5 Vragenuur: Vragen Futselaar

Vragen van het lid Futselaar aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij afwezigheid van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, over de laatste lijmpoging van het ministerie voor de Nationale Studenten Enquête.

De voorzitter:

Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Futselaar namens de SP voor zijn vraag aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, die ik van harte welkom heeft. Deze minister vervangt de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De vraag gaat over de lijmpoging van het ministerie voor de Nationale Studenten Enquête. De heer Futselaar.

De heer Futselaar (SP):

Dank u, voorzitter. Elk jaar vullen honderdduizenden studenten de Nationale Studenten Enquête (NSE) in. Daarin beantwoorden ze de vraag of ze tevreden zijn over de kwaliteit van hun opleidingen. Die resultaten worden op verschillende plekken gepubliceerd. Dat is belangrijk, in de eerste plaats omdat het de opleidingen zelf de kans geeft om de resultaten te vergelijken met voorgaande jaren. Hoe doen we het? Het is ook belangrijk, omdat dit aan toekomstige studenten de mogelijkheid geeft om opleidingen met elkaar te vergelijken en een onderbouwde keuze voor een studie te maken. De NSE maakt voor de buitenwereld eigenlijk zichtbaar wat er goed of minder goed is aan een opleiding. Dat is van heel groot belang. Misschien moet ik zeggen: het was van heel groot belang. Want de universiteiten en hogescholen hebben laten weten dat ze niet akkoord kunnen gaan met de voortgang van de NSE in haar huidige vorm, zo lezen we op ScienceGuide.

Ik zou de minister daarom de volgende vragen willen stellen. Deelt hij de mening van de SP dat de NSE van grote waarde is en dus behouden zou moeten blijven? Hoe ziet de toekomst van de NSE er nu uit? Hoe voorkomen we dat de stem van 270.000 studenten in de toekomst niet meer wordt gehoord? Wat is er op dit moment gaande? Wat gebeurt er om de hogescholen en universiteiten binnenboord te halen?

Wat waren eigenlijk de grootste bezwaren? Klopt het verhaal dat vooral de privacyregels binnen de AVG een obstakel zijn? Als dat zo is, moet dat toch wettelijk op te lossen zijn? Of leven bij de instellingen nog andere bezwaren? Hebben een aantal instellingen eigenlijk niet zo heel veel zin om cijfers over hun eigen studenttevredenheid openlijk te publiceren?

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Slob:

Voorzitter. Ik dank de heer Futselaar voor de gestelde vragen. Ik vervang inderdaad mijn collega, die van plan is, ook op verzoek van de heer Futselaar, om nog deze week een brief over dit onderwerp naar de Kamer te sturen. Dat zal ook gebeuren. Maar ik zal uiteraard nu alvast zijn vragen beantwoorden.

Wij vinden de NSE heel erg belangrijk. Het is belangrijk voor nieuwe studenten, maar het is ook belangrijk voor de kwaliteitszorg van de instellingen. Er is in de afgelopen maanden gewerkt aan een oplossing voor een probleem. Hierover is eerder al met de Kamer gecommuniceerd, via de beantwoording van de Kamervragen van mevrouw Tielen rond 2019. We hebben gekeken of we konden komen uit de problemen die er waren. Dat waren verschillende soorten problemen. Ze hadden te maken met privacy en met de uitvoering. Er was ook nog discussie over het wel of niet behouden van de anonieme optie.

Uiteindelijk, in de afgelopen week, is men, in ieder geval de Vereniging Hogescholen en de VSNU, tot de conclusie gekomen dat men niet tot eenduidige antwoorden kon komen met het ministerie. Wij willen gewoon vasthouden aan die anonieme optie en ook aan de NSE. Daarom is men zelf gaan werken aan een alternatief. Dat alternatief kennen wij niet. Wij willen gewoon door met de NSE en ook met de belangrijke waardes die daaronder zitten.

De minister, mijn collega Van Engelshoven, is op dit moment bezig om een wetsvoorstel af te ronden, om er in ieder geval voor te zorgen dat er een juridische basis komt voor de gegevensuitwisseling, want wij willen gewoon door. Dit wetsvoorstel kan zelfs al deze zomer in internetconsultatie gaan.

De heer Futselaar (SP):

Dat roept sowieso als eerste de vraag op of het volgend jaar nog mogelijk is om een NSE uit te voeren. Want de tijd gaat natuurlijk op een gegeven moment dringen. Ik begrijp in ieder geval dat de minister — of de ministers, moet ik zeggen — de argumenten van instellingen tegen de NSE in grote mate niet volgt. De ministers willen namelijk door. Dat is goed om te weten. Als wij een wetsvoorstel krijgen, is het dan niet verstandig om daarin deelname aan de NSE verplicht te maken voor publiek gefinancierd hoger onderwijs? Want dan zijn we ook een beetje van deze discussies af.

Minister Slob:

Voorzitter. Ik heb net aangegeven dat het wetsvoorstel in vergaande vorm al voorbereid is. Het kan deze zomer in internetconsultatie gaan en zal daarna, zo snel mogelijk, naar de Raad van State gaan. Als het ook snel door de Kamer in behandeling wordt genomen, zou het moeten lukken om dit voor 2020 veilig te stellen. Ik heb net aangegeven dat er in ieder geval een juridische basis in komt voor de gegevensuitwisseling. Bij de behandeling van het wetsvoorstel zal de optie van een verplichting ook nadrukkelijk worden meegenomen.

De heer Futselaar (SP):

Dat is goed om te weten. Anders amenderen we dat er tegen die tijd wel in.

Nog een laatste vraag. Ook in het afgelopen jaar is er een NSE geweest. Daarin zijn fouten gemaakt. Als gevolg daarvan hebben de hogescholen gezegd: wij trekken ons terug uit de NSE voor dit jaar. De universiteiten hebben gezegd: wij gaan toch proberen om iets met die gegevens te doen, om ze niet verloren te laten gaan. Ik wil graag weten hoe de minister het oordeel van de hogescholen om er niets meer mee te doen duidt. Daarmee zijn de gegevens van tienduizenden studenten verloren gegaan. Hoe zorgen we dat dit soort dingen in de toekomst niet meer voorkomt? Het is echt doodzonde, doodzonde van de gegevens, doodzonde van het werk van studenten die het hebben ingevuld en doodzonde van het werk van docenten die studenten hebben geholpen met het invullen ervan.

Minister Slob:

Er is al eerder met u gecommuniceerd over de gegevens van de hogescholen en het feit dat zij uit het proces zijn gestapt. Helaas is dat een feit waar wij, in ieder geval voor de eerstvolgende keer, mee te maken hebben. Maar alles is erop gericht om ervoor te zorgen dat in de volgende periode zowel de hogescholen als de universiteiten, niet alleen de bekostigde maar ook degenen die niet bekostigd worden, volop meegaan in deze studentenenquêtes. Want wij vinden die gegevens belangrijk, zoals ik net al aangaf, niet alleen voor de nieuwe studenten maar ook voor de kwaliteitszorg van de instellingen.

De voorzitter:

Er is nog een interruptie van mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik vond de antwoorden van de minister vrij duidelijk. Hij zegt dat alles erop is gericht ervoor te zorgen dat er volgend jaar gewoon een studentenenquête wordt afgenomen. Naar wat ik heb begrepen, is dat er wel binnen vier weken duidelijkheid moet zijn in verband met de aanbesteding. Dus kan de minister garanderen dat het lukt om ervoor te zorgen dat die studentenenquête er volgend jaar nog steeds is?

Minister Slob:

Ik heb aangegeven wat nu het proces is. Er komt deze week nog een brief naar uw Kamer. Men is volop bezig om de wet voor te bereiden voor de internetconsultatie. Dus alles is erop gericht om ervoor te zorgen dat in 2020 het volledig hoger onderwijs, dus zowel de hogescholen als de universiteiten, hierbij aangesloten zijn. Dat is de inzet en daar gaan we gewoon met elkaar de schouders onder zetten.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we ook aan het eind gekomen van het mondelinge vragenuur. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven