13 Vreemdelingen- en asielbeleid

Aan de orde is het VAO Vreemdelingen- en asielbeleid (AO d.d. 12/09).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Vreemdelingen- en asielbeleid. Ik heet de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van harte welkom en geef de heer Jasper van Dijk namens de fractie van de SP het woord.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik heb drie moties die te maken hebben met het kinderpardon. Dat staat weer bovenaan de agenda. De staatssecretaris zou z'n kans moeten grijpen door deze moties over te nemen.

De eerste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het meewerkcriterium een zeer strikte invulling van het kinderpardon tot gevolg heeft;

constaterende dat circa 400 gewortelde kinderen die langer dan vijf jaar in Nederland verblijven hierdoor geen aanspraak op het kinderpardon hebben kunnen maken;

verzoekt de regering het kinderpardon te verruimen, opdat deze circa 400 kinderen van wie de ouders een aanvraag hebben ingediend tot verblijf, vijf jaar in Nederland in beeld zijn geweest en ouders beschikbaar waren voor terugkeer, alsnog een verblijfsvergunning krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk, Kuiken, Buitenweg, Akerboom en Azarkan.

Zij krijgt nr. 2430 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat lange asielprocedures mede worden veroorzaakt door een tekort aan capaciteit bij de IND;

van mening dat voorkomen moet worden dat asielzoekers — waaronder gezinnen met kinderen — onnodig lang in onzekerheid in Nederland verblijven;

verzoekt de regering te zorgen voor voldoende capaciteit bij de IND, waardoor de wettelijke termijnen niet worden overschreden, de wachttijden worden teruggedrongen en asielzoekers snel duidelijkheid hebben,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk, Kuiken, Buitenweg, Akerboom en Azarkan.

Zij krijgt nr. 2431 (19637).

De heer Jasper van Dijk (SP):

De laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering onderzoek doet naar alle aspecten die bijdragen aan het langdurig verblijf van vreemdelingen, waaronder kinderen;

verzoekt de regering zolang dit onderzoek loopt, een vertrekmoratorium in te stellen voor kinderen die langer dan vijf jaar in Nederland verblijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk, Kuiken, Buitenweg, Akerboom en Azarkan.

Zij krijgt nr. 2432 (19637).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Akerboom namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Akerboom (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Ook de Partij voor de Dieren is groot voorstander van het verruimen van het kinderpardon. Het is ondragelijk dat er op dit moment door de strenge regels honderden kinderen in onzekerheid over hun lot leven. Dat is in strijd met de fundamentele beginselen van een beschaafde samenleving. In artikel 3 van het Kinderrechtenverdrag is geborgd dat bij alle maatregelen de belangen van het kind de eerste overweging dienen te zijn. Een kind dat langer dan vijf jaar hier in Nederland verblijft uitzetten naar een onbekend land brengt hoe dan ook schade toe aan zijn of haar ontwikkeling. Zo wijzen ook onderzoeken uit. Daarom heb ik de motie van collega Jasper van Dijk voor een ruimhartiger kinderpardon van harte mede ingediend. Ik zal zelf vandaag geen moties indienen.

Voorzitter. Dan nog over een andere groep kwetsbare vluchtelingen, de lhbti'ers. De staatssecretaris kondigde deze zomer aan de werkinstructie van het IND aan te passen. Maar uit berichten in Trouw vorige maand blijkt dat er bitter weinig is veranderd. Ook asieladvocaten vinden dat de regels er allesbehalve duidelijker op zijn geworden.

Ik wil graag van de staatssecretaris weten waarom het zo lang duurt om hier duidelijkheid over te verschaffen en de werkinstructie aan te passen. Ik zie de brief van de staatssecretaris heel graag zo snel mogelijk tegemoet.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Akerboom. Dan geef ik nu het woord aan de heer Azarkan namens DENK.

De heer Azarkan (DENK):

Voorzitter, dank. Ik heb een tweetal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Armeense gezin Tamrazyan na negen jaar is uitgeprocedeerd en dreigt te worden uitgezet naar Armenië;

constaterende dat het gezin een aangespannen beroepszaak door de Immigratie- en Naturalisatiedienst heeft verloren bij de Raad van State;

constaterende dat het gezin zich schuilhoudt in een Haags kerkhuis om uitzetting te voorkomen;

van mening dat het uitblijven van een kinderpardon voor veel frustraties binnen de Nederlandse samenleving zorgt;

verzoekt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om het Armeense gezin Tamrazyan niet uit te zetten door gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2433 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de in Nederland geboren Nemr binnenkort wordt uitgezet naar Irak;

van mening dat het inhumaan is om een kind van 9 jaar uit te zetten naar een land waar het onveilig is en gedood kan worden;

van mening dat het niet gepast is om hierop te antwoorden met een ijskoude onverschilligheid en schouderophalend "Ja, dus?" te roepen;

verzoekt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn discretionaire bevoegdheid in te zetten om Nemr verblijfsrecht te geven in Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2434 (19637).

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Buitenweg namens GroenLinks.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Hier vlakbij neemt de Bethelkerk mensen in bescherming door 24 uur per dag een dienst te houden. Het toont het failliet van het beleid dat erop gericht is om zoveel mogelijk mensen uit te zetten; een beleid dat onvoldoende rekening houdt met het belang van kinderen die in Nederland zijn opgegroeid. De staatssecretaris legt het probleem eenzijdig bij de ouders van de kinderen die maar blijven doorprocederen. Dat is al te gemakkelijk afgeschoven. Bijvoorbeeld in het geval van de Armeense Hayarpi en haar familie heeft de rechter drie keer bepaald dat zij mogen blijven en drie keer ging de Staat in beroep. Je kunt dus ook zeggen dat de Staat te lang doorprocedeert en dat de kinderen daaronder lijden. Wat GroenLinks betreft is de tijd rijp dat alle partijen samen een echte oplossing bieden aan deze 400 kinderen. Daarom hebben we de moties van de SP meegetekend.

Voorzitter. Zelf heb ik een motie over Afghanistan en over mensen met een beperking in azc's.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit onderzoek van RTL Nieuws en Defence for Children is gebleken dat ernstig zieke kinderen en kinderen met een beperking in asielzoekerscentra zwaar te lijden hebben onder de stressvolle woonsituatie en dat adequate zorg niet voldoende voorhanden is;

verzoekt de regering de zorg en voorzieningen voor ernstig zieken en personen met een beperking binnen asielzoekerscentra in lijn te brengen met de verplichtingen die voortvloeien uit het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, en de Kamer te informeren over de voortgang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Buitenweg, Kuiken en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2435 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat naar aanleiding van het nieuwe thematische ambtsbericht Afghanistan d.d. mei 2018 door de regering een versoepeling van het toelatingsbeleid ten aanzien van gezinnen met kinderen was aangekondigd;

constaterende dat desondanks nog altijd gezinnen met kinderen naar Afghanistan worden uitgezet;

verzoekt de regering het landenbeleid Afghanistan daadwerkelijk te versoepelen voor gezinnen met kinderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Buitenweg, Kuiken en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2436 (19637).

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Fritsma namens de PVV.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter, dank u wel. Uit het algemeen overleg kwam naar voren dat het kabinet een commissie instelt die onderzoek gaat doen naar de redenen waarom afgewezen asielzoekersgezinnen niet uit Nederland vertrekken. Dat is gewoon een hele goedkope truc om tijd te rekken. We weten namelijk allang waarom zij niet vertrekken. Dat komt bijvoorbeeld door het procedurestapelen, dat komt door het gedogen van illegaliteit en door het steeds weer in het leven roepen van pardonregelingen. Er is nota bene al een commissie geweest die dat heeft vastgesteld, dat hoeft echt niet nog een keer. Wat het kabinet laat zien is dus niets anders dan pure politieke onwil om bekende problemen op te lossen en dat is heel triest.

Voorzitter. Wat ook triest is, is de vreselijke willekeur die we steeds zien rond de toepassing van de discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris. Allerlei actiegroepen, media en politici zijn bezig met individuele verblijfszaken en sturen bij de staatssecretaris steeds aan op het geven van verblijfsvergunningen, wat ook vaak lukt. Deze lobby is enorm en ook collega-Kamerleden doen eraan mee. Ze bespreken individuele gevallen met de staatssecretaris, maar doen dat niet hier in alle openheid, maar stiekem in achterkamertjes. Er wordt geweigerd om openheid te geven over bijvoorbeeld het aantal zaken dat wordt besproken en over de verblijfsvergunningen die worden verstrekt. Iedere democraat zou deze onzichtbare schimmigheid moeten afwijzen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit dat de oncontroleerbare achterkamertjespolitiek, waarbij Kamerleden bij de staatssecretaris rond individuele gevallen lobbyen voor het geven van verblijfsvergunningen, zeer onwenselijk is en beëindigd moet worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2437 (19637).

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik probeer dit te begrijpen. De geachte collega zegt dat hij niet wil dat er over individuele gevallen wordt gesproken. Volgens mij zijn er veel collega's hier die bij voorkeur een soort generieke regel hebben, zoals een kinderpardon. Dan hoeft het niet per kind te worden besproken, maar kunnen we voor die 400 kinderen tezamen een oplossing bieden. Is dat iets wat iets meer tegemoetkomt aan uw idee van democratie?

De heer Fritsma (PVV):

Nee, want een kinderpardon is een heel slecht idee. Als je steeds met zo'n pardonregeling komt aanzetten of pleit voor uitbreiding van zo'n regeling, dan zorg je er juist voor dat asielzoekersgezinnen niet uit Nederland vertrekken. Het probleem van in Nederland opgroeiende kinderen maakt u daarmee alleen maar erger. Wij willen geen interne achterkamertjespolitiek over individuele gevallen die niet te controleren is, maar we willen ook zeker geen generieke pardonregelingen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Fritsma (PVV):

Ik ben door mijn tijd heen en heb mijn enige motie ingediend.

De voorzitter:

Oké, dan dank ik u daarvoor, meneer Fritsma. Ik ga naar de heer Voordewind, namens de ChristenUnie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Begrip voor de collega's die ongeduld hebben als het gaat om het kinderpardon en de uitvoering daarvan. Dat ongeduld heb ik ook, maar er is inmiddels wel besloten om een commissie in te stellen die gaat kijken naar de doorloopsnelheid van de procedures. Ik ga ervan uit dat het niet een verkorting van de procedures wordt, maar dat het gaat om de snelheid van de procedures. Ik hoop dat daarin verbeteringen mogelijk zijn.

Er wordt ook specifiek gekeken naar de positie van gezinnen en van kinderen. Ik hoop dat er ook gekeken wordt naar de bestaande situatie en ik hoop dat de staatssecretaris in de tussentijd, terwijl de commissie haar werk doet, terughoudend zal zijn bij het uitzetten van kinderen.

Op dit moment constateer ik dat er geen meerderheid is voor de verruiming van het kinderpardon. Wel roep ik de staatssecretaris op om de bestaande regeling ruimhartig toe te passen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De heer Voordewind roept de staatssecretaris op om terughoudend te zijn met het uitzetten van kinderen zolang het onderzoek loopt. Dat vind ik zeer terecht en dat ben ik met hem eens. Zou hij mijn motie willen steunen die daartoe oproept?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Sorry, ik kwam net iets later binnen, dus ik moet die motie nog bestuderen. Als die motie een moratorium inhoudt, dan kies ik liever mijn eigen termen. Ik heb net gezegd dat ik hoop dat de staatssecretaris terughoudend is gedurende het onderzoek. Als we zouden overgaan tot een moratorium, dan zou ik het regeerakkoord openbreken en daar zie ik tot nu toe nog geen aanleiding voor.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Het regeerakkoord is al vaker opengebroken, dus dat lijkt me een heel vreemd argument.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Maar dan moet je het daar wel met z'n allen over eens zijn. En dat zie ik nog niet snel gebeuren.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Wie weet, wie weet. Ik stel de heer Voordewind een puur inhoudelijke vraag. Op het moment dat de regering een commissie instelt, dan erkent ze daarmee dat het beleid discutabel is. Is het dan niet logisch om uitzettingen van kinderen tot die tijd op te schorten?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb mijn eigen woorden gekozen. Ik roep de staatssecretaris op tot terughoudendheid. Daar laat ik het bij.

De heer Fritsma (PVV):

Ik luister altijd heel goed naar de heer Voordewind, want hij vertegenwoordigt de regeringspartij ChristenUnie. Realiseert hij zich wat zijn oproep betekent? Hij vraagt de staatssecretaris om terughoudend te zijn bij beslissingen tot uitzettingen. Wat is de wettelijke vertrekplicht die afgewezen asielzoekers hebben voor regeringspartij ChristenUnie waard, vraag ik me dan af. Mag iedereen die gewoon negeren?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De adviescommissie kijkt naar de procedures die er nu lopen en naar hoe het kan dat hier toch gezinnen langer dan vijf jaar aanwezig zijn. Waar zit 'm dat in? Is dat een kwestie van een stapeling van procedures? Is dat ook voor een deel te wijten aan de regering zelf en aan de staatssecretaris en de IND die doorprocederen? Daar verwacht ik antwoorden op. Gebaseerd op de uitkomsten van dat onderzoek zullen we verdere politieke conclusies moeten gaan trekken.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Fritsma.

De heer Fritsma (PVV):

Dat asielzoekersgezinnen niet uit Nederland vertrekken, komt — met alle respect — door partijen zoals de ChristenUnie, die constant hameren op pardonregelingen en die bestaande pardonregelingen uit willen breiden. Natuurlijk gaan asielzoekersgezinnen dan niet weg. Ze zien dat zelfs regeringspartijen bezig zijn om ze hier te houden. Weet u wel wat u zelf aan het doen bent? U zegt een probleem op te willen lossen: u wilt ervoor zorgen dat asielzoekersgezinnen niet te lang in Nederland blijven, zodat de kinderen hier niet opgroeien. Maar dit probleem maakt u met dit gedrag zelf alleen maar erger. Dat betreur ik zeer.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De heer Fritsma weet precies hoe het komt dat gezinnen hier langer zijn dan vijf jaar en dat ze daardoor verworteld raken. Dat heeft alles te maken met de procedures die zij kunnen aanspreken. Dat heeft misschien ook te maken met het vele onderzoek via een individueel ambtsbericht. Dat heeft soms ook te maken met het doorprocederen van de IND of de staatssecretaris. Dat kan ertoe leiden dat zelfs de eerste aanvraag van een asielprocedure langer dan vijf jaar kan duren. Het heeft dus met onze lopende procedures te maken. Daar kan meneer Fritsma het niet mee eens zijn, maar dan moet hij de wet gaan veranderen in plaats van hier te staan toeteren.

De heer Azarkan (DENK):

Ik begrijp nog niet zo heel goed wat de boodschap van de heer Voordewind nu precies is. Hij zegt aan de ene kant: wees terughoudend met het uitzetten, zolang de commissie nog bezig is met het onderzoek. Anderzijds zegt hij: wees ruimhartiger met het kinderpardon.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Met het toepassen van het bestaande kinderpardon.

De heer Azarkan (DENK):

Dat zijn eigenlijk hele loze kreten, want u geeft het zelf aan: u bent gebonden aan het regeerakkoord. Het is een beetje goedkoop, meneer Voordewind. Het is niet zoveel.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Als de heer Azarkan had meegeregeerd, dan had hij ook aan tafel kunnen zitten. Dan hadden we misschien een andere uitkomst gehad. Maar dat heb ik niet zien gebeuren. Er ligt een regeerakkoord. Dat is een totaalpakket van maatregelen, waar plussen en minnen in zitten. Dit was een min voor ons. Er waren twee partijen die zeiden: we willen het kinderpardon afschaffen. Er waren twee partijen die zeiden: we willen het uitbreiden. Ik constateer dat het kinderpardon, de regeling zoals we die nu kennen, nog steeds bestaat. Binnen het regeerakkoord en binnen de bestaande regels blijft mijn oproep richting de staatssecretaris dan ook om het ruimhartig toe te passen.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Azarkan.

De heer Azarkan (DENK):

Ja, tot slot. Het gaat er niet om dat ik aan tafel kom zitten. Dat is natuurlijk een beetje een goedkope jij-bak. Het zou u sieren als u gewoon zegt: ik kan even niks doen voor die mensen. Het is een beetje een goedkope oproep. Wees helder en geef aan dat u niks kunt doen. U heeft helemaal geen zicht op dat ruimhartig toepassen. U kunt dus de motie van collega Van Dijk meetekenen en dan bent u ook uw woord waard. Dan zegt u namelijk: geen uitzetting van kinderen, zolang het onderzoek loopt. Maar een beetje halfbakken geroep siert u niet. Het is gewoon zo mager! Het is niet zoveel.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik begrijp dat het makkelijk is om vanuit de interruptiemicrofoon de wereld te besturen. Maar ik constateer tegelijkertijd dat de ChristenUnie en D66, maar ook de partijen VVD en CDA hebben aangedrongen op een commissie die verder moet gaan kijken hoe we kunnen voorkomen dat mensen langer dan vijf jaar in Nederland blijven. Dat heeft alles met de procedures te maken. Daar komt nu een adviesrapport op. Ik heb er in het debat ook op aangedrongen dat zo snel mogelijk te organiseren, zodat we er niet weer een jaar of langer over hoeven te doen. Ik begrijp dat het ergens rond april naar de Kamer komt. Dan zullen we opnieuw moeten gaan kijken wat we kunnen doen, ten eerste om te voorkomen dat kinderen en gezinnen hier langer dan vijf jaar zijn. En ten tweede moeten we kijken naar de bestaande situatie.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Alleen ter opheldering. Er werkt een commissie aan een rapport over het verkorten van de procedures, zodat er veel minder kinderen in de situatie komen te zitten als waar kinderen nu in zitten als de Staat maar door blijft procederen. Verwacht u dat er in dat rapport ook een oplossing komt voor het verruimen van het kinderpardon voor de kinderen die nu al de dupe zijn geworden? Is dat de inzet van de ChristenUnie?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb gekeken naar de werkinstructie van deze commissie. Daar staat expliciet in dat er gekeken wordt naar gezinnen met kinderen. Daar staat ook expliciet in dat er wordt gekeken naar de procedures. Ik ga nu niet op de uitkomsten vooruitlopen. Ik wacht de adviezen af. Gebaseerd op die adviezen ligt de bal straks weer in de Kamer en moeten we het er weer over hebben.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dat zijn toch twee dingen. Ik begrijp heel goed dat u rekening wilt houden met gezinnen met kinderen in de procedures zoals die dan vanaf nu gaan gelden. Dat is dan de inzet van de commissie, maar in uw inleiding zei u ook dat u hoopt dat we dan aan een soort kinderpardon toekomen. Is het nou uw inzet om dan aan de hand van die commissie toch nog te gaan praten over een kinderpardon of is dat eigenlijk gescheiden?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Er lopen nu dingen door elkaar heen. In mijn inleiding heb ik gezegd dat het geen geheim is dat de ChristenUnie altijd gepleit heeft voor een ruimer kinderpardon. De uitkomst is bekend: in het regeerakkoord staat geen verruiming van het kinderpardon. Ik roep de staatssecretaris nu op tot een ruimhartige toepassing van het bestaande kinderpardon, maar dat heb ik in het verleden natuurlijk ook altijd gedaan. Ik constateer dat er een commissie aan het werk gaat en ik ga niet op de conclusies vooruitlopen. De commissie moet haar werk doen en als de aanbevelingen hier liggen, gaan we daar als Kamer naar kijken.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Voordewind. Dan geef ik nu het woord aan de heer Groothuizen namens D66.

De heer Groothuizen (D66):

Voorzitter. Ik ben nu zo'n anderhalf jaar woordvoerder op het thema "asiel/migratie". Ik heb in die tijd geleerd dat er weinig thema's zijn omgeven met zo veel emotie als dit onderwerp. Het algemeen overleg dat wij in september voerden, een paar dagen na de beslissing van de staatssecretaris dat de Armeense kinderen, Lili en Howick, toch mochten blijven, was daarvan een heel sterk voorbeeld.

Het kinderpardon, dat ook vandaag weer een grote rol speelt, is bij uitstek het punt waarop het migratiebeleid ineens niet meer abstract is. Het gaat niet meer over verdrinkingen ver weg op de Middellandse Zee of over vastlopende onderhandelingen in Brussel, maar over goed Nederlands sprekende kinderen. En ineens krijgt het vreemdelingenbeleid een menselijk gezicht. We zijn het vaak eens over uitspraken als "streng maar rechtvaardig" of "echte vluchtelingen mogen altijd blijven, maar andere mensen moeten snel vertrekken". Maar in de dagelijkse praktijk is het oneindig veel complexer. De waarheid is zelden puur en nooit eenvoudig, zei Oscar Wilde, en op weinig thema's is dat zo waar als op het thema "migratie".

Voorzitter. Mijn fractie had graag een ruimer kinderpardon gezien. In de formatie hebben we ons daarvoor ingezet. De VVD en het CDA wilden het pardon afschaffen, wij en de ChristenUnie wilden het verruimen. We hebben het gelukkig kunnen houden zoals het is. Voor een verruiming van het kinderpardon is nu geen meerderheid in de Tweede Kamer. Mijn fractie vindt dat meer dan zuur, maar het is op dit moment wel de politieke realiteit.

Dank u wel.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Intussen heeft het kabinet ook besloten om een commissie in te stellen. We hadden het er daarnet al even over. Is het voor D66 dan ook niet een logische uitkomst om de uitzettingen van kinderen stop te zetten zolang het onderzoek van die commissie loopt?

De heer Groothuizen (D66):

Nee, want ik heb u net uitgelegd dat wij graag een ruimer kinderpardon hadden gezien, maar dat dat niet is gelukt. Sommige partijen wilden er helemaal van af, want die zeiden: we moeten überhaupt af van het uitzetten van kinderen. Wat er uiteindelijk is gebeurd, is dat het gestold is in het compromis om de status quo te behouden. Op dit moment is er geen meerderheid om dat te veranderen.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Maar de coalitie heeft besloten om dit gevoelige onderwerp in een commissie te laten onderzoeken. Is er toen ook door de coalitie gezegd: zullen we dan in de tijd dat het onderzoek plaatsvindt, een uitzetstop hanteren? Heeft uw partij dat ingebracht? Dat zou ik namelijk heel terecht vinden.

De heer Groothuizen (D66):

Ik denk dat er wat misverstanden zijn over die commissie. Wat die commissie gaat doen, is onderzoeken hoe het komt dat mensen die hier eigenlijk niet mogen zijn, soms toch jarenlang in Nederland blijven. Ik weet niet precies wat de bevindingen van die commissie zullen zijn, maar mijn vermoeden is dat hier ook achter weg gaat komen dat ook dit een hele complexe situatie is en dat er meerdere redenen zijn. Maar ik kan daar niet op vooruitlopen. In de tussentijd is de situatie zoals ik die net in eerste termijn heb geschetst, namelijk dat de regeling voor het kinderpardon blijft zoals die voor de formatie al was.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Kuiken namens de PvdA.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Zoals ik ook al zei tijdens het algemeen overleg, weet ik als geen ander hoe knellend een coalitie af en toe kan zijn. Maar juist als het knelt, moet je ruimte blijven zoeken. Dat is een van de redenen dat wij moties hebben ingediend en dat we een initiatiefwetsvoorstel hebben ingediend om de rechten van kinderen beter te verankeren. Daarom ook stel ik de volgende vraag aan de staatssecretaris. Er vindt nu een onderzoek plaats om te kijken hoe de stapeling van procedures beknellend werkt, of hoe die geremd kan worden. Maar als er nou factoren blijken te zijn waardoor, ondanks normaal lopende procedures, toch families met kinderen in de knel komen buiten hun eigen schuld dan wel door de rol van de overheid, is het dan denkbaar dat er toch een soort verruiming komt van het kinderpardon, met name op het meewerkcriterium? Dat is mijn eerste vraag.

Mijn tweede vraag aan de staatssecretaris gaat over het interview dat hij aan de Volkskrant heeft gegeven. Daarin zegt hij: ik ben een mens — dat zijn we gelukkig allemaal — maar ik vind de rechten van mensenkinderen niet zo belangrijk als het gaat om de beoordeling van asielprocedures. Heeft hij het echt letterlijk zo hard bedoeld, of is dat krom opgeschreven? Het lijkt me namelijk wel heel essentieel om de rechten van kinderen, wat ook mensen zijn, heel erg te verankeren, juist omdat kinderen heel kwetsbaar zijn en omdat ze heel afhankelijk zijn van de volwassenen zoals wij. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. Zoals ik al eerder heb aangegeven, zien we nu dat een aantal kinderen al heel lang in Nederland is en dat dit zorgt voor schrijnende situaties. Daarom vind ik dat je de plicht hebt om te kijken hoe je dat kunt oplossen en of je tot een verruiming kunt overgaan. Daarom heb ik ook de moties gesteund die zijn ingediend door onder anderen collega Jasper van Dijk. Daarnaast heb ik een aantal andere moties gesteund: over Afghanistan en de kwetsbaarheid van kinderen die daarheen teruggestuurd zouden kunnen worden en over de lhbti'ers, waarover collega Akerboom een terechte opmerking maakte. Ook daarop zou ik een reactie willen.

Daarmee moet ik afronden, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kuiken. De heer Voordewind heeft nog een vraag.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het is natuurlijk lovenswaardig dat mevrouw Kuiken de motie van collega Jasper van Dijk ondertekent, maar ik constateer wel dat mevrouw Kuiken asielwoordvoerder is geweest tijdens het vorige kabinet, en vijf jaar de tijd heeft gehad om dit te regelen. Waarom heeft ze het toen niet geregeld?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Als je met een grote vinger wijst, wijs je vooral met een aantal vingers naar jezelf. Ik hoop dat de heer Voordewind dat weet. U had een nieuw regeerakkoord. U wist hoe knellend het kinderpardon was. U heeft niets gedaan. Dus ga mij nu geen verwijten lopen maken. Wat wij in de vorige periode hebben gedaan, is starten met een wetsvoorstel om de rechten van kinderen beter te verankeren. We hebben het kabinet opgeroepen om heel specifiek te kijken hoe het meewerkcriterium uitpakt. Zien we daarin mogelijkheden om te verruimen? U zat met D66 aan tafel. U was met twee man sterk, en u heeft helemaal niets geregeld. Ik vind dat echt een gemiste kans, zoals ik in het vorige debat ook heb gezegd.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het grote verschil tussen de samenstelling van deze Kamer en die van de vorige Kamer, is dat u samen met links een meerderheid had. ChristenUnie en D66 hebben op dit moment geen meerderheid om tot een verruiming van het kinderpardon te komen. Dat is een nieuwe realiteit. U kunt ons dat verwijten, maar die meerderheid is er niet. Zo werkt een democratie. Maar u had die meerderheid wel. Nu maakt u goedkope sier door te zeggen: ChristenUnie, u had het nu moeten regelen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Nogmaals, als je een regeerakkoord sluit, ben je aan het onderhandelen met partijen. Dan heb je de mogelijkheid om met twee partijen versus twee partijen in een regeerakkoord afspraken te maken. Wij hebben een kinderpardon geregeld, een tijdelijke kinderpardonregeling en een permanente kinderpardonregeling. We kwamen erachter dat die permanente kinderpardonregeling niet helemaal werkte zoals het moet. U had grote woorden in de vorige periode. Ik pak u daar niet op aan. Ik stond niet hier. Maar ga mij dat nu niet lopen verwijten, terwijl u de enige kans die u had, heeft laten lopen. Dat valt maar één persoon aan te rekenen en dat bent u zelf.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot de heer Van Oosten. Nee? Hij ziet af van zijn inbreng.

Ik zie dat de staatssecretaris twee minuten nodig heeft.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en geef de staatssecretaris het woord.

Staatssecretaris Harbers:

Voorzitter. Er zijn enkele vragen gesteld die ik niet aan de hand van ingediende moties kan beantwoorden. Om te beginnen is dat de vraag van mevrouw Akerboom over de beoordeling van lhbti'ers, en ik denk overigens ook bekeerlingen, want die waren onderdeel van dezelfde wijziging. Zij stelt dat er bitter weinig veranderd is en wil weten wanneer de werkinstructie wordt aangepast. Dit is niet mijn beeld. De werkinstructie ís deze zomer aangepast. Ik zag ook berichten in de media dat er nog steeds volgens de oude werkwijze zou worden gewerkt. Ik denk dat hier vooral sprake is, met name in de rechtspraak, van de vraag of zaken al voor de nieuwe werkinstructie aanhangig waren. Maar om dit verder te duiden heb ik de Kamer in het AO toegezegd om daar in een brief verder op in te gaan. Die brief komt binnen enkele dagen naar de Kamer. Daarin zet ik het uitvoerig uiteen. Maar het belangrijkste is dat de werkinstructie is aangepast. Bij aanvragen wordt nu conform de nieuwe werkinstructie gewerkt.

Mevrouw Kuiken vroeg mij of er eventueel ruimte is voor aanpassing, bijvoorbeeld in het meewerkcriterium, aan de hand van de te verwachten resultaten van de commissie-Van Zwol. Mijn antwoord op deze vraag is dat ik echt niet wil vooruitlopen op de uitkomsten en adviezen van deze commissie. Ik heb hen de vrije hand gegeven om naar eigen inzicht de gestelde vragen te gaan beantwoorden. Ik wacht dus net als de Kamer af waar de commissie mee komt. Als er dan adviezen liggen, is dat het moment om die met elkaar te beoordelen. Daar wil ik niet op vooruitlopen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Maar dat betekent ook dat u het niet uitsluit? Dat wil ik even heel helder hebben.

Staatssecretaris Harbers:

Ik heb geen idee wat de adviezen gaan worden. Als ik een commissie instel, betekent dat op zijn minst dat ik de adviezen die uitgebracht gaan worden, zeer serieus zal nemen. Maar het moment dat die adviezen er zijn, is ook het moment om dat debat te voeren. Dat ik die commissie de ruimte heb gegeven, betekent dat ik voorhand nooit iets uitsluit. De haalbaarheid van de adviezen et cetera beoordelen we daarna wel, in debat met uw Kamer.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik zei al dat ik graag de ruimte zie. Dus dit heb ik mijn oren geknoopt.

Staatssecretaris Harbers:

Voorzitter. De andere vraag van mevrouw Kuiken ging over de rechten van het kind. Ik hoor een uitspraak die ik mij niet helemaal honderd procent zo als citaat naar voren kan halen. Laat ik dus maar gewoon hier aangeven hoe het volgens mij zit. Rechten van het kind hebben een duidelijke plek in ons asielstelsel. Ze wegen mee, maar zijn niet in alle gevallen van doorslaggevend belang. Ze zijn een van de zaken die meewegen in de beoordeling. Het is ook een misvatting dat aan rechten van het kind in alle gevallen een verblijfsrecht in ons land kan worden ontleend. Zo is dat in het verleden al toegepast. Daar is veel jurisprudentie over, zoals ik ook in de krant heb gezet. Die jurisprudentie volgen we, maar ook die zegt niet dat de rechten van het kind in alle gevallen van doorslaggevend belang zijn.

Voorzitter. Dan kom ik toe aan de beoordeling van de moties. De motie-Jasper van Dijk op stuk nr. 2430 gaat over verruiming van het kinderpardon. Ik vat heel kort samen wat ik in het AO al heb gezegd over de huidige regeling kinderpardon. Het betreft beleid dat we sinds vijf jaar hebben en waaraan objectief kan worden getoetst of de overheid een vergunning dient te verlenen op basis van langdurig verblijf. Daarin wordt het eigen handelen van de vreemdeling meegewogen. Bij de invoering vijf jaar geleden is daar ook over gedebatteerd hier in de Kamer. Er wordt verwacht dat hij actief moet hebben gewerkt aan zijn terugkeer. Het betreft dus ook naar haar aard een regeling waarvoor slechts weinig mensen in aanmerking zullen komen. In mijn woorden is de regeling er voor de mensen die niet kúnnen terugkeren, maar niet voor de mensen die niet wíllen terugkeren. Als zodanig was ze ook het sluitstuk rond de ruimhartige, tijdelijke regeling die we toen hadden, waarin eenmalig een flink aantal mensen is ingewilligd. Maar door deze regeling ernaast te zetten, was de boodschap tegelijkertijd: als je niet voor die regeling in aanmerking komt, is er niet heel veel hoop, geringe hoop slechts, dat je in de toekomst nog wel een keer voor een regeling in aanmerking zult komen. Om die reden is de regeling die we nu kennen slechts voor weinig mensen bedoeld.

De voorzitter:

En wat is het oordeel?

Staatssecretaris Harbers:

Het oordeel is dat ik de motie ontraad.

De voorzitter:

De eerste ondertekenaar van de motie is de heer Jasper van Dijk. Mevrouw Buitenweg staat er ook onder, maar ik laat niet iedereen die ondertekend heeft, interrumperen. Mevrouw Buitenweg.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Het gaat over het criterium dat je moet hebben meegewerkt aan je terugkeer. Maar stel dat de Staat steeds een beroepsprocedure is aangegaan en de rechter in achtereenvolgende zaken steeds heeft geoordeeld dat iemand mag blijven. Wat geldt er dan als de periode van vijf jaar wordt overschreden en mensen zelf geen poging hebben gedaan om terug te keren, omdat de rechter heeft geoordeeld dat ze mochten blijven?

Staatssecretaris Harbers:

Ook daarover is de regeling duidelijk. Op het moment dat er nog een procedure loopt, ben je nog niet aan zet om daadwerkelijk terug te keren naar je land van herkomst. Maar ook dan kunnen er situaties zijn dat je al wel geacht wordt om voorbereidingen te treffen voor het moment dat dit wel aan de orde komt. Ook dat is sinds vijf jaar onderdeel van de regeling en wordt meegewogen.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Buitenweg.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Tot slot. Dus zelfs als een rechter drie keer zegt dat je hier mag blijven en je doet in die jaren om die reden geen aanzet om terug te keren, zelfs dan moet je van de staatssecretaris terugkeren?

Staatssecretaris Harbers:

Dan moet je op zijn minst voorbereidingen treffen voor het moment dat terugkeer aan de orde zou zijn. Het kan bijvoorbeeld niet zijn dat je niet meewerkt, nooit bij een vertrekgesprek verschijnt en iedere keer zegt dat je niet denkt dat je ooit van plan bent om te gaan vertrekken.

De heer Voordewind heeft hier ook nog een vraag over gesteld. Hij vroeg om de bestaande regeling ruimhartig toe te passen. De bestaande regeling kent gewoon criteria. Daar wordt aan getoetst. Ik neem aan dat mensen zelf weten of ze aan die regels voldoen of niet. Voor mensen die aan de regels voldoen, volgt een inwilliging. Voor mensen die niet aan de criteria voldoen, kan dat niet het geval zijn.

De motie op stuk nr. 2431 van de heer Van Dijk gaat over voldoende capaciteit bij de IND. Ik deel niet meteen de overwegingen, namelijk dat de problemen altijd veroorzaakt worden door een tekort aan capaciteit bij de IND. Gisteren hebben we bij het vragenuur uitvoerig hierover gesproken. Ik heb toen toegelicht welke stappen bij de IND zijn en worden gezet om mensen te werven en op te leiden om zo weer voldoende capaciteit te hebben. Die inspanningen zijn in lijn met hetgeen ik in het verzoek aan de regering lees. Ik denk dus dat de indieners en ik het eens zijn over de doelstelling. Ik maak daarbij wel een kanttekening. Gisteren heb ik aangegeven dat het niet van de ene op de andere dag tot resultaat leidt. Werving is lastig in de huidige arbeidsmarkt. Gelukkig gaat het nog goed bij de IND. Mensen moeten bovendien eerst opgeleid worden, voordat we ze kunnen inzetten op deze werkzaamheden. Dat verwachtingsmanagement geef ik erbij, maar met dat verwachtingsmanagement in het achterhoofd wil ik het oordeel over de motie aan de Kamer laten.

De motie op stuk nr. 2432 van de heer Van Dijk gaat over het vertrekmoratorium. Zolang de commissie-Van Zwol onderzoek doet, ontraad ik de motie. Het doel van het onderzoek is juist om in kaart te brengen hoe voorkomen kan worden dat mensen, van wie het toelatingsverzoek is afgewezen, nog langdurig in Nederland verblijven. Wat in de motie wordt gevraagd, rijmt op zichzelf al niet met dit doel, omdat het zou betekenen dat we mensen nog een tijd in Nederland laten verblijven. Dat is niet het signaal dat ik wil afgeven, ook omdat dit niet het juiste signaal is richting veel mensen die al heel lang, tegen beter weten in, in Nederland zijn.

De voorzitter:

De heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Maar die redenering kun je toch ook omdraaien? De regering erkent dat er discussie is over de langdurigheid van procedures, besluit om daar onderzoek naar te doen en zegt vervolgens: we blijven wel doorgaan met alle uitzettingen en we gaan ons beleid niet aanpassen. U zou net zo goed kunnen zeggen: tot die tijd wachten we even met uitzettingen.

Staatssecretaris Harbers:

De heer Van Dijk probeert die redenering om te draaien, maar ik ga die redenering niet omdraaien. Het doel van de commissie is juist om met aanbevelingen te komen om in de toekomst het langdurig verblijf te kunnen beperken. Dat wil niet zeggen dat mensen die nu al langdurig verblijven, daardoor nog langduriger moeten verblijven. Heel veel van deze mensen weten echt al heel lang dat een toekomst in Nederland er niet in zit.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Maar ze blijven in dit geval nog langer doordat de regering besluit om een onderzoek te gaan doen. De regering kan ook de redenering volgen: luister, er zijn nu kinderen langdurig hier, buiten hun schuld, zij hebben recht op een ruimer pardon, maar voor de nieuwe gevallen gaan we zorgen voor een snellere procedure. Deelt u die gedachte?

Staatssecretaris Harbers:

Nee. Die gedachte deel ik niet, omdat er voor mensen die terug kunnen keren altijd nog een optie is. Ze mogen zelfstandig terugkeren. Als dat niet lukt en gedwongen terugkeer aan de orde is, geldt dat ook voor mensen die op dit moment al lang weten dat dat een keer gaat gebeuren.

De moties op de stukken nrs. 2433 en 2434 van de heer Azarkan zijn qua strekking hetzelfde, zij het voor twee verschillende personen. Ik wou ze om die reden samennemen en ontraden. Ik ga hier niet in op alle aspecten van individuele zaken. Of en hoe ik gebruik maak van de discretionaire bevoegdheid, baseer ik uitsluitend op alle omstandigheden in het gehele dossier. Hoe dat in de breedte werkt, heb ik tijdens het AO al uitvoeriger aan de Kamer gemeld.

Dan de motie op stuk nr. 2435 van de dames Buitenweg en Kuiken en de heer Van Dijk over het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Ik ben van mening dat de opvang die we bieden al in lijn is met het verdrag van de VN voor gehandicapten. Het COA en de medewerkers daar spannen zich dagelijks in om de bewoners zo goed mogelijk op te vangen. Daarbij wordt ook rekening gehouden met eventuele specifieke woonbehoeften en dat lukt in veel gevallen ook. Mensen die slecht ter been zijn of in een rolstoel zitten, worden bijvoorbeeld op de begane grond of in een voorziening met een lift geplaatst. Er kunnen voor hen ook bijzondere voorzieningen worden gerealiseerd.

Tegelijkertijd is het zo dat het COA iedere week honderden nieuwe bewoners ontvangt. Dan is het niet mogelijk om vooraf te voorspellen welke en hoeveel specifieke woonbehoeften deze verschillende mensen hebben. Dus wat we doen bij het COA, is dat we iedere keer opnieuw bekijken waar de bewoners die het betreft het beste kunnen worden opgevangen. Als er specifieke woonbehoeften zijn, zal op basis van maatwerk moeten worden gekeken welke mogelijkheden er zijn en of er aanpassingen of extra begeleiding en zorg nodig zijn. Dat doen we ook omdat we rekening houden met het tijdelijke karakter van de opvang en de beschikbare opvangmogelijkheden. Soms vergt zelfs het realiseren van voorzieningen meer tijd dan dat de bewoner in de opvang aanwezig is, bijvoorbeeld omdat hij of zij al is uitgestroomd naar een gemeente. In bepaalde gevallen kan het ook nodig zijn om mensen in een zorginstelling op te vangen of om andere zorg te regelen en in te zetten. Als dat van toepassing is, dan gebeurt dat ook.

Dat is een aantal voorbeelden om te laten zien dat we telkens weer rekening houden met de specifieke omstandigheden van de verschillende asielzoekers die door het COA worden opgevangen en dat we handelen in lijn met het VN-verdrag voor gehandicapten. Natuurlijk weet ik ook — dat was ook eerder dit jaar een keer in het nieuws — dat het soms misschien in een situatie niet loopt. Daar zijn we ook gelijk achteraan gegaan en ook daar zijn passende maatwerkoplossingen gevonden. Ik hoor het ook graag als er gevallen zijn waarin het niet loopt, maar de basis van het beleid is dat we dat echt goed regelen met elkaar. Om die reden ontraad ik de motie.

Dan de motie op stuk nr. 2436 over Afghanistan. Die ontraad ik, want het asielbeleid voor Afghanistan dat we van de zomer hebben aangepast dat houdt niet in dat alleen het minderjarig zijn voldoende is voor een asielvergunning. Uitgangspunt van het beleid zijn ook altijd de individuele omstandigheden. In iedere zaak wordt zorgvuldig beoordeeld of het relaas voldoende aanleiding is om op grond van het landenbeleid asielbescherming te bieden. Daar hebben we een verruiming in geboden deze zomer, maar ook daarbij heb ik gezegd dat dat niet automatisch voor iedereen geldt. Maar de verruiming is wel ingezet en verzoeken van mensen die daaraan voldoen, worden op die grond ook ingewilligd.

Dan de motie op stuk nr. 2437 — dat is de laatste volgens mij — van de heer Fritsma. De heer Fritsma wil ik eigenlijk hetzelfde antwoorden als ik zojuist heb gedaan richting de heer Azarkan naar aanleiding van zijn moties. Ik zeg het hier nogmaals: media-aandacht en verzoeken uit uw Kamer of van anderen bepalen niet of ik mijn discretionaire bevoegdheid inzet. Het is altijd uitsluitend een beoordeling van het gehele dossier, van alles wat daarin aangetroffen wordt en alles aan individuele omstandigheden, die kan leiden tot de conclusie dat er individuele zeer schrijnende factoren zijn die maken dat een inwilliging aan de orde is. Het maakt niet uit wie het verzoek doet. Het maakt niet uit hoe dat komt. Eigenlijk zonder ik mij daar ook gewoon van af. Ik beoordeel uitsluitend het hele dossier. Maar om een oordeel te geven: die motie is niet gericht aan het kabinet, dus daar hoef ik niet over te oordelen.

De voorzitter:

Nee, want er staat geen verzoek bij. Er staat: spreekt uit.

De heer Fritsma (PVV):

Dat is waar. Toch heeft de staatssecretaris daar inhoudelijk op gereageerd. Dan heb ik er ook een vraag over, want het gaat niet alleen over de discretionaire bevoegdheid. Het gaat ook over de openheid. Ik heb deze staatssecretaris maar ook andere staatssecretarissen herhaaldelijk gevraagd bij hoeveel zaken er contact is met collega-politici. Hoe vaak is er alsnog een verblijfsvergunning verstrekt? Ik heb het collega's gevraagd. Steeds is het antwoord: zeg ik niet. Dan ontstaat er een hele ongemakkelijke situatie. Dat moet de staatssecretaris zich voor kunnen stellen, want dan is er achter de schermen contact over individuele gevallen, maar voor mij als volksvertegenwoordiger is dat volledig oncontroleerbaar. Dat is toch ondemocratisch? Dat moet de staatssecretaris toch toegeven?

Staatssecretaris Harbers:

Ik herhaal wat ik in het algemeen overleg heb gezegd. Als er contact is, gaat het meestal op een nogal twintigste-eeuwse wijze: gewoon door middel van een brief aan mij. Het is dan ook per definitie eenrichtingsverkeer. Ik ga nooit in discussie. In dat opzicht doen een brief, argumenten of oordelen waarom iemand vindt dat iets ingewilligd zou moeten worden, helemaal niet ter zake. Daar zonder ik mij van af. Op het moment dat iemand mijn aandacht vraagt voor een bepaald dossier, vraag ik het hele dossier op en baseer ik mijn oordeel louter op wat ik daarin aantref.

Het tweede heb ik ook al in het algemeen overleg aangegeven: het merendeel van de zaken wordt nog altijd aan mij voorgelegd door mijn eigen ambtenaren van de IND, conform de aanleiding om dit artikel in het Vreemdelingenbesluit op te nemen. Destijds, bij de behandeling van de wet, is al gezegd: het kan voorkomen dat je alle criteria volgt en iemand geen vergunning krijgt, en dat het toch niet goed voelt bij de ambtenaren die de beslissing voorbereiden. Er is een mogelijkheid om het voor te leggen aan de staatssecretaris als er echt sprake is van schrijnende individuele factoren. Dat gebeurt ook. Dat is, denk ik, de grootste categorie van zaken die aan mij voorgelegd worden.

De heer Fritsma (PVV):

Dat laatste kan ik nogmaals niet controleren, want niemand zegt mij hoeveel zaken u met collega-politici aan het bespreken bent. Collega-politici zeggen zelf dat ze zaken met u bespreken. Dit is natuurlijk een hele schimmige wereld. Ik vind het toch een belangrijk punt, dus ik heb toch nog een vervolgvraag. U weet net zo goed als ik dat mensen bij de IND hier allesbehalve blij mee zijn. Die zeggen ook tegen mij: "Luister, wij hebben tot negen keer toe verblijfsaanvragen afgewezen. Tot negen keer toe heeft de rechter gezegd dat ze moeten vertrekken. Dan is een zaak politiek gevoelig, is er contact met politici en dan ligt er in een keer een verblijfsvergunning!" Dat kan toch niet? Geef in ieder geval openheid. Over hoeveel zaken gaat het en in hoeveel zaken zijn er verblijfsvergunningen verstrekt door dit soort interventies van collega-politici?

Staatssecretaris Harbers:

Over het aantal zaken en het inwilligingspercentage zijn wij altijd open. Die cijfers worden periodiek verstrekt aan de Kamer. Die zijn ook door mijn voorgangers verstrekt. Ik weet niet wanneer dat weer gebeurt, maar dat is in ieder geval eens per jaar bij de rapportage. Daar wou ik het eigenlijk bij laten.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ove de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen.

De vergadering wordt van 18.34 uur tot 19.47 uur geschorst.

Voorzitter: Rog

Naar boven