39 Reclassering

Aan de orde is het VAO Reclassering (AO d.d. 17/05).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Reclassering. Het algemeen overleg heeft plaatsgevonden op 17 mei jongstleden. Van de zijde van de Kamer zijn er vijf sprekers. De vijfde spreker valt uit. Ik geef als eerste spreker van de zijde van de Kamer het woord aan mevrouw Buitenweg van GroenLinks.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Dit is het eerste van een aantal debatten deze week op het gebied van Justitie en Veiligheid. In veel van die debatten gaat het om hetzelfde thema: te hoge werkdruk, te weinig middelen en te veel gevraagd van onze publieke dienstverleners. Dat zagen we ook in het AO over de reclassering dat we hebben gehouden. Dat AO, dat algemeen overleg, was al enige weken geleden. Het ging erom dat er wachtrijen waren bij de reclassering. Dat betekent dat er mensen waren — ik geloof dat het er zo'n 800 tot 1.000 waren — die maanden, soms wel tot acht maanden, moesten wachten voordat zij de eerste intake hadden bij de reclassering nadat ze uit de gevangenis waren gegaan. Dat kan niet de bedoeling zijn van het idee dat je mensen onder toezicht stelt.

We hebben de minister enige weken de tijd gegeven om over het probleem te praten. Er was een tekort van zo'n 5 miljoen bij de reclassering doordat er veel vaker mensen onder toezicht werden gesteld. Inmiddels is een deel van het geld beschikbaar gekomen, incidenteel voor dit jaar. Op zich is het fijn dat dat gebeurt, maar GroenLinks houdt wel zorgen over hoe dit structureel, op de langere termijn, moet. Daarom dien ik samen met de heer Van Nispen van de SP de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de reclassering te kampen heeft met te lange wachtrijen waardoor niet alle ondertoezichtgestelden onmiddellijk onder reclasseringstoezicht staan;

overwegende dat deze wachtrijen onwenselijk zijn voor de veiligheid van Nederland;

overwegende dat de minister dit jaar een deel van de problematiek aanpakt via het vrijmaken van incidentele middelen;

verzoekt de regering structureel voldoende middelen ter beschikking te stellen voor de reclassering om wachtrijen te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Buitenweg en Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 136 (29270).

Dan geef ik het woord aan de heer Van Nispen van de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Als rechters toezicht opleggen, is dat niet voor niets. Dat is bedoeld om toezicht te houden op criminelen. Het klopt dan inderdaad niet als die ondertoezichtstellingen vervolgens op de plank liggen te wachten totdat ze opgestart kunnen worden. In navolging van mijn collega van GroenLinks heb ik daarover ook een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat toezicht houden op verdachten en veroordeelden door de reclassering van groot belang is bij het bestrijden van recidive;

constaterende dat de problematiek van de ondertoezichtgestelden steeds complexer wordt en daardoor de duur van het toezicht gemiddeld langer is geworden;

constaterende dat er zorgen zijn of met de incidentele middelen die nu beschikbaar worden gesteld de problemen kunnen worden opgelost;

van mening dat het risico's met zich meebrengt dat forse wachtrijen zijn ontstaan waardoor ondertoezichtgestelden niet direct onder toezicht kunnen worden gesteld;

verzoekt de regering de Kamer periodiek te rapporteren over de effecten van de maatregelen die nu worden genomen om de wachtrijen terug te dringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Buitenweg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 137 (29270).

De heer Van Nispen (SP):

In de visie die de minister gisteren heeft gepresenteerd, staan goede dingen. Sommige daarvan zijn ook al jaren door de SP bepleit. Ik doel dan op het belang van arbeid in detentie en het belang van reclasseringswerkers binnen de muren van de gevangenis. Maar er staan ook hele domme dingen in die slecht zijn voor de veiligheid van de samenleving.

De Raad voor de rechtspraak kraakt nu ook het plan om de voorwaardelijke invrijheidstelling in te korten. De kans op recidive zal groter worden door dit voorstel. De Raad voor de rechtspraak beroept zich, in tegenstelling tot de minister, wel op wetenschappelijk onderzoek van de Erasmus School of Law. Daaruit blijkt dat de huidige praktijk goed werkt. De geleidelijke terugkeer in de samenleving van veroordeelden verloopt zorgvuldig. Er is geen sprake van een automatisme bij het verlenen van de voorwaardelijke invrijheidstelling. En misschien nog wel het ergste: de kans op calculerend gedrag wordt groter. Meer tikkende tijdbommen op straat wil natuurlijk helemaal niemand. Ik stel hier nogmaals de vraag op welke wetenschappelijke inzichten de minister zich nou beroept bij zijn plannen voor het inkorten van die voorwaardelijke invrijheidstelling. Waarom is hij van plan om deze plannen door te zetten?

De voorzitter:

Dank u wel. Ik constateer dat de heer Groothuizen geen behoefte heeft aan een spreekbeurt. Nu de heer Van Oosten.

De heer Van Oosten (VVD):

Voorzitter. Ik maak een korte opmerking, omdat mevrouw Kuiken dadelijk een motie indient die ik ondersteun. Waar gaat het mij om? Tijdens het debat in het algemeen overleg dat we met elkaar hebben gevoerd, bleek ineens dat het kan voorkomen dat iemand zijn enkelband doorknipt. Dat is een grote frustratie, waarmee wij allemaal af en toe worden geconfronteerd, in die zin dat we dan wéér moeten lezen dat dat heeft plaatsgevonden. Het is in zichzelf een strafbaar feit, omdat je daarmee staatseigendom vernielt. Bovendien vindt er onttrekking aan staatstoezicht plaats. Maar klaarblijkelijk kan het dan ook nog zo zijn dat zo iemand niet terug de gevangenis ingaat, in het geval deze persoon zich in zijn proeftijd bevindt, dus in de periode waarin hij voorwaardelijk in vrijheid is gesteld. Ik wil langs deze weg echt nog een keer het signaal afgeven dat ik daar zeer ongelukkig mee ben. Ik hoop dat de minister vaart maakt met de verwerking van de plannen om hier een eind aan te maken. Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw Kuiken van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Ik kan me aansluiten bij de woorden van de heer Van Oosten. Een enkelband doorknippen, voorwaarden die worden gesteld bij een tijdelijke vrijlating ... Ik bedoel, het kan niet onbestraft blijven als niet aan die voorwaarden wordt voldaan. Anders wordt het een wassen neus, een lachertje, en denkt elke crimineel: "het zal mijn tijd wel duren, want ik kan er toch wel mee wegkomen". Daarmee is de samenleving niet gediend, terwijl zij de zekerheid moet hebben dat wij met dit soort zaken juist voorkomen dat criminelen weer de fout in kunnen gaan. Daarom de volgende motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in weerwil van wettelijke bepalingen de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde die zich tijdens een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit blijkbaar niet standaard wordt herroepen;

roept de regering op hier een eind aan te maken, zodanig dat het begaan van een strafbaar feit leidt tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuiken en Van Oosten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 138 (29270).

We hebben een drietal moties. Ik kijk nu even naar de minister. Ik zie dat hij de moties direct van een appreciatie wil voorzien. De derde motie komt er nog aan. Ik geef de minister nu graag gelegenheid. Ga uw gang, minister.

Minister Dekker:

Dank, voorzitter. Ook dank voor de inbreng en afronding van een, in mijn ogen, goed debat dat we een aantal weken terug hebben gehad. Als het gaat om de financiering van de reclassering, zijn er inmiddels ook in mijn ogen een aantal goede stappen gezet. U heeft daarover een brief ontvangen. Ik zal straks ingaan op de moties die daarover zijn ingediend. In de richting van de heer Van Nispen wil ik nog het volgende zeggen. Zodra het wetsvoorstel voorwaardelijke invrijheidstelling bij de Kamer wordt ingediend, denk ik dat wij daar nog een uitvoerig debat over zullen hebben. Het moet eerst nog een aantal ronden door: het ligt nu voor ter consultatie en daarna zal ook de Raad van State er nog wat van vinden. Maar uiteraard zullen wij dan veel aandacht besteden aan de onderbouwing, dus aan waarom we iets doen en waarom we denken dat dat tot een beter en veiliger Nederland leidt.

Nu de moties. Eerst de eerste motie, die op stuk nr. 136. Ik heb in mijn brief aangegeven om de eerste maanden van 2018 eerst eens te volgen, omdat die ook weer een daling laten zien. Ik realiseer me heel goed dat we ons er niet nu al gelukkig mee moeten prijzen dat die daling zal doorzetten, maar dat we dat nog even moeten afwachten. Dat betekent dat ik vooralsnog geen onmiddellijke noodzaak zie om dat structureel te financieren. Bovendien, als u mij vraagt om dit te doen, wil ik u uitdagen om daar ook een dekking bij te zoeken. Dat doet deze motie niet, en daarom ontraad ik haar.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik zeg ook niet dat er nu meer geld bij moet. Als het daalt, hoeft er ook aanzienlijk minder geld bij. Wat ik zeg en wat in de motie staat, is dat die wachtrijen onacceptabel zijn. Er kan natuurlijk een bepaalde mate van stapeling zijn, maar het is onaanvaardbaar dat mensen soms vijf, zes, zeven maanden moeten wachten op een eerste bezoek van de reclasseringsorganisaties en dat we dat niet eerder mogelijk maken. We moeten met elkaar zeggen: dat is niet oké. We willen geen wachtrijen. Als er volgend jaar meer ondertoezichtgestelden zijn, zal er dus minder geld nodig zijn. Maar het punt van de motie is dat we zeggen: wij vinden die wachtrijen niet oké. Daarom vragen wij de minister om te zorgen dat er voldoende geld beschikbaar is om die wachtrijen te voorkomen.

Minister Dekker:

Ik ben dat in beginsel helemaal eens met mevrouw Buitenweg, maar tegelijkertijd heb je te maken met een capaciteitsvraagstuk. Dat is niet uniek voor de reclassering; dat heb je met heel veel instanties in de justitiële keten. Ik denk dat met het extra geld in ieder geval voor 2018 een oplossing is geboden, maar als het gaat om eventuele wachttijden en wachtrijen ook weer niet helemaal. Dus we hebben nu afgesproken met de reclassering — daar kunnen zij zich overigens in vinden; dat heeft u kunnen lezen in de brief — dat het toezicht onmiddellijk moet zijn waar het onmiddellijk moet zijn, maar dat we soms ook accepteren dat het iets langer duurt, omdat we dan voor kwaliteit boven snelheid kiezen. Uw motie gaat een stapje verder. Dat is de reden dat ik haar vooralsnog ontraad.

De tweede motie, op stuk nr. 137, betekent eigenlijk: houd nou ook de vinger aan de pols; denk niet dat het nu is opgelost, maar kom daarop terug. Dat lijkt mij goed als ik "periodiek" zo mag opvatten, dat we dat gewoon jaarlijks doen. Dan kan ik hiermee leven en het oordeel aan de Kamer overlaten.

De voorzitter:

De heer Van Nispen heeft een vraag hierover.

De heer Van Nispen (SP):

Met "oordeel Kamer" moet je natuurlijk altijd blij zijn, maar ik zeg wel heel eerlijk dat ik "jaarlijks" een klein beetje beperkt vind. Het gaat hier over de problematiek van veroordeelde criminelen die onder toezicht staan en voor wie er wachtrijen zijn ontstaan. Dat is ernstig. Dat vindt de minister ook. Er zijn nu incidentele middelen. Mag ik de minister vragen om hierover iets vaker dan jaarlijks aan de Kamer te rapporteren? Als we de vinger aan de pols willen houden, is een keer in het jaar namelijk wel erg weinig.

Minister Dekker:

Je hebt een bepaalde tijd nodig om er iets zinnigs over te kunnen zeggen. Misschien mag ik daarin een middenweg vinden. Wij denken dat het hiermee de goede kant opgaat. Als het naar verwachting loopt, is daarmee de noodzaak om tussentijds te informeren minder. Dan kan ik het over een jaar doen. Mocht er nou iets bijzonders gebeuren of mochten we toch zien dat er iets acuuts plaatsvindt of zich een knelpunt voordoet, dan kom ik daarmee gewoon eerder naar uw Kamer en handelen we dan naar bevind van zaken. Ik zie de heer Van Nispen knikken. Dank.

De voorzitter:

De indiener knikt, dus zo wordt het begrepen.

Minister Dekker:

Tot slot de motie op stuk nr. 138, van mevrouw Kuiken en de heer Van Oosten. Misschien mag ik hun vragen om die motie aan te houden. In de richting van de heer Van Nispen gaf ik al aan dat er een wetsvoorstel over vi in de maak is. Onderdeel daarvan is de te volgen procedure bij de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling. Ik verwacht dat dat wetsvoorstel na de zomer uw kant op komt. Dat betekent dat we binnen het totaal aan voorstellen en voornemens op het terrein van de vi kunnen kijken wat er nodig is. Daarbij komt ook de logica achter de nieuwe vi-regeling naar voren. Als we het daarbij bespreken, komt dat de consistentie van het geheel en de helderheid ten goede. Ik ben het ermee eens dat niet-naleving van voorwaarden echt altijd consequenties moet hebben en dat er snel en slagvaardig moet worden gehandeld. Andersom, linksom of rechtsom, moeten we ook rekening blijven houden met specifieke en individuele gevallen. Niet alle overtredingen zijn hetzelfde, even ernstig of in even grote mate verwijtbaar.

De voorzitter:

Mevrouw Kuiken, als eerste indiener.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Mag ik de minister dan vragen of hij in de toelichting van het wetsvoorstel heel nadrukkelijk aangeeft hoe hij met deze aangenomen motie omgaat? Dan kunnen wij goed besluiten of dat voldoende recht doet aan wat wij gedacht hebben of niet. Dan ben ik bereid om haar aan te houden.

Minister Dekker:

Ja, voorzitter, dat wil ik doen. Er zitten een aantal wijzigingen in als het gaat om de navolging van de voorwaarden en de instantie die daarover beslist. Dan kan ik ingaan op wat dat betekent voor uw vraag en de strekking die u heeft vastgelegd in deze motie.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Mag ik dan nog één andere vraag stellen, ook voor het proces? U zegt: najaar. Ik vind dat altijd zo'n rekkelijk begrip. Heeft u daar iets meer zicht op? Wordt dat eind september? Begin oktober?

Minister Dekker:

Aan mij zal het niet liggen. Wij hebben inmiddels alle inbreng van de consultaties binnen. Ik hoop het wetsvoorstel nog voor de zomer naar de Raad van State te sturen. Dan hangt het af van de Raad van State en natuurlijk van het advies van de Raad van State. Met een beetje geluk: oktober.

De voorzitter:

Hierna kunnen we concluderen dat deze motie wordt aangehouden.

Op verzoek van mevrouw Kuiken stel ik voor haar motie (29270, nr. 138) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de moties zijn aanstaande dinsdag.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven