29 Toekomst van het rekenen in vo en mbo

Aan de orde is het VAO Toekomst van het rekenen in vo en mbo (AO d.d. 23/01).

De voorzitter:

Ik zie dat voor het VAO de woordvoerders en de minister hetzelfde zijn; dus dan gaan we nu direct naar het VAO Toekomst van het rekenen in vo en mbo. Ik geef de heer Van Meenen namens D66 het woord.

De heer Van Meenen (D66):

Dank u wel, voorzitter. De discussie in het algemeen overleg heeft zich vooral toegespitst op het voortgezet onderwijs. Daar gaat mijn motie zo meteen ook over. Wij kunnen als fractie de voorstellen van de bewindspersonen voor het mbo voluit steunen. Het is belangrijk dat daar de weg ingeslagen wordt naar beroepsgericht rekenonderwijs. Ik deel niet de zorgen over de overgang die in een recente brief naar voren zijn gekomen. Ik denk dat het van groot belang is dat we in het voortgezet onderwijs de weg naar aandacht voor goed rekenonderwijs gaan inslaan. Ik zie niet waarom dat ertoe zou moeten leiden dat we een inferieure toets, zoals die er nu is, zouden moeten behouden. Maar daarover zal mijn collega straks iets meer zeggen.

Voorzitter. Dan dien ik mijn motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van belang is dat iedereen goed kan rekenen en dit wordt bereikt door goed en vroeg rekenonderwijs te geven;

overwegende dat de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren in samenwerking met het ministerie en SLO een gedragen voorstel heeft opgesteld voor het rekenonderwijs en de toetsing daarvan, geïntegreerd in wiskunde en andere vakken in het voortgezet onderwijs;

verzoekt de regering dit voorstel in zijn geheel zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk in het schooljaar 2019-2020, tot uitvoering te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen en Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 90 (31332).

Dank u wel, meneer Van Meenen. Dan ga ik nu naar de heer Kwint, namens de SP.

De heer Kwint (SP):

Dank u wel, voorzitter. Wat een rommeltje. Eerst wachten we heel lang op een voorstel en vervolgens wordt een debat uitgesteld, waardoor docenten op onder andere het mbo nog langer in onzekerheid leven over hoe hun werk eruitziet, niet op de lange termijn, maar over een paar maanden, na de zomer, terwijl toch al enige tijd duidelijk leek dat de optie die de minister de Kamer wilde voorleggen niet op een meerderheid kon rekenen. Maar goed, er was een debat en dat debat gaat er vermoedelijk toe leiden dat een rekentoets op de middelbare school van tafel gaat en dat rekenen gewoon onderdeel gaat uitmaken van wiskunde. Dat lijkt onze fractie heel verstandig. Ook is het verstandig dat het mbo nu eindelijk weer gewoon rekenonderwijs kan gaan geven en weet waar het aan toe is, want docenten hebben veel te lang in onzekerheid gezeten. Uiteindelijk moeten studenten gewoon een basisniveau beheersen.

Dan rest er wel nog één vraag. Gisteren kregen wij een brief van onder andere de MBO Raad, maar ook van Hans de Boer van VNO-NCW. Daarin lijken zij te hinten op een toelatingstoets voor mbo'ers. Zij willen in kaart brengen wat de entreeniveaus zijn. Dat kan wat ons betreft niet aan de orde zijn. Sterker nog, dat is nu ook niet aan de orde, hoe laag iemand op de middelbare school ook scoort voor zijn rekentoets. Dat was een beetje het gekke aan die toets. Ik zou toch wel willen dat de minister dat nog eens onderstreept: dat we niet gaan morrelen aan de toelatingseisen voor het mbo. Dat vind ik erg belangrijk. Ook wil ik het verzoek doen, al strekt dat iets te ver voor dit VAO, of de minister in samenspraak met zijn collega — want hij gaat natuurlijk niet over het mbo — een brief naar de Kamer zou kunnen sturen met een uitgebreide reactie op alle punten uit de brief van onder andere de MBO Raad.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kwint. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Westerveld namens GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Al in december 2013 kwamen deskundigen naar de Tweede Kamer om de rekentoets van de VVD te kraken, want nog niet een derde van de havisten en vmbo'ers haalde toen een voldoende voor de toets. Deskundigen zeiden toen al dat dat volstrekt logisch was, omdat goed rekenonderwijs uitbleef. Nu is het ruim vijf jaar later en is er nog steeds geen duidelijkheid. Na het algemeen overleg van vorige week stuurde de minister ons een brief met twee alternatieven. Heel in het kort: in alternatief A wordt goed onderwijs niet gewaarborgd, maar krijgen leerlingen wel een toets. Dat biedt wel duidelijkheid voor het mbo. Alternatief B integreert rekenen in andere vakken, zorgt dat leerlingen in het voortgezet onderwijs niet de dupe worden als ze geen rekenonderwijs krijgen omdat de toets niet meetelt. Maar het mbo vreest vervolgens wel dat zij studenten binnenkrijgen die niet goed kunnen rekenen. Een brede coalitie in het mbo is dat gesteggel spuugzat. Zij dreigen nu; collega Kwint noemde het "hinten", volgens mij was het duidelijk dat ze eigenlijk zeiden: wij gaan een toelatingseis aanscherpen. Laat daarover geen misverstand bestaan. Dat vindt GroenLinks absoluut de verkeerde weg, want je kunt het jongeren niet kwalijk nemen dat de politiek er de afgelopen jaren een zootje van heeft gemaakt. Maar ik begrijp ook heel goed de frustratie van de verschillende mbo-organisaties. Daarom hoop ik dat de minister met spoed oplossingen vindt, dat we gaan investeren in beter rekenonderwijs, dat we ook gaan investeren in voldoende docenten, want het tekort loopt op naar 140 alleen al volgend jaar, en dat we waarborgen dat onderwijs toegankelijk blijft, ook op het mbo en ook volgens de zogenoemde transitieperiode. Want daar moeten jongeren op kunnen rekenen.

Tot slot nog een boodschap aan de minister, want een bepaald percentage van de kinderen heeft dyscalculie. Dat is een leerstoornis waardoor zij buiten hun schuld om heel veel moeite hebben met rekenen. Ik hoop dat beide ministers er ook in de toekomst voor zorgen dat er voldoende ondersteuning wordt geboden aan deze groep. Want jongeren mogen niet afgerekend worden op hun slechtste vak, laat staan op hun stoornis, want dat doet geen recht aan de verschillende talenten die onze leerlingen hebben.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Westerveld. De heer Beertema namens de PVV.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Twee moties. De eerste gaat over het mbo.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er pas vanaf 2019-2020 een alternatief voor de rekentoets komt;

constaterende dat het mbo dus nog jaren zal moeten wachten op programma's van beroepsgericht rekenen die in een doorlopende leerlijn van mbo naar vmbo en basisschool verbonden zijn;

van mening dat het mbo het zich niet kan veroorloven om nog jaren afgestudeerden af te leveren die niet beschikken over de noodzakelijke rekenvaardigheden die onlosmakelijk verbonden zijn aan hun beroep;

verzoekt de regering om voor het mbo zo snel mogelijk zelfstandig, buiten de ontwikkelingen van Curriculum.nu om, beroepsgerichte rekenprogramma's te ontwikkelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 91 (31332).

De heer Beertema (PVV):

De laatste motie gaat over het afschaffen van het formelebreukenonderwijs.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat volgens de Inspectie van het Onderwijs het niveau van het basis- en voortgezet onderwijs in met name rekenen en taal de afgelopen twintig jaar ernstig is gedaald;

overwegende dat de aanbeveling van de onderwijsvernieuwers van Curriculum.nu om het rekenen met formele breuken uit het basisonderwijs te schrappen, het rekenniveau nog verder zal doen afnemen;

overwegende dat reken- en taalachterstanden van leerlingen uit kansrijke gezinnen in het basis- en voortgezet onderwijs worden bestreden door bijlessen, dat schaduwonderwijs, wat voor leerlingen uit kansarme gezinnen niet is weggelegd;

concluderende dat elke inperking van het curriculum van het basisonderwijs op het gebied van taal of rekenen kansarme leerlingen op nog grotere afstand zet;

verzoekt de regering om het voorstel van het ontwikkelteam Rekenen & Wiskunde van Curriculum.nu te negeren en het rekenen met formele breuken te behouden in het basisonderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 92 (31332).

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Beertema. Dan geef ik nu het woord aan de heer Bruins namens de ChristenUnie.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. Rekenen is een onderdeel van wiskunde; wiskunde in context heet natuurkunde, aardrijkskunde, economie en ga zo maar door. Daar gaat het weer naartoe. Dat is wat deze minister gaat regelen. Daarbij krijgen scholen meer vrijheid om het in te richten naar eigen inzicht. Dat is goed.

Er zijn verschillende moties ingediend. Al die moties wil ik vooral bekijken vanuit de aspecten: is het uitvoerbaar en is op ieder moment duidelijk wat er moet worden geleerd, waartoe er wordt geleerd en hoe er wordt getoetst? En als derde punt: worden scholen en leerkrachten niet overbelast, zorgen wij er ook voor dat er gewoon geen onnodige regels worden gesteld? Vanuit die drie invalshoeken zal ik de moties beoordelen. Ik vraag de minister dan ook om vooral op die aspecten in te gaan, zodat mijn fractie kan beoordelen hoe wij zullen stemmen bij de verschillende ingediende moties.

Ik dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bruins. Dan geef ik nu het woord aan de heer Bisschop namens de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank. Ik beperk mij tot het indienen van een tweetal moties en een korte beschouwing na de indiening van de tweede.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van belang is dat de rekenvaardigheden van leerlingen bij het verlaten van het voortgezet onderwijs op peil zijn, zodat zowel de leerlingen als het vervolgonderwijs daarna zo min mogelijk belemmeringen ondervinden;

verzoekt de regering in samenspraak met het voortgezet onderwijs en het vervolgonderwijs te komen tot een wijze van toetsen die de doorstroom zo veel mogelijk bevordert, zonder onnodige doublures in toetsen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 93 (31332).

De heer Bisschop (SGP):

En dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat scholen recht hebben op een betrouwbare, voorspelbare koers ten aanzien van onderwijs en examinering;

constaterende dat de termijn voor invoering van alternatieven voor de rekentoets inmiddels zodanig kort is en dat de gevolgen voor de huidige leerlingen en voor het vervolgonderwijs dermate groot zijn dat van zorgvuldig beleid bij de invoering van alternatieven in het komende schooljaar geen sprake meer kan zijn;

verzoekt de regering in ieder geval in het komende schooljaar de centrale rekentoets af te laten nemen en met voortvarendheid tot besluitvorming te komen over een wijze van toetsen die de doorlopende leerlijn waarborgt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 94 (31332).

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Dit is voor sommige collega's een schokkende motie. Dat snap ik ook heel goed. Daarom even het volgende ter toelichting. Deze motie beoogt jojobeleid te voorkomen. Kort geleden hebben wij de centrale rekentoets ingevoerd. Wij waren daar mordicus op tegen, maar nu is hij er. Wij willen het anders, maar daar heb je de tijd voor nodig. Daarom zeggen wij dat we vasthouden aan de wijze waarop we het op dit moment hebben afgesproken. We werken met voortvarendheid aan een andere wijze van toetsen. De coalitie kan dan nog even in alle rust onderling overleggen of het meer centraal moet of dat het toch decentraal per school geregeld moet zijn. Zij hebben ook wat meer rust nodig. Zo moet deze motie ook gelezen worden. Dat kan tot Kamerbrede steun leiden, vermoed ik.

Voorzitter, dit nog even ter toelichting.

De voorzitter:

Dat dacht ik ook. De heer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

Ik weet niet precies waar ik moet beginnen, maar dit komt op mij toch een beetje over als jojobeleid van de SGP. De heer Bisschop kan toch niet in alle ernst staande houden dat de toets zoals we die op dit moment kennen, waar zo veel inhoudelijke kritiek op is die ook door de SGP altijd gedeeld is en die niet meetelt, het vervolgonderwijs een indicatie zou geven van de stand van het rekenonderwijs van de aanstaande student? Dat kan de heer Bisschop toch echt niet volhouden?

De heer Bisschop (SGP):

Die centrale rekentoets is een ramp, laten we wel wezen. Dat is niet anders. Alleen heb je daarin beleid uitgezet. Als je dat beleid wil ombuigen en hem wil afschaffen, moet je dat wel zorgvuldig doen. Het doet me een beetje denken aan de afschaffing van het referendum. Dat was een ramp, maar als je het afschaft, moet je het wel zorgvuldig afschaffen. Die parallel kan misschien verhelderend werken.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

Dit helpt mij totaal niet.

De voorzitter:

Niemand heeft gehoord wat de heer Kwint buiten de microfoon zei, meneer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

Nee, ik laat het lopen.

Iets zorgvuldig afschaffen doe je als het iets waardevols is. Dan moet je er zorgvuldig mee omgaan. Dat begrijp ik. Maar hier hebben we een ramp in onze handen — de heer Bisschop zegt het zelf — en die gaan we dan nog even een jaartje voortzetten. Daar is niemand mee gediend. Het alternatief beschrijft heel goed wat er ook in de tussenfase moet gebeuren. Is de heer Bisschop het met mij eens dat elke aandacht die nu nog uitgaat naar die inferieure toets, volkomen verspilde energie is, die veel beter kan worden gestoken in een zo snel mogelijke invoering van het alternatief en de tussenstappen die daarvoor gezet moeten worden?

De heer Bisschop (SGP):

Ik deel dat dit zo snel mogelijk moet gebeuren. Alleen over de weg ernaartoe verschil ik toch van mening met collega Van Meenen. Ik vind dat je je de tijd moet gunnen om daar een zorgvuldige voorbereiding aan vooraf te laten gaan. Dan moet je je maar even behelpen. Als je een ongeluk hebt gehad, moet je je soms ook even behelpen met krukken. Laten we dat dan maar doen. Dan komen we daarna hopelijk gezond en gezamenlijk verder.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bisschop. Dan geef ik nu het woord aan de heer Rudmer Heerema namens de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter, dank u wel. We hebben afgelopen vrijdag een brief van de minister gekregen met een indicatie van het tijdpad als we overgaan tot integratie van rekenen binnen wiskunde. Daar hebben we een motie over.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voorstel van de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren mogelijk meerdere jaren implementatie vereist;

overwegende dat het van belang is dat iedereen goed kan rekenen en dat we moeten voorkomen dat leerlingen en studenten die nu onderwijs volgen onvoldoende voorbereid worden op hun vervolgopleiding, entree op de arbeidsmarkt en maatschappelijk functioneren;

overwegende dat de MBO Raad, NRTO, BVMBO, Platform Rekendocenten mbo, Platform Rekenonderwijs VO, JOB, VNO-NCW en MKB-Nederland waarschuwen voor chaos als de huidige rekentoets niet gecontinueerd wordt in zowel vo als mbo;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat het rekenonderwijs op niveau blijft gedurende de periode dat het rekenonderwijs nog niet geïntegreerd is in het vak wiskunde,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rudmer Heerema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 95 (31332).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik hoor de heer Heerema deze motie indienen. Ik wil vragen hoe de VVD denkt dat je onderwijs op een bepaald niveau brengt.

De voorzitter:

Heeft dat betrekking op de motie?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Het staat in mijn motie. Ik wil graag van de minister weten welke mogelijkheden hij ziet om ervoor te zorgen dat we geen dip krijgen in het niveau van het rekenonderwijs, als we de integratie van rekenen binnen wiskunde een aantal jaren opschuiven in plaats van invoering volgend jaar. Een aantal maatschappelijke organisaties waarschuwt juist dat het niveau van het rekenen onvoldoende is en wil dus bijvoorbeeld met entrees en dergelijke komen. Dat willen wij voorkomen. Wij zoeken naar mogelijkheden om ervoor te zorgen dat, als die integratie niet snel genoeg gaat, in de tussentijd iets wordt gedaan voor het rekenonderwijs.

De voorzitter:

Tot slot mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik vind dat interessant. Tegelijkertijd weten we allemaal dat de leraar aan de basis van goed onderwijs staat. We weten dat het aantal leraren de komende tijd afneemt. Ik ben heel benieuwd hoe de heer Heerema die constatering ziet in het licht van zijn motie.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

We hebben bijvoorbeeld de prestatieboxmiddelen die 2020 vrijkomen in de lumpsum. Daar worden nu voor een deel ook rekendocenten uit gefinancierd. Ik kan mij voorstellen dat je in de aanloop naar het vrijvallen van die middelen met scholen om de tafel gaat om te praten over hoe die middelen aangewend kunnen worden om juist het rekenonderwijs op scholen te verstevigen en te versterken. Dat is nu net een belangrijk onderdeel voor de toekomst van die kinderen.

De heer Beertema (PVV):

Ik begrijp de motie niet zo goed. Ik begrijp de strekking wel, maar het is een mooiweermotie. We willen allemaal mooi weer en gratis bier. Hoe wilt u dat dan gaan doen? Het kan toch niet zo zijn dat u in een motie aan de minister vraagt: zorg ervoor dat dit op niveau blijft? Dan is meneer Bisschop van de SGP veel duidelijker. Hij zegt: laten we gewoon doorgaan met die onvolkomen rekentoets die er was. Waarom sluit u zich daar niet bij aan?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb in het algemeen overleg aangegeven dat ik niet zo hecht aan een toets an sich. Ik wil dat het rekenonderwijs in Nederland verbeterd wordt en dat er getoetst wordt. Dat mag ook binnen een schoolexamen wiskunde. Dat mag voor leerlingen die nu geen wiskunde hebben maar wel het rekenniveau moeten hebben ook in een apart toetsmoment. Ik sluit helemaal niet uit dat ik de motie van heer Bisschop ga ondersteunen.

De heer Beertema (PVV):

Waarom dan deze uitgebreide motie? Ik zou niet weten wat ik ermee aan moet. Ik zou dat ook wel willen, maar u geeft geen enkele aanwijzing hoe u het concreet wilt maken. U roept de minister alleen maar op: joh, kijk nou eens hoe we dat op niveau kunnen houden. De minister doet al tien jaar niet anders en hij komt er niet uit! Dan is zo'n motie toch volstrekt leeg? Dan is het toch alleen maar een motie van goede bedoelingen?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb volgens mij in antwoord op mevrouw Westerveld aangegeven waar wellicht mogelijke financiële ruimte zit. Ik ben benieuwd hoe de minister daartegen aankijkt.

De heer Kwint (SP):

Volgens mij is het geld van de prestatiebox ondertussen al tien keer door de coalitie uitgegeven. Maar de heer Heerema verwijst in zijn motie expliciet naar de brief van onder andere VNO-NCW en de MBO Raad, die op hun beurt heel expliciet opschrijven: ja, we moeten het niveau van onze leerlingen toetsen, dus we gaan daar voorwaarden aan verbinden en een soort van entreetoets afnemen. Zou het voor de VVD een acceptabele uitkomst zijn van deze discussie dat het mbo straks eigen toelatingstoetsen gaat afnemen?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik wil juist voorkomen dat zoiets gaat ontstaan. Daarom moet het rekenniveau op scholen voldoende zijn waardoor onze leerlingen voldoende kunnen rekenen. Ik vind het op dit moment niet opportuun om te zeggen: scholen moeten die toelatingseisen neer gaan zetten en zorgen dat leerlingen allemaal een toets moeten doen om überhaupt de school binnen te komen. Ik vind het veel belangrijker dat het rekenonderwijs op scholen versterkt wordt.

De heer Kwint (SP):

Dat delen we. Ik snap alleen niet zo goed welk probleem er in één keer ontstaat bij de doorstroom naar vervolgopleidingen als een gemankeerde toets wegvalt die niet meetelt voor je examen, aangezien je daar volgens mij weinig aan verliest. Is de heer Heerema het dan met mij eens dat het eindpunt van deze discussie nooit mag zijn dat wij straks eigen toelatingstoetsen gaan afnemen en we dus gaan morrelen aan de huidige wettelijke toelatingseisen voor het mbo?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb volgens mij in het AO heel duidelijk aangegeven wat mijn positie is ten aanzien van de rekentoets. Wat een gemankeerde toets voor doorlating die niet meetelt betreft; ik heb al aangegeven dat ik wil dat er getoetst wordt. Het maakt mij niet echt uit op wat voor moment dat plaats gaat vinden. Als de uitkomst van deze discussie straks is dat het mbo, met de vrijheid die het volgens mij heeft, de toelatingseisen voor rekenen gaat aanscherpen of in ieder geval gaat neerzetten, dan zou ik dat niet wenselijk vinden. Dat probeer ik nou juist te voorkomen en voor te zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot de heer Rog namens het CDA.

De heer Rog (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Allereerst wil het CDA graag dat we snel het plan voor het voorgezet onderwijs, Een nieuw perspectief, van de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren uitvoeren. Daartoe heb ik samen met collega Van Meenen van D66 een motie ingediend. Voor het mbo willen we graag het beleid van de bewindspersonen ondersteunen en daar snel naar meer beroepsgericht gaan rekenen.

Zoals de minister in zijn brief aan de Kamer schreef, is er brede overeenstemming over het uitgangspunt dat de huidige rekentoets moet verdwijnen. Anders dan voor de SGP is het voor mijn fractie van belang dat we een toets die zo omstreden is, niet langer dan strikt noodzakelijk handhaven. Wat ons betreft betekent dat invoering van het alternatief per volgend schooljaar. Dat betekent ook iets voor die rekentoets per volgend schooljaar. Daartoe de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het regeerakkoord is opgenomen dat dit kabinet het rekenonderwijs wil versterken en verbeteren en dat een alternatief voor de bestaande rekentoets uiterlijk in werking treedt in het schooljaar 2019-2020;

constaterende dat het alternatief voor de bestaande rekentoets "Een nieuw perspectief voor rekenen in het voortgezet onderwijs" al sinds februari 2018 beschikbaar is, waarmee rekenen een geïntegreerd onderdeel van het curriculum en het examen kan worden;

verzoekt de regering met ingang van het schooljaar 2019-2020 de bestaande rekentoets in het voortgezet onderwijs af te schaffen en vanaf dat schooljaar ook geen cijfer van de rekentoets op de cijferlijst meer op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rog en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 96 (31332).

De heer Rog (CDA):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Rog. Ik zie dat de minister direct kan reageren op de vragen en ingediende moties. Het woord is aan de minister.

Minister Slob:

Dank u wel, voorzitter. Ik dank ook de Kamer voor de inbreng bij dit VAO. Wij hebben vorige week een behoorlijk intensief en boeiend algemeen overleg gehad over een onderwerp dat de nationale politiek al jarenlang bezighoudt. Als het gaat om de voorstellen die het kabinet heeft gedaan, is er geen enkel verschil van mening — de heer Rog gaf dat net ook aan — over wat ons einddoel is. Dat is volledige integratie van het rekenonderwijs met wiskunde en andere vakken, nadat een x-aantal jaren geleden ervoor is gekozen om dat apart te houden. We weten dat dat pas helemaal compleet geïntegreerd kan worden als de curriculumherziening is afgerond en ook een doorvertaling heeft gekregen naar examenprogramma's.

Er was verschil van opvatting over wat we in de tussenperiode gaan doen. Ik zeg in de richting van mevrouw Westerveld dat de integratie van rekenen met wiskunde en andere vakken overigens al tot de mogelijkheden behoort, maar we weten dat nog niet alles helemaal afgedekt is. Het verschil van opvatting is: moet er dan nog een zichtbaar cijfer blijven? Overigens gaat de digitale rekentoets ook in de plannen van het kabinet verdwijnen, maar we vragen wel aan scholen om nog een zichtbaar cijfer voor rekenen overeind te houden totdat de definitieve integratie uiteindelijk heeft plaatsgevonden. Wij vinden dat dat in het belang is van de doorlopende leerlijnen in de richting van het mbo. Uit hun brief blijkt ook dat zij zich zorgen maken dat dat gaat verdwijnen. Maar het is ook in het belang van die leerlingen die geen wiskunde hebben. Ik heb aangegeven, ook in de brief van vrijdag die mijn collega en ik gestuurd hebben, dat het zo'n 15.000 leerlingen zijn op vmbo-niveau, waarvan een groot gedeelte in de basisberoeps- en kaderberoepsafdeling zit, en ook zo'n 3.000 leerlingen op het havo. Daar moeten we wel een oplossing voor bedenken op het moment dat we ervoor kiezen om de motie op stuk nr. 90 van de heren Van Meenen en Rog uit te voeren. We weten dat in het plan van het kabinet de integratie van rekenen in wiskunde gewoon kan plaatsvinden, dus ook daar is weer overeenstemming over. Maar we weten wel dat we dan geen zichtbaar cijfer meer hebben. Dat kan een keuze zijn, maar we weten ook dat er dan voor de leerlingen die geen wiskunde hebben echt een probleem gaat ontstaan, omdat we dan nog niet geregeld hebben dat zij een apart schoolexamen moeten maken. Dat hebben we dan nog niet geregeld, omdat we daar meer tijd voor nodig hebben. Dat zou pas in het cursusjaar 2020-2021 kunnen gebeuren. Dan valt er voor deze leerlingen een gat waar we even geen oplossing voor hebben, wat wel zorgelijk is. Het is natuurlijk uiteindelijk aan de Kamer. Ik ontraad deze motie, omdat wij staan voor ons eigen voorstel. Het is aan de Kamer om bij het oordeel over deze motie mee te wegen dat er dan in ieder geval voor deze leerlingen een probleem ontstaat en dat daar wel iets mee moet gebeuren.

De voorzitter:

Een korte vraag, meneer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

We gaan natuurlijk niet het hele debat overdoen, maar ik wil toch twee dingen even benadrukken. Een: de minister legt opnieuw de relatie met Curriculum.nu. Ik benadruk nog een keer dat die er in mijn ogen totaal niet is. Dit kan onafhankelijk van het curriculum. In de tweede plaats: het alternatief van de Vereniging van Wiskundeleraren voorziet ook in die tussenfase, namelijk met een tijdelijke aparte schooltoets, noem ik het maar eventjes. Vandaar dat mijn motie geformuleerd is zoals die geformuleerd is, namelijk het alternatief inclusief die tussenfase.

Minister Slob:

Als ik het heb over de uiteindelijke uitwerkingen van Curriculum.nu, dan bedoel ik de volledige integratie doorvertaald in examenprogramma's. Ik geef de heer Van Meenen toe — dat hebben we zelf ook aangegeven — dat ook in ons plan nu al de integratie kan plaatsvinden van rekenen in wiskunde en andere vakken, al weten we dan dat de referentieniveaus nog niet volledig zijn afgedekt, ook als het gaat om de uiteindelijke toetsing.

Dan de leerlingen die geen wiskunde hebben. Inderdaad, in het plan van de Nederlandse vereniging van wiskundedocenten staat dat zij dan een aparte toets moeten hebben. In onze brief van vrijdag hebben we aangegeven dat we daar dan wel een wettelijke grondslag voor moeten regelen. Het kost meer tijd om dat te realiseren dan we hebben om het al in het komende cursusjaar te doen. De integratie kan inderdaad plaatsvinden, maar voor deze leerlingen is er dan in ieder geval even geen wettelijke basis; dat zal pas een jaar later kunnen plaatsvinden. Dat vinden wij problematisch. U weet dat dat probleem in ons eigen voorstel niet aan de orde is.

De voorzitter:

Dit is een VAO, dus we gaan niet het algemeen overleg dunnetjes overdoen. Dus echt korte vragen, maar ook een korte reactie van de minister.

De heer Van Meenen (D66):

Heel kort, voorzitter. Als wij het hier willen, kunnen wij heel snel wetgeving tot stand brengen. Dat blijkt rond brexit. Ik wil de rekentoets en brexit nu niet meteen op één lijn zetten, maar het kan wel als we het willen. Ik zou dus zeggen: als we het hier nu in meerderheid beslissen, laten we het dan gewoon doen, en dan kan het.

Minister Slob:

Wij moeten natuurlijk uitgaan van hoe normale wetgevingstrajecten gerealiseerd worden, en dan is het een langere termijn, zoals de heer Van Meenen weet. Ik denk dat het ook gewoon eerlijk is om dat hier aan te geven en om dat ook aan de Kamer mee te geven, met het oog op het oordeel dat zij over deze motie zal geven.

Voorzitter. De heer Kwint heeft allereerst aangegeven dat hij moeite zou hebben met een toelatingstoets in het mbo. In de brief ziet hij min of meer een hint staan. Anderen zien dat nog sterker. Laat duidelijk zijn dat er een wetswijziging nodig is om een toelatingstoets te houden. Misschien kan dat ook heel snel, als we dezelfde trajecten volgen als de jarige heer Van Meenen vandaag voorstelt, maar ook dat vraagt dus weer om een politiek oordeel. Uit de brief blijkt natuurlijk wel dat men gewoon moeite heeft met het feit dat er straks geen zichtbaar cijfer meer is totdat het volledig geïntegreerd is. Dan heeft men er meer vertrouwen in. Men wil eigenlijk gewoon nog de vinger aan de pols houden, ook in het kader van de doorlopende leerlijnen. Mijn collega heeft vandaag al een overleg gehad met de MBO Raad, waar overigens ook de Vereniging Hogescholen en de VSNU bij betrokken waren. Als ons plan wordt uitgevoerd, dan is de brief in die zin van tafel dat men zich daar volledig in kan vinden. Mochten er door deze Kamer andere moties worden aangenomen, dan zullen we op basis van het resultaat van de stemming opnieuw met hen in gesprek gaan. Daar zullen we de Kamer dan uiteraard ook over informeren.

De heer Kwint (SP):

Dat is goed uiteraard. Maar mochten de moties worden aangenomen, gaat de minister dan alsnog met zijn collega in gesprek om ons even bij te praten over die brief? Daar ben ik toch wel benieuwd naar. Ik kan dat dinsdag eventueel na de stemmingen weer vragen, maar dat lijkt me een beetje overbodig. En ik ben ook wel benieuwd naar de voornemens van dit kabinet. Dat een wetswijziging snel kan, geloof ik, maar u gaat toch niet meteen dinsdagmiddag aan het werk om een toelatingstoets voor het mbo wettelijk mogelijk te maken?

Minister Slob:

Het kabinet heeft een voorstel aan de Kamer voorgelegd. Wij hopen uiteraard dat wij een meerderheid van de Kamer daarachter kunnen krijgen. Ik realiseer mij heel goed, ook op basis van wat er vorige week gewisseld is, dat het nog afwachten is hoe de stemming over het onderdeel "wat doen we in de tussenfase en voor welke variant kiezen we?" zal lopen en dat het ook anders kan uitvallen. Maar het spreekt voor zich dat we dat nu eerst gewoon even afwachten. Ik denk dat de Voorzitter dat ook een ordentelijke gang van zaken zal vinden.

De voorzitter:

Zo hoort dat ook. Ja hoor. Meneer Kwint weet dat ook.

Minister Slob:

Dus daar lopen we nog niet op vooruit.

Dan heeft mevrouw Westerveld allereerst ook nog iets gezegd over het alternatief a. Ik vind dat dat natuurlijk ook gewoon moet betekenen dat er goed rekenonderwijs moet worden gegeven, met één verschil, namelijk dat er nog een zichtbaar cijfer blijft zolang het nog niet volledig geïntegreerd is. Uw kwalificatie van alternatief a was dus, denk ik, niet helemaal conform wat wij daarover hebben aangegeven. Ik denk dat u gelijk heeft dat we op alle niveaus die er zijn, moeten investeren in goed rekenonderwijs. Ik heb u vorige week ook duidelijk gemaakt dat daar in de loop van de tijd heel veel aandacht aan is besteed en ook veel geld naartoe is gegaan. Wij hopen ook dat de infrastructuur die daarvoor is opgebouwd, niet opeens weg gaat vallen in een situatie die men als niet-gewenst zal beschouwen.

Rond dyscalculie kan ik u melden dat we de SP, in de persoon van uw collega Kwint, al enige tijd geleden hebben toegezegd dat we in kaart zouden brengen hoe er in de scholen met de zorg voor deze leerlingen wordt omgegaan. U zal uiterlijk bij de brief over het passend onderwijs en de voortgangsrapportage in juni, de rapportage daarover krijgen. Mocht daar echt een blinde vlek in zitten, dan zullen we uiteraard ook gelijk aangeven hoe dat volgens ons verholpen moet worden, want dit is een belangrijk onderwerp. U wordt daar dus verder over geïnformeerd in de slipstream van uw collega Kwint, die daar als eerste terecht aandacht voor heeft gevraagd.

Voorzitter. De heer Beertema heeft twee moties ingediend. In zijn eerste motie — dat is de motie op stuk nr. 91 — staat een verzoek over het mbo. Als we uitgaan van het alternatief van het kabinet, dan denk ik dat daar geen aanleiding voor is. Eigenlijk preludeert u dus al een beetje op het feit dat alternatief b uit de brief, waarvan wij wel ook netjes in kaart hebben gebracht wat het betekent, mogelijk een meerderheid in de Kamer zal krijgen. Maar dat weten we pas bij de stemming. Ik zou u dus willen vragen deze motie aan te houden. Maar het spreekt voor zich dat we, als er een andere situatie gaat ontstaan, daar uiteraard ook op zullen anticiperen. Dat is ook in het verlengde van het verzoek om dan op de brief te reageren. Uw motie is alvast ingediend, mocht er een meerderheid komen voor de motie van de heren Van Meenen en Rog, maar dan is alles even in de goede volgordelijkheid, denk ik.

De heer Beertema (PVV):

Dan hou ik de motie even aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Beertema stel ik voor zijn motie (31332, nr. 91) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Slob:

Voorzitter. De motie over de breuken op stuk nr. 92 moet ik ontraden, maar dat zal de heer Beertema niet verbazen, denk ik. Daarvoor heb ik een hele duidelijke reden. De ontwikkelteams zijn bezig. Ze zijn nu ook bezig de tussenproducten die ze maken — dat zijn er verschillende — wel publiek te maken, zodat iedereen erop kan reageren. Dit is een tussenproduct dat zelfs de voorpagina van De Telegraaf heeft gehaald. Dat is heel bijzonder, want andere teams hebben niet zo'n breed platform om aandacht te krijgen voor wat ze doen. Nu kunnen de scholen, ook de scholen die betrokken zijn bij het hele traject, gaan reageren. Uiteindelijk zal ik zelf rond de zomer, net ervoor of net erna, de bouwstenen krijgen. Dat is pas het moment dat wij ons oordeel gaan geven en dat aan u gaan voorleggen. Ik denk dat we in dat traject niet moeten proberen om met moties al dingen onmogelijk te maken, wat voor opvatting we ook hebben over tussenproducten. Laat dat debat gewoon gevoerd worden. Het is fijn om te zien dat het gevoerd is. Ik denk dat de bekendheid van Curriculum.nu sinds vorige week weer wat is toegenomen. Dat zal de heer Kwint erg goeddoen, want die heeft daar regelmatig aandacht voor gevraagd. Ik ontraad deze motie.

Voorzitter. De heer Bruins heeft aangegeven hoe hij zelf zal kijken naar ingediende moties. Hij heeft geen vragen aan mij gesteld.

De heer Bisschop doet twee interessante dingen, vind ik, vanuit mijn positie gezien. Allereerst geeft hij aan dat hij het heel erg belangrijk vindt dat er overleg is met de scholen met betrekking tot het rekenonderwijs en dat we ook op een goede manier met elkaar spreken over hoe er getoetst moet worden. Deze motie, op stuk nr. 93, is in lijn met wat het kabinet heeft voorgesteld. We willen zelfs extra ondersteuning geven in de vorm van een toetsenbank en handreikingen. Als dat in het verlengde ligt van wat wij hebben voorgesteld, dan kan ik deze motie oordeel Kamer geven.

Voorzitter. Dan de volgende motie van de heer Bisschop, de motie op stuk nr. 94 over het afnemen van de rekentoets in het komende schooljaar. Redenerend vanuit het voorstel dat het kabinet heeft gedaan is dat niet nodig, want wij gaan hem daarna ook afschaffen. We houden alleen nog een zichtbaar cijfer in de tussenperiode. Vanuit ons eigen voorstel gezien ontraad ik deze motie dus. Ik moet u zeggen dat het wel heel verleidelijk is om nu te zeggen: stel dat dat gat gaat ontstaan voor met name de leerlingen die geen wiskunde hebben — daar zie ik echt een probleem als de motie van de heren Van Meenen en Rog wordt aangenomen — dan is dit wel een hele aantrekkelijke terugvaloptie. Even heel sec oordelend vanuit ons voorstel moet ik deze motie ontraden, maar u hoort mijn achterliggende redenering met betrekking tot het andere scenario.

Voorzitter. Ik wil nog één opmerking maken over die digitale eindtoets, want er wordt nu het beeld neergezet dat die nog helemaal de oude toets is, die in het begin inderdaad heel veel kritiek heeft gekregen. Daar is in de tussentijd wel het een en ander aan gebeurd. De scherpe kritiek van het begin is dus niet helemaal meer vol te houden op dit moment, denk ik.

Voorzitter. De heer Heerema heeft een motie ingediend — dat is de motie op stuk nr. 95 — waarin hij het kabinet vraagt om het rekenonderwijs op niveau te houden gedurende de periode dat het rekenonderwijs nog niet geïntegreerd is in het vak wiskunde. In het kader van het voorstel dat het kabinet heeft gedaan kunnen we dat in die zin garanderen dat we daar voldoende waarborgen voor hebben geboden, ook voor de leerlingen die geen wiskunde hebben. Ik heb u al aangegeven dat er, als ons voorstel niet de eindstreep haalt, een probleem ontstaat op het mbo — zie ook de brief — met betrekking tot de doorlopende leerlijnen. Er ontstaat dan ook echt een vraagpunt met betrekking tot de leerlingen die geen wiskunde hebben. Dat is een hele kwetsbare groep als het om het vmbo gaat, en nog een deel van de leerlingen van het havo. Ik kan hier dus geen eenduidig oordeel over geven. Uitgaande van ons eigen plan is het in ieder geval geregeld en zou deze motie eigenlijk overbodig zijn.

De voorzitter:

En als die overbodig is, dan is het gewoon "ontraden".

Minister Slob:

Dan ontraad ik haar, omdat we het zelf ook al in onze plannen hebben opgenomen.

De voorzitter:

Dat is het beoordelingskader.

Minister Slob:

Maar ik snap wat hier gebeurt, want de heer Heerema kijkt ook naar de eerste motie die is ingediend. Dan ontstaat er inderdaad een probleem en kan ik het niet volledig garanderen, omdat we dan nog niet voldoende mogelijkheden voor die leerlingen hebben om iets te doen. Het gaat langer duren. Er valt een gat van een jaar.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Er valt volgens mij een gat van ten minste een jaar, zo concludeer ik als ik uw brief van afgelopen vrijdag goed gelezen heb. Hoor ik de minister nu heel duidelijk zeggen dat, als de eerste motie, van de heer Van Meenen, het haalt in deze Kamer, het niveau van het rekenonderwijs in Nederland een x-aantal jaren niet gegarandeerd kan blijven? Zo begrijp ik het.

Minister Slob:

Dan ontstaat er in ieder geval een probleem voor de leerlingen die geen wiskunde in hun pakket hebben. Dat zijn er zo'n 18.000. Er zijn 200.000 leerlingen die het wel in hun pakket hebben. Voor hen kan gewoon worden begonnen met wat het kabinet ook wilde, namelijk de integratie. Dan is er geen zichtbaar cijfer. We hebben de discussie gevoerd over waarom wel of waarom niet. Maar daar gaat men dan wel gewoon mee aan de slag. Voor de andere leerlingen zal iets gevonden moeten worden. Zij worden op dit moment wel bediend, omdat het nog apart wordt aangeboden en er ook een apart cijfer voor wordt gegeven. Dan zullen we moeten zien hoe het in de scholen wordt opgevangen, ook als er nog geen wettelijke grondslag is om een schoolexamen verplicht te stellen voor deze leerlingen. Dat gaat even duren. Dat is dan los van het scenario dat de heer Van Meenen heeft geschetst voor dat het misschien ook versneld zou kunnen plaatsvinden. Daar zie ik dus wel een probleem. Dat is niet zomaar opgelost. Maar goed, een mens lijdt het meest aan het lijden dat hij vreest. Laten we eerst de stemming maar eens even afwachten. Het is nog geen volgende week dinsdag.

De voorzitter:

Meneer Van Meenen, u bent net geweest.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. De heren waren even mijn motie aan het recenseren.

De voorzitter:

Maar omdat u jarig bent — van harte gefeliciteerd, trouwens — ...

De heer Van Meenen (D66):

Hartelijk dank, voorzitter.

De voorzitter:

... mag u nog één kleine opmerking maken.

De heer Van Meenen (D66):

Ik kom u zo zoenen. Althans, dat hoop ik dan.

(Hilariteit)

De heer Van Meenen (D66):

U mij. Nou ja, maakt niet uit. We maken er wel wat van.

De voorzitter:

U raakt helemaal in de war.

Minister Slob:

Dit zijn mooie momenten!

De heer Van Meenen (D66):

Nou ja, de suggestie wordt gewekt dat als de rekentoets zoals we die nu kennen er niet is, de wereld in chaos uiteenvalt. Dat lijkt me toch iets te veel eer voor deze "Fyra van het onderwijs", zoals de minister het in het verleden, toen hij nog parlementslid was, ooit heeft genoemd. Nou ja, dat wilde ik nog even zeggen.

De voorzitter:

U heeft uw punt gemaakt. Dank u wel.

Minister Slob:

Voorzitter, er is nog één motie. Maar de rekentoets zoals die er nu is, gaat ook in onze plannen verdwijnen. Laat daar geen enkele twijfel over zijn.

De voorzitter:

De laatste motie.

Minister Slob:

Voorzitter, de laatste motie. De motie van de heren Rog en Van Meenen op stuk nr. 96 wordt heel geïsoleerd ingediend. In het kader van het plan van het kabinet gaat de bestaande rekentoets ook verdwijnen, maar dan staat er wel iets anders omheen. Als deze motie zo wordt ingediend, zonder dat we weten wat eromheen gaat gebeuren, dan kunnen wij het oordeel erover niet aan de Kamer laten. Ik ontraad dus deze motie. Maar nogmaals, ook in de plannen van het kabinet vervalt de rekentoets. Alleen houden wij nog een zichtbaar cijfer totdat de volledige integratie heeft plaatsgevonden. We zullen volgende week met belangstelling de stemming volgen.

De heer Rog (CDA):

Ik ben wel een beetje verbaasd over het oordeel van de minister. Volgens mij hebben we in het regeerakkoord afgesproken dat per 2019-2020 het alternatief voor de rekentoets wordt ingevoerd en dat tot dat moment de huidige rekentoets blijft bestaan. Ik denk dat juist door de combinatie van de motie van de heer Van Meenen en mij en deze motie er op een heel correcte wijze een compleet beeld ontstaat. We hebben gezien — ik wijs op het debat, waarin we de minister hebben uitgenodigd om te omarmen wat hij in de Kamer aan zag komen — dat daar ook een meerderheid voor is.

Minister Slob:

De heer Rog dient toch geïsoleerd een motie in. Die is niet geïntegreerd met andere moties, waar dan ook het complete verhaal wordt verteld. Ik heb al aangegeven dat in de voorstellen van het kabinet de rekentoets ook gaat verdwijnen, naar we hopen met ingang van het eerstkomende cursusjaar. Maar dan hebben we er wel een alternatief omheen, waarvan wij denken dat het voor die tussenperiode een goed alternatief is. Ten aanzien van het doel ervan is er dus geen enkel verschil van mening. Het enige verschil van mening — ik zal het niet groter maken dan het is, maar ook niet kleiner — gaat over wat we in de tussenliggende periode doen. Daar hebben we, denk ik, voldoende over gewisseld in de afgelopen week en ook vandaag weer.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Rog.

De heer Rog (CDA):

Ik zou haast een oud-collega willen persifleren: ik ben bereid een nietje door de twee moties van de heer Van Meenen en mij te slaan. Dan hebben we het ook compleet in beeld. De afspraak was: per volgend jaar veranderen we de situatie, komt dat alternatief in werking en stopt de rekentoets. Dat is volgens mij ook waar een ruime meerderheid van de Kamer zich over heeft uitgesproken. De minister beroept zich nu op allerlei mogelijke gevolgen voor een kleine groep en gaat deze motie ontraden. Ik heb daar eerlijk gezegd wel moeite mee.

Minister Slob:

Deze minister heeft het complete voorstel dat het kabinet heeft gedaan, vorige week verdedigd. Dat doet hij nu ook. Ik heb aangegeven dat ik weet dat er andere opvattingen in de Kamer leven over die tussenperiode. Op het moment dat die een meerderheid van de Kamer krijgen, zullen we daar in de uitwerking uiteraard verder mee aan de slag gaan. Ik heb wel gewezen op een aantal dingen die in het uitvoeringsproces op onze weg komen. In de brief van afgelopen vrijdag kunt u dat nog eens heel nauwkeurig teruglezen. Daar zullen we onze weg ook mee moeten vinden. En het is geen kleine groep leerlingen, want het zijn 18.000 leerlingen voor wie we de zorg hebben. Daar probeer ik ook voluit inhoud aan te geven.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. Ik schors de vergadering tot 18.35 uur. Dan gaan we verder met het debat over Nederlandse militaire steun aan Syrië.

De vergadering wordt van 17.50 uur tot 18.39 uur geschorst.

Naar boven