking over die twee andere moties, die ik even moest opschorten. Het gaat me er niet om dat het bij één instituut moet, maar dat ze op één plek terechtkunnen. Volgens mij wil de minister dat ook. Dat zal ik dus in die motie aanpassen.

De voorzitter:

Als het gewijzigd wordt, wat is dan het oordeel van de minister?

Minister Wiebes:

Als het gewijzigd wordt in dat wij ons willen inrichten als een one-stop shop, dan is het oordeel Kamer.

De heer Nijboer (PvdA):

Dan hebben we Roodeschool. De minister vroeg mij de motie aan te houden. Dat wil ik wel doen, mits de intentie van de minister blijft om dit te realiseren. Dat heeft hij ook in de Kamer aangegeven. Hij ging het gesprek met het bedrijf aan om het aardgascondensaatstation uit Roodeschool te krijgen en naar de Eemshaven.

Minister Wiebes:

Als ik die intentie totaal niet had, dan waren we die gesprekken niet aangegaan. Maar omgekeerd is het natuurlijk ook zo dat je niet weet of je de intentie kan doorzetten, zolang je de gesprekken niet hebt afgerond. Maar het begon met die intentie van de heer Nijboer. Er is helemaal niks raars aan deze vraag. Zodra de gesprekken zijn afgerond en er tot een oordeel gekomen wordt, zal ik de Kamer daarover informeren. En dan is het aan de heer Nijboer om te bepalen wat hij met zijn motie doet.

De heer Nijboer (PvdA):

Dan houd ik die motie aan, voorzitter.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Nijboer stel ik voor zijn motie (32849, nr. 167) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Wiebes:

Dan heb ik hier nog een andere motie. Dat is de oproep van mevrouw Mulder over capaciteit. Die oproep is op vele fronten uit het hart gegrepen. Als we met elkaar stellen dat onherroepelijk de bouwcapaciteit in de regio de bottleneck is, is het belangrijk dat we proberen daarin de capaciteit zo ruim mogelijk te maken. Het is evenzeer zo dat als we hebben toegezegd om de capaciteit in de andere stappen — dat zijn de opname en de beoordeling — daaraan aan te passen, we ook daarbij proberen de capaciteit zo hoog mogelijk te maken. De oproep van mevrouw Mulder aan de regering om alles te doen wat in de invloed ligt om de capaciteit te verhogen, ondersteun ik. Op het terrein van opnames is dit overigens niet nodig, want de opnamecapaciteit gaat vér uit boven de capaciteit in alle andere stappen. Dat is dus echt niet nodig; sterker nog, daar zouden we ons niet op moeten richten. Het is zelfs de vraag of we alle capaciteit die er op dat gebied is, wel zouden moeten benutten, want dan krijg je stuwmeren. Daar heb ik ook een gesprek over met de regio en daar liggen ook belangrijke voorkeuren.

Maar ik heb een probleem met deze tekst. Er is dus capaciteit, maar die willen we uitbreiden. Maar hier staat dat we die capaciteit zodanig gaan uitbreiden, dat de gemeenten met de versterkingsplannen aan de slag kunnen en dat die dit voor een langere periode kunnen voortzetten. De tekst suggereert dat we dat niet zouden kúnnen. Dat vind ik ten eerste niet behulpzaam tegenover de bewoners, tegen wie we juist zeggen dat we wel kunnen beginnen. Dat is ook in strijd met de uitspraak van het SodM, dat heeft bevonden dat we nu al aan de gang kunnen. En het is ten volgende ook nog in strijd met de afspraken die ik vorige week met de gemeentes aan tafel heb gemaakt. Daarin staat dat we kunnen beginnen. Ik ondersteun dus wel de capaciteitswens, met name die voor de beoordeling en de uitvoering. Daar sta ik helemaal achter. Maar de tekst die hier staat is in allerlei richtingen niet behulpzaam. In deze vorm kan ik hem niet aanraden. Ik kan er op allerlei manieren tekst en uitleg over verschaffen en mijn bedoelingen lopen vermoedelijk geheel in lijn met die van mevrouw Mulder. Maar ik moet deze tekst echt ontraden, omdat hij de verkeerde indruk wekt.

De voorzitter:

Ik zie de heer Sienot ook staan, maar het is een motie van mevrouw Agnes Mulder, dus alleen mevrouw Agnes Mulder mag er iets over zeggen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dan hoop ik maar dat ik hetzelfde zeg als collega Sienot wilde zeggen. Om de reden die de minister noemde, staat het tweede verzoek in de motie. In het tweede verzoek wordt de regering verzocht om alvast samen met de gemeentes met die uitvoering aan de slag te gaan. Beide kanten van de medaille zitten hierin. Ik krijg vanuit de regio heel duidelijk te horen dat het vastzit op die capaciteit en dat die capaciteit mogelijk maar voor een halfjaar ter beschikking gesteld zou zijn. Dat zal dan weer invloed hebben op welke partijen wel of niet hun capaciteit willen inzetten ten behoeve van Groningen. Daar blijft maar mist over ontstaan. Ik zou het juist fijn vinden als de minister het hier heel duidelijk aangeeft. Ik hoor de minister ook zeggen dat hij dit eigenlijk al doet. Daarom snap ik niet dat hij, met dat tweede verzoek erin, de motie ontraadt.

Minister Wiebes:

Er is geen sprake van een halfjaar en er is geen beperking aan de capaciteit die we nu zeker hebben gesteld. Er is capaciteit. Het is niet zo dat er in de verdere stappen geen capaciteit is. Dat is niet vastgesteld, door niemand. Er is vastgesteld dat we de capaciteit zo hoog mogelijk willen maken. En er is zeker niet vastgesteld dat een en ander ons zou belemmeren om nu te beginnen. En dat suggereert deze tekst. Dat moeten we niet doen. Ik wil ontzettend graag alles doen wat het kabinet kan doen om de capaciteit in de versterking en in de beoordeling zo groot mogelijk te maken. Ik wil helderheid verschaffen over de vergroting van die capaciteit. Ik wil dat zelf ook graag. Ik wil over al die dingen geen zeven jaar doen, want dat kan sneller. Maar dit suggereert het tegenovergestelde en dat is niet zo.

De voorzitter:

Dan staat het u vrij om de motie in stemming te brengen, mevrouw Mulder. Dan de laatste twee moties van de heer Sienot.

Minister Wiebes:

Dan heb ik hier de motie op stuk nr. 171, waarin de regering wordt verzocht om het KNMI-meetsysteem uit te laten breiden met een grondversnellingsmeter. Ik kijk even de heer Sienot aan.

De voorzitter:

Ja, meneer Sienot.

Minister Wiebes:

Beseft de heer Sienot wel goed wat de oproep is? De oproep is niet dat de grondversnellingsmeters door het KNMI worden aangebracht. Zo werkt dat niet. De operator doet dat en vervolgens neemt het KNMI het in zijn meetnet op. Als de motie ook zo door de heer Sienot wordt bedoeld, dan wil ik het oordeel aan de Kamer laten. Zijn oproep in de motie op stuk nr. 172 tot een voorspoedige afhandeling van schademeldingen vind ik een verstandig en begrijpelijk signaal. Het oordeel over die motie laat ik ook aan de Kamer.

Ik kom ten slotte bij de vraag van mevrouw Yeşilgöz of we aan de slag kunnen. Ja, dat kunnen we. Dat is ook de afspraak. Ik beschouw mij als een nevengeschikte overheid van de gemeenten, dus ik ben ze niet minutieus aan het controleren. Maar de stappen zijn duidelijk: individuele bewoners informeren over het feit dat er iemand komt. In sommige gemeenten betekent dat ook nog het organiseren van bewonersavonden. Daar moeten we nu mee aan de slag. Tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u een motie aanhouden, meneer Wassenberg?

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik wil nog een vraag stellen over de aangehouden motie op stuk nr. 164. Op welke termijn denkt de minister met een advies te kunnen komen, althans wanneer denkt hij geadviseerd te worden?

Minister Wiebes:

Ik vind dat een volkomen redelijke vraag, maar ik heb er geen antwoord op. Ik zie wel gebarentaal, maar daar ben ik heel slecht in.

De voorzitter:

Ja, ik zie het ook. Iets van twee, maar ik weet niet of het twee maanden betekent of twee jaar.

Minister Wiebes:

Twee maanden. Ik zeg er wel bij dat de EZK-organisatie nog weleens optimistisch is — je kunt het ook ambitieus noemen — over haar ramingen, maar het is geen twee jaar.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we op 5 maart stemmen. Ik dank de minister en ik schors de vergadering tot 18.15 uur.

De vergadering wordt van 17.07 uur tot 18.14 uur geschorst.

Naar boven