2 Vragenuur: Vragen Van Toorenburg

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Van Toorenburg aan de minister van Justitie en Veiligheid over de falende aanpak van de Brabantse drugsindustrie.

De voorzitter:

We beginnen, in het kader van het mondelinge vragenuur, met de vraag van mevrouw Van Toorenburg aan de minister van Justitie en Veiligheid over de falende aanpak van de Brabantse drugsindustrie. Het woord is aan mevrouw Van Toorenburg.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dank, voorzitter. Afgelopen zaterdag pakten het Brabants Dagblad, BN DeStem en het Eindhovens Dagblad groots uit met een dossier over ondermijning, naar eigen zeggen met onderzoeksjournalistiek zoals deze kranten nog nooit hadden vertoond. En inderdaad, het was indrukwekkend; complimenten daarvoor. Van diverse kanten werd de ondermijnende criminaliteit belicht. Dat is van onschatbare waarde, want we zijn er niet klaar mee. Het is, hoe raar het ook klinkt, eigenlijk wel prettig dat ze hebben aangekondigd dat ze hier voorlopig mee doorgaan, want het mag niet op de achtergrond raken. We hebben grote problemen met de aan drugs gelieerde criminaliteit in Brabant en inmiddels niet alleen daar. Het is goed dat het indringend is gepresenteerd. Niet voor niets heeft de Kamer hiervan al een speerpunt gemaakt. Maar de krantenkoppen logen er niet om. Daarom is het, denk ik, goed om de minister van Justitie en Veiligheid hier vandaag op te bevragen.

Een van de koppen luidde, zoals de voorzitter al zei: De aanpak van de Brabantse drugsindustrie faalt. En het ziet ernaar uit dat dit de komende jaren niet verandert. Hoe beoordeelt de minister dit nu? Hij is er zo gedreven mee bezig. Ik wil graag horen of hij het beeld herkent. We zien dat er resultaten worden geboekt en dat de samenwerking effectiever is geworden, maar we zien ook dat heel veel misdadigers de dans nog steeds ontspringen. Ik herken dat beeld wel. Het zit 'm vooral in de keten, want onze wetboeken, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht, zijn opgetuigd met zo veel waarborgen, dat misdadigers er nauwelijks mee achter de tralies komen. Ik sprak afgelopen vrijdag een burgemeester die zei: in 2013 hebben ze een bende opgerold en misschien komt aan het einde van dit jaar iemand voor de rechter. Dan snap ik wel dat de commissaris van de Koning in Brabant zegt: we staan erbij te kijken en worden uitgelachen. Maar ik denk niet dat de minister dat helemaal herkent. Dat hoor ik graag van hem.

Ik wil ook weten of we met de modernisering van onze strafwetten straks echt een slag gaan maken. Privacywetten staan ons altijd in de weg. Ik wil weten op welke punten nu concrete vorderingen worden gemaakt. We hebben mooie plannen gehoord over het tegengaan van witwassen. Ik wil graag van de minister weten hoe hij dat voor zich ziet. Ook wil ik graag weten hoe hij gemotiveerd doorgaat met de strijd tegen het drugsgebruik.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de minister.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Laat ik met de deur in huis vallen. Ik denk dat het de Kamer zal zijn opgevallen dat een stevige aanpak van de drugsproblematiek voor mij een van de grootste prioriteiten is gedurende mijn periode als minister van Justitie en Veiligheid. Ik begin even met te zeggen dat het kabinet daar ook fors in investeert. U weet het: 100 miljoen in het antiondermijningsfonds en 85 miljoen voor de regio's, waarvan bijna een kwart naar de regio's in Brabant gaat. Daarnaast is er 10 miljoen voor een structurele aanpak. Dan hebben we nog 30 miljoen ingezet voor het afpakken van crimineel vermogen en 10 miljoen voor cyber en ondermijning. Ook is er veel extra politie. Ik wil niet dat het de aanwezige toeschouwers en leden gaat duizelen, dus ik ga daarvan niet alle cijfers noemen, maar ik wil wel zeggen dat we juist in de regio's die zo getroffen worden door de misdadige drugsproductie en -doorvoer, Zeeland, West-Brabant, Oost-Brabant en Limburg, bovenop de extra formatie aan agenten weer extra, extra agenten hebben ingezet.

Daarnaast — ik blijf nog even bij de positieve punten — is er een aantal regelgevingstrajecten die in gang zijn gezet of die zeer spoedig in gang zullen worden gezet, nadat daar van tevoren uitvoerig met de Kamer over gesproken is. Ik denk aan wat het lid Van Toorenburg ook al noemde, de Wet gegevensdeling samenwerkingsverbanden, die het mogelijk gaat maken om in bredere verbanden — publiek-privaat, publiek-publiek — gegevens met elkaar te delen, die van groot belang kunnen zijn bij het opsporen van ondermijnende criminaliteit. Ik denk aan wat overigens oorspronkelijk een idee van een zeer good cop uit Brabant was, Freek Pecht, namelijk de strafbaarstelling van het bezitten of vervoeren van illegale precursoren, zeg maar bestanddelen van harddrugs. Ik denk aan de strafbaarstelling van nog een aantal andere dingen.

Voorzitter, ik wil dit toch in hoog tempo even noemen, als het nog even mag. De strafmaat voor bedreiging, want bedreiging is een businessmodel geworden, heb ik steeds gezegd. Het hoort gewoon helemaal bij die georganiseerde bendes. Kostenverhaal is ook belangrijk. Er komt een wetsvoorstel dat het verhalen van kosten mogelijk maakt van zaken als drugsdumpingen. Dan is natuurlijk de vraag die ik moet beantwoorden en ik zal dat snel doen, of ik mij in dat beeld herken. Ik herken mij in het beeld dat we er nog niet zijn en ik zeg overal, ook in die bijlage van het Brabants Dagblad: we zetten nu een eerste grote stap, maar we moeten nog meer stappen zetten. Niet te veel terugkijken, maar vooral vooruit, en de georganiseerde misdaad aanpakken.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik denk dat het goed is dat de minister zegt: we moeten vooral vooruitkijken. Ik wil twee aspecten specifiek belichten. Eén is dat ik er als CDA'er nog steeds van overtuigd ben dat de strijd tegen de drugsmisdaad nauwelijks te winnen valt zolang allerlei enthousiastelingen op Facebook nog steeds enthousiast hun drugs gebruiken en totaal onverschillig zijn ten aanzien van de totaal verwoestende herkomst van die drugs. Ik zeg dat omdat ik weet dat de minister de gebruiker niet wil criminaliseren, maar dit is hem vast ook een doorn in het oog. Hoe gaan wij ervoor zorgen — het festivalseizoen komt er weer aan — dat iemand die met drugs bij de poort staat, er gewoon niet meer in komt en misschien de volgende keren ook niet meer naar dat feestje komt? Want uiteindelijk maken ze op deze manier ook het plezier van anderen kapot.

Ik ben eigenlijk wel benieuwd. Wij spreken vaak over een revolverend fonds. Pak nou datgene wat je hebt afgepakt, zodanig af dat de samenleving er wat aan heeft. Kan de minister toch blijven proberen om dat vorm te geven? Nu ziet de buurt dat een pand leeg komt te staan met negen maanden lang een sticker "Dit pand is leeg" erop. Zorg dat mensen die in de buurt van dat pand wonen, er plezier van kunnen hebben!

En tot slot. We hebben vaak een beetje gemopperd op de oude Autoriteit Persoonsgegevens, die bijna iedere keer een soort drempel werd. Heeft deze minister nu het gevoel dat die een partner is in de strijd tegen de georganiseerde misdaad of is het nog altijd gewoon een enorm grote horde?

Minister Grapperhaus:

Vooropgesteld het volgende. We moeten de drugshandel en de drugsproductie hard aanpakken. De drugsgebruiker moeten we niet criminaliseren, maar we moeten mensen die dat pilletje slikken of die cocaïne snuiven, wel aanspreken op hun verantwoordelijkheid, op de ongezondheidseffecten ervan en op de ontwrichtende effecten op de maatschappij van die drugsproductie, van die drugshandel, van de drugsdumpingen, waardoor al die smerige chemische rotzooi gewoon in woonwijken terechtkomt en zo meer. We moeten inzetten op preventie en inderdaad, het woord is nog niet gevallen, ik zal ook met mijn collega, de staatssecretaris van VWS, verder gaan nadenken over het steeds meer opkomende probleem rond lachgas.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Tot slot, voorzitter. Wij zijn bezig met de herijking van het Wetboek van Strafvordering en ik krijg signalen van de politie dat ze het een enorme academische exercitie vinden. Het lijkt mij belangrijk dat wij nadenken of we desnoods met totaal gefrustreerde officieren van justitie, wier vingers jeuken om er echt mee aan de slag te gaan, kunnen kijken waar de echte winstpunten zitten in ons Wetboek van Strafvordering, zodat het niet alleen maar een academische exercitie wordt, maar een strafwetboek met tanden.

De voorzitter:

Dank u wel.

Minister Grapperhaus:

Heel snel, voorzitter, in één zin daarover. Zoals aangekondigd bij uw Kamer kom ik nog voor het reces met twee brieven. Een gaat over de aanpak rondom de synthetische drugs en de tweede gaat over het wetsvoorstel ondermijningswetgeving, waarin nu juist een aantal zeer op de uitwassen in de moderne misdaad toegespitste zaken ten aanzien van ondernemingen worden bestreden.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Toorenburg. Dan de heer Van der Staaij namens de SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Met zo veel jongeren op de tribune is het goed om nog een keer te zeggen: drugs is troep, begin er vooral niet aan. Deze minister spreken wij aan op hoe je die criminaliteit nou echt goed aan kunt pakken. Mevrouw Van Toorenburg had het al even over de privacy. Ik wil toch de minister daar vandaag wat uitgebreider over horen. De burgemeester van Eindhoven zei: we lijken gekke Henkie wel. Het is nog te lastig om informatie uit te wisselen. Kan de minister nog nader in kaart laten brengen waar nou de knelpunten zitten en hoe die opgepakt kunnen worden?

Minister Grapperhaus:

Een beschouwing over waar de knelpunten precies zitten in de verordening op het gebied van persoonsgegevens, voert misschien te ver voor dit vragenuur. Wat ik wel kan zeggen, is dat ik de Kamer heb aangekondigd dat ik met een wetsvoorstel zal komen over gegevensdeling door samenwerkingsverbanden. Voor de mensen op de tribune: dat is echt bedoeld om ervoor te zorgen dat overheden, maar ook bedrijven als energieleveranciers en woningbouwcorporaties beter gegevens kunnen uitwisselen als er zaken ernstig niet pluis zijn. Daar heb ik lang met de Autoriteit Persoonsgegevens over gesproken, omdat we allebei vonden dat dat wel een wetsvoorstel moet zijn dat privacyproof is. Want het moet niet zo zijn dat privacy het schild kan worden voor misdadigers. Dan zit je straks bij het Europees Hof en zeggen mensen die we verdenken van ernstige misdaden: sorry, maar dat was in strijd met mijn privacy. Daar heb ik dus lang over gesproken en ik kan u tot mijn verheugenis zeggen — dat heb ik uw Kamer ook geschreven — dat dat wetsvoorstel nu inderdaad naar de Raad van State is.

De voorzitter:

Ja, goed. Dan de heer Krol namens 50PLUS.

De heer Krol (50PLUS):

Ook ik ben geschrokken van de publicaties in de Brabantse kranten. Ik was wel heel blij met de goede samenwerking tussen burgemeesters en de commissaris van de Koning, maar ik kwam hier een paar maanden geleden met een voorstel waar toen een beetje lacherig over werd gedaan. Ik zou toch graag nog een keer een reactie van de minister horen. Waarom gaan we niet bevorderen dat de het leger de politie bij sommige operaties kan bijstaan en waarom doen we geen pilot in Oirschot om multidisciplinair op te treden tegen deze enorme misdaad?

Minister Grapperhaus:

Ik heb de heer Krol toen hij met dit zeer oorspronkelijke idee kwam, erop gewezen dat er al bepaalde mogelijkheden zijn tot een dergelijke samenwerking. Toch wil ik even zeggen dat onze politie in dit opzicht, juist als we het hebben over Brabant, Zeeland en Limburg, pal staat en zeer goed geëquipeerd is. Ik heb hier de aantallen — daar ga ik u niet mee vermoeien — van invallen in drugslabatoria en het oprollen van criminele samenwerkingsverbanden. Daar hebben we als een goede democratische samenleving toch echt niet het leger voor nodig. Ik heb echt alle vertrouwen in onze politie in dat opzicht.

De voorzitter:

Tweede vraag, meneer Krol.

De heer Krol (50PLUS):

Ook ik heb al die complimenten aan de politie, maar feit is dat het leger nu eenmaal bepaalde instrumenten heeft — ik denk aan nachtkijkers — die bij de politie niet zo gebruikelijk zijn. Ze zouden elkaar niet in alle gevallen, maar in die gevallen waarin dat nuttig is zo verschrikkelijk kunnen versterken. Waarom kijkt u daar niet naar?

Minister Grapperhaus:

Ik kan alleen maar herhalen wat ik heb gezegd. Natuurlijk zullen er situaties zijn, maar voor het echte werk hebben we toch de politie nodig.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Toen de minister het net had over het zelfstandig strafbaar stellen van het bezit van bestanddelen van synthetische drugs, moest ik echt heel erg lachen. Ik keek gelijk naar collega Van Nispen, die dezelfde stuip had. Wij zeggen dat al jaren, samen met de Taskforce Brabant-Zeeland. Maar goed, het gaat er komen en dus 1-0 voor onze twee partijen. Laat ik een nieuwe poging doen op een ander gebied. In het artikel staat dat politiechef Paulissen zegt dat het gat te groot is, ondanks alle cijfers die de minister noemt en alles wat al gedaan wordt. De heer Daniel, ook een politiechef, zegt: we krijgen de grote jongens niet in beeld. Daar kan je nou een slag slaan. Wat gaat de minister doen om beide heren daarmee te helpen?

Minister Grapperhaus:

Allereerst wil ik niemand onrecht doen, maar de heer Van Nispen en mevrouw Helder hebben mij zeker ook op dit punt het vuur goed na aan de schenen gelegd. Ik meende slechts hier de heer Pecht toch enigszins te eren, want dat is een diender die ook gewoon naar binnen gaat in die labs en hij kwam met dit idee bij mij in ieder geval bij mijn weten als eerste. Dan het punt van die grote boeven. Juist het punt van versterking van de recherche en ook het versterken van de capaciteiten van de recherche, de verdieping ervan, moet ertoe gaan leiden dat we veel beter kunnen binnendringen in, zoals mevrouw Helder dat noemt, de top. Verder heb ik nog een aantal samenwerkingsverbanden met collega's direct over de grens, die onlangs, in de afgelopen anderhalf jaar, gesloten zijn. We merken nu al dat we ook in dat opzicht dichter bij de top van dit soort organisaties komen. Ik hoop u daar in het najaar meer over te kunnen vertellen.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

De VVD wil graag van de minister weten wat er precies gebeurt met het ondermijningsfonds. Wij waren als VVD blij met dit fonds. Er zit 100 miljoen in. In tegenstelling tot de miljarden die criminelen opstrijken, is dat een schijntje. We hebben de minister vorige week in een prachtig gebouw gezien, waar hij samen met de minister van Financiën tussen waanzinnige auto's liep en waar in een achterkamer blijkbaar ook nog een Rembrandt hing, die met deze miljarden zijn aangekocht. Is het niet toch mogelijk om dat fonds revolverend te maken? Voor de mensen thuis: het geld dat wordt opgepakt, wordt dan in dat fonds gestort. Hoe gaat deze minister zich inzetten, zodat dat eventueel bij deze begroting geregeld zou kunnen worden?

Minister Grapperhaus:

Ik wil alvast heel kort tegen mevrouw Laan zeggen dat de verantwoording voor waar het ondermijningsfonds aan is uitgegeven in een brief staat. Ik zal de Griffie nog even de exacte vindplaats doorgeven. Ik meen dat het november 2018 was. Daarin staat hoe het precies is verdeeld over de projecten in de regio.

Hoe gaan we aan meer geld komen? U heeft inderdaad gezien dat ik samen met de minister van Financiën een aantal punten ga aanscherpen als het gaat om het aanpakken van witwassen. We gaan er ook voor zorgen dat we betere instrumenten krijgen op het gebied van afpakken. Daarvoor is het mogelijk dat ten aanzien van banken bepaalde privacybarrières geslecht worden. We hopen dat met het genoemde wetsvoorstel Gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden te kunnen verwezenlijken. Dat is echt een belangrijke ambitie die we hebben. Het regeerakkoord gaat ervan uit dat de opbrengsten die worden binnengehaald met het strippen van criminelen en criminele organisaties, in de totale geldpot van het ministerie van Financiën belanden. Dat hebben we om goede redenen gedaan, die ik al vaker uiteengezet heb.

De heer Drost (ChristenUnie):

Ik zou vanaf deze plaats ook speciaal aandacht willen vragen voor alle burgemeesters en lokale en regionale bestuurders die hier dag in, dag uit mee te maken hebben. Zij hebben in het kielzog van al die criminaliteit te maken met bedreigingen en intimidatie. Als je zo'n artikel leest in de krant, dan kan ik me voorstellen dat je daar als lokale bestuurder moedeloos van wordt. Je ziet en constateert dat datgene wat we met elkaar beogen, eigenlijk achterblijft. Wat gaat de minister doen voor deze bestuurders?

Minister Grapperhaus:

Ik treed samen op met mijn collega van Binnenlandse Zaken. Ik ga mij nu even beperken tot mijn eigen domein. Ik kom, zoals gezegd, nog deze week bij uw Kamer met een brief waarin de ondermijningswetgeving staat opgesomd. Daar zit ook een wetsvoorstel bij dat de strafmaat met betrekking tot bedreiging aanzienlijk verhoogt, vooral als het gaat om bestuurders, ambtenaren en dergelijke. We willen juist duidelijk maken dat dat inmiddels een feit is geworden dat bij het businessmodel van criminele organisaties hoort.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ondermijning is een veelkoppig monster. Mij bekruipt een beetje het gevoel dat als we dit vragenuurtje terugkijken, het meer een soort babbeluurtje is dan een vragenuurtje.

De voorzitter:

Nou, nou, mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dat zijn mijn woorden en niet die van u, voorzitter. Het voelt een beetje als: we doen dit en we doen dat, en dan komt het allemaal wel goed. De kritiek van links tot rechts, van de commissaris van de Koning tot allerlei burgemeesters en politieagenten in het veld, die er dagelijks mee kampen, luidt: er is te weinig geld en de maatregelen die zijn aangekondigd, duren te lang. Dan mijn concrete vraag. Ook het met veel aplomb aangekondigde witwasplan van twee ministers bevatte veel maatregelen die de Kamer allang per motie heeft aangenomen.

De voorzitter:

En de vraag is?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Mijn vraag is: waarom moet de Kamer de inspiratie aanleveren? Waar kunnen we voelen dat er echt sprake is van urgentie?

De voorzitter:

De minister.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Hoe snel kunnen we maatregelen verwachten? Want het duurt allemaal ongelofelijk lang.

De voorzitter:

De minister.

Minister Grapperhaus:

Ik werp de gedachte dat dit een babbeluurtje zou zijn van mij af. Ik kom graag naar uw Kamer om welk punt dan ook toe te lichten of te verantwoorden. Dat is één. Twee: ik heb nou juist in een noodtempo, dat rekening houdt met het feit dat u vrij beperkte tijd wilt bieden, een groot aantal wetsvoorstellen genoemd waarmee ik bezig ben, bezig ben gekomen of bezig kom. Ik heb ook een heleboel bedragen genoemd die we investeren. Ik zal u zeggen dat ik aan het eind van de middag de commissaris van de Koning bij mij op kantoor heb. Ik heb hem uitgenodigd omdat ik — zo moet ik eerlijk zeggen — ietwat verbaasd was over zijn punten van kritiek op politie en Openbaar Ministerie, terwijl hij als commissaris van de Koning in Brabant nota bene weet dat we uitgerekend die regio — en terecht — extra van geld voorzien, tot en met extra geld voor drugsdumpingen, waar ze in Brabant en Limburg last van hebben terwijl ze in Amsterdam op een feestje dansen.

De voorzitter:

Dank u wel.

Naar boven